Exploreren vermoeden KMdF
Uitgangsvraag
Hoe kunnen we de signalering van een Inconsistente Presentatie (IP) en een vermoeden van falsificatie verbeteren?
Welke aandachtspunten zijn er voor de jeugdarts bij de aanpak van een IP en een vermoeden van kindermishandeling door falsificatie (KMdF)?
Voor de definities van IP en KMdF zie module Definities in de literatuur.
Aanbeveling
Maak gebruik van erkende interventies om risico- en beschermende factoren bij de ouder te onderzoeken.
Werk samen met huisarts en kinderarts en onderhoud deze samenwerking.
Vraag toestemming aan ouders(s)/ verzorger(s) voor overleg met collega’s-behandelaar van het kind. Zie module Juridische en medisch-ethische aspecten.
Zorg dat je laagdrempelig bereikbaar bent voor scholen en goed gepositioneerd. Realiseer je dat je vaak de enige medische partner bent, maak gebruik van deze expertise en zorg dat de partners ook jou hierbij goed gebruiken.
Spreek ouder en kind waar mogelijk en in ieder geval boven 12 jaar apart.
Betrek de informatie van school/kinderdagopvang bij uw afweging, met aandacht voor discrepanties met het door ouders geschetst beeld.
Doe een uitgebreide inventarisatie van de oorzaak van het verzuim en maak gebruik van het biopsychosociaal model.
Wees erop bedacht dat ook bij potentieel ernstige aandoening (somatisch en/of psychiatrisch) of SOLK/ALK een vermoeden van KMdF kan voorkomen.
Wees erop bedacht dat opvallende vragen om verwijzing en wisselingen van huisarts en specialist signalen kunnen zijn van IP/KMdF.
Draag zorg voor een zorgvuldige documentatie van alle feitelijkheden, vermijd subjectiviteit en interpretaties.
Volg de stappen van de KNMG-meldcode.
Overwegingen
Er is geen systematische literatuuranalyse uitgevoerd voor deze module. Wel zijn in module Signalen en symptomen – herkennen van KMdF signalen en symptomen uitgewerkt. In deze module wordt specifiek ingegaan op signalen en symptomen die bij de jeugdarts naar voren kunnen komen bij IP die leidt tot vermoedens van KMdF.
Signalen die kunnen wijzen op een IP/KMdF
Signalen rechtstreeks bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ)
- Er wordt door ouders of school vaker gevraagd om extra consulten bij de jeugdarts, waarbij de discrepantie tussen de door ouder verwoorde klachten en de bevindingen bij onderzoek door de jeugdarts opvallen.
- Adviezen worden vaker dan gemiddeld niet opgevolgd, dit kan zich bijvoorbeeld ook uiten in dat de ouder in plaats van de verwijzing naar een erkende praktijk voor een niet-geregistreerde zorgverlener kiest.
- Ouder is moeilijk gerust te stellen en dringt steeds aan op nader onderzoek.
- IP: ook bij een reeds bekende chronische ziekte kunnen nieuwe klachten gemeld worden die op een IP wijzen.
- Jeugdarts constateert dat er regelmatig gewisseld wordt van huisarts/praktijk.
- Ouder dringt aan op second, third, et cetera opinion, als in tweede lijn geen verklaarbare somatische of psychische/psychiatrische diagnose is gesteld.
- Ouder geeft geen toestemming het kind alleen te spreken.
- Medisch onverklaarde failure to thrive (groei- en ontwikkelingsachterstand) kan een alarmsignaal zijn.
- Opvallende interactie tussen ouder en kind, bijvoorbeeld:
-
- Ouder neemt het woord waardoor het kind onvoldoende de eigen antwoorden kan geven.
- Discrepantie in verhaal ouder en kind, of vader en moeder onderling.
- Het kind onttrekt zich verbaal en non-verbaal aan het gesprek.
Signalen vanuit scholen en partners
Signalen die bij de JGZ binnenkomen vanuit scholen kunnen zijn:
- Het kind wordt vaker dan gemiddeld ziekgemeld op school.
- Het kind is vaker dan gemiddeld afwezig op school vanwege doktersbezoek.
- Vraag om aanpassingen voor het kind zoals verzuim van gymles of liftpas zonder dat daar een passende verklaring voor lijkt te zijn.
- Aandoeningen die bij scholen vragen oproepen (IP bij het kind), dit kan ook gaan om leerproblemen.
- Opvallende interactie tussen ouder en kind.
- Discrepanties in het beeld zoals gezien op school en het door ouder geschetst beeld.
- Aanpassingen in roosters, gebruik van rolstoel of spalken zonder dat daarvoor een jeugdarts, kinderarts of andere relevante hulpverlener is geraadpleegd moeten als een alarmsignaal worden beschouwd.
NB Geen enkel signaal is specifiek en kan vele andere oorzaken hebben.
Het is belangrijk om alle bevindingen zorgvuldig en feitelijk te noteren in het dossier. Welke informatie heb je zelf gezien en gehoord, wat was een mededeling en wie deed de mededeling: ouders of kind. Ook informatie van school en informatie uit gevoerde overleggen moet zorgvuldig gedocumenteerd worden in het dossier, het is daarbij belangrijk om school te wijzen dat de informatie genoteerd wordt in het dossier. Zeker als er een diagnose in het dossier wordt genoteerd, moet er genoteerd worden of dit een medegedeelde diagnose is of vastgesteld door specialist.
Hoe komt signaal binnen?
Vanaf de zwangerschap zijn er meerdere reguliere contactmomenten bij de jeugdgezondheidszorg; gemiddeld 15 in de eerste 4 jaar inclusief prenataal contact. De JGZ maakt gebruik van diverse interventies in de eerste levensmaanden, waarbij actief risico- en beschermende factoren bij de ouder en het gezin worden onderzocht. Tijdens de contactmomenten kunnen meerdere signalen opvallen, zoals discrepantie tussen door ouder geschetst beeld en bevindingen bij onderzoek en aandringen op verwijzing en second, third opinie (zie hierboven). Medisch onverklaarde failure to thrive (groei- en ontwikkelingsachterstand) moet gezien worden als een alarmsignaal.
Vanaf de basisschoolleeftijd zijn er minder reguliere momenten waarop kinderen gezien worden door de JGZ. De JGZ is in die leeftijdsgroep wel een belangrijke samenwerkingspartner voor scholen en andere ketenpartners, zoals leerplicht. De jeugdarts zal daarom vooral signalen van een IP krijgen via school of leerplicht. Ook kunnen ouders vragen om extra contactmomenten voor bijvoorbeeld een verwijzing naar de tweede lijn.
Aandachtpunten voor de samenwerking van de JGZ met scholen en andere ketenpartners
Het is belangrijk dat de JGZ zich goed positioneert op scholen en aandringt op het betrekken van de JGZ bij verhoogd ziekteverzuim, zodat scholen ook gebruik maken van de expertise van de JGZ. Leerkrachten en mentoren zullen dan bij signalen op school laagdrempelig contact met de JGZ zoeken. Er kunnen op alle leeftijden ook signalen binnenkomen via andere partners zoals kinderopvang en sociale wijkteams.
Vanuit de JGZ wordt in de samenwerking met scholen en leerplichtambtenaren vaak een vaste systematiek gebruikt om ziekteverzuim vroegtijdig aan te pakken. Doel hierbij is om oorzaken van het verzuim te inventariseren en mee te denken met oplossingen. Een veel gebruikte methode in Nederland is de bewezen effectieve methode medische advisering ziekgemelde leerlingen (MAZL). Dit betekent dat als scholen een verhoogd of een afwijkend ziektepatroon signaleren, zij een aanmelding doen bij de jeugdarts. In deze aanmelding beschrijft school (met toestemming van kind en ouder) hun bevindingen.
De jeugdarts inventariseert samen met kind en ouder systematisch en uitgebreid alle oorzaken van het verzuim, waaronder voorgeschiedenis, leefstijl en contacten binnen en buiten het gezin. Hierbij overlegt de jeugdarts regelmatig met andere behandelaars. Vervolgens adviseert de jeugdarts kind, ouder en school bij het vervolg en monitort dit vervolg. JGZ-organisaties die geen MAZL uitvoeren volgen vaak een sterk vergelijkbare methodiek.
Mogelijke vervolgstappen
Het is belangrijk dat jeugdartsen als zij zelf of via een partner een signaal krijgen dat kan wijzen op een IP een systematische aanpak volgen.
In deze systematische aanpak is het belangrijk om bij alle IPs de problematiek inclusief voorgeschiedenis goed en systematisch uit te vragen, te controleren met het dossier en waar mogelijk te overleggen met andere zorgverleners, zoals huisarts en kinderarts, in principe met toestemming van ouders. Beschrijf ook (met vermelding van broncontact) welke discrepanties bijvoorbeeld in het gedrag van het kind met of zonder ouder worden waargenomen door andere professionals zoals de leerkracht. Leg alle bevindingen feitelijk en zorgvuldig vast in het dossier, beschrijf wat je zelf hebt gezien of gehoord en beschrijf daarbij bijvoorbeeld los van elkaar de uitingen van de ouder en het kind, beschrijf bijvoorbeeld ook woordgebruik door het kind dat kan wijzen op beïnvloeding door de ouder. Onderzoek actief de interactie tussen ouder en kind en het contact van kind en ouder met de jeugdarts. Leg alle bevindingen zo feitelijk mogelijk vast in het dossier. Denk aan discrepanties tussen ouder en kind in houding ten aanzien van de ernst van de klacht en ouder die het woord doet voor het kind. Spreek ouder en kind waar mogelijk en ieder geval boven 12 jaar apart. Als er signalen zijn van falsificatie, overleg dan onmiddellijk met de vertrouwensarts van Veilig Thuis en start de KNMG-meldcode (KNMG, 2023).
Probeer bij een IP, waarbij er voldoende onderzoek is geweest om ernstige problematiek uit te sluiten, in eerste instantie gezond gedrag te stimuleren, klachten te normaliseren en demedicaliseren. Gebruik hiervoor zo nodig een erkend gespreksmodel.
Als de IP blijft, ga dan opnieuw in overleg met huisarts en kinderarts en bespreek samen welke interventie passend is, bijvoorbeeld meer gericht op ALK/SOLK, en overweeg te overleggen met een vertrouwensarts conform de KNMG-meldcode (KNMG, 2023). Als er onvoldoende verbetering lijkt te komen of er lijkt veel te worden vertraagd door de ouder, betrek dan altijd de vertrouwensarts van Veilig Thuis.
Jeugdartsen kunnen in alle stadia overleggen met Veilig Thuis, bij voorkeur met een vertrouwensarts. Dit kan ook gaan om advies bij te volgen stappen en documenteren van de signalen. Volg altijd de KNMG-meldcode (KNMG, 2023). Jeugdartsen kunnen ook scholen of andere partners adviseren contact op te nemen met Veilig Thuis en in een geval van IP te vragen naar de vertrouwensarts. Wijs scholen en andere professionals erop dat zij ook verplicht zijn de KNMG-meldcode (KNMG, 2023) te volgen.
Onderbouwing
Achtergrond
In de eerste lijn, bijvoorbeeld bij jeugdarts, kunnen al signalen worden waargenomen die op een IP en/of een vermoeden van KMdF zouden kunnen wijzen (definities zie module Definities in de literatuur). De signalen en vermoedens ontstaan bij jeugdartsen meestal na langere tijd, doorgaans na onderzoek. De discrepantie tussen de klachten en de negatieve bevindingen bij onderzoek vallen in eerste instantie op. De kracht van jeugdartsen is dat zij gezinnen en kinderen gedurende meerdere jaren volgen en de context van het systeem rond het kind kennen.
Voor de jeugdarts zijn met name de signalen van een IP een reden tot alertheid. Het bespreekbaar maken van de discrepantie tussen anamnese, symptomen en onderzoeksbevindingen met de ouders en zo mogelijk het kind is een logische vervolgstap. Deze is gericht op herstel en normaliseren van het leven van het kind. Hiervoor zal in de meeste gevallen een verwijzing naar de kinderarts noodzakelijk zijn. Bij een IP is de impact van de klachten op het dagelijks leven van het kind relatief groot, niet passend bij de vaak wisselende klachten; daarnaast is de impact op het kind niet gemakkelijk te beïnvloeden. Bij somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)/aanhoudende lichamelijke klachten (ALK) speelt er een meer consistente bezorgdheid over het kind. Om het verschil tussen een IP en SOLK/ALK vast te stellen is overleg en verwijzen naar de kinderarts nodig (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, 2018). Wanneer bij een kind waar een IP speelt vermoedens van falsificatie bij het kind ontstaan, is direct overleg met de vertrouwensarts noodzakelijk conform de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG, 2023)).
Zoeken en selecteren
No systematic literature analysis was performed for this question, because the question is specific to the Dutch situation and cannot be investigated systematically. Recommendations from the scientific literature (including international guidelines) have been incorporated into this module as well as input from an invitational conference with collaboration partners, experts and experts in the field of law and medical ethics.
Referenties
- Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld. Utrecht: KNMG; 2023. Beschikbaar van: https://knmg-meldcode.maglr.com/meldcode-kindermishandeling-en-huiselijk-geweld/cover
- Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) bij kinderen. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; 2018. Beschikbaar van: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/solk_bij_kinderen/definitie_solk_bij_kinderen.html
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 27-01-2025
Laatst geautoriseerd : 27-01-2025
Geplande herbeoordeling : 27-01-2030
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en de Vereniging voor Vertrouwensartsen Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg rondom kindermishandeling door falsificatie (KMdF).
Werkgroep
- Dr. A.H. (Rian) Teeuw, kinderarts sociale pediatrie, werkzaam in het Amsterdam UMC - Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVK (voorzitter)
- Drs. J. (Jolande) Schoonenberg, vertrouwensarts Veilig Thuis, werkzaam bij GGD Amsterdam te Amsterdam, VVAK (voorzitter)
- Drs. M.J. (Marije) van Mill, kinderarts-MDL, werkzaam in het UMC Utrecht - Wilhelmina kinderziekenhuis te Utrecht, NVK, tot juni 2022
- Drs. M.J. (Marjo) Affourtit, kinderarts sociale pediatrie, werkzaam bij het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK, sinds juni 2022
- Drs. P.I.M. (Patries) Worm, vertrouwensarts/kinderarts, werkzaam bij GGD Gelderland-Zuid, VVAK
- Dr. R. (Roel) Bakx, kinderchirurg, werkzaam in het Amsterdam UMC - Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVvH
- Dr. Z. (Zwany) Metting, kinderneuroloog, werkzaam bij Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) te Zwolle, NVN
- Dr. M.J. (Marie-José) van Hoof, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij iMindU te Leiden, NVvP
- M. (Marjon) Zwart, kinderverpleegkundige/kinder IC verpleegkundige, werkzaam bij het Amsterdam UMC te Amsterdam, V&VN
- Drs. L.M.M. (Lisette) Jongbloets, arts Maatschappij & Gezondheid en jeugdarts, werkzaam bij VG Utrecht te Utrecht, AJN
- Drs. J. (Judith) Bosman, vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis Kennemerland, NVK/VVAK
- H. (Hester) Rippen, directeur-bestuurder, Stichting Kind en Ziekenhuis
- Drs. E. (Ellen) Kerseboom, GGZ-kaderhuisarts niet praktiserend, NHG, tot september 2023
- Prof. dr. H.M.M. (Hedwig) Vos, huisarts en hoofd afdeling Public Health en Eerstelijns Geneeskunde, werkzaam bij V&V Huisartsen te Den Haag en het LUMC, NHG, vanaf december 2023
Klankbordgroep
- J. (Judith) van der Linden, vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis Oostbrabant, Veilig Thuis
- R. (Rob) Bilo, vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond, Veilig Thuis
Met ondersteuning van
- Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. C.L. (Cécile) Overman, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. R. (Renee) Bolijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Naam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Actie |
Teeuw |
Kinderarts sociale pediatrie |
Werkzaam als LECK kinderarts (Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling, www.leck.nu) |
Geen |
Geen actie |
Schoonenberg |
Voorzitter richtlijnontwikkeling namens VVAK |
Vertrouwensarts Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland |
Geen |
Geen actie |
Rippen |
Directeur Stichting Kind en Ziekenhuis (32 uur) |
• Lid Raad van Toezicht MEEr-groep |
Geen |
Geen actie |
Metting |
Neuroloog/Kinderneuroloog |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Bakx |
Kinderchirurg Amsterdam UMC |
Voorzitter richtlijnencommissie NVvH |
Geen |
Geen actie |
Jongbloets |
Arts Maatschappij en Gezondheid profiel JGZ |
Gastdocent NSPOH, opleiding jeugdarts, betaald |
Geen |
Geen actie |
Van Hoof |
Praktijkeigenaar iMindU, praktijk voor (kinder- en jeugd)psychiatrie en psychotherapie |
Onbezoldigd: |
iMindU richt zich o.a. op trauma (inclusief aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld), gehechtheid, emotieregulatie/ persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen, jeugdigen en volwassenen. KMdF komt zelden op het moment dat het gebeurt aan de oppervlakte, vaker is behandeling van gebeurtenissen achteraf nodig.
Ideëel belang: implementatie van aandacht voor en diagnostiek van gehechtheid naast diagnostiek van psychopathologie als transdiagnostische factor van belang zowel preventief, in diagnostisch arsenaal als in behandeling van kind en gezin. |
Geen actie |
Worm |
Ik ben werkzaam als vertrouwensarts bij Veilig Thuis Gelderland zuid (32 uur). Veilig Thuis Gelderland zuid valt onder de GGD Gelderland zuid. Ik ben kinderarts en recent als kinderarts inzake KMdF ge herregistreerd. |
Ontwikkelen Praatboek voor kinderen in de juegdbeschermingsketen in samenwerking en opdracht van het ministerie van VWS (periode december 2020-mei 2021) (Subsidie) |
Geen |
Geen actie |
Zwart |
Intensive Care Kinderen Verpleegkundige |
Werkgroep Kindermishandeling |
Geen |
Geen actie |
Bosman |
Vertrouwensarts Veilig Thuis Kennemerland |
Docent bij de NSPOH voor de opleiding Forensische Verpleegkunde. Betaald per gecontracteerd lesuur. 5 uur per jaar |
Ik draag bij aan de richtlijn in het belang van de professionalisering van de VVAK en met het doel het onderwerp KMdF beter op de kaart te zetten, bekendheid te bevorderen en daarbij handvatten te geven aan zowel de kinderarts als aan de vertrouwensarts om in gezamenlijkheid de belangen van het kind zo goed mogelijk te behartigen. bijdragen aan de richtlijn zal mijn persoonlijke positie of aanzien niet veranderen. |
Geen actie |
Affourtit |
Kinderarts-sociale pediatrie LECK kinderarts |
WOKK instructeur, vacatiegeld, LECK bestuurder, vacatiegeld Erasmus MC |
Partner in NSK onderzoek, financier 1: ZonWM: signaleren kindermishandeling
Toename van eigen kennis als expert op gebied van kindermishandeling, kan van toepassing zijn in de patiëntenzorg en adviezen aan collega's |
Geen actie |
Kerseboom |
Huisarts-kaderarts GGZ niet praktiserend, afgevaardigd via NHG, afd. PsyHag |
LHV-ambassadeur kindermishandeling, betaald en onbetaald |
Geen |
Geen actie |
Vos |
Huisarts bij V&V Huisartsen (praktijkhouder, eigenaar) |
RvT Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra Lid Raad van Advies Lovah Lid Raad van Advies Huisartsen en Wetenschap |
Geen |
Geen actie |
Naam klankbordgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Actie |
Bilo |
Vertrouwensarts, Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (20 uur) |
Ik ben na mijn pensionering in juni 2019 nog een aantal keren opgeroepen als gerechtelijk deskundige in zaken, waarin ik voor mijn pensionering forensisch medische rapportages heb geschreven en ben hiervoor betaald als gerechtelijk deskundige. |
Geen |
Geen actie |
Van der Linden |
eigenaar coach praktijk |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afvaardiging van Stichting Kind & Ziekenhuis in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd via Stichting Kind & Ziekenhuis aan enkele ouders en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Exploreren vermoeden KMdF |
Geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 en 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Gedurende het ontwikkelproces van fase 1 heeft een eerste invitational conference plaatsgevonden, waarbij aan de hand van stellingen input is gevraagd van de aanwezigen op de eerste 2 modules van de richtlijn. Gedurende het ontwikkelproces van fase 2 heeft een tweede invitational conference plaatsgevonden, waarbij de conceptmodules zijn voorgelegd aan de aanwezigen en input is gegeven op de conceptmodules van fase 2. Deze input is verwerkt in desbetreffende modules. Een verslag van beide invitationals is opgenomen onder aanverwante producten.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. In geen van de modules was het mogelijk om data uit verschillende studies te poolen. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.