Screeningsinstrumenten voor PICS
Uitgangsvraag
Op welk(e) moment(en) in het zorgtraject en met welk instrument moet gescreend worden op de symptomen van PICS?
Aanbeveling
Identificeer tijdens de IC-opname patiënten die baat hebben bij IC-nazorg, op basis van risicofactoren en expert opinion. Zie de module ‘Identificatie van patiënten met risico op PICS’.
Vraag patiënten om voorafgaand aan een (poliklinisch-) nazorg-gesprek een vragenlijst in te vullen die kan helpen om fysieke, cognitieve en mentale klachten passend bij PICS te signaleren. De vragenlijst moet aan de volgende eisen voldoen:
- kort en snel in te vullen;
- beschikbaar op papier en zo mogelijk ook online;
- geschreven in begrijpelijk Nederlands (B1);
- door de zorgverlener eenvoudig te interpreteren.
Gebruik de ingevulde vragenlijst tijdens het gesprek om de eventuele fysieke, cognitieve en mentale klachten passend bij PICS te signaleren en te bespreken.
Voorbeelden van vragenlijsten die gebruikt kunnen worden zijn te vinden in bijlage bij deze module.
Overwegingen
Voor- en nadelen van het gebruik van meetinstrumenten en de kwaliteit van het bewijs
Er is gezocht naar literatuur over screeningsinstrumenten, om PICS te herkennen bij voormalige IC-patiënten. Dit betreft met name vragenlijsten waarmee symptomen passend bij PICS worden gesignaleerd. Daarnaast kan worden gedacht aan instrumenten waarmee bijvoorbeeld de spierkracht kan worden gemeten, het uithoudingsvermogen, of de cognitieve toestand.
Screeningsinstrumenten (met name vragenlijsten) kunnen globaal op twee manieren worden ingezet:
- Zij kunnen gebruikt worden om symptomen van PICS te signaleren en patiënten te selecteren die voor nazorg in aanmerking komen (bijvoorbeeld wel of geen bezoek aan de nazorgpoli).
- Zij kunnen gebruikt worden tijdens het nazorgtraject (bijvoorbeeld bij een bezoek aan de nazorgpoli) ter ondersteuning van het gesprek met de patiënt. Aan de hand van een vooraf ingevulde vragenlijst is het vaak gemakkelijker om in het gesprek te achterhalen of en waar er klachten bestaan en zo gerichtere nazorg te organiseren. Indien uit vragenlijst en gesprek blijkt dat er ernstige klachten bestaan, kan dit aanleiding zijn om te verwijzen naar een gespecialiseerde zorgverlener.
Via de literatuurstudie is geen enkel instrument gevonden dat is ontwikkeld en gevalideerd voor het screenen op PICS. Hier ligt dus een kennislacune. Er werd wel één vragenlijst gevonden die speciaal is ontwikkeld om PICS in kaart te brengen bij voormalige IC-patiënten (Jeong, 2019). De publicatie over deze vragenlijst is echter geëxcludeerd omdat de focus lag op de ontwikkeling van de vragenlijst, en de diagnostische accuratesse niet is bepaald. Het is mogelijk dat deze vragenlijst in de toekomst alsnog op deze manier wordt onderzocht, of dat andere vragenlijsten voor screening op PICS worden ontwikkeld en onderzocht.
De literatuurstudie heeft beperkingen. Zo is bijvoorbeeld alleen gezocht naar studies waarin de diagnostische accuratesse in kaart werd gebracht van instrumenten die ontwikkeld zijn voor PICS als geheel. Er is echter niet gezocht naar instrumenten die screenen op bepaalde domeinen van PICS: fysieke problemen, cognitieve problemen of mentale problemen. Hiervoor bestaan juist buitengewoon veel gevalideerde instrumenten, met name in de vorm van vragenlijsten. Een voorbeeld is het mentale domein, waarvoor bijvoorbeeld de hospital anxiety and depression scale (HADS) gebruikt kan worden. De bruikbaarheid hiervan is echter niet getest bij voormalige IC-patiënten. Er is internationaal op basis van consensus wel een kernset van vragenlijsten samengesteld, om wetenschappelijk onderzoek naar lange termijn uitkomsten van IC-behandeling te harmoniseren (Mikkelsen, 2020).
Ondanks de beperkte opbrengst van de zoekstrategie, is het te kort door de bocht om te stellen dat er geen rol is voor screeningsinstrumenten bij de nazorg van IC-patiënten. De werkgroep is van mening dat de inzet van een (samengestelde-) vragenlijst over symptomen van PICS nuttig is ter ondersteuning van een gesprek tijdens het nazorgtraject (bijvoorbeeld op de nazorgpoli, maar soms al eerder). Een vragenlijst kan dan helpen om bepaalde symptomen van PICS sneller op tafel te krijgen. Op basis van de literatuurstudie kunnen echter geen harde adviezen worden uitgebracht over welke screeningsinstrumenten op welke manier precies moeten worden ingezet. Wel kunnen er enkele voorbeelden worden gegeven:
- Een veelgebruikte vragenlijst is de ShortForm (SF), die in varianten met 36, 20 of 12 vragen beschikbaar is. Hoewel de vragenlijst is ontwikkeld voor het meten van kwaliteit van leven, kunnen verschillende problemen passend bij PICS door het invullen van deze vragenlijst in beeld komen. Een nadeel is echter dat er een gecomputeriseerde analyse nodig is om de antwoorden volledig te interpreterenen om te rekenen naar een fysieke en een mentale component score.
- De korte EuroQol-5D-5L vragenlijst kent deze beperking niet, maar is oppervlakkig en kent geen echte domeinen.
- De Impact of Events Scale (IES-R) is eenvoudig te interpreteren en is tegenwoordig ook als verkorte vragenlijst met zes items beschikbaar (IES-6). Deze vragenlijst gaat echter alleen over een deel van het mentale domein van PICS .
In de praktijk zullen de meeste IC’s daarom gebruik maken van een zelf samengestelde vragenlijst.
In de bijlagen staat een aantal veelgebruikte vragenlijsten, om te screenen op één of meerdere componenten van PICS. Deze vragenlijsten zijn in het Nederlands vertaald en gratis beschikbaar. Ze zijn gevalideerd in andere patiëntgroepen dan voormalig IC-patiënten. (Delen van-) deze vragenlijsten zouden gebruikt kunnen worden om een instrument samen te stellen voor gebruik op de nazorgpoli. Ook is een vragenlijst opgenomen die speciaal is ontwikkeld voor screening op PICS (Jeong, 2019). Dit is een alternatief voor een zelf samengestelde vragenlijst. Deze vragenlijst is echter nog niet gevalideerd en ook nog niet vertaald in het Nederlands.
De optie om patiënten op basis van de uitkomsten van meetinstrumenten te selecteren voor wel of geen nazorg, is minder logisch. De werkgroep adviseert om de selectie van patiënten die voor nazorg in aanmerking komen, vooral te baseren op risicofactoren en de expert opinion van de behandelaren. Zie hiervoor ook de module ‘Identificatie van patiënten met risico op PICS’.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten is het vooral belangrijk dat symptomen van PICS niet worden gemist. Dit pleit voor het inrichten van een sensitief systeem, gebaseerd op risicofactoren en screeningsinstrumenten, om mogelijke symptomen van PICS laagdrempelig te herkennen. Hier staat tegenover dat het onwenselijk is om patiënten met een laag risico op PICS te belasten met lange vragenlijsten, looptesten en/of cognitief onderzoek. Dit geldt ook voor sommige patiënten die op basis van hun opnamediagnose al in een uitvoerig nazorgtraject zitten. Ook zijn er patiënten bij wie de opnamediagnose allesbepalend is voor hun klachten, en niet zozeer de IC-opname.
Kosten (middelenbeslag)
Het adequaat identificeren van patiënten waarbij nazorg geïndiceerd is, zou in theorie kosten kunnen besparen. Dit lijkt op dit moment nog niet haalbaar. Het inzetten van vragenlijsten voorafgaand aan een bezoek aan de polikliniek is relatief goedkoop. Het uitvoeren van fysieke metingen of cognitieve testen vraagt meer expertise en tijd, en is dus duurder. Het is niet de verwachting dat het gebruik van (door de patiënt reeds ingevulde) vragenlijsten tijdens een consult leidt tot een langer consult. Het is wel mogelijk dat meer patiënten met klachten worden geïdentificeerd en daardoor meer patiënten een behandeling zullen ontvangen. Het is niet duidelijk of deze extra kosten op zullen wegen tegen de baten, maar de werkgroep ziet dat niet als een argument om af te zien van het gebruik van vragenlijsten.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er zijn geen grote bezwaren tegen het gebruik van vragenlijsten te verwachten, mits deze voldoen aan een aantal eisen:
- De vragenlijst dient vragen te bevatten over zowel het fysieke, het cognitieve als het mentale domein van PICS.
- De patiënt moet voorafgaand aan een nazorggesprek (zie de module Organisatie van zorg – submodule ‘Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg’) in de gelegenheid zijn geweest om de vragenlijst in te vullen.
- De vragenlijst moet ook op papier beschikbaar zijn. Er moet rekening mee worden gehouden dat sommige patiënten niet goed uit de voeten kunnen met een online vragenlijst.
- Het is wenselijk dat de vragenlijst niet onnodig lang is, in begrijpelijk Nederlands (B1) is geschreven, en zo mogelijk ook vertaald in bijvoorbeeld Turks en Marokkaans.
- Het is belangrijk dat de vragenlijst door de zorgverlener gemakkelijk geïnterpreteerd kan worden, zonder dat daar eerst een uitgebreide analyse voor nodig is. Wat zijn afwijkende antwoorden? Wanneer moet gedacht worden aan bepaalde symptomen van PICS?
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Er is op dit moment geen één PICS-screeningsinstrument beschikbaar welke is gevalideerd en in het Nederlands beschikbaar waarmee patiënten geselecteerd kunnen worden voor wel of geen nazorg. De werkgroep adviseert echter wel om bij een nazorg-gesprek gebruik te maken van een door de patiënt ingevulde vragenlijst. De ingevulde vragenlijst kan tijdens het gesprek helpen om problemen passend bij PICS sneller te signaleren. In de bijlage worden meerdere gevalideerde vragenlijst genoemd, zich richtend op een bepaald domein van PICS, welke gebruikt kunnen worden.
Onderbouwing
Achtergrond
In Nederland overleeft ruim 90% van de opgenomen patiënten een intensive care (IC) opname. Een deel van deze patiënten heeft nadien echter klachten die samenhangen met de IC-behandeling en/of de doorgemaakte kritieke ziekte. Deze klachten kunnen fysiek, cognitief of mentaal van aard zijn, en worden ook wel het post-intensive care syndroom (PICS) genoemd. Om patiënten te ondersteunen bij het herstel na een IC-behandeling is het essentieel dat PICS tijdig wordt herkend. Het kennen van risicofactoren en gebruiken van eventuele predictiemodellen kan hierbij behulpzaam zijn. Er kunnen echter ook instrumenten (zoals bijvoorbeeld vragenlijsten) ingezet worden om IC-patiënten die reeds van de IC ontslagen zijn te screenen op symptomen van PICS. Onduidelijk is welke instrumenten hiervoor het beste gebruikt kunnen worden.
Conclusies
No conclusion possible, no eligible studies were identified for inclusion.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
P: adult patients (18 years or older) who are admitted to, or have been admitted to, the intensive care unit for more than 48 hours
I: screening instrument to identify patients at risk for PICS
C: none or other screening instrument
R: diagnosis of (a component) of PICS by a relevant health care provider
O: diagnostic accuracy
T: follow-up from ICU discharge to a maximum of one year thereafter
Relevant index tests:
Only screening instruments that focused on all aspects of PICS (physical, cognitive, psychological) were considered.
Relevant outcome measures
The guideline development group considered sensitivity (how well a test identifies true positives) and the positive predictive value (PPV; the percentage of subjects with a positive test outcome that have the diagnosis) as a critical outcome measures for decision making; and specificity (how well a test identify true negatives) and negative predictive value (NPV; the percentage of subjects with a negative test result that don’t have the diagnosis) as an important outcome measure for decision making.
The working group defined 0.75 as a minimal clinically (patient) important difference for the outcome sensitivity.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) were searched with relevant search terms from 2000 until 19 February 2020. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 135 hits. Studies were selected based on the following criteria: 1. Study in patients who are admitted to, or have been admitted to the intensive care for more than 48 hours; 2. Both index test and reference test performed; 3. diagnostic accuracy determined or sufficient information provided so that the outcome measures can be determined; 4. Follow-up time of maximal one year.
Six studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all six studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods).
Results
No eligible studies were identified for inclusion.
Referenties
- Aaronson NK, Muller M, Cohen PD, Essink-Bot ML, Fekkes M, Sanderman R, Sprangers MA,
te Velde A, Verrips E. Translation, validation, and norming of the Dutch language version of the SF-36 Health Survey in community and chronic disease populations. J Clin Epidemiol. 1998 Nov;51(11):1055-68. doi: 10.1016/s0895-4356(98)00097-3. PMID: 9817123. - Brom, D., & Kleber, R. J. (1985). De schok verwerkingslijst. Nederlands Tijdschrift voor
Psychologie en haar Grensgebieden, 40, 164-168. - De Haan R, Limburg M, Schuling J, Broeshart J, Jonkers L, van Zuylen P. Klinimetrische
evaluatie van de Barthel Index: een maat voor beperkingen in het dagelijks functioneren. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. 1993;137(18):917-21. - Herdman M, Gudex C, Lloyd A, et al. Development and preliminary testing of the new five-
level version of EQ-5D (EQ-5D-5L). Quality of life research: an international journal of quality of life aspects of treatment, care and rehabilitation 2011; 20(10): 1727-36. - Jeong, Y. J., & Kang, J. (2019). Development and validation of a questionnaire to measure
post-intensive care syndrome. Intensive & critical care nursing, 55, 102756. https://doi.org/10.1016/j.iccn.2019.102756 - Mahoney FI, Barthel DW. Functional evaluation: the Barthel Index. Maryland state medical
journal. 1965 Feb;14:61-65 - Merkelbach H, Muris P, Nijman H, de Jong PJ. Self-reported cognitive failures and neurotic
symptomatology. Personality and Individual Differences. 1996;20(6):715-724. - Mikkelsen, M. E., Still, M., Anderson, B. J., Bienvenu, O. J., Brodsky, M. B., Brummel, N.,
Butcher, B., Clay, A. S., Felt, H., Ferrante, L. E., Haines, K. J., Harhay, M. O., Hope, A. A., Hopkins, R. O., Hosey, M., Hough, C., Jackson, J. C., Johnson, A., Khan, B., Lone, N. I., … Sevin, C. M. (2020). Society of Critical Care Medicine's International Consensus Conference on Prediction and Identification of Long-Term Impairments After Critical Illness. Critical care medicine, 48(11), 1670–1679. https://doi.org/10.1097/CCM.0000000000004586 - Robinson B. C. (1983). Validation of a Caregiver Strain Index. Journal of gerontology, 38(3), 344–348. https://doi-org.saz.idm.oclc.org/10.1093/geronj/38.3.344
- Schure LM. Belasting en welbevinden van partners van CVA-patiënten (Burden and wellbeing of stoke patients’ spouses). Huisarts Wet 1996;39:508–12.
- Spinhoven P, Ormel J, Sloekers PP, Kempen GI, Speckens AE, Van Hemert AM. A validation
study of the Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) in different groups of
Dutch subjects. Psychol Med. 1997 Mar;27(2):363-70. doi:
10.1017/s0033291796004382. PMID: 9089829. - Versteegh M, M. Vermeulen K, M. A. A. Evers S, de Wit GA, Prenger R, A. Stolk E. Dutch Tariff
for the Five-Level Version of EQ-5D. Value in Health 2016; 19(4): 343-52.
Evidence tabellen
Table of excluded studies
Author and year |
Reason for exclusion |
Braganca, 2019 |
Focus only on ICU-AW, no diagnostic accuracy. |
Hough, 2011 |
Focus only on ICU-AW, no diagnostic accuracy. |
Jeong, 2019 |
Describes the development of the PICSQ, no diagnostic accuracy. |
Milton, 2017 |
Evaluates if anxiety, depression and PTSD can be predicted. |
Milton, 2018 |
Describes the development of a prediction model, no diagnostic accuracy. |
Wang, 2019 |
Evaluates the reliabily and validity of the HABC-M SR, no diagnostic accuracy. |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 19-09-2022
Laatst geautoriseerd : 19-09-2022
Geplande herbeoordeling : 01-01-2025
Herbeoordeling module Identificatie van patiënten met risico op PICS - 2025
Herbeoordeling modules Preventie van PICS en
Preventie van PICS-F, Screeningsinstrumenten, Organisatie van zorg - 2027
Algemene gegevens
Autorisatie van de VRA onder voorbehoud van bekrachtiging tijdens de ALV.
De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep en klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor (voormalig) IC-patiënten.
Werkgroep
- Prof. dr. D. van Dijk, intensivist, NVIC (voorzitter)
- Dr. H.R. Holtslag, revalidatiearts, VRA (voorzitter)
- Dr. L.L.A. Bisschops, internist-intensivist, NIV
- Dr. M. van den Boogaard, senior onderzoeker, V&VN
- Drs. M.A.E.A. Brackel, voorzitter patiëntorganisatie IC Connect (tot 1 januari 2022), jeugdarts niet praktiserend
- Drs. H. van Dis, klinisch psycholoog, epidemioloog, NIP
- Dhr. R. Klerks, patiëntvertegenwoordiger, stichting FCIC
- Dr. M.M.C. van Mol, postdoc onderzoeker, psycholoog en IC Verpleegkundige, V&VN
- Dr. M. van der Schaaf, lector Revalidatie in de Acute Zorg en senior onderzoeker, KNGF
- Drs. M.S. van der Steen, internist-intensivist, NVIC
- Dr. M.Ch.E. van de Woude, anesthesioloog-intensivist, NVA
Klankbordgroep
- Drs. M.W. Brouwer, GZ-psycholoog, NIP
- Mw. N.A. Bruins, internist-intensivist, NIV
- Dr. D.S. Dettling-Ihnenfeldt, fysiotherapeut/onderzoeker, KNGF
- Drs. M.P.M. Dremmen, revalidatiearts, VRA
- Dr. H. Endeman, internist-intensivist, NIV
- Mw. S. op ’t Hoog, verpleegkundig specialist ICU en voorzitter netwerkgroep V&VN VS ICU (tot februari 2022)
- Mw. M.W.J.C. Prins-Smulders, verpleegkundig specialist ICU, V&VN ICU (vanaf februari 2022)
- Dr. K.A.J. Kuijpers, revalidatiearts, VRA
- Dr. F.A. van de Laar, huisarts
- Drs. A.J. Meinders, internist-intensivist, NIV
- Dr. A.F.C. Schut, intensivist, NIV
- Mw. M. Siebel, patiëntorganisatie IC Connect
- Dr. G.J. Versteegen, klinisch psycholoog, NIP
- Dr. L.C.M. Vloet, lector Acute Intensieve zorg HAN, voorzitter FCIC
- Prof. dr. A.R.H. van Zanten, internist-intensivist, NIV
Met ondersteuning van
- Dr. G. Peeters, senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot november 2019)
- Dr. S. Persoon, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf november 2019)
- Dr. V.C.M. Cox, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf februari 2020 tot november 2020)
- Drs. M.E. Wessels, medisch informatiespecialist Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. S.N. Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf april 2022)
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroep
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Dijk, van |
Hoogleraar IC geneeskunde UMC Utrecht |
Geen |
Geven van voordrachten voor de stichting Family and Patient centered Intensive Care (FCIC) (onbetaald) |
Geen |
Holtslag |
Revalidatiearts, opleider & chef de polikliniek, Amsterdam UMC, locatie AMC |
Lid Raad van Toezicht van De Zorgcirkel (betaald) Adviseur NOC*NSF, Papendal, Arnhem, (betaald) |
IC-revalidatie is een onderwerp waar onze afdeling (Revalidatie) belang aan hecht, er wordt op onze afdeling ook onderzoek naar gedaan |
Geen |
Bisschops |
Internist-intensivist afdeling intensive care Radboudumc |
Geen |
Geen |
Geen |
Boogaard, van den |
Senior onderzoeker afdeling lntensive Care Radboudumc en projectleider MONITOR-IC
|
Onbezoldigde functies: - Bestuurslid European Delirium Association - Adviseur Network for lnvestigation of Delirium: Unifying Scientists (NIDUS) - Organisator IC-café regio Nijmegen & Omstreken - Lid werkgroep Longterm Outcome and ICU Delirium van de European Society of lntensive Care Medicine |
Projectleider MONITOR-lC (langetermijngevolgen lC-opname project; multicenter). De MONITOR-IC studie is niet door de industrie gesponsord.
Studie naar de effectiviteit van gestructureerde en gepersonaliseerde IC-nazorg. |
Geen trekker/meelezer bij de module organisatie van zorg. Geen verdere actie. |
Brackel-Welten |
Voorzitter IC Connect, patientenorganisatie voor (voormalig) IC-patienten en naasten, tot 1 januari 2022 (vrijwilligerswerk)
Bestuurslid Stichting Family and patient Centered Intensive Care (FCIC), tot 1 januari 2022 (vrijwilligerswerk)
Jeugdarts KNMG niet praktiserend |
Geen |
Geen |
Geen |
Dis, van |
Gepensioneerd Afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam en Afdeling Psychologie, Brein en Cognitie, van de Universiteit van Amsterdam
Thans Gastdocent Medische Psychologie & Farmacopsychologie, Afdeling Psychologie, Brein & Cognitie, Universiteit van Amsterdam, Roeterseiland Campus, Nieuwe Achtergracht 126 B, 1018 WT, Amsterdam
Docent RINO-Amsterdam (postacademische onderwijs GGZ), Leidseplein 5, Amsterdam |
Nederlandse Vereniging Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP): secretaris bestuur, Vz Cie Kwaliteit, Vz Cie Somatiek (onbetaald).
Landelijke Vereniging Medische Psychologie: Beroepsbelangen, Vz Werkgroep Farmacopsychologie, Werkgroep Slaap (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Klerks |
Patiëntenvertegenwoordiger/ ervaringsdeskundige naaste, FCIC |
Geen |
Geen |
Geen |
Mol, van |
Onderzoeker Psycholoog en IC-verpleegkundige Erasmus MC (1 fte) |
Vrijwilliger Stichting FCIC Secretaris
Vacatiegeld en reiskostenvergoeding |
Geen |
Geen |
Schaaf, van der |
Associate professor Amsterdam UMC (afd. revalidatiegeneeskunde) en Hogeschool van Amsterdam |
Vrijwilliger Stichting FCIC (onbetaald) Bestuurslid REACH netwerk (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Steen, van der |
lnternist-lntensivist Pantein Ziekenhuis Beugen
Associate professor Amsterdam UMC (afd. revalidatiegeneeskunde) en Hogeschool van Amsterdam |
CVO van vereniging voor Ostheopatie (onkostenvergoeding)
CMIO netwerk (onbezoldigd)
Vrijwilliger FCIC en coorzitter Stichting REACH netwerk (onbezoldigd) |
ZonMw Project Citizen Health; projectleider (betaald/onkostenvergoeding) DIGNIC project; Digitale gepersonaliseerde Nazorg na een opname op de Intensive Care Afdeling. |
Geen |
Woude, van der |
Anesthesioloog-Intensivist Zuyderland Medisch Centrum 0,6 FTE Medisch manager RVE Verpleegcentrum Zuyderland 0,3 FTE |
Geen |
Geen |
Geen |
Peeters (tot 11-2019) |
Senior adviseur/teamleider Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Senior Atlantic Fellow for Equity in Brain Health, Global Brain Health Institute, Trinity College Dublin (onderzoeker; onbetaald).
Verzorgen van onderwijs voor de epidemiologische onderwerpen in het curriculum voor de eerstejaars fellows in het programma van de Global Brain Health Institute. |
Functie bij het Global Brain Health Institute: Er zijn soms financiële voordelen in de vorm van vergoeding van registratie en reiskosten voor congresbezoek.
|
Geen |
Persoon (vanaf 11-2019) |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Tot oktober 2018 Gastvrijheidsaanstelling afdeling Revalidatie Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, in verband met promotietraject. Project: Physical fitness to improve fitness and combat fatigue in patients with multiple myeloma or lymphoma treated with high dose chemotherapy.
April 2018-september 2018: Docent Team Technologie, Fontys Paramedische Hogeschool. Begeleiden van studenten bij afstudeerstages. Max 1 dag in de week, betaald. |
Geen promotieonderzoek werd gefinancierd door KWF, financier had geen invloed op uitkomsten onderzoek of op huidige werkzaamheden. |
Geen |
Cox (vanaf 02-2020) |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Promotieonderzoek, getiteld: “Partners of patients with acquired brain injury – impact dyadic relationships and support”
Gefinancierd door ZonMW, projectnummer #630000002 CARE4BRAIN: personalized CAREgiver and patient support in rehabilitation FOR patients with acquired BRAIN Deficits |
Geen, financier promotieonderzoek had geen invloed op de uitkomsten onderzoek of op de huidige werkzaamheden. |
Geen |
Klankbordgroep
Klankbord-groeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Brouwer Mengerink |
GZ-psycholoog, St. Antoniusziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Bruins
|
Internist-intensivist Medisch Centrum Leeuwarden
|
Commissie Nazorg NVIC (onbetaald).
Medisch manager ZE Acuut. 0,2 FTE |
Ondersteunt lopend onderzoek naar het herstel van IC patiënten, niet als hoofdonderzoeker. |
Geen |
Dettling-Ihnenfeldt
|
Fysiotherapeut/onderzoeker AmsterdamUMC, locatie AMC
|
Secretaris Stichting REACH netwerk (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Dremmen
|
Revalidatiearts Zuyderland Medisch Centrum Heerlen - Sittard-Geleen. Voorheen via Adelante Zorggroep |
Geen |
Geen |
Geen |
Endeman
|
Internist-intensivist, Erasmus MC, Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Op ’t Hoog (tot februari 2022) |
Verpleegkundig specialist ICU Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis
|
Voorzitter V&VNVS ICU netwerk (onbetaald).
Lid Verpleegkundige Advies Raad Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis – vanuit loondienst.
Lid Dagelijks bestuur Vakgroep Verpleegkundig Specialisten Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis (onbetaald). |
Geen |
Geen |
Kuijpers |
Revalidatiearts, Medisch spectrum Twente |
Geen |
Geen |
Geen |
Laar, van de |
Huisarts (0,6 fte), onderzoeker/docent Academisch Gezondheidscentrum Thermion (0,4 fte), Radboud UMC, afdeling eerstelijns geneeskunde |
Geen |
Werkt samen in onderzoek naar post-IC patiënten (en familie) met onderzoekers IC RaboudUMC ( MiCare studie) |
Geen |
Meinders |
Internist-intensivist St Antonius ziekenhuis, Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Prins-Smulders (vanaf februari 2022) |
Verpleegkundig specialist ICU Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis
|
Vrijwilliger IC-connect FCIC (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Schut |
Intensivist Ikazia ziekenhuis Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Siebel |
Ervaringsdeskundige patiëntenorganisatie ICConnect |
Geen |
Geen |
Geen |
Versteegen |
Klinisch psycholoog, UMCG |
Plaatsvervangend Hoofdopleider Psychotherapie, PPO, Groningen (0,1 fte) (mede)verantwoordelijk voor de opleiding tot Psychotherapeut |
Geen |
Geen |
Vloet
|
Voorzitter FCIC, vrijwilligersfunctie |
Bestuurslid Venticare (onbetaald) |
Vanuit lectoraat diverse gesubsidieerde trajecten op IC gebied. Momenteel geen op gebied van nazorg. |
Geen |
Zanten, van |
lnternist-intensivist, Medisch Hoofd & Opleider, afdeling lntensive Care, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede (0.8 FTE)
Buitengewoon Hoogleraar Wageningen Univeristy & Research, Wageningen (0.2 FTE) |
Lid GIC, Lid platform Kwaliteit NlV, Lid ESPEN richtlijn commissie Voeding volwassen lC patienten, Lid MEN sectie ESICM, working group gastrointestinal failure Lid SKMS/ZonMw richtlijn Voeding en IC, Lid klankbordgroep SKMS/ZonMw richtlijn Nazorg en Revalidatie IC, Lid diverse congrescommissies (Nationale Voedingscongres, lnternational Sepsis Symposium Netherlands, Mythen Missers en Maatwerk lnfectieuze bedreigingen,Mythen Missers en Maatwerk Circulatie, Mythen Missers en Maatwerk Beademing, Begrenzingen Intensive Care, Masterclass lC Schiermonnikoog, Masterclass Voeding en IC)
Betaald: Medisch Lid METC-Oost, kamer 4 WUR. Expertiserapportages: Medirisk, Hofman Letselschade, Centramed, Rechtbank Midden-Nederland spreker/onkostenvergoedingen bovengenoemde congressen in NL. Spreker/onkostenvergoedingen internationale congressen: ISICEM, ESICM, ESPEN, ASPEN, CSPEN, IrSPEN, PENSA, BAPEN, BRASPEN, CSCCM, Middle-East Nutrition Summit. |
Lezingen, consultancy, reiskostenvergoedingen voor bedrijven in afgelopen 5 jaar: Abbott, AOP Pharma (Amomed), BBraun, Baxter, Cablon Medical, Cardinal Health, Danone-Nutricia, DIM3, Fresenius-Kabi, Lyric, Mermaid, Nestle-Novartis. Rousselot.
Partner die Congresbureau Interactie voert.
Scholingen in acute zorg en IC geneeskunde.
Participatie als onderzoeker in lC sepsis trials (b.v. AKPA-ART 123 trombomoduline, adrenomedulline trial, Revival trial), VitaCCa trial (OHCA, vitamine C), opbrengsten vloeien naar Stichting lC research en worden niet uitgekeerd aan onderzoekers. Zelf geinitieerd onderzoek: VIRS-studie, (investigator initiated registry argipressine bij septische shock, grant AOP Pharma), Protein supplement RCT post ICU (grant Rousselot), nutrition intake post ICU (Valifood study, Prospect I&II study, grant Nutricia).
Gemelde belangen zijn niet relevant voor deze richtlijnmodule. |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door participatie van een afgevaardigde in de werkgroep vanuit Stichting FCIC en een afgevaardigde vanuit patiëntorganisatie IC Connect. De conceptmodule is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting FCIC, patiëntorganisatie IC Connect en de Patiëntenfederatie Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Aanbeveling |
Tijdspad voor implementatie: 1-3 jaar of >3 jaar |
Verwacht effect op kosten |
Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad) |
Mogelijke barrières voor implementatie |
Te ondernemen acties voor implementatie |
Verantwoordelijken voor acties |
Overige opmerkingen |
Alle aanbevelingen in deze module |
1-3 |
Onduidelijk. Mogelijk worden er door het gebruik van meetinstrumenten meer patiënten geïdentificeerd waarbij er een indicatie is voor behandeling, er zijn geen gegevens over de kosteneffectiviteit beschikbaar. |
Indien nog niet is gebeurd, dan is het belangrijk dat er lokaal een keuze wordt gemaakt voor de exacte invulling van de meetinstrumenten. Het logistieke proces zal ook in verschillende centra nog ingeregeld moeten worden. Een efficiënt EPD is hierbij behulpzaam. |
In centra waar nog niet gewerkt wordt met vragenlijsten zullen zorgverleners in het begintijd nodig hebben om een keuze te maken voor de invulling van de meetinstrumenten en om het logistieke proces in te regelen. |
Lokaal: maken van een keuze met betrekking tot de exacte invulling van de meetinstrumenten en inregelen proces. |
Intensivisten en/of de nazorgcoördinator (zie module Organisatie van zorg -submodule ‘Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg’) |
|
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst kwalitatieve raming |
Toelichting |
Module Preventie van PICS |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft en het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Preventie PICS-F |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. |
Module Identificatie van patiënten met risico op PICS |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. |
Module Screeningsinstrumenten voor PICS |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. |
Module Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële gevolgen met zich meebrengt, dat er geen toename van >5% is in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Overdracht klinische informatie in de keten |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Informatievoorziening aan en communicatie met de patiënt en naasten |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten met betrekking tot de preventie, herkenning en behandeling van PICS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Nederlandse Internisten Vereniging (NIV), NVIC, VRA, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG), Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Stichting FCIC, IC Connect en Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland - Intensive Care (V&VN-IC) tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul-effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, denk bijvoorbeeld aan aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.
Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.
Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.