Intoxicaties: eerste opvang in het ziekenhuis

Initiatief: NIV Aantal modules: 36

Keuze toxicologische analyse bij intoxicaties

Uitgangsvraag

Keuze toxicologische analyse bij intoxicaties

Aanbeveling

Overweeg spijtmateriaal (urine + serumbuis) af te nemen, indien er onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de intoxicatie.

Zorg voor een goede (hetero-) anamnese door informatie te verkrijgen die van belang is voor de verdere behandeling en analyse: ingenomen medicatie (met of zonder gereguleerde afgifte) of toxische stoffen, eventuele lege strips of verpakkingen, eventuele andere medicatie waar de patiënt toegang toe had, bijvoorbeeld medicatie van partner of huisgenoten, vraag thuismedicatielijst op bij de apotheek, wanneer is het ingenomen, sinds wanneer traden er symptomen op, (co)morbiditeiten die de intoxicatie zouden kunnen verergeren.

Overleg altijd met de ziekenhuisapotheker voor advies over eventuele toxicologische analyses en mogelijke therapeutische opties/antidota.

Overweeg bij een mogelijke paracetamolinname in overleg met de ziekenhuisapotheker gericht een paracetamolspiegel te laten bepalen en te starten met N-acetylcysteïne.

Onderbouwing

Een toxicologische analyse kan worden verricht ter ondersteuning van de diagnose en/of behandeling. Dit aanvullende laboratoriumonderzoek kan een gerichte analyse betreffen (analyse van specifieke geneesmiddelen) of het kan een toxicologische screening zijn. Daarnaast kan analyse belangrijk zijn om in het kader van de volksgezondheid meer informatie te verzamelen over producten (bijvoorbeeld nieuwe drugs/voedingssupplementen, e.d).

Welke analyses worden ingezet en de snelheid waarmee dit gepaard dient te gaan (cito of niet), is afhankelijk van enkele factoren:

  • het type intoxicatie;
  • de anamnese;
  • de lokale mogelijkheden wat betreft analysetechnieken;
  • de toegevoegde waarde van de eventuele analyseresultaten van de analyse voor verdere diagnostiek of voor de behandeling;
  • het inhoudelijke overleg met betrekking tot de intoxicatie tussen behandelend arts en ziekenhuisapotheker en de besluitvorming die uit dit overleg volgt.

Een toxicologische analyse is voor patiënten alleen zinvol wanneer de eventuele analyseresultaten van toegevoegde waarde zijn voor diagnostiek of voor verdere behandeling. Daarnaast kan toxicologische analyse van belang zijn in het kader van de volksgezondheid.

Er kunnen gerichte analyses worden uitgevoerd gericht op specifieke (genees)middelen of er kan een screening worden uitgevoerd.

Zowel serum- als urinemonsters kunnen van belang zijn.

Een goede (hetero)anamnese is van belang voor een juiste interpretatie en afhandeling van een intoxicatie.

Beschikbare analysetechnieken kunnen per locatie verschillen.

Het beleid betreffende toxicologische analyses en verdere diagnostiek en behandeling wordt afgestemd in overleg tussen behandelend arts en ziekenhuisapotheker.

Type intoxicatie

Mensen kunnen op verschillende wijzen geïntoxiceerd raken door exogene stoffen. Intoxicaties kunnen onderverdeeld worden in twee groepen: intentioneel en accidenteel (en hierbij zijn dan weer onderverdelingen mogelijk). Bij een intentionele intoxicatie heeft de patiënt zichzelf vergiftigd. Een voorbeeld hiervan is een tentamen suïcidii (TS), dit is een van de meest voorkomende intoxicaties op de SEH. Een accidentele vergiftiging is onbewust ontstaan door bijvoorbeeld stapeling van een geneesmiddel i.v.m. een slechte nierfunctie, of door huishoudelijke middelen. Daarnaast zijn er intoxicaties van experimentele aard zoals het gebruik van straatdrugs en grote hoeveelheden alcohol. Als laatste komen ook accidentele intoxicaties met industriële producten voor.

 

Anamnese

Een complete anamnese bij geïntoxiceerde patiënten is belangrijk maar kan soms moeizaam verkregen worden. De hetero-anamnese kan aanvullende informatie geven. De anamnese kan bijvoorbeeld bepalend zijn in de keuze van de analyses en de beslissing of het wel of niet noodzakelijk is om bepaalde antidota toe te dienen.

Aspecten die moeten worden meegenomen in het verkrijgen van de anamnese zijn o.a. ingenomen medicatie (en eventuele vertraagde afgifte) of toxische stoffen, eventuele lege strips of verpakkingen, eventuele andere medicatie waar de patiënt toegang toe had, bijvoorbeeld medicatie van de partner of huisgenoten, de thuismedicatie van de patiënt, wanneer is het ingenomen, sinds wanneer traden er symptomen op en wat zijn de symptomen, (co)morbiditeiten die de intoxicatie zouden kunnen verergeren.

 

Toxicologisch laboratorium onderzoek

In overleg met de ziekenhuisapotheker kan aanvullend laboratoriumonderzoek worden verricht ter ondersteuning van de diagnose en/of behandeling. Welke analysemethodieken beschikbaar zijn kunnen per ziekenhuislocatie verschillen. Ook kunnen achterliggende principes van een methodiek verschillen en daarmee ook de wijze waarop de resultaten dienen te worden geïnterpreteerd. Voor de zogenaamde drugs of abuse bijvoorbeeld zijn verschillende kwalitatieve analysemethodieken beschikbaar waarbij telkens andere co-medicatie tot fout-positieve resultaten kan leiden.

Zoals in de inleiding vermeld, kan dit aanvullende laboratoriumonderzoek een gerichte analyse betreffen gericht op specifieke geneesmiddelen of het kan een toxicologische screening zijn. Belangrijk uitgangspunt voor de besluitvorming omtrent het type analyse dat wordt ingezet en omtrent het wel of niet met spoed laten uitvoeren van deze analyses, is dat de analyse van toegevoegde waarde moet zijn voor diagnostiek en verdere behandeling van de patiënt. Deze aspecten zullen altijd moeten worden afgewogen in het gezamenlijke overleg tussen behandelend arts en ziekenhuisapotheker. Het is raadzaam voor dit overleg om wanneer mogelijk, anticiperend op eventuele analyses, materiaal af te nemen (volbloed en urine + 2 x serumbios), zelfs wanneer in eerste instantie aanvullend onderzoek niet noodzakelijk lijkt.

In algemene zin kan het volgende worden gezegd over gerichte analyses en een screening:

 

Gerichte analyse

Bij vermoeden van inname van specifieke middelen kan het nuttig zijn om concentraties in lichaamsmateriaal te bepalen omdat de behandeling afhankelijk is van de gemeten concentratie, bijvoorbeeld door de inzet van een antidotum of het starten van dialyse. Afhankelijk van de methode kan dit een kwantitatieve analyse zijn (hoogte concentratie) of kwalitatief (aanwezig in monster ja/nee).

Bij vermoeden van gebruik van zogenaamde drugs of abuse (DOA) kan een gerichte kwalitatieve analyse in urine uitgevoerd worden op een of meerdere drugs. In de meeste ziekenhuizen is dit mogelijk voor de volgende ‘straatdrugs’:

  • cocaïne
  • opiaten (morfine, heroïne, methadon)
  • amfetamines (amfetamine, dexamfetamine, methamfetamine, ecstasy (MDMA))
  • cannabis
  • alcohol
  • sommige benzodiazepinen

Daarnaast worden bij intentionele intoxicaties vaak geneesmiddelen gebruikt die eenvoudig verkrijgbaar of reeds thuis voorhanden waren. Daarom is het belangrijk om bij een onbekende intoxicatie altijd uit te vragen of paracetamol mogelijk ingenomen kan zijn en te overwegen om voor de zekerheid in overleg met de ziekenhuisapotheker gericht een paracetamolspiegel te laten bepalen.

 

Screening

Het laboratorium van de ziekenhuisapotheek kan een systematische toxicologische screening in serum uitvoeren. Deze systematische screening heet van oudsher ‘STIP’ (= Systematische Toxicologische Identificatie Procedure). Inmiddels hebben veel ziekenhuizen varianten op deze methode ontwikkeld die verschillend kunnen zijn in analyseapparatuur (bijvoorbeeld alleen vloeistofchromatografie of vloeistofchromatografie gecombineerd met massaspectrometrie) of in algehele methodiek bij gebruikmaken van een commerciële, niet in eigen ziekenhuis ontwikkelde, systematische toxicologische screening die speciaal is ontworpen voor een specifiek analyse-apparaat. De ‘bibliotheken’, dat wil zeggen de databases met geneesmiddelen of drugs die kunnen worden aangetoond, kunnen daardoor per systematische toxicologische screening verschillen. Dit aspect is belangrijk om mee te nemen in het gezamenlijke overleg tussen behandelend arts en ziekenhuisapotheker.

Een toxicologische screening is een mogelijkheid wanneer onbekend is of er sprake is van een intoxicatie of wanneer onbekend is wat er ingenomen zou zijn. Deze screening is primair bedoeld als kwalitatieve analyse. Wanneer gewenst kan deze methodiek ook gebruikt worden om eventueel aangetoonde geneesmiddelen te kwantificeren (en te confirmeren). Belangrijke voorwaarde voor deze kwantificering is dat het van toegevoegde waarde moet zijn voor de diagnostiek en behandeling en dat van dit aangetoonde geneesmiddel de grondstof of een bruikbare toedieningsvorm (bijvoorbeeld tablet) beschikbaar is in de ziekenhuisapotheek.

  1. www.toxicologie.org

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 18-12-2017

Laatst geautoriseerd  : 18-12-2017

Geplande herbeoordeling  :

Jaarlijks wordt door de commissie richtlijnen van de Nederlandse Internisten Vereniging bepaald of actualisatie van de richtlijn nodig is. Indien actualisatie gewenst is, spant de Nederlandse Internisten Vereniging zich om de hiervoor noodzakelijke voorwaarden (bijvoorbeeld financiering, samenstelling werkgroep) te realiseren. Nieuwe of nog niet behandelde knelpunten kunnen aanleiding zijn tot actualisatie van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en ondersteund door het bureau van de Nederlandse Internisten Vereniging en PROVA.

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van deze richtlijn is de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid van patiënten met een acute intoxicatie te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. In deze richtlijn worden aanbevelingen geformuleerd die professionals in de zorg hiertoe de handvaten geven.

 

Doelgroep

De doelgroep van deze richtlijn zijn professionals die zich bezig houden met de opvang van patiënten, na een acute intoxicatie, in het ziekenhuis. Hieronder worden in ieder geval verstaan: spoedeisende hulp artsen, internisten (inclusief subspecialisaties zoals internisten acute geneeskunde en intensivisten op de intensive care), anesthesiologen, cardiologen, psychiaters en ziekenhuisapothekers. Maar, ook anderen kunnen deze richtlijn gebruiken.

Samenstelling werkgroep

Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is een werkgroep geformeerd, onder voorzitterschap van dr. Kees Kramers, internist-klinisch farmacoloog. In de werkgroep hadden gemandateerde vertegenwoordigers van de belangrijkste beroepsverenigingen die te maken hebben met de opvang van patiënten met een acute intoxicatie zitting. Ook was een vertegenwoordiger van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum lid van de werkgroep. Om het patiëntenperspectief in de werkgroep te waarborgen, is de werkgroep aangevuld met een beleidsadviseur werkzaam bij Patiëntenfederatie Nederland. Tijdens de commentaarronde is een vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie aan de werkgroep toegevoegd en is commentaar van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie toegevoegd. De werkgroep werd procedureel en methodologisch ondersteund door PROVA en logistiek door het bureau van de Nederlandse Internisten Vereniging. De ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd vanuit een projectbudget door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten.

  • Dhr. dr. C. Kramers, internist - klinisch farmacoloog, Radboud Universitair Medisch Centrum, Nijmegen, namens de Nederlandse Internisten Vereniging, voorzitter
  • Mw. drs. M.K. Tuut, epidemioloog, PROVA, Varsseveld, secretaris
  • Dhr dr. H.J. van Leeuwen, Internist-intensivist, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem, namens de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Dhr. drs. D. Dekker, internist acute geneeskunde – klinisch farmacoloog, Universitair Medisch Centrum, Utrecht, namens de DAM, beroepsvereniging van internisten acute geneeskunde
  • Mw. drs. G.D. van Dijken, SEH-arts KNMG, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, namens de Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Dhr. drs. J. Benedictus, Patiëntenfederatie Nederland, Utrecht, namens Patiëntenfederatie Nederland
  • Dhr. dr. D. W. de Lange, intensivist - toxicoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, namens het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het UMC Utrecht
  • Dhr. drs. S.J.C. ten Napel, SEH-arts KNMG, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem, namens de Nederlande Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Dhr. dr. R.E.J.H. Sentjens, cardioloog - intensivist, Flevo Ziekenhuis, Almere, namens de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Dhr. dr. F. Jansman, ziekenhuisapotheker - klinisch farmacoloog, Deventer Ziekenhuis, Deventer, en Universiteit Groningen, namens de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuis Apothekers
  • Dhr. dr. G.E. Jacobs, psychiater - klinisch farmacoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam en Centre for Human Drug Research, Leiden, namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Mw. dr. I.R.A.M. Mertens zur Borg, anesthesioloog, MMT arts, defensie arts, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, namens de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, sinds december 2016

Met medewerking van

  • Lieve Knarren
  • Marjolein Kremers
  • Peter Wierenga
  • Marjon Verschueren
  • Paul Brussee
  • Ylonne Sensen

Meelezers

  • Prof. dr. D.J. Touw
  • Mw. drs. M.E.C. Leenders

Belangenverklaringen

Naam

Hoofdfunctie

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Kennisvalorisatie

Overige belangen

Douwe Dekker

Internist acute geneeskunde - klinisch farmacoloog

geen

geen

geen

Aanspreekpunt voor toxicologische onderwerpen binnen Dutch Acute Medicine (DAM, beroepsvereniging voor acute interne geneeskunde)

Diabetes Fonds; 2007-2010, AGIKO salaris

Registratie patent voor gebruik van atazanavir als bilirubineverhogend geneesmiddel met anti-inflammatoire, anti-oxidante effecten, publicatie 31-03-2011

geen

Dylan de Lange

Internist-intensivist, UMC Utrecht

Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, UMC Utrecht

Geen conflicterende belangen

Geen conflicterende belangen

Geen (conflicterende) belangen

Geen (conflicterende) belangen

Geen (conflicterende) belangen

Geen (conflicterende) belangen

Frank Jansman

Ziekenhuisapotheker

Docent en onderzoeker Afdeling Farmacotherapie, Epidemiologi en Economie, Universiteit Groningen; lid METC Isala Zwolle; lid METC Stichting Bebo Assen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Gabriel Jacobs

Psychiater - klinisch farmacoloog, VU Medisch Centrum, 0,6 FTE

Klinisch onderzoeker, Centre for Human Drug Research, 0,4 FTE

geen

geen

geen

Gesponsord geneesmiddelenonderzoek, 2013 - heden, Stichting Centre for Human Drug Research, salaris

geen

geen

Henk van Leeuwen

Internist-intensivist

 

 

 

 

 

 

 

Ingrid Mertens zur Borg

Anesthesioloog, MMT-arts, defensie anesthesioloog

Forensisch arts in opleiding

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Jan Benedictus

Beleidsmedewerker Patiëntenfederatie NPCF

geen

geen

n.v.t.

geen

geen

n.v.t.

geen

Kees Kramers

Internist-klinisch farmacoloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Mariska Tuut

Eigenaar PROVA (advies-bureau evidence-based richtlijnontwikkeling)

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Roel Sentjens

 

 

-

-

-

-

-

-

Sieuwert Jan ten Napel

SEH-arts KNMG

Opleider Spoedeisende Geneeskunde Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

geen

geen

geen

geen

geen 

geen

Trudy van Dijken

SEH-arts KNMG St Antonius Ziekenhuis

 

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

De inbreng van het patiëntenperspectief werd gewaarborgd door de afvaardiging van een beleidsadviseur van Patiëntenfederatie Nederland in de richtlijnwerkgroep (zie ook de module 'Patiëntenperspectief en nazorg bij intoxicaties').

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Gedurende het hele proces van richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met implementatie van de richtlijn in de praktijk, bijvoorbeeld bij de samenstelling van de werkgroep, de brede knelpunteninventarisatie en de uitgebreide commentaarronde.

 

Na autorisatie van de richtlijn wordt deze ten minste op de website van de Nederlandse Internisten Vereniging gepubliceerd. Ook andere deelnemende partijen zijn vrij de richtlijn op hun website te publiceren. De richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan www.richtlijnendatabase.nl. Daarnaast wordt getracht samenvattingen van de richtlijn in Nederlandse tijdschriften te publiceren, om zo de implementatie van de richtlijn te bevorderen. De informatie uit deze richtlijn vormt de input voor de herziening van het Acute Boekje van de Nederlandse Internisten Vereniging.

Werkwijze

Knelpuntenanalyse

De richtlijnwerkgroep heeft in de eerste werkgroepvergadering knelpunten in de opvang van patiënten met een acute intoxicatie geïnventariseerd. Daarbij is uitgegaan van het ABCDE-systeem als ‘kapstok’, aangevuld met overige knelpunten. Deze knelpuntenlijst is ter commentaar en aanvulling in een schriftelijke ronde voorgelegd aan de volgende stakeholders:

  • Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie
  • Nederlandse Vereniging van Medisch managers Ambulancezorg / Ambulancezorg Nederland
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • Event Medical Service
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
  • Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
  • Zorgverzekeraars Nederland
  • Nefarma
  • Inspectie voor de Gezondheidszorg
  • Zorginstituut Nederland
  • Nederlandse Zorgautoriteit
  • Toxicologie.org

De richtlijnwerkgroep heeft de input vanuit de knelpunteninventarisatie geanalyseerd en in de tweede werkgroepvergadering de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld.

 

Methode richtlijnontwikkeling

De knelpunten en uitgangsvragen zijn uitgewerkt door de verschillende werkgroepleden. Uit explorerend literatuuronderzoek bleek, en dit werd bevestigd door de inhoudelijke experts uit de richtlijnwerkgroep, dat er voor veel knelpunten geen goede evidence voorhanden zou zijn. Het uitvoeren van bewijzend klinisch onderzoek voor deze knelpunten zou in veel gevallen ook een onhaalbare kaart zijn, gezien de vele verstorende en onbekende variabelen die bij acute intoxicaties een rol kunnen spelen.

Derhalve heeft de werkgroep een beperkt aantal vragen aangewezen waarvoor uitgebreid en systematisch literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden (verlaagde EMV-score en intubatie, naloxon of intubatie bij opiatenintoxicatie, gebruik flumazenil, behandeling hyperthermie). Bij de uitwerking van deze uitgangsvragen door de richtlijnmethodoloog is uitdrukkelijk aangegeven op welke wijze naar literatuur is gezocht en hoe dit is beoordeeld. Ook na het uitgebreide literatuuronderzoek bleek de beschikbare evidence mager en moest veelal op mechanistische argumenten en klinische redeneringen worden teruggevallen voor het formuleren van aanbevelingen in deze paragrafen. Vanwege de forse kans op vertekening van de resultaten van het literatuuronderzoek, zijn zowel de conclusies als de aanbevelingen niet gegradeerd. De werkgroep constateert dat de evidence over het algemeen van zeer lage kwaliteit is, wanneer gekeken wordt volgens de GRADE criteria (bijvoorbeeld vanwege risk of bias en indirecte studiepopulaties).

Ook bij knelpunten waarvan op voorhand werd verwacht dat er geen evidence zou zijn, en waarbij geen systematisch literatuuronderzoek is uitgevoerd, bleek behoefte aan richtinggevende aanbevelingen. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse bronnen (bijvoorbeeld aanpalende evidence) en de mening van experts. Deze knelpunten zijn telkens voorbereid door één of enkele werkgroepleden, waarna door middel van discussie in de richtlijnwerkgroep consensus werd bereikt over het te voeren beleid. Enkele knelpunten zijn door experts van buiten de richtlijnwerkgroep voorbereid. Deze experts zijn genoemd bij de samenstelling van de werkgroep.

De richtlijnwerkgroep is 7 maal bijeen geweest, waarbij conceptteksten werden bediscussieerd en de conceptrichtlijn werd vastgesteld.

 

Procedure voor commentaar en autorisatie

De conceptrichtlijn is ter commentaar aangeboden aan alle NIV-leden en de (deelspecialistische) verenigingen die bij de ontwikkeling van de richtlijn betrokken zijn. Daarnaast is de conceptrichtlijn ter commentaar verstuurd aan alle partijen die bij de knelpunteninventarisatie om input gevraagd zijn, evenals aan de KNMG-afdeling juridische zaken. Het binnengekomen commentaar is door de werkgroep beoordeeld en verwerkt in de richtlijn. Tijdens de commentaarronde is de werkgroep uitgebreid met een gemandateerde vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie.

Daarna is de richtlijn ter autorisatie voorgelegd aan de partijen die in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. De richtlijn is geautoriseerd door de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, en heeft tevens de goedkeuring van de Patiëntenfederatie Nederland.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op evidence en consensus gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging, wordt de richtlijn gezien als deel van de ‘professionele standaard'. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde patiënt', kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie waar nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.

 

Referenties

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Juridische aspecten bij intoxicatie