Maagcarcinoom

Initiatief: NVMDL Aantal modules: 60

Maagcarcinoom - Minimale aantal lymfklieren voor N-stadi

Disclaimer

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Minimale aantal lymfklieren voor N-stadium' bij de aanverwante producten.

Onderbouwing

Er zijn aanwijzingen dat naarmate het aantal onderzochte lymfklieren hoger is, er een betere schatting kan worden gemaakt van het stadium en de prognose.
Niveau 2: B Siewert 1998 (10); Kodera 2002 (11); Maehara 2002 (12); Bouvier 2002 (13)

Het aantal lymfklieren dat op basis van de verschillende studies moet worden onderzocht, lopen uiteen van 10 tot zoveel mogelijk.
Niveau 2: B Shen 2007 (1); Coburn 2006 (2); Giuliani 2004 (3); Smith 2005 (4)

De N-ratio (aantal positieve lymfklieren ten opzichte van het aantal onderzochte lymfklieren) is een goede indicator van prognose.
Niveau 2: B Persiani 2008 (5); Kunisaki 2008 (6); Saito 2008 (7); Marchet 2008 (8)

Lymfklierstatus is herhaaldelijk beschreven als een van de sterkste prognostische variabelen bij patiënten met maagcarcinoom. In meerdere prospectieve en retrospectieve studies is gekeken naar het minimale aantal te onderzoeken lymfklieren. Daarbij bleek dat patiënten met een gelijk stadium van ziekte een slechtere 5-jaars overleving hadden, indien minder dan 10-15 lymfklieren waren verwijderd (zie tabel 2).

Gedurende het laatste decennium is ook gekeken naar de N-ratio als onafhankelijke prognostische factor (zie tabel 3). De N-ratio is de verhouding van de positieve klieren ten opzichte van het totaal aantal verwijderde klieren.

Tabel 2 Correlatie tussen aantal onderzochte lymfklieren en overleving

Naam eerste
auteur en
jaartal

Aantal
patiënten

Afkappunt
(aantal
lymfklieren)

Uitkomstmaat

Resultaat

Shen 2007 (1)

460 pT3N0

31

10-jaarsoverleving

55.4% vs 65.8%, p = 0.10

Coburn 2006 (2)

10807

15

overleving

Slechtere overleving bij minder
dan 15 lymfklieren

Giuliani 2004 (3)

154

variabel

overleving

Minimaal 15 lymfklieren

Smith 2005 (4)

3814

variabel

overleving

Minimaal 10 lymfklieren, beter
tot 40 lymfklieren

 

Tabel 3 Correlatie tussen N-ratio en prognose

Naam eerste
auteur en
jaartal

Aantal
patiënten

N ratio *)

Uitkomstmaat

Resultaat

Persiani 2008 (5)

247

N0 (0%)
N1 (0-20%)
N2 (> 20%)

overleving

N ratio is sterker dan TNM
classificatie

Kunisaki 2008 (6)

224

N0 (0%)
N1 (0-40%)
N2 (40-80%)
N3 (> 80%)

overleving

N ratio heeft prognostische waarde
naast het aantal positieve
lymfklieren

Saito 2008 (7)

777

Geen indeling in
groepen,
continue
variabele

overleving

N ratio is sterker dan TNM
classificatie

Marchet 2008 (8)

1853

N0 (0%)
N1 (1-9%)
N2 (10-25%)
N3 (>25%)

overleving

N ratio is sterker dan TNM
classificatie

Celen 2007 (9)

164

N0 (0%)
N1 (1-10%)
N2 (> 10%)

overleving

N ratio is sterker dan TNM
classificatie

*) De N-ratio geeft aan hoe het percentage positieve lymfklieren in groepen is verdeeld.

  1. 1 - Shen JY, Kim S, Cheong JH, Kim YI, Hyung WJ, Choi WH et al. The impact of total retrieved lymph nodes on staging and survival of patients with pT3 gastric cancer. Cancer 2007 Aug 15;110(4):745-51.
  2. 2 - Coburn NG, Swallow CJ, Kiss A, Law C. Significant regional variation in adequacy of lymph node assessment and survival in gastric cancer. Cancer 2006 Nov 1;107(9):2143-51
  3. 3 - Giuliani A, Caporale A, Corona M, Di BM, Demoro M, Ricciardulli T et al. Lymphadenectomy in gastric cancer: influence on prognosis of lymph node count. J Exp Clin Cancer Res 2004 June;23(2):215-24.
  4. 4 - Smith DD, Schwarz RR, Schwarz RE. Impact of total lymph node count on staging and survival after gastrectomy for gastric cancer: data from a large US-population database. J Clin Oncol 2005 Oct 1;23(28):7114-24.
  5. 5 - Persiani R, Rausei S, Biondi A, Boccia S, Cananzi F, D'Ugo D. Ratio of metastatic lymph nodes: impact on staging and survival of gastric cancer. Eur J Surg Oncol 2008 May;34(5):519-24.
  6. 6 - Kunisaki C, Makino H, Akiyama H, Otsuka Y, Ono HA, Kosaka T et al. Clinical significance of the metastatic lymph-node ratio in early gastric cancer. J Gastrointest Surg 2008 March;12(3):542-9
  7. 7 - Saito H, Fukumoto Y, Osaki T, Yamada Y, Fukuda K, Tatebe S et al. Prognostic significance of the ratio between metastatic and dissected lymph nodes (n ratio) in patients with advanced gastric cancer. J Surg Oncol 2008 Feb 1;97(2):132-5.
  8. 8 - Marchet A, Mocellin S, Ambrosi A, de MG, Di LA, Marrelli D et al. The prognostic value of N-ratio in patients with gastric cancer: validation in a large, multicenter series. Eur J Surg Oncol 2008 Feb;34(2):159-65
  9. 9 - Celen O, Yildirim E, Berberoglu U. Prognostic impact of positive lymph node ratio in gastric carcinoma. J Surg Oncol 2007 Aug 1;96(2):95-101.
  10. 10 - Siewert JR, Bottcher K, Stein HJ, Roder JD. Relevant prognostic factors in gastric cancer: ten-year results of the German Gastric Cancer Study. Ann Surg 1998 Oct;228(4):449-61.
  11. 11 - Kodera Y, Schwarz RE, Nakao A. Extended lymph node dissection in gastric carcinoma: where do we stand after the Dutch and British randomized trials? J Am Coll Surg 2002 Dec;195(6):855-64
  12. 12 - Maehara Y, Kakeji Y, Koga T, Emi Y, Baba H, Akazawa K et al. Therapeutic value of lymph node dissection and the clinical outcome for patients with gastric cancer. Surgery 2002 Jan;131(1 Suppl):S85-S91.
  13. 13 - Bouvier AM, Haas O, Piard F, Roignot P, Bonithon-Kopp C, Faivre J. How many nodes must be examined to accurately stage gastric carcinomas? Results from a population based study. Cancer 2002 June 1;94(11):2862-6.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-07-2021

Laatst geautoriseerd  : 18-05-2009

Geplande herbeoordeling  :

Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)

Met het oog op toekomstig onderhoud van de richtlijn (zie bijlage 11) heeft de NVMDL zich bereid verklaart voor deze richtlijn als coördinerend regiehouder op te willen treden.

Versie 1.0 (2009)
De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. De VIKC is financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn

 

Actualisatie

Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)
De bij deze revisie gewijzigde c.q. toegevoegde modules zijn in juni 2016 geautoriseerd. Naast deze modules is een eerste, voorlopige versie van een Onderhoudsplan opgesteld. Het is de bedoeling dat een (nog in te stellen) richtlijnwerkgroep c.q. kerngroep met verlengd mandaat voortaan jaarlijks beoordeelt voor welke bestaande modules er nieuwe relevante evidence is gepubliceerd én of er nieuwe relevante knelpunten zijn. Op basis daarvan adviseert deze werkgroep c.q. kerngroep de betrokken verenigingen welke modules c.q. onderwerpen bij nieuw tussentijds onderhoud van de richtlijn de hoogste prioriteit hebben.

Versie 1.0 (2009)
De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op 5 jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. De Landelijke Werkgroep Gastro-intestinale Tumoren toetst daarom jaarlijks de actualiteit van de richtlijn. Het bestuur van deze landelijke werkgroep draagt de verantwoordelijkheid om de behoefte voor herziening van de huidige richtlijn bij de beroepsgroepen te peilen. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld. Uiterlijk in 2013 zal een nieuwe multidisciplinaire werkgroep worden geïnstalleerd voor een herziene versie van de richtlijn.

 

 

Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)

Met het oog op toekomstig onderhoud van de richtlijn (zie bijlage 11) heeft de NVMDL zich bereid verklaart voor deze richtlijn als coördinerend regiehouder op te willen treden.

Versie 1.0 (2009)
De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. De VIKC is financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen

Doel en doelgroep

Doelstelling
Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van zorgprofessionals en zorggebruikers, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg, berustend op wetenschappelijk onderzoek aangevuld met expertise en ervaringen van zorgprofessionals en zorggebruikers. Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor het handelen in de dagelijkse praktijk en geeft daartoe aanbevelingen over diagnose, behandeling, begeleiding en follow-up van patiënten met een maagcarcinoom.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met een maagcarcinoom, zoals maag-darm-lever artsen, radiologen en nucleair-geneeskundigen, chirurgen, pathologen, radiotherapeuten, medisch oncologen, diëtisten, (gespecialiseerd) verpleegkundigen en huisartsen. Tevens kan de richtlijn houvast bieden aan patiënten en hun naasten. Deze richtlijn wordt gebruikt voor het maken van patiënteninformatiemateriaal op http://www.kanker.nl/.

Samenstelling werkgroep

Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)

Voor deze revisies van de richtlijn is najaar 2014 een nieuwe multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Daarbij zijn enkele nieuwe mandaterende verenigingen toegevoegd. Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) zorgde voor de ondersteuning en begeleiding van de werkgroep.

 

Versie 1.0 (2009)
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is najaar 2007 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Medisch specialisten werkzaam bij de diagnostiek en behandeling van het maagcarcinoom zijn afgevaardigd namens de wetenschappelijke- en beroepsverenigingen. Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen en vertegenwoordiging van de verschillende disciplines. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en hebben van hun verenigingen het mandaat voor hun inbreng gekregen. Een diëtist was verantwoordelijk voor het onderwerp ‘indicaties voor voedings- en/of vitamine ondersteuning'. Medewerkers van onderzoeksbureau Pallas gaven methodologische ondersteuning aan de werkgroep. Twee medewerkers van de VIKC waren verantwoordelijk voor de secretariële ondersteuning en procesbegeleiding.

Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)

Kerngroepleden
Prof. dr. P.D. Siersema, voorzitter, maag-darm-leverarts (NVMDL)
Mw. dr. A. Cats, voorzitter, maag-darm-leverarts (NVMDL)
Mw. prof. dr. H.W.M. van Laarhoven, internist-oncoloog (NIV/NVMO)
Mw. dr. K.J. Neelis, radiotherapeut-oncoloog (NVRO)
Dr. E.J. Spillenaar-Bilgen, chirurg (NVvH)

Overige werkgroepleden
Mw. C.M.M. Acosta-van de Griendt, verpleegkundig specialist (V&VN)
Mw. dr. M.G.E.M. Ausems, klinisch geneticus (VKGN)
Dr. M.J. Deenen, klinisch farmacoloog/ziekenhuisapotheker (NVZA)
Mw. A. Droop, diëtist (NVD)
Mw. dr. S.S. Gisbertz, chirurg (NVvH)
Mw. dr. N.C.T. van Grieken, patholoog (NVVP)
Dr. H.H. Hartgrink, chirurg (NVvH)
Mw. prof. dr. G.A.P. Hospers, internist-oncoloog (NIV)
Dr. E.P.M. Jansen, radiotherapeut-oncoloog (NVRO)
Mw. drs. J.H.F. Leemhuis, patiëntenvertegenwoordiger (LmK)
Dr. J. Nederend, radioloog (NVvR)
Drs. F.P.J. Peters, internist-oncoloog (NIV)
Mw. dr. J.W. van Sandick, chirurg-oncoloog (NVvH)
Dr. S.H. Sastrowijoto, patholoog (NVVP)
Mw. dr. E.M. Timmermans, patiëntenvertegenwoordiger (SPKS)
Dr. E. Vegt, nucleair geneeskundige (NVNG)
Mw. D. Westenberg, verpleegkundig specialist (V&VN)

Ondersteuning IKNL

Drs. J.J.F. de Groot, senior adviseur

Mw. N.J. Munneke, secretaresse

Mw. dr. L. Veerbeek, adviseur (tot 1 januari 2016) 

Versie 1.0 (2009)

Werkgroepleden

Dr. R.L.H. Jansen, voorzitter, internist-oncoloog,

Dr. J.J.G.H.M. Bergman, maag-darm-leverarts

Mw. A. Droop, diëtiste                 

Dr. M. Eeftinck Schattenkerk, chirurg

Mw. dr. N.C.T. van Grieken, patholoog            

Dr. H.H. Hartgrink, oncologisch chirurg                  

Mw. dr. G.A.P. Hospers, internist-oncoloog

E.P.M. Jansen, radiotherapeut

Dr. F.M. Nagengast, maag-darm-leverarts

Mw. dr. I.D. Nagtegaal, patholoog            

Mw. dr. E.L. van Persijn van Meerten, radioloog

Prof.dr. P.D. Siersema, maag-darm-leverarts

Dr. B.L.A.M. Weusten, maag-darm-leverarts

Mw. dr. I.M.A. Joung, procesbegeleider

Redactie

Dr. H.H. Hartgrink, oncologisch chirurg

Dr. R.L.H. Jansen, internist-oncoloog

Mw. dr. I.M.A. Joung, procesbegeleider

Mw. S. Janssen-van Dijk, secretaresse

 

 

Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)

Voor deze revisies van de richtlijn is najaar 2014 een nieuwe multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Daarbij zijn enkele nieuwe mandaterende verenigingen toegevoegd (zie bijlage 1). Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) zorgde voor de ondersteuning en begeleiding van de werkgroep.

 

Versie 1.0 (2009)
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is najaar 2007 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Medisch specialisten werkzaam bij de diagnostiek en behandeling van het maagcarcinoom zijn afgevaardigd namens de wetenschappelijke- en beroepsverenigingen (zie bijlage 1). Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen en vertegenwoordiging van de verschillende disciplines. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en hebben van hun verenigingen het mandaat voor hun inbreng gekregen. Een diëtist was verantwoordelijk voor het onderwerp ‘indicaties voor voedings- en/of vitamine ondersteuning'. Medewerkers van onderzoeksbureau Pallas gaven methodologische ondersteuning aan de werkgroep. Twee medewerkers van de VIKC waren verantwoordelijk voor de secretariële ondersteuning en procesbegeleiding.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de regionale Integrale Kankercentra. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Daarnaast wordt de richtlijn beschikbaar gesteld op www.oncoline.nl (de website van IKNL).

In principe worden voor de evaluatie van de aanbevelingen in de richtlijn richtlijnindicatoren opgesteld. Middels een documentatieproject kan met behulp van deze indicatoren worden vastgesteld in hoeverre de richtlijn wordt nageleefd. De informatie uit het documentatieproject kan input leveren bij de revisie van de richtlijn.

Werkwijze

Versie 2.2 (2017)
De evidence based aanpassingen m.b.t. onderdelen behandeling vroegcarcinoom, lymfadenectomie, omentectomie en laparoscopische versus open maagresectie zijn gebaseerd op systematische searches naar en beoordeling van relevante literatuur; daarbij is gebruik gemaakt van de GRADE methodiek. De aanpassingen m.b.t. de onderdelen Her2Neu (pathologie) en postoperatief beleid (voeding) zijn gebaseerd op elders ontwikkelde (inter)nationale richtlijnen.

Versie 2.1 (2016)
De evidence based aanpassingen van de richtlijn zijn gebaseerd op systematische searches naar en beoordeling van relevante literatuur. Zie betreffende modules voor meer informatie over de gebruikte zoekstrategieën. Wat betreft de beoordeling is voor de gereviseerde ‘diagnostische (sub)modules' (over respectievelijk diagnostische laparoscopie en FDG-PET) gebruik gemaakt van de EBRO methodiek. Voor de overige - ‘therapeutische' - (sub)modules (over respectievelijk adjuvante chemoradiatie, systeemtherapie, HIPEC en vitamine B12 toediening) is gebruik gemaakt van de GRADE methodiek.

Versie 1.0 (2009)

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties. Er is een goede, recente richtlijn beschikbaar van SIGN (Scottish Intercollegiate Guidelines Network) over ‘Management of oesophageal and gastric cancer' 199. Voor deze richtlijn is op systematische wijze naar literatuur gezocht en is een beoordeling op basis van niveaus van bewijs aan de literatuur gegeven. Deze richtlijn was het uitgangspunt voor de huidige richtlijn, dat wil zeggen dat de huidige richtlijn gebaseerd is op de studies gebruikt in de SIGN richtlijn, aangevuld met meer recente studies. Om deze reden is de zoekactie beperkt tot de periode vanaf 2002. Recente studies (tot en met januari 2008) zijn hieraan toegevoegd. Daarnaast werden enkele recent verschenen artikelen meegenomen.

Er werd gezocht in de databases Medline en de Cochrane Library. Voor iedere vraag werd een aparte zoekstrategie gebruikt (zie zoekstrategie). Gezocht werd naar publicaties in de talen Nederlands, Engels, Duits en Frans. ‘Case-reports' werden geëxcludeerd. Referentielijsten van andere richtlijnen aangaande maagcarcinomen (Earle 200362; NCCN 2008261; Peeters 2008170) werden gescreend op het voorkomen van nieuwe referenties. Ook werden artikelen geselecteerd uit referentielijsten van reeds gevonden artikelen.

Aanbevelingen werden gebaseerd op ‘best evidence' en daarom werd tevens geselecteerd op bewijskracht. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de volgende hiërarchische indeling van studiedesigns gebaseerd op bewijskracht; 1. Meta-analyses en systematische reviews; 2. Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT´s); 3. Gecontroleerde studies (CT's). Waar deze niet voorhanden waren, werd verder gezocht naar vergelijkend cohortonderzoek, vergelijkende patiënt controleonderzoeken of niet-vergelijkend onderzoek. De geselecteerde artikelen zijn vervolgens beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij de indeling in tabel 1 is gebruikt (gebaseerd op Handleiding Richtlijnontwikkeling CBO258).

Indien er voor een bepaalde vraag voldoende kwalitatief goede studies van een hoger niveau beschikbaar waren werd geen gebruik gemaakt van studies van een lager niveau. Bijvoorbeeld als er een goede systematische review beschikbaar was die de vraag beantwoordde is niet verder gezocht naar RCT´s. Als er geen systematische review maar wel voldoende goed uitgevoerde RCT´s waren is niet gezocht naar CT's.

De mate van bewijskracht en niveau van bewijs zijn in de conclusies van de verschillende hoofdstukken weergegeven. De belangrijkste literatuur waarop de conclusies zijn gebaseerd is daarbij vermeld

Volgende:
Follow-up