Intoxicaties: eerste opvang in het ziekenhuis

Initiatief: NIV Aantal modules: 36

Insulten bij intoxicaties

Uitgangsvraag

Insulten bij intoxicaties

Aanbeveling

  1. Stabiliseer vitale functies
  2. Excludeer hypoxie en hypoglycemie
  3. Start met benzodiazepinen volgens lokaal protocol
  4. Start met barbituraten danwel propofol en informeer en consulteer neuroloog en intensivist
  5. Overweeg pyridoxine bij een status epilepticus die niet reageert op bovenstaande therapie
  6. Overweeg hydroxyboterzuur (Xyrem ®) bij een GHB-onttrekkingsinsult
  7. Behandel zo mogelijk de etiologie

 

Stroomschema behandeling van toxicologische insulten

F1

Onderbouwing

Insulten kunnen ontstaan door een verstoring van de inhibitoire of excitoire neurotransmitters. GABA en glycine zijn de belangrijkste inhibitoire neutrotransmitters en glutamaat is de belangrijkste excitatoire neurotransmitter (via de NMDA-receptor). Middelen die GABA antagoneren of glutamaatactiviteit verhogen geven excitatie van het centraal zenuwstelsel en daarmee insulten. Daarnaast kunnen insulten voorkomen door beïnvloeding van de adenosinereceptor, Na-kanaalinhibitie en K-kanalen. Insulten komen ook secundair voor door verandering van de neuronale hemostase door glucose (ethanol, salicylaten), elektrolytverstoring (MDMA, SSRI’s, lithium), zuurstof (asfyxianten), oxidatieve fosforylering (cyanide, CO, salicylaten), hyperthermie en verandering van de bloed-hersenbarrière (interferon-alfa, cyclosporine-A).

De meest voorkomende middelen die primair een toxicologisch insult kunnen geven zijn:

  • Pijnstillers zoals tramadol
  • Sympaticomimetica: amfetamines en cocaïne
  • Antidepressiva:
    • tricyclische antidepressiva
    • SSRI’s zoals venlafaxine en citalopram
    • bupropion
  • Antipsychotica zoals quetiapine
  • Antihistaminica
  • Isoniazide, tuberculostaticum

Secundaire oorzaken van insulten zijn:

  • Onthoudingsinsulten: alcohol, benzodiazepinen, GHB
  • Elektrolytstoornissen zoals hypoglycemie, hyponatriëmie
  • Cerebrale afwijkingen ontstaan door middelen: oedeem of CVA

Middelen die onder andere een status epilepticus kunnen geven zijn : bupropion, kamfer, chloroquine, theofylline en hydrazine. [Olson, 1993; Reichert, 2014]

MDMA is het werkzame bestanddeel van ecstasy en kan een acute hyponatriëmie geven met daarbij hersenoedeem en insulten. Deze dienen behandeld te worden met 100 ml bolus van 3% NaCl, dit kan maximaal drie keer herhaald worden met een tussenpoos van 10 minuten. [Sterns, 2015]

Ongeveer 6% van de eerste insulten en 9% van de status epilepticus hebben een toxicologische oorzaak. [NISPA, 2012]

Bij insulten bij intoxicaties dienen hypoxemie, hyperthermie, hypoglycemie en elektrolytstoornissen gecorrigeerd te worden.

De meeste toxines geven een disbalans op neuroreceptorniveau (GABA, glutamaat) en kunnen derhalve behandeld worden volgens het lokale dan wel landelijke protocol voor insulten met benzodiazepinen.

De eerstelijnstherapie is benzodiazepinen, gevolgd door barbituraten of propofol. Fenytoïne is niet geïndiceerd.

Indien normale therapie ineffectief is en een intoxicatie met isoniazide, of een hydrazinebevattende paddenstoel wordt vermoed, dient pyridoxine 70mg/kg tot max 5 gram te worden gegeven, gevolgd door barbituraten en/of propofol.

Bij een GHB-ontwenning kan medicinale GHB gegeven worden.

Bij een insult door ecstasy door acute hyponatriëmie dient een bolus van 100 cc NaCl 3% te worden gegeven.

The British Pharmacological Society heeft in 2015 een richtlijn opgesteld met een stroomdiagram voor de behandeling van insulten bij intoxicaties.[Chen, 2016] Dit stroomdiagram (zie aanbeveling) zal gevolgd worden. [NISPA, 2012] Allereerst dient er bij een insult te worden nagegaan of er geen hypoxie bestaat, er voldoende cerebrale perfusie bestaat, er sprake is van een normale lichaamstemperatuur en er geen hypoglycemie bestaat. Tevens dienen elektrolytstoornissen behandeld te worden indien deze reeds bekend zijn.

Insulten kunnen in eerste instantie behandeld worden via het eigen ziekenhuisprotocol of via de richtlijn epilepsie (2013) van de Nederlandse vereniging voor Neurologie, met benzodiazepinen als eerstelijns medicamenteuze therapie. [NVVN, 2013] Benzodiazepinen verbeteren de GABA-A-activiteit door een toename in frequentie van de opening van chloridekanalen. [Wills, 2005; NISPA, 2012]

Een andere tweedelijnstherapie is propofol. Propofol verbetert de binding van GABA aan zijn receptor en in hoge dosering kan het ook direct de chloridekanalen openen. Tevens antagoneert het de NMDA-receptor. [NISPA, 2012]

Voorheen werden vaak barbituraten ingezet als tweedelijnstherapie. Deze completeren de anticonvulsieve effecten van benzodiazepinen op de GABA-A-receptor door de opening van de chloridekanalen te verlengen. In hoge doseringen openen sommige barbituraten de chloridekanalen direct. [Wills, 2005; NISPA, 2012]

Fenytoïne is niet geschikt. Fenytoine blokkeert voltageafhankelijke natriumkanalen die de propagatie van actieve electrische foci tegengaat, wat meer effectief is in non-toxicologische insulten. [Wills, 2005; NISPA, 2012] Tevens kan fenytoïne de toxische effecten van bepaalde middelen verhogen (TCA’s, theofylline).

Indien dit onvoldoende is en een isoniazide (anti-TBC-medicatie), of een hydrazinebevattende gyromitra paddenstoelintoxicatie tot de mogelijkheid behoort, dient pyridoxine (vitamine B6) geprobeerd te worden. Deze stoffen remmen de omzetting van glutamaat in GABA. Vitamine B6 kan deze omzetting herstellen. Het geven van pyridoxine 70 mg/kg kan de insulten couperen. Benzodiazepinen en barbituraten zullen in deze gevallen ineffectief zijn doordat er geen GABA aanwezig is. [Wills, 2005; NISPA, 2012]

Onttrekkingssyndromen van alcohol, benzodiazepinen en gammahydroxyboterzuur (GHB) kunnen ook insulten uitlokken. Voor de eerste twee oorzaken zullen benzodiazepinen een goede therapie vormen voor de behandeling bij bijgaande insulten. Echter voor de behandeling van GHB-ontwenningsinsulten in het kader van een GHB-ontwenningssyndroom dient medicinale GHB (hydroxyboterzuur (Xyrem ®)) overwogen te worden. Benzodiazepinen hebben hun effect op de GABA-A-receptor en zijn derhalve minder effectief voor GHB dat zijn effect heeft op de GABA-B-receptor. Het landelijk protocol van NISPA kan hiervoor gebruikt worden.

  1. Chen H, Albertson T, Olsen K. Treatment of drug induced seizures. Br J Clin Pharmacol 2016; 81: 412-9.
  2. NISPA. Behandelprotocol voor acute Gamma-Hydroxyboterzuur (GHB) onthouding in het ziekenhuis, Practice-based aanbevelingen voor de behandeling van patiënten met een stoornis in het gebruik van GHB, 2012, NISPA, Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction.
  3. NvvN. Richtlijn epilepsie 2013, Nederlandse vereniging voor Neurologie
  4. Olson KR, Kearney TE, Dyer JE, Benowitz NL, Blanc PD. Seizures associated with poisoning and drug overdose. Amer J Emerg Med 1993; 11: 565–8.
  5. Reichert C, Reichert P, Monnet-Tschudi F, Kupferschmidt H, Ceschi A, Rauber-Luthy C. Seizures after single-agent overdose with pharmaceuti-cal drugs: Analysis of cases reported to a poison center. Clin Toxicol 2014; 52: 629–34.
  6. Sterns RH. Disorders of Plasma Sodium – causes, consequences, and correction. Review article. New Engl J Med 2015; 373: 55-65.
  7. Wills B, Erickson T. Drug- and toxin-associated seizures. Med Clin North Am 2005; 89: 1297-321.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 18-12-2017

Laatst geautoriseerd  : 18-12-2017

Geplande herbeoordeling  :

Jaarlijks wordt door de commissie richtlijnen van de Nederlandse Internisten Vereniging bepaald of actualisatie van de richtlijn nodig is. Indien actualisatie gewenst is, spant de Nederlandse Internisten Vereniging zich om de hiervoor noodzakelijke voorwaarden (bijvoorbeeld financiering, samenstelling werkgroep) te realiseren. Nieuwe of nog niet behandelde knelpunten kunnen aanleiding zijn tot actualisatie van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en ondersteund door het bureau van de Nederlandse Internisten Vereniging en PROVA.

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van deze richtlijn is de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid van patiënten met een acute intoxicatie te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. In deze richtlijn worden aanbevelingen geformuleerd die professionals in de zorg hiertoe de handvaten geven.

 

Doelgroep

De doelgroep van deze richtlijn zijn professionals die zich bezig houden met de opvang van patiënten, na een acute intoxicatie, in het ziekenhuis. Hieronder worden in ieder geval verstaan: spoedeisende hulp artsen, internisten (inclusief subspecialisaties zoals internisten acute geneeskunde en intensivisten op de intensive care), anesthesiologen, cardiologen, psychiaters en ziekenhuisapothekers. Maar, ook anderen kunnen deze richtlijn gebruiken.

Samenstelling werkgroep

Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is een werkgroep geformeerd, onder voorzitterschap van dr. Kees Kramers, internist-klinisch farmacoloog. In de werkgroep hadden gemandateerde vertegenwoordigers van de belangrijkste beroepsverenigingen die te maken hebben met de opvang van patiënten met een acute intoxicatie zitting. Ook was een vertegenwoordiger van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum lid van de werkgroep. Om het patiëntenperspectief in de werkgroep te waarborgen, is de werkgroep aangevuld met een beleidsadviseur werkzaam bij Patiëntenfederatie Nederland. Tijdens de commentaarronde is een vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie aan de werkgroep toegevoegd en is commentaar van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie toegevoegd. De werkgroep werd procedureel en methodologisch ondersteund door PROVA en logistiek door het bureau van de Nederlandse Internisten Vereniging. De ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd vanuit een projectbudget door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten.

  • Dhr. dr. C. Kramers, internist - klinisch farmacoloog, Radboud Universitair Medisch Centrum, Nijmegen, namens de Nederlandse Internisten Vereniging, voorzitter
  • Mw. drs. M.K. Tuut, epidemioloog, PROVA, Varsseveld, secretaris
  • Dhr dr. H.J. van Leeuwen, Internist-intensivist, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem, namens de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Dhr. drs. D. Dekker, internist acute geneeskunde – klinisch farmacoloog, Universitair Medisch Centrum, Utrecht, namens de DAM, beroepsvereniging van internisten acute geneeskunde
  • Mw. drs. G.D. van Dijken, SEH-arts KNMG, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, namens de Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Dhr. drs. J. Benedictus, Patiëntenfederatie Nederland, Utrecht, namens Patiëntenfederatie Nederland
  • Dhr. dr. D. W. de Lange, intensivist - toxicoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, namens het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het UMC Utrecht
  • Dhr. drs. S.J.C. ten Napel, SEH-arts KNMG, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem, namens de Nederlande Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Dhr. dr. R.E.J.H. Sentjens, cardioloog - intensivist, Flevo Ziekenhuis, Almere, namens de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Dhr. dr. F. Jansman, ziekenhuisapotheker - klinisch farmacoloog, Deventer Ziekenhuis, Deventer, en Universiteit Groningen, namens de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuis Apothekers
  • Dhr. dr. G.E. Jacobs, psychiater - klinisch farmacoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam en Centre for Human Drug Research, Leiden, namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Mw. dr. I.R.A.M. Mertens zur Borg, anesthesioloog, MMT arts, defensie arts, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, namens de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, sinds december 2016

Met medewerking van

  • Lieve Knarren
  • Marjolein Kremers
  • Peter Wierenga
  • Marjon Verschueren
  • Paul Brussee
  • Ylonne Sensen

Meelezers

  • Prof. dr. D.J. Touw
  • Mw. drs. M.E.C. Leenders

Belangenverklaringen

Naam

Hoofdfunctie

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Kennisvalorisatie

Overige belangen

Douwe Dekker

Internist acute geneeskunde - klinisch farmacoloog

geen

geen

geen

Aanspreekpunt voor toxicologische onderwerpen binnen Dutch Acute Medicine (DAM, beroepsvereniging voor acute interne geneeskunde)

Diabetes Fonds; 2007-2010, AGIKO salaris

Registratie patent voor gebruik van atazanavir als bilirubineverhogend geneesmiddel met anti-inflammatoire, anti-oxidante effecten, publicatie 31-03-2011

geen

Dylan de Lange

Internist-intensivist, UMC Utrecht

Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, UMC Utrecht

Geen conflicterende belangen

Geen conflicterende belangen

Geen (conflicterende) belangen

Geen (conflicterende) belangen

Geen (conflicterende) belangen

Geen (conflicterende) belangen

Frank Jansman

Ziekenhuisapotheker

Docent en onderzoeker Afdeling Farmacotherapie, Epidemiologi en Economie, Universiteit Groningen; lid METC Isala Zwolle; lid METC Stichting Bebo Assen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Gabriel Jacobs

Psychiater - klinisch farmacoloog, VU Medisch Centrum, 0,6 FTE

Klinisch onderzoeker, Centre for Human Drug Research, 0,4 FTE

geen

geen

geen

Gesponsord geneesmiddelenonderzoek, 2013 - heden, Stichting Centre for Human Drug Research, salaris

geen

geen

Henk van Leeuwen

Internist-intensivist

 

 

 

 

 

 

 

Ingrid Mertens zur Borg

Anesthesioloog, MMT-arts, defensie anesthesioloog

Forensisch arts in opleiding

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Jan Benedictus

Beleidsmedewerker Patiëntenfederatie NPCF

geen

geen

n.v.t.

geen

geen

n.v.t.

geen

Kees Kramers

Internist-klinisch farmacoloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Mariska Tuut

Eigenaar PROVA (advies-bureau evidence-based richtlijnontwikkeling)

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Roel Sentjens

 

 

-

-

-

-

-

-

Sieuwert Jan ten Napel

SEH-arts KNMG

Opleider Spoedeisende Geneeskunde Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

geen

geen

geen

geen

geen 

geen

Trudy van Dijken

SEH-arts KNMG St Antonius Ziekenhuis

 

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

De inbreng van het patiëntenperspectief werd gewaarborgd door de afvaardiging van een beleidsadviseur van Patiëntenfederatie Nederland in de richtlijnwerkgroep (zie ook de module 'Patiëntenperspectief en nazorg bij intoxicaties').

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Gedurende het hele proces van richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met implementatie van de richtlijn in de praktijk, bijvoorbeeld bij de samenstelling van de werkgroep, de brede knelpunteninventarisatie en de uitgebreide commentaarronde.

 

Na autorisatie van de richtlijn wordt deze ten minste op de website van de Nederlandse Internisten Vereniging gepubliceerd. Ook andere deelnemende partijen zijn vrij de richtlijn op hun website te publiceren. De richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan www.richtlijnendatabase.nl. Daarnaast wordt getracht samenvattingen van de richtlijn in Nederlandse tijdschriften te publiceren, om zo de implementatie van de richtlijn te bevorderen. De informatie uit deze richtlijn vormt de input voor de herziening van het Acute Boekje van de Nederlandse Internisten Vereniging.

Werkwijze

Knelpuntenanalyse

De richtlijnwerkgroep heeft in de eerste werkgroepvergadering knelpunten in de opvang van patiënten met een acute intoxicatie geïnventariseerd. Daarbij is uitgegaan van het ABCDE-systeem als ‘kapstok’, aangevuld met overige knelpunten. Deze knelpuntenlijst is ter commentaar en aanvulling in een schriftelijke ronde voorgelegd aan de volgende stakeholders:

  • Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie
  • Nederlandse Vereniging van Medisch managers Ambulancezorg / Ambulancezorg Nederland
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • Event Medical Service
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
  • Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
  • Zorgverzekeraars Nederland
  • Nefarma
  • Inspectie voor de Gezondheidszorg
  • Zorginstituut Nederland
  • Nederlandse Zorgautoriteit
  • Toxicologie.org

De richtlijnwerkgroep heeft de input vanuit de knelpunteninventarisatie geanalyseerd en in de tweede werkgroepvergadering de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld.

 

Methode richtlijnontwikkeling

De knelpunten en uitgangsvragen zijn uitgewerkt door de verschillende werkgroepleden. Uit explorerend literatuuronderzoek bleek, en dit werd bevestigd door de inhoudelijke experts uit de richtlijnwerkgroep, dat er voor veel knelpunten geen goede evidence voorhanden zou zijn. Het uitvoeren van bewijzend klinisch onderzoek voor deze knelpunten zou in veel gevallen ook een onhaalbare kaart zijn, gezien de vele verstorende en onbekende variabelen die bij acute intoxicaties een rol kunnen spelen.

Derhalve heeft de werkgroep een beperkt aantal vragen aangewezen waarvoor uitgebreid en systematisch literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden (verlaagde EMV-score en intubatie, naloxon of intubatie bij opiatenintoxicatie, gebruik flumazenil, behandeling hyperthermie). Bij de uitwerking van deze uitgangsvragen door de richtlijnmethodoloog is uitdrukkelijk aangegeven op welke wijze naar literatuur is gezocht en hoe dit is beoordeeld. Ook na het uitgebreide literatuuronderzoek bleek de beschikbare evidence mager en moest veelal op mechanistische argumenten en klinische redeneringen worden teruggevallen voor het formuleren van aanbevelingen in deze paragrafen. Vanwege de forse kans op vertekening van de resultaten van het literatuuronderzoek, zijn zowel de conclusies als de aanbevelingen niet gegradeerd. De werkgroep constateert dat de evidence over het algemeen van zeer lage kwaliteit is, wanneer gekeken wordt volgens de GRADE criteria (bijvoorbeeld vanwege risk of bias en indirecte studiepopulaties).

Ook bij knelpunten waarvan op voorhand werd verwacht dat er geen evidence zou zijn, en waarbij geen systematisch literatuuronderzoek is uitgevoerd, bleek behoefte aan richtinggevende aanbevelingen. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse bronnen (bijvoorbeeld aanpalende evidence) en de mening van experts. Deze knelpunten zijn telkens voorbereid door één of enkele werkgroepleden, waarna door middel van discussie in de richtlijnwerkgroep consensus werd bereikt over het te voeren beleid. Enkele knelpunten zijn door experts van buiten de richtlijnwerkgroep voorbereid. Deze experts zijn genoemd bij de samenstelling van de werkgroep.

De richtlijnwerkgroep is 7 maal bijeen geweest, waarbij conceptteksten werden bediscussieerd en de conceptrichtlijn werd vastgesteld.

 

Procedure voor commentaar en autorisatie

De conceptrichtlijn is ter commentaar aangeboden aan alle NIV-leden en de (deelspecialistische) verenigingen die bij de ontwikkeling van de richtlijn betrokken zijn. Daarnaast is de conceptrichtlijn ter commentaar verstuurd aan alle partijen die bij de knelpunteninventarisatie om input gevraagd zijn, evenals aan de KNMG-afdeling juridische zaken. Het binnengekomen commentaar is door de werkgroep beoordeeld en verwerkt in de richtlijn. Tijdens de commentaarronde is de werkgroep uitgebreid met een gemandateerde vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie.

Daarna is de richtlijn ter autorisatie voorgelegd aan de partijen die in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. De richtlijn is geautoriseerd door de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, en heeft tevens de goedkeuring van de Patiëntenfederatie Nederland.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op evidence en consensus gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging, wordt de richtlijn gezien als deel van de ‘professionele standaard'. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde patiënt', kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie waar nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.

 

Referenties

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Vervolgbeleid bij intoxicaties