Kindermishandeling door Falsificatie

Initiatief: NVK / VVAK Aantal modules: 2

Startpagina - Kindermishandeling door Falsificatie

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

Kindermishandeling door Falsificatie (KMdF) is een vorm van kindermishandeling waarbij somatische of psychische symptomen bij een kind worden gefingeerd, gefalsificeerd of toegebracht door de ouder of verzorger. De ouder of verzorger presenteert het kind met deze signalen en symptomen in de gezondheidszorg. Vaak duurt het lang voor aan de diagnose KMdF wordt gedacht, en wordt het vermoeden door iemand anders dan de hoofdbehandelaar naar voren gebracht. Daarom richt deze richtlijn zich op het signaleren van KMdF en de samenwerking tussen de verschillende professionals die daarbij een rol spelen. Voorheen werd de term Pediatric Condition Falsification (PCF) gebruikt voor Kindermishandeling door Falsificatie. De richtlijn beoogt weer te geven wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor kinderen bij wie een vermoeden van KMdF speelt. De complexiteit van deze problematiek vraagt om een richtlijn. Een richtlijn bevordert het uniform handelen dat het herkennen van de problematiek verbetert (signalering) en de aanpak in het kader van onderzoek naar kindermishandeling structureert. Het eenduidig handelen bevordert de professionaliteit, maakt het handelen toetsbaar en maakt evaluatie en bijsturen van het proces mogelijk.

 

In 2007 is de eerste Nederlandse richtlijn over PCF gepubliceerd door de VVAK (VVAK, 2007). Deze richtlijn was aan herziening toe, onder andere door een veranderde werkwijze van Veilig Thuis, hernieuwde inzichten in de problematiek, veranderende naamgeving, toenemende juridisering en de toenemende samenwerking met justitie (Kwakman, 2017a; Kwakman, 2017b). Deze gaan over de termen Pediatric Condition Falsification en Factitious Disorder by Proxy, zowel qua definiëring als aanpak. In 2013 is het Medisch Handboek Kindermishandeling verschenen met een hoofdstuk over PCF (van de Putte, 2013).

 

Doel van de richtlijn

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en de Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling en huiselijk geweld (VVAK) is vanaf april 2021 gestart met het opstellen van een vernieuwde richtlijn waarin beschreven wordt hoe te handelen bij een vermoeden van Kindermishandeling door Falsificatie. Kinderartsen werken in de praktijk intensief samen rond deze vorm van kindermishandeling; Kinderartsen vanuit een behandelsetting en vertrouwensartsen vanuit Veilig Thuis.

 

Afbakening van de richtlijn

De richtlijn baseert zich onder andere op de richtlijn van de Royal College of Paediatrics and Child Health (RCPCH, 2021), het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019 (Baeten, 2019), de Handreiking ‘Samenwerking bij strafbare kindermishandeling’ (Kwakman, 2017a) en de richtlijn voor de aanpak van PCF en FDP (VVAK, 2007)). Ook worden de uitgangspunten van de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (van Hoof, 2018) gebruikt, welke de professionele norm voor behandelend artsen vormt.

Voorliggend concept betreft de eerste 2 modules van de eerste fase van de richtlijn, welke gaan over een gezamenlijke visie over de definitie van KMdF en over samenwerking tussen verschillende partijen, waaronder kinderartsen en vertrouwensartsen. In de tweede fase van de richtlijn zal het diagnostisch traject, het doen van onderzoek en organiseren van veiligheid, verder worden beschreven en daarnaast zal de richtlijn ingaan op specifieke juridische en medisch ethische aspecten, communicatie met het kind en gezagdragenden.

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

De Richtlijn is bedoeld voor kinderartsen en andere zorgprofessionals werkzaam in de 0e, 1e, 2e en 3e lijn, en vertrouwensartsen en andere medewerkers werkzaam bij Veilig Thuis, Forensisch artsen 1e-2e lijn, Raad vd Kinderbescherming, Jeugdbescherming, Politie, OM en kinderrechters.

 

Afkortingenlijst is te vinden in de bijlage

Literatuurreferenties zijn te vinden in de bijlage.

Onderbouwing

  1. Baeten, P. (2018). Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019.
  2. Kwakman, E. (2017a). Handreiking Samenwerken bij Strafbare Kindermishandeling [Guide to Collaboration in Criminal Child Abuse Cases].
  3. Kwakman, E., Bilo, R. (2017b). Handreiking Samenwerken bij PCF/MBP.
  4. Nederlandse Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling (VVAK) (2007). Richtlijn voor de aanpak van pediatric condition falsification (PCF) en factitious disorder by proxy (FDP).
  5. van Hoof, M. J. (2018). KNMG meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Online 22 november 2018. Mede-auteur als lid artsencoalitie vanuit NVvP. https://www. knmg. nl/actualiteit-opinie/nieuws/nieuwsbericht/nieuwe-knmg-meldcode-kindermishandeling-en-huiselijk-geweld-per-1-januari-2019-verplicht. htm.
  6. van de Putte, E. M., Lukkassen, I. M. A., Russel, I. M., & Teeuw, A. H. (Eds.). (2013). Medisch handboek kindermishandeling. Bohn Stafleu van Loghum.
  7. Royal College of Paediatrics and Child Health. (2021). Perplexing Presentations (PP)/Fabricated or Induced Illness (FII) in Children. RCPCH Guidance.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 13-01-2023

Laatst geautoriseerd  : 13-01-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling en huiselijk geweld
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling en huiselijk geweld

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en de Vereniging voor Vertrouwensartsen Kindermishandeling en Huiselijk Geweld.

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg rondom KMdF.

  • Dr. A.H. (Rian) Teeuw, kinderarts sociale pediatrie, werkzaam in het Amsterdam UMC - Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVK (voorzitter)
  • Drs. J. (Jolande) Schoonenberg, vertrouwensarts Veilig Thuis, werkzaam bij GGD Amsterdam te Amsterdam, VVAK (voorzitter)
  • Drs. M.J. (Marije) van Mill, Kinderarts-MDL, werkzaam in het UMC Utrecht - Wilhelmina kinderziekenhuis te Utrecht, NVK
  • Drs. M.J. (Marjo) Affourtit, kinderarts sociale pediatrie, werkzaam in het Erasmus MC Sophia kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK (werkgroeplid sinds juni 2022)
  • Drs. P.I.M. (Patries) Worm, vertrouwensarts/kinderarts, werkzaam bij GGD Gelderland-Zuid, VVAK
  • Dr. R. (Roel) Bakx, kinderchirurg, werkzaam in het Amsterdam UMC - Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVvH
  • Dr. Z. (Zwany) Metting, kinderneuroloog, werkzaam in het Ommelander Ziekenhuis Groningen te Scheemda, NVN
  • Dr. M.J. (Marie-José) van Hoof, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij iMindU te Leiden, NVvP
  • M. (Marjon) Zwart, kinderverpleegkundige/ kinder ic-verpleegkundige, werkzaam bij het Amsterdam UMC te Amsterdam, V&VN
  • Drs. L.M.M. (Lisette) Jongbloets, arts Maatschappij & Gezondheid en jeugdarts, werkzaam bij VG Utrecht te Utrecht, AJN
  • H. (Hester) Rippen, directeur-bestuurder, Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Drs. E. (Ellen) Kerseboom, GGZ-kaderhuisarts niet praktiserend, NHG

Met ondersteuning van

  • Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. C.L. (Cécile) Overman, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Teeuw*

Kinderarts sociale pediatrie
Emma Kinderziekenhuis, Amsterdam UMC locatie AMC

Werkzaam als LECK kinderarts (Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling, www.leck.nu)

Geen

Geen actie

Schoonenberg*

Vertrouwensarts Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland

Voorzitter VVAK (onbetaald)

Geen

Geen actie

Rippen

Directeur Stichting Kind en Ziekenhuis (32 uur)
Eigenaar Fiduz management (8-12 uur) (strategie, advies en projectmanagement)

• Lid Raad van Toezicht MEEr-groep
• Lid Adviesraad Medgezel
• Coördinator European Association for Children in Hospital (EACH)
• Bestuurslid College Perinatale zorg (CPZ)
• AQUA De methodologische Advies- en expertgroep Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (AQUA)
• Penningmeester Ervaringskenniscentrum Schouders
• Voorzitter Landelijke Borstvoedingsraad
• Voorzitter MKS Landelijke coördinatieteam Integrale Kindzorg
• Voorzitter Expertiseraad Kenniscentrum kinderpalliatieve zorg
• Lid Algemene Ledenvergadering VZVZ
• Lid beoordelingscommissie KIDZ

Geen

Geen actie

Metting

Neuroloog/Kinderneuroloog
Ommelander Ziekenhuis Groningen

Geen

Geen

Geen actie

Bakx

Kinderchirurg Amsterdam UMC

Voorzitter richtlijnencommissie NVvH
Lid adviescommissie richtlijnen FMS
secretaris bestuur Stichting Spoedeisende hulp bij kinderen
Lid werkgroep ontwikkeling Nationaal Signaleringsinstrument Kindermishandeling

Geen

Geen actie

Jongbloets

Arts Maatschappij en Gezondheid profiel JGZ
Stafarts JGZ Volksgezondheid Gemeente Utrecht

Gastdocent NSPOH, opleiding jeugdarts, betaald

Geen

Geen actie

Van Hoof

Praktijkeigenaar iMindU, praktijk voor (kinder- en jeugd)psychiatrie en psychotherapie
(Kinder- en jeugd)psychiater; https://www.imindu.nl

Onbezoldigd:

  • onderzoeksaffiliatie met LUMC-Curium (oktober 2006 t/m juni 2021) en Amsterdam UMC (sinds november 2020)
  • bestuurslid afdeling psychotherapie Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (sinds september 2021)
  • bestuurslid Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma, portefeuille psychotrauma kind en gezin (januari 2019-maart 2022)
  • voorzitter werkgroep Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (sinds november 2018 voorzitter; 2009-2012 en 2016-2018 lid; soms vacatiegeld)
  • voorzitter expertgroep Trauma en Kindermishandeling Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie (sinds 2007)
  • bestuurslid Project On Women Empowerment in Reproductive Health (2006-2022)
  • voorzitter Vrienden van het Willibrord gymnasium (2017-april 2022)
  • redactielid Kind en Adolescent Praktijk (sinds 2018)
  • redactielid Tijdschrift voor Psychotherapie (sinds februari 2022)
  • gevraagd als voorzitter organizing committee International Attachment Conference 2024 (SEAS)-(sinds juni 2021)
  • voorzitter Publieksdag 'Kapla' 6 juli 2022 in kader van Leiden 2022 European City of Science.

iMindU richt zich o.a. op trauma (inclusief aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld), gehechtheid, emotieregulatie/persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen, jeugdigen en volwassenen. PCF komt zelden op het moment dat het gebeurt aan de oppervlakte, vaker is behandeling van gebeurtenissen achteraf nodig.

 

Ideëel belang: implementatie van aandacht voor en diagnostiek van gehechtheid naast diagnostiek van psychopathologie als transdiagnostische factor van belang zowel preventief, in diagnostisch arsenaal als in behandeling van kind en gezin.

Geen actie

Van Mill

Kinderarts-MDL WKZ te Utrecht
0.8 FTE

Geen

Geen

Geen actie

Worm

Ik ben werkzaam als vertrouwensarts bij Veilig Thuis Gelderland zuid (32 uur). Veilig Thuis Gelderland zuid valt onder de GGD Gelderland zuid. Ik ben kinderarts en recent als kinderarts inzake PCF ge herregistreerd.

Ontwikkelen Praatboek voor kinderen in de jeugdbeschermingsketen in samenwerking en opdracht van het ministerie van VWS (periode december 2020-mei 2021) (Subsidie)

Het geven van presentatie inz PCF voor Hogeschool Arnhem en Nijmegen, LVAK (betaald) vanuit eigen onderneming Medicus Vermino.

Recent geregistreerd bij de Nationale Politie als landelijk deskundigheids makelaar op het gebied van PCF (betaling per advies)

Geen

Geen actie

Zwart

Intensive Care Kinderen Verpleegkundige
Amsterdam UMC (AMC)

Werkgroep Kindermishandeling
Werkgroep Voorbehouden Handelingen
Valt beide onder werktijd.

Geen

Geen actie

Affourtit

Kinderarts-sociale pediatrie

LECK kinderarts

WOKK instructeur, vacatiegeld, LECK bestuurder, vacatiegeld Erasmus MC

Partner in NSK onderzoek, financier 1: ZonMW: signaleren kindermishandeling.

toename van eigen kennis als expert op gebied van kindermishandeling, kan van toepassing zijn in de patiëntenzorg en adviezen aan collega's

Geen actie

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afvaardiging van Stichting Kind & Ziekenhuis in de werkgroep.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat [het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet OF het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft]. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse

Gedurende het ontwikkelproces van fase 1 heeft een eerste invitational conference plaatsgevonden, waarbij aan de hand van stellingen input is gevraagd van de aanwezigen op de eerste 2 modules van de richtlijn. Deze input is verwerkt in desbetreffende modules. Een verslag van de invitational is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties en aan de genodigden van de invitational conference voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Definities in de literatuur