Maagcarcinoom - Adjuvante chemotherapie
Disclaimer In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden. |
Zie het PDF-bestand 'Adjuvante chemotherapie' bij de aanverwante producten.
Onderbouwing
Conclusies
Alhoewel alle studies en meta-analyses een positieve trend laten zien, kan niet worden aangetoond dat adjuvante chemotherapie de kans op overleving significant verbetert (3 A2 RCT´s en 2 B). Bovendien is de klinische winst beperkt met de in die studies gebruikte chemotherapie schema's.
Niveau 1: A2 Zhao 2008 (6); Januger 2002 (4); Mari 2000 (3)
Samenvatting literatuur
Het doel van adjuvante therapie is om de kans op recidief en metastasen na de operatie te verkleinen. Er zijn aanzienlijk meer studies die de effectiviteit van adjuvante therapie onderzoeken dan van neo-adjuvante therapie. Zes meta-analyses (1) (2) (3) (4) (5) (6) rapporteerden de effecten van adjuvante chemotherapie. De methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies varieert van matig tot hoog. De resultaten van deze meta-analyses worden in tabel 1 beschreven. Alle studies beschrijven resultaten met behulp van een OR. Echter, omdat de OR het klinische effect in populaties met een hoog basis risico overschat, is vooral de absolute risicoreductie van belang. De absolute reductie in risico door adjuvante chemotherapie wordt geschat op 2 tot 4% (zie tabel 1). Een zevende meta-analyse werd geïdentificeerd maar kon niet worden verkregen (7). Gebaseerd op de resultaten van het abstract verandert deze meta-analyse de conclusie niet.
In de meest recente meta-analyse van Zhao werd ook subgroepanalyse gedaan en was het effect in de Westerse subgroep beduidend kleiner dan in de Aziatische subgroep (OR 0.92 vs. 0.71) (6). Opmerkelijker wijze leek het effect het grootste met mitomycine-bevattende schema's.
Tabel 1. Resultaten van meta-analyses naar het effect van adjuvante chemotherapie op overleving van patiënten met maagcarcinoom
|
Aantal studies |
Aantal patiënten |
Odds ratio/hazard ratio (95% BI) |
Absolute reductie in mortaliteit (%) |
Hermans (1993) (1) |
11 |
2096 |
0,88 (0,72-1,08) |
Niet gerapporteerd |
Earle (1999) (2) |
13 |
1990 |
0,80 (0,66-0,97) |
4% |
Mari (2000) (3) |
20 |
3658 |
0,82 (0,75-0,89) |
4% (stages II en III); 2% (stage I) |
Janunger (2002) (4) |
21 |
3692 |
0,84 (0,74-0,96) |
Niet gerapporteerd |
Hu (2002) (5) |
14 |
4543 |
0.81 (0.70-0.94) |
Niet gerapporteerd |
Zhao (2008) (6) |
15 |
3212 |
0.90 (0.84-0.96) |
Niet gerapporteerd |
Twaalf recente gerandomiseerde studies onderzochten de effecten van adjuvante chemotherapie; hierbij waren 7 Europese studies. Vijf hiervan vergeleken de effecten van adjuvante chemotherapie met die van operatie alleen (8) (9) (10) (11) (12). Deze studies includeerden tussen de 209 en de 397 patiënten. Hoewel alle studies een verlaging van het risico op overlijden laten zien binnen vijf jaren zijn de gevonden verschillen niet significant (zie tabel 2). Bovendien is de absolute risicoreductie beperkt tot maximaal 4,7%. De HR voor 5-jaars overleving varieert van 0,74 tot 0,98 en voor ziekte vrije overleving van 0,70 tot 0,9.
Twee RCT´s vergeleken twee soorten chemotherapie; de eerste onderzocht een behandeling met fluorouracil (FU), irinotecan (CPT-11) en docetaxel plus cisplatinum (combinatie) met een behandeling met alleen mitomycine bij een groep van 166 patiënten (13). De driejarige ziekte vrije overleving was in de groep met de combinatie chemotherapie 67,4% in vergelijking met 50,2% in de mono chemotherapie groep (p=0,045). Na drie jaar was nog 73,5% van de patiënten in leven die de combinatie chemotherapie hadden ontvangen en 62,4% van de patiënten met mono chemotherapie (p=0,16). De behandeling met combinatie chemotherapie was haalbaar en werd goed getolereerd, maar er is een grotere studie nodig om het eventuele voordeel van de ene behandeling boven de andere behandeling aan te tonen. De andere RCT vergeleek de effecten van het PELFw schema (cisplatinum, epidoxorubicin en glutathione met ondersteuning van filgrastim) met die van 5-fluorouracil en leucovorin in een groep van 397 patiënten met een hoog risico op een recidief (14). De 5-jaars overleving was 52% in de PELFw arm and 50% in the 5-FU/LV arm. Het PELFw schema verlaagde het risico op overlijden niet (HR 0,95, 95% BI 0,70 - 1,29). Minder dan 10% van de patiënten in beide groepen kreeg een ernstige bijwerking (graad 3 of 4). De behandeling werd matig getolereerd; het aantal patiënten dat de behandeling ontving zoals gepland was slechts 9,4% in de PELFw groep en 43% in the 5-FU/LV groep. Bij een meerderheid van de patiënten was het nodig om de dosis te verlagen of grotere rustperiodes in te lassen.
Tabel 2 Resultaten van recente Europese RCT´s naar het effect van post-operatieve chemotherapie in vergelijking met operatie alleen bij patiënten met maagcarcinoom
Auteur (jaartal) |
Niveau |
Chemotherapie |
5-jaars overleving (95% BI) |
Absoluut verschil wat betreft 5-jaars overleving |
Bajetta (2002) (10) |
A2 |
Etoposide, adriamycin en cisplatinum (EAP) en 5-FU and L-leucovorin |
HR 0,93 (0,65-1,34) |
4% |
Nitti (2006) (11) |
A2 |
FAMTX / FEMTX |
HR 0,98 (0,72-1,24) |
1% |
Chipponi (2004) (12) |
A2 |
Folinic acid, 5-FU, cisplatinum |
Chemotherapie: HR 39% (28,4-56%) Control: HR 38,7% (27,2-51,5%) |
0% |
De Vita (2007) (8) |
B |
Epirubicin, leucovorin, 5-FU, etoposide (ELFE) |
HR 0,91 (0,69-1,21) |
4,5% |
Bouché (2005) (9) |
B |
5-FU en cisplatinum |
HR 0,74 (0,54-1,02) |
4,7% |
In Aziatische studies worden positievere resultaten behaald, er werden 4 RCT's gevonden (15) (16) (17) (18). Sakuramoto behandelde 529 patiënten na de operatie met de S-1 orale chemotherapie (een 5-FU-afgeleide) en 530 patiënten alleen met een chirurgische behandeling (15). Na drie jaar was 80,1% (95% BI 76,1-84,0%) van de patiënten met chemotherapie nog in leven. Bij de groep die alleen een chirurgische behandeling had ondergaan was dit 70,1% (65,5-74,6%). De HR voor sterfte in de S-1 groep, in vergelijking met de chirurgie groep, was 0,68 (95% BI 0,52 - 0,87). Nakajima vond ook een voordeel van chemotherapie na curatieve chirurgische behandeling in vergelijking met een groep die alleen chirurgie had ondergaan (16). De HR voor sterfte in de groep patiënten die met uracil-tegafur waren behandeld was, in vergelijking met de groep die alleen chirurgie had ondergaan, 0,48 (95% BI 0,26-0,89). Sakuramoto en Nakajima concluderen dat de behandeling met chemotherapie na een operatie leidt tot een hogere overlevingskans. Nashimoto vond geen significant effect van de behandeling met mitomycin, fluorouracil (FU) en cytarabine (17). De 5-jaars overleving was hoger in de chemotherapie groep (91,2% met 95% BI 86,2-96,2%) dan in de chirurgie groep (86,1% 95% BI 79,9-92,2%), maar dit verschil was niet significant (p=0,13).
Chang de enige Aziatische RCT van matige methodologische kwaliteit vergeleek drie verschillende chemotherapie behandelingen (18). Zij vonden dat het toevoegen van MMC (mitomycin C) en/of doxorubicin aan 5-fluorouracil alleen geen verschil maakte wat betreft algehele overleving na 5 jaren (p=0,97) en ziektevrije overleving na 5 jaren (p=0,83).
In een kleine RCT is het effect van intra-arteriele chemotherapie onderzocht (19). Deze behandeling in vergelijking met alleen operatie verbeterde de overleving niet in een groep patiënten met ‘locally advanced' tumoren (overleving na 5 jaren: chemotherapie 52% en controle 54%, p=0,90).
Referenties
- 1 - Hermans J, Bonenkamp JJ, Boon MC, Bunt AM, Ohyama S, Sasako M, van de Velde CJ. Adjuvant therapy after curative resection for gastric cancer. meta-analysis of randomized trials. J Clin Oncol 1993; 11(8):1441-7.
- 2 - Earle CC, Maroun JA. Adjuvant chemotherapy after curative resection for gastric cancer in non-Asian patients. revisiting a meta-analysis of randomised trials. Eur J Cancer 1999; 35(7):1059-64.
- 3 - Mari E, Floriani I, Tinazzi A, Buda A, Belfiglio M, Valentini M, Cascinu S, Barni S, Labianca R, Torri V. Efficacy of adjuvant chemotherapy after curative resection for gastric cancer. a meta-analysis of published randomised trials. A study of the GISCAD (Gruppo Italiano per lo Studio dei Carcinomi dell'Apparato Digerente). Ann Oncol 2000; 11(7):837-43.
- 4 - Janunger KG, Hafstrom L, Glimelius B. Chemotherapy in gastric cancer. A review and updated meta-analysis. Eur J Surg 2002; 168(11):597-608.
- 5 - Hu J-K, Chen Z-X, Zhou Z-G, Zhang B, Tian J,Chen J-P et al. Intravenous chemotherapy for resected gastric cancer: meta-analysis of randomized controlled trials. World J Gastroenterology 2002(8):1023-8.
- 6 - Zhao S-L,Fang J-Y. The role of postoperative adjuvant chemotherapy folowing curative resection for gastric cancer: a meta-analysis. Cancer Invest 2008 Apr-May;26(3):317-25.
- 7 - Panzini I, Gianni L, Fattori PP, Tassinari D, Imola M, Fabbri P et al: Adjuvant chemotherapy in gastric cancer: a meta-analysis of randomized trials and a comparison with previous meta-analyses. Tumori 2002; 88(1):21-27.
- 8 - De Vita F, Giuliani F, Galizia G, Belli C, Aurilio G, Santabarbara G, Ciardiello F, Catalano G, Orditura M. Neo-adjuvant and adjuvant chemotherapy of gastric cancer. Ann Oncol 2007; 18 Suppl 6:vi120-vi123.
- 9 - Bouche O, Ychou M, Burtin P, Bedenne L, Ducreux M, Lebreton G, Baulieux J, Nordlinger B, Martin C, Seitz JF, Tigaud JM, Echinard E, Stremsdoerfer N, Milan C, Rougier P. Adjuvant chemotherapy with 5-fluorouracil and cisplatin compared with surgery alone for gastric cancer. 7-year results of the FFCD randomized phase III trial (8801). Ann Oncol 2005; 16(9):1488-97.
- 10 - Bajetta E, Buzzoni R, Mariani L, Beretta E, Bozzetti F, Bordogna G, Aitini E, Fava S, Schieppati G, Pinotti G, Visini M, Ianniello G, Di BM. Adjuvant chemotherapy in gastric cancer. 5-year results of a randomised study by the Italian Trials in Medical Oncology (ITMO) Group. Ann Oncol 2002; 13(2):299-307.
- 11 - Nitti D, Wils J, Dos Santos JG, Fountzilas G, Conte PF, Sava C, Tres A, Coombes RC, Crivellari D, Marchet A, Sanchez E, Bliss JM, Homewood J, Couvreur ML, Hall E, Baron B, Woods E, Emson M, Van CE, Lise M. Randomized phase III trials of adjuvant FAMTX or FEMTX compared with surgery alone in resected gastric cancer. A combined analysis of the EORTC GI Group and the ICCG. Ann Oncol 2006; 17(2):262-9.
- 12 - Chipponi J, Huguier M, Pezet D, Basso N, Hay JM, Quandalle P, Jaeck D, Fagniez PL, Gainant A. Randomized trial of adjuvant chemotherapy after curative resection for gastric cancer. Am J Surg 2004; 187(3):440-5.
- 13 - Di Bartolomeo M, Buzzoni R, Mariani L, Ferrario E, Katia D, Gevorgyan A, Zilembo N, Bordonaro R, Bochicchio AM, Massidda B, Ardizzoni A, Marini G, Aitini E, Schieppati G, Comella G, Pinotti G, Palazzo S, Cicero G, Bajetta E, Villa E, Fagnani D, Reguzzoni G, Agostana B, Oliani C, Kildani B, Duro M, Botta M, Mozzana R, Mantovani G. Feasibility of sequential therapy with FOLFIRI followed by docetaxel/cisplatin in patients with radically resected gastric adenocarcinoma. A randomized phase III trial. Oncology 2006; 71(5-6):341-6.
- 14 - Cascinu S, Labianca R, Barone C, Santoro A, Carnaghi C, Cassano A, Beretta GD, Catalano V, Bertetto O, Barni S, Frontini L, Aitini E, Rota S, Torri V, Floriani I, Pozzo C, Rimassa L, Mosconi S, Giordani P, Ardizzoia A, Foa P, Rabbi C, Chiara S, Gasparini G, Nardi M, Mansutti M, Arnoldi E, Piazza E, Cortesi E, Pucci F, Silva RR, Sobrero A, Ravaioli A. Adjuvant treatment of high-risk, radically resected gastric cancer patients with 5-fluorouracil, leucovorin, cisplatin, and epidoxorubicin in a randomized controlled trial. J Natl Cancer Inst 2007; 99(8):601-7.
- 15 - Sakuramoto S, Sasako M, Yamaguchi T, Kinoshita T, Fujii M, Nashimoto A, Furukawa H, Nakajima T, Ohashi Y, Imamura H, Higashino M, Yamamura Y, Kurita A, Arai K. Adjuvant chemotherapy for gastric cancer with S-1, an oral fluoropyrimidine. N Engl J Med 2007; 357(18):1810-20.
- 16 - Nakajima T, Kinoshita T, Nashimoto A, Sairenji M, Yamaguchi T, Sakamoto J, Fujiya T, Inada T, Sasako M, Ohashi Y. Randomized controlled trial of adjuvant uracil-tegafur versus surgery alone for serosa-negative, locally advanced gastric cancer. Br J Surg 2007; 94(12):1468-76.
- 17 - Nashimoto A, Nakajima T, Furukawa H, Kitamura M, Kinoshita T, Yamamura Y, Sasako M, Kunii Y, Motohashi H, Yamamoto S. Randomized trial of adjuvant chemotherapy with mitomycin, Fluorouracil, and Cytosine arabinoside followed by oral Fluorouracil in serosa-negative gastric cancer. Japan Clinical Oncology Group 9206-1. J Clin Oncol 2003; 21(12):2282-7.
- 18 - Chang HM, Jung KH, Kim TY, Kim WS, Yang HK, Lee KU, Choe KJ, Heo DS, Bang YJ, Kim NK. A phase III randomized trial of 5-fluorouracil, doxorubicin, and mitomycin C versus 5-fluorouracil and mitomycin C versus 5-fluorouracil alone in curatively resected gastric cancer. Ann Oncol 2002; 13(11):1779-85.
- 19 - Tentes AA, Markakidis SK, Karanikiotis C, Fiska A, Tentes IK, Manolopoulos VG, Dimitriou T. Intraarterial chemotherapy as an adjuvant treatment in locally advanced gastric cancer. Langenbecks Arch Surg 2006; 391(2):124-9.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-07-2021
Laatst geautoriseerd : 01-07-2016
Geplande herbeoordeling :
Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)
Met het oog op toekomstig onderhoud van de richtlijn (zie bijlage 11) heeft de NVMDL zich bereid verklaart voor deze richtlijn als coördinerend regiehouder op te willen treden.
Versie 1.0 (2009)
De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. De VIKC is financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn
Actualisatie
Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)
De bij deze revisie gewijzigde c.q. toegevoegde modules zijn in juni 2016 geautoriseerd. Naast deze modules is een eerste, voorlopige versie van een Onderhoudsplan opgesteld. Het is de bedoeling dat een (nog in te stellen) richtlijnwerkgroep c.q. kerngroep met verlengd mandaat voortaan jaarlijks beoordeelt voor welke bestaande modules er nieuwe relevante evidence is gepubliceerd én of er nieuwe relevante knelpunten zijn. Op basis daarvan adviseert deze werkgroep c.q. kerngroep de betrokken verenigingen welke modules c.q. onderwerpen bij nieuw tussentijds onderhoud van de richtlijn de hoogste prioriteit hebben.
Versie 1.0 (2009)
De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op 5 jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. De Landelijke Werkgroep Gastro-intestinale Tumoren toetst daarom jaarlijks de actualiteit van de richtlijn. Het bestuur van deze landelijke werkgroep draagt de verantwoordelijkheid om de behoefte voor herziening van de huidige richtlijn bij de beroepsgroepen te peilen. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld. Uiterlijk in 2013 zal een nieuwe multidisciplinaire werkgroep worden geïnstalleerd voor een herziene versie van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doelstelling
Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van zorgprofessionals en zorggebruikers, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg, berustend op wetenschappelijk onderzoek aangevuld met expertise en ervaringen van zorgprofessionals en zorggebruikers. Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor het handelen in de dagelijkse praktijk en geeft daartoe aanbevelingen over diagnose, behandeling, begeleiding en follow-up van patiënten met een maagcarcinoom.
Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met een maagcarcinoom, zoals maag-darm-lever artsen, radiologen en nucleair-geneeskundigen, chirurgen, pathologen, radiotherapeuten, medisch oncologen, diëtisten, (gespecialiseerd) verpleegkundigen en huisartsen. Tevens kan de richtlijn houvast bieden aan patiënten en hun naasten. Deze richtlijn wordt gebruikt voor het maken van patiënteninformatiemateriaal op http://www.kanker.nl/.
Samenstelling werkgroep
Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)
Voor deze revisies van de richtlijn is najaar 2014 een nieuwe multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Daarbij zijn enkele nieuwe mandaterende verenigingen toegevoegd. Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) zorgde voor de ondersteuning en begeleiding van de werkgroep.
Versie 1.0 (2009)
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is najaar 2007 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Medisch specialisten werkzaam bij de diagnostiek en behandeling van het maagcarcinoom zijn afgevaardigd namens de wetenschappelijke- en beroepsverenigingen. Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen en vertegenwoordiging van de verschillende disciplines. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en hebben van hun verenigingen het mandaat voor hun inbreng gekregen. Een diëtist was verantwoordelijk voor het onderwerp ‘indicaties voor voedings- en/of vitamine ondersteuning'. Medewerkers van onderzoeksbureau Pallas gaven methodologische ondersteuning aan de werkgroep. Twee medewerkers van de VIKC waren verantwoordelijk voor de secretariële ondersteuning en procesbegeleiding.
Versie 2.1 (2016)/versie 2.2 (2017)
Kerngroepleden
Prof. dr. P.D. Siersema, voorzitter, maag-darm-leverarts (NVMDL)
Mw. dr. A. Cats, voorzitter, maag-darm-leverarts (NVMDL)
Mw. prof. dr. H.W.M. van Laarhoven, internist-oncoloog (NIV/NVMO)
Mw. dr. K.J. Neelis, radiotherapeut-oncoloog (NVRO)
Dr. E.J. Spillenaar-Bilgen, chirurg (NVvH)
Overige werkgroepleden
Mw. C.M.M. Acosta-van de Griendt, verpleegkundig specialist (V&VN)
Mw. dr. M.G.E.M. Ausems, klinisch geneticus (VKGN)
Dr. M.J. Deenen, klinisch farmacoloog/ziekenhuisapotheker (NVZA)
Mw. A. Droop, diëtist (NVD)
Mw. dr. S.S. Gisbertz, chirurg (NVvH)
Mw. dr. N.C.T. van Grieken, patholoog (NVVP)
Dr. H.H. Hartgrink, chirurg (NVvH)
Mw. prof. dr. G.A.P. Hospers, internist-oncoloog (NIV)
Dr. E.P.M. Jansen, radiotherapeut-oncoloog (NVRO)
Mw. drs. J.H.F. Leemhuis, patiëntenvertegenwoordiger (LmK)
Dr. J. Nederend, radioloog (NVvR)
Drs. F.P.J. Peters, internist-oncoloog (NIV)
Mw. dr. J.W. van Sandick, chirurg-oncoloog (NVvH)
Dr. S.H. Sastrowijoto, patholoog (NVVP)
Mw. dr. E.M. Timmermans, patiëntenvertegenwoordiger (SPKS)
Dr. E. Vegt, nucleair geneeskundige (NVNG)
Mw. D. Westenberg, verpleegkundig specialist (V&VN)
Ondersteuning IKNL
Drs. J.J.F. de Groot, senior adviseur
Mw. N.J. Munneke, secretaresse
Mw. dr. L. Veerbeek, adviseur (tot 1 januari 2016)
Versie 1.0 (2009)
Werkgroepleden
Dr. R.L.H. Jansen, voorzitter, internist-oncoloog,
Dr. J.J.G.H.M. Bergman, maag-darm-leverarts
Mw. A. Droop, diëtiste
Dr. M. Eeftinck Schattenkerk, chirurg
Mw. dr. N.C.T. van Grieken, patholoog
Dr. H.H. Hartgrink, oncologisch chirurg
Mw. dr. G.A.P. Hospers, internist-oncoloog
E.P.M. Jansen, radiotherapeut
Dr. F.M. Nagengast, maag-darm-leverarts
Mw. dr. I.D. Nagtegaal, patholoog
Mw. dr. E.L. van Persijn van Meerten, radioloog
Prof.dr. P.D. Siersema, maag-darm-leverarts
Dr. B.L.A.M. Weusten, maag-darm-leverarts
Mw. dr. I.M.A. Joung, procesbegeleider
Redactie
Dr. H.H. Hartgrink, oncologisch chirurg
Dr. R.L.H. Jansen, internist-oncoloog
Mw. dr. I.M.A. Joung, procesbegeleider
Mw. S. Janssen-van Dijk, secretaresse
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de regionale Integrale Kankercentra. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Daarnaast wordt de richtlijn beschikbaar gesteld op www.oncoline.nl (de website van IKNL).
In principe worden voor de evaluatie van de aanbevelingen in de richtlijn richtlijnindicatoren opgesteld. Middels een documentatieproject kan met behulp van deze indicatoren worden vastgesteld in hoeverre de richtlijn wordt nageleefd. De informatie uit het documentatieproject kan input leveren bij de revisie van de richtlijn.
Werkwijze
Versie 2.2 (2017)
De evidence based aanpassingen m.b.t. onderdelen behandeling vroegcarcinoom, lymfadenectomie, omentectomie en laparoscopische versus open maagresectie zijn gebaseerd op systematische searches naar en beoordeling van relevante literatuur; daarbij is gebruik gemaakt van de GRADE methodiek. De aanpassingen m.b.t. de onderdelen Her2Neu (pathologie) en postoperatief beleid (voeding) zijn gebaseerd op elders ontwikkelde (inter)nationale richtlijnen.
Versie 2.1 (2016)
De evidence based aanpassingen van de richtlijn zijn gebaseerd op systematische searches naar en beoordeling van relevante literatuur. Zie betreffende modules voor meer informatie over de gebruikte zoekstrategieën. Wat betreft de beoordeling is voor de gereviseerde ‘diagnostische (sub)modules' (over respectievelijk diagnostische laparoscopie en FDG-PET) gebruik gemaakt van de EBRO methodiek. Voor de overige - ‘therapeutische' - (sub)modules (over respectievelijk adjuvante chemoradiatie, systeemtherapie, HIPEC en vitamine B12 toediening) is gebruik gemaakt van de GRADE methodiek.
Versie 1.0 (2009)
De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties. Er is een goede, recente richtlijn beschikbaar van SIGN (Scottish Intercollegiate Guidelines Network) over ‘Management of oesophageal and gastric cancer' 199. Voor deze richtlijn is op systematische wijze naar literatuur gezocht en is een beoordeling op basis van niveaus van bewijs aan de literatuur gegeven. Deze richtlijn was het uitgangspunt voor de huidige richtlijn, dat wil zeggen dat de huidige richtlijn gebaseerd is op de studies gebruikt in de SIGN richtlijn, aangevuld met meer recente studies. Om deze reden is de zoekactie beperkt tot de periode vanaf 2002. Recente studies (tot en met januari 2008) zijn hieraan toegevoegd. Daarnaast werden enkele recent verschenen artikelen meegenomen.
Er werd gezocht in de databases Medline en de Cochrane Library. Voor iedere vraag werd een aparte zoekstrategie gebruikt (zie zoekstrategie). Gezocht werd naar publicaties in de talen Nederlands, Engels, Duits en Frans. ‘Case-reports' werden geëxcludeerd. Referentielijsten van andere richtlijnen aangaande maagcarcinomen (Earle 200362; NCCN 2008261; Peeters 2008170) werden gescreend op het voorkomen van nieuwe referenties. Ook werden artikelen geselecteerd uit referentielijsten van reeds gevonden artikelen.
Aanbevelingen werden gebaseerd op ‘best evidence' en daarom werd tevens geselecteerd op bewijskracht. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de volgende hiërarchische indeling van studiedesigns gebaseerd op bewijskracht; 1. Meta-analyses en systematische reviews; 2. Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT´s); 3. Gecontroleerde studies (CT's). Waar deze niet voorhanden waren, werd verder gezocht naar vergelijkend cohortonderzoek, vergelijkende patiënt controleonderzoeken of niet-vergelijkend onderzoek. De geselecteerde artikelen zijn vervolgens beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij de indeling in tabel 1 is gebruikt (gebaseerd op Handleiding Richtlijnontwikkeling CBO258).
Indien er voor een bepaalde vraag voldoende kwalitatief goede studies van een hoger niveau beschikbaar waren werd geen gebruik gemaakt van studies van een lager niveau. Bijvoorbeeld als er een goede systematische review beschikbaar was die de vraag beantwoordde is niet verder gezocht naar RCT´s. Als er geen systematische review maar wel voldoende goed uitgevoerde RCT´s waren is niet gezocht naar CT's.
De mate van bewijskracht en niveau van bewijs zijn in de conclusies van de verschillende hoofdstukken weergegeven. De belangrijkste literatuur waarop de conclusies zijn gebaseerd is daarbij vermeld