Gebruik/gevaren van naloxon bij intoxicaties
Uitgangsvraag
Wat is de optimale opvang van patiënten met een acute opiatenintoxicatie?
Aanbeveling
De primaire behandeling van de opiaat geïntoxiceerde patiënt met ademhalingsdepressie is manueel luchtwegmanagement. Daarnaast kan naloxon gegeven worden met een startdosering van 40 µg i.v., titreren om de 2-3 minuten tot gewenst effect (ademhalingsfrequentie > 8, normocapnie). Start vervolgens een onderhoudsdosering naloxon (pomp) met 2/3 van de totale initiële dosis per uur. Na een initiële dosis of staken van continue naloxontoediening dient een patiënt 2-3 uur geobserveerd te worden met betrekking tot de ademhaling. Verder beleid wordt gemaakt op basis van de farmacologische eigenschappen van het ingenomen opiaat.
Overwegingen
In een overzichtsartikel van Sivilotti is aangegeven dat startdoses naloxon van 40 µg gebruikelijk zijn, waarbij geëscaleerd kan worden, gebaseerd op effecten op de ademhaling. [Sivilotti, 2015]
De farmacologische review van Kim et al. beschrijft dat bij patiënten met apneu ventilatie voorafgaand aan naloxontoediening de voorkeur geniet. [Kim, 2015] Het beoogde effect daarvan is tweeledig. Ten eerste zal de pO2 stijgen, hetgeen de schade op eindorgaanniveau beperkt. Ten tweede bewerkstelligt dit een daling van de pCO2. Hypercapnie in deze situatie is geassocieerd met het ontstaan van acute onttrekkingsverschijnselen (Acute Opioid Withdrawal Syndrome(OWS)) bij toedienen van naloxon als gevolg van een sterke catecholaminerelease. Ook in de review van Kim et al. wordt een startdosering van 40 µg aanbevolen. [Kim, 2015]
Bij de behandeling van opiaat geïntoxiceerde patiënten zal de respiratoire status, en niet het bewustzijnsniveau, leidend moeten zijn. Naloxon is geen vervanging van basaal luchtwegmanagement zoals masker-ballon ventilatie. Als er sprake is van minder dan 8 ademhalingen per minuut of een oppervlakkige ademhaling dient middels bloedgasanalyse te worden vastgesteld of er sprake is van hypercapnie (capnometrie, bloedgasanalyse). De patiënt zal in dat geval als eerste met een ferme stimulus moeten worden aangemoedigd te blijven ademen. Bij geen of onvoldoende respons wordt overgegaan op handmatige ventilatoire support (masker-ballonbeademing). Toediening van naloxon kan in zeldzame gevallen acute opioid withdrawal syndrome uitlokken. De symptomen bestaan uit braken, agitatie, ritmestoornissen, een hypertensief noodgeval en acute respiratory distress syndrome. Dit kan levensbedreigend zijn.
In dit kader wordt ook geadviseerd om bij de volgende stap, het antagoneren met naloxon, te starten met een lage dosis; 40 µg en per 2-3 minuten te titreren tot het gewenste effect op de ademhaling bereikt is. Als er meer dan 2 mg gegeven moet worden, moet men er rekening mee houden dat er een andere reden is dan opiatenintoxicatie als verklaring van het klinische beeld. De kans op acuut OWS bij opiaatafhankelijke patiënten is bij hogere doseringen groot. Daarnaast kan bij een mengintoxicatie de situatie ontstaan waarbij de patiënt braakt door acuut OWS en een verminderd bewustzijn heeft door een begeleidende intoxicatie. Bij een te snelle behandeling kan de (al dan niet geagiteerde) patiënt besluiten om af te zien van verdere medische behandeling met het risico dat de halfwaardetijd van de opiaatintoxicatie langer blijkt dan de halfwaardetijd van naloxon. Bovendien kan in deze situatie een acuut onttrekkingssyndroom levensgevaarlijk worden door eventueel aanwezige co-intoxicatie met een stimulerend middel (zoals cocaïne).
Na de initiële dosis naloxon kan een continu infuus aangelegd worden waarbij er per uur 2/3 van de totale initiële getitreerde responsdosis naloxon wordt gegeven. Na staken van naloxontoediening (hetzij na een bolus, hetzij na een onderhoudsbehandeling) dient een patiënt tenminste 2 tot 3 uur te worden geobserveerd, vanwege mogelijke terugkeer van symptomen, omdat de halfwaarde tijd van naloxon meestal korter is dan de halfwaardetijd van het ingenomen opiaat.
Onderbouwing
Achtergrond
Naloxon is een veel gebruikt intraveneus geneesmiddel om intoxicaties met opiaten te antagoneren. Daarnaast bestaat er naltrexon, dat een orale opiaatantagonist is. De belangrijkste indicaties voor het toepassen van naloxon zijn ademhalingsdepressie en verlaagd bewustzijn waarbij er sprake is van een bedreigde luchtweg. Hierbij zal voorkomen moeten worden dat zich bij patiënten met chronisch gebruik van opiaten acute onttrekkingsverschijnselen ontwikkelen. Het is vanuit de verschillende bestaande richtlijnen echter onduidelijk bij welke patiëntengroepen welke dosering zowel effectief als veilig is.
Conclusies
Er zijn aanwijzingen dat toevoeging van naltrexon aan naloxon leidt tot verbeterde uitkomsten bij patiënten met een opioïdenoverdosis bij niet chronisch gebruikers. [Aghabiklooei, 2013]
Er zijn aanwijzingen dat het optreden van adverse events na toediening van naloxon aan patiënten met een opioïdenoverdosis voorspeld kan worden op basis van klinische kenmerken kort na de toediening van naloxon. [Etherington, 2000]
Samenvatting literatuur
Op 3 juli 2015 is met een systematische zoekactie gezocht naar literatuur om deze uitgangsvraag te beantwoorden. Daarbij is gezocht naar evidence bij patiënten met een opiaatintoxicatie en naar de interventies naloxon, naltrexon en opiaatantagonisten. Daarbij is vergeleken met intubatie en ventilatoire ondersteuning. Ook is een algemene search gedaan naar ‘emergencies’ bij intoxicaties, met als doel systematische reviews, randomised controlled trials en belangrijke observationele onderzoeken op dit gebied te vinden. Na de literatuursearch is de opbrengst daarvan bestudeerd, allereerst op basis van abstract. De overgebleven 22 artikelen zijn fulltext bestudeerd. Daarvan zijn er 5 geschikt bevonden om deze uitgangsvraag te beantwoorden. [Aghabiklooei, 2013; Barrie, 2006; Boyer, 2012; Etherington, 2000; Kim, 2015] Deze artikelen zijn onderstaand kort beschreven en samengevat in de evidence tabel.
Aghabiklooei et al. beschreven de effectiviteit van een enkele dosis orale naltrexon ter preventie van ademdepressie en bewustzijnsverlies bij patiënten met een acute methadonintoxicatie. [Aghabiklooei, 2013] In dit dubbelblind placebogecontroleerde onderzoek werden 60 patiënten geïncludeerd die vanwege een acute methadonintoxicatie naar het ziekenhuis waren verwezen. Beide patiëntengroepen kregen een spoedbehandeling, inclusief toediening van naloxon. In de interventiegroep kregen de patiënten vervolgens 50 mg naltrexon oraal; in de controlegroep was dit een placebo. Met naltrexon werden betere resultaten verkregen dan zonder toediening van naltrexon voor wat betreft bewustzijnsverlies (0 versus 37%, p < 0,01), bradypneu (0 versus 41%, p < 0,01), apneu (0 versus 19%, p = 0,02), respiratoire acidose/hypercapnie (4 versus 26%, p = 0,05), opname op een intensive-care (0 versus 52%, p < 0,01) en opnameduur (gemiddeld 26 uur versus 38 uur, p < 0,01). Beperkingen bij dit onderzoek zijn de behoorlijk geselecteerde patiëntenpopulatie en de twijfelachtige toepasbaarheid van de resultaten van dit onderzoek in de Nederlandse situatie.
Barrie et al. rapporteerden in een korte review van literatuur de effectiviteit van naloxon in relatie tot het ontwaken van patiënten die geen opiaten hebben gebruikt. [Barrie, 2006] Zij hebben hierbij drie studies gevonden, die niet nader zijn omschreven. De auteurs concludeerden dat een deel van de patiënten in de geïncludeerde studies wel een respons gaf op naloxon, terwijl zij geen opiaten zouden hebben gebruikt (maar een toxicologische analyse ontbreekt). De auteurs suggereerden een beperkte diagnostische waarde van naloxon. De betrouwbaarheid van dit onderzoek is echter zeer laag; er is geen beschrijving van patiënten en interventies, de kans op vertekening is groot en de diagnosestelling lijkt onbetrouwbaar.
De studies van Boyer et al. en Kim et al. bleken narratieve reviews te zijn die niet gebruikt kunnen worden bij de beantwoording van deze uitgangsvraag. [Boyer, 2012; Etherington, 2000]
Etherington et al. onderzochten de frequentie van adverse events bij naloxontoediening aan patiënten met een vermeende opioïdenoverdosis en het vermogen van artsen tot risicostratificatie en de daarmee samenhangende veiligheid voor vroeg ontslag. [Etherington, 2000] In dit prospectieve observationele onderzoek werden 573 patiënten opgenomen die veelal opioïden hadden gebruikt. 16% van de patiënten werd na vroeg ontslag opnieuw opgenomen, doorgaans vanwege zuurstofbehoefte of herhalingsindicatie voor naloxon vanwege bradypneu. Geen van de patiënten overleed. De positief voorspellende waarde (van inschatting van een arts voor vroeg ontslag, een uur na naloxontoediening) was 31%, de negatief voorspellende waarde was 98%. De auteurs concludeerden dat ernstige adverse events na naloxontoediening vanwege vermeende opioïdenoverdosis weinig voorkomen. Hoogrisicopatiënten kunnen volgens de auteurs op basis van klinische kenmerken worden geïdentificeerd, zodat selectief vroeg ontslag veilig is en langdurige observatie onnodig.
Referenties
- Aghabiklooei A, Hassanian-Moghaddam H, Zamani N, Shadnia S, Mashayekhian M, Rahimi M, et al. Effectiveness of naltrexone in the preven-tion of delayed respiratory arrest in opioid-naive methadone-intoxicated patients. Biomed Res Int 2013; 2013: 903172.
- Barrie J, May G. Towards evidence-based emergency medicine: best BETs from the Manchester Royal Infirmary. Diagnosis of drug overdose by rapid reversal with naloxone. Emerg Med J 2006; 23: 874-5.
- Boyer EW. Management of opioid analgesic overdose. N Engl J Med 2012; 367: 146-55.
- Etherington J, Christenson J, Innes G, Grafstein E, Pennington S, Spinelli JJ, et al. Is early discharge safe after naloxone reversal of presumed opioid overdose? Can J Emerg Med 2000; 2: 156-62.
- Kim HK, Nelson LS. Reducing the harm of opioid overdose with the safe use of naloxone : a pharmacologic review. Expert Opin Drug Saf 2015; 14: 1137-46.
- Sivilotti ML. Flumazenil, naloxone and the 'coma cocktail'. Br J Clin Pharmacol 2015; 81: 428-36.
Evidence tabellen
Eerste auteur |
Jaartal |
Setting |
Doel onderzoek |
Studietype |
In-/exclusiecriteria |
Studieduur/ follow-up |
Patiëntenkarakteristieken |
Interventie |
Controle |
Uitkomstmaten |
Resultaten |
Risk of bias |
Kwali-teit |
Conclusie auteurs |
Opmerkingen |
Aghabiklooei |
2013 |
Ziekenhuis, Iran |
Onderzoeken effectiviteit single-dose orale naltrexon ter preventie van respiratoire depressie en bewustzijnsverlies bij patiënten met acute methadonintoxicatie |
Dubbelblind placebo gecontroleerde RCT |
In: verwijzing naar ziekenhuis vanwege acute methadonintoxicatie; Ex: opioïdafhankelijkheid, leveraandoeningen, verhoogd transaminase, acute vergiftiging met complicaties voor presentatie (bijv. aspiratiepneumonie, hersentrauma, longtrauma), ontwenningsverschijnselen na inname naltrexon, plotseling terugtrekking patiënt na inname naloxon, en vroeg vrijwillig ontslag |
48 uur |
60 patiënten, gem. leeftijd 29 jaar, 44% man, 83% suïcidepogers, gem. methadoninname 130 mg (sd 116), gem. tijd sinds inname 6 uur (sd 6) |
50 mg naltrexon capsule oraal, na emergency management (inclusief naloxon) |
Placebo capsule oraal, na emergency management (inclusief naloxon) |
Bewustzijnsverlies, bradypneu, apneu, respiratoire acidose en hypercapnie, hypoxie, intensive care opname, opnameduur |
Betere resultaten met naltrexon t.o.v.: Bewustzijnsverlies (0 vs 37%; p<0,01), bradypneu (0 vs 41%, P<0,01), apneu (0 vs 19%; p=0,02), respiratoire acidose en hypercapnie (4 vs 26%; p=0,05), hypoxie (4 vs 30%, p=0,02), intensive care opname (0 vs 52%, p<0,01), opnameduur (gem 26 uur (sd 17) vs 38 uur (sd 21), p<0,01) |
In principe relatief goed opgezette studie; niet helder of het opeenvolgende patiënten betreft en of uitkomstmaten vooraf zijn gedefinieerd, behoorlijk geselecteerde patiëntenpopulatie |
Matig |
Oraal naltrexon is effectief en veilig voor de preventie en behandeling van ademhalingsdepressie en bewustzijnsverlies bij acute methadonintoxicatie bij naïeve gebruikers |
Toepasbaarheid in de Nederlandse situatie twijfelachtig |
Barrie |
2006 |
SEH |
Onderzoeken of naloxon leidt tot ontwaken bij patiënten die geen opiaten hebben gebruikt |
Korte rapportage systematische review |
Literatuurstudie naar diagnostische eigenschappen naloxone/ narcan/opiaat antagonist bij narcotics overdosis (1966-2006) |
- |
3 studies gevonden (niet nader beschreven; 1991-1999) |
|
|
Vermindering GCS en respiratoire depressie |
Een deel van de patiënten die geen opiaten hebben gebruikt, hebben wél respons op naloxon; maar geen toxicologische analyse voor definitieve diagnose |
Fors, geen beschrijving patiënten+studies, grote kans op vertekening resultaten, onbetrouwbare diagnosestelling |
Zeer laag |
Opioïd antagonisten kunnen mogelijk het bewustzijn verbeteren bij patiënten die geen opiaten hebben gebruikt |
De auteurs suggereren een beperkte diagnostische waarde van naloxon; daarvoor is echter ander onderzoek nodig. |
Boyer |
2012 |
|
|
Narratieve review |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Deze studie kan wegens de niet systematische opzet niet gebruikt worden als wetenschappelijke onderbouwing. |
Etherington |
2000 |
SEH, universiteitsziekenhuis, Canada |
Onderzoeken frequentie adverse events bij patiënten met naloxongebruik na vermeende opioïden overdosis, vermogen tot risicostratificatie door artsen en veiligheid selectief vroeg ontslag |
Prospectief observationeel onderzoek |
Patiënten die naloxon kregen op de SEH vanwege verdenking opioïd overdosis. Exclusie: overlijden <1 uur na toediening naloxon, verlaten SEH tegen medisch advies, weigering follow-up |
Geen termijn vermeld, wel follow-up met telefoon |
573 patiënten, gem. leeftijd 36 jaar, 82% man, 93% bevestigde opioïden misbruik, veelal cocaïne |
Naloxon, niet gestandaardiseerd |
Geen controlegroep |
Inschatting ontslagmogelijkheden 1 uur na naloxon toediening, adverse events |
0% mortaliteit, 16% ziekenhuisopname na veilig ontslag (doorgaans vanwege zuurstofbehoefte door hypoxie of herhaling naloxon vanwege bradypneu). Inschatting arts mogelijkheid vroeg ontslag: sensitiviteit 94% (87-97), specificiteit 58% (54-63), positief voorspellende waarde 31% (26-37), negatief voorspellende waarde 98% (95-99). Groep very comfortable vroeg ontslag: 3,5% adverse event; very uncomfortable: 37% adverse event |
Relatief laag, geen gestandaardiseerde naloxon toediening |
Hoog |
Ernstige adverse events na naloxon toediening vanwege vermeende opioïden overdosis komen niet veel voor. Hoogrisicopatiënten kunnen geïdentificeerd worden op basis van klinische kenmerken. Selectief vroeg ontslag is veilig en lange observatie onnodig. |
Aanbeveling voor ontwikkelen klinische beslisregel. |
Kim |
2015 |
|
|
Farmacologische review naloxon |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Deze studie kan wegens de niet systematische opzet niet gebruikt worden als wetenschappelijke onderbouwing. |
GCS: Glasgow Coma Score; gem: gemiddelde; i.m.: intramusculair; i.v.: intraveneus; mg: milligram; RCT: randomised controlled trial; sd: standaarddeviatie; SEH: spoedeisende hulp; t.o.v.: ten opzichte van; vs: versus; VS: Verenigde Staten
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 18-12-2017
Laatst geautoriseerd : 18-12-2017
Geplande herbeoordeling :
Jaarlijks wordt door de commissie richtlijnen van de Nederlandse Internisten Vereniging bepaald of actualisatie van de richtlijn nodig is. Indien actualisatie gewenst is, spant de Nederlandse Internisten Vereniging zich om de hiervoor noodzakelijke voorwaarden (bijvoorbeeld financiering, samenstelling werkgroep) te realiseren. Nieuwe of nog niet behandelde knelpunten kunnen aanleiding zijn tot actualisatie van de richtlijn.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en ondersteund door het bureau van de Nederlandse Internisten Vereniging en PROVA.
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van deze richtlijn is de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid van patiënten met een acute intoxicatie te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. In deze richtlijn worden aanbevelingen geformuleerd die professionals in de zorg hiertoe de handvaten geven.
Doelgroep
De doelgroep van deze richtlijn zijn professionals die zich bezig houden met de opvang van patiënten, na een acute intoxicatie, in het ziekenhuis. Hieronder worden in ieder geval verstaan: spoedeisende hulp artsen, internisten (inclusief subspecialisaties zoals internisten acute geneeskunde en intensivisten op de intensive care), anesthesiologen, cardiologen, psychiaters en ziekenhuisapothekers. Maar, ook anderen kunnen deze richtlijn gebruiken.
Samenstelling werkgroep
Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is een werkgroep geformeerd, onder voorzitterschap van dr. Kees Kramers, internist-klinisch farmacoloog. In de werkgroep hadden gemandateerde vertegenwoordigers van de belangrijkste beroepsverenigingen die te maken hebben met de opvang van patiënten met een acute intoxicatie zitting. Ook was een vertegenwoordiger van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum lid van de werkgroep. Om het patiëntenperspectief in de werkgroep te waarborgen, is de werkgroep aangevuld met een beleidsadviseur werkzaam bij Patiëntenfederatie Nederland. Tijdens de commentaarronde is een vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie aan de werkgroep toegevoegd en is commentaar van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie toegevoegd. De werkgroep werd procedureel en methodologisch ondersteund door PROVA en logistiek door het bureau van de Nederlandse Internisten Vereniging. De ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd vanuit een projectbudget door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten.
- Dhr. dr. C. Kramers, internist - klinisch farmacoloog, Radboud Universitair Medisch Centrum, Nijmegen, namens de Nederlandse Internisten Vereniging, voorzitter
- Mw. drs. M.K. Tuut, epidemioloog, PROVA, Varsseveld, secretaris
- Dhr dr. H.J. van Leeuwen, Internist-intensivist, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem, namens de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
- Dhr. drs. D. Dekker, internist acute geneeskunde – klinisch farmacoloog, Universitair Medisch Centrum, Utrecht, namens de DAM, beroepsvereniging van internisten acute geneeskunde
- Mw. drs. G.D. van Dijken, SEH-arts KNMG, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, namens de Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
- Dhr. drs. J. Benedictus, Patiëntenfederatie Nederland, Utrecht, namens Patiëntenfederatie Nederland
- Dhr. dr. D. W. de Lange, intensivist - toxicoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, namens het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het UMC Utrecht
- Dhr. drs. S.J.C. ten Napel, SEH-arts KNMG, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem, namens de Nederlande Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
- Dhr. dr. R.E.J.H. Sentjens, cardioloog - intensivist, Flevo Ziekenhuis, Almere, namens de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
- Dhr. dr. F. Jansman, ziekenhuisapotheker - klinisch farmacoloog, Deventer Ziekenhuis, Deventer, en Universiteit Groningen, namens de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuis Apothekers
- Dhr. dr. G.E. Jacobs, psychiater - klinisch farmacoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam en Centre for Human Drug Research, Leiden, namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- Mw. dr. I.R.A.M. Mertens zur Borg, anesthesioloog, MMT arts, defensie arts, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, namens de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, sinds december 2016
Met medewerking van
- Lieve Knarren
- Marjolein Kremers
- Peter Wierenga
- Marjon Verschueren
- Paul Brussee
- Ylonne Sensen
Meelezers
- Prof. dr. D.J. Touw
- Mw. drs. M.E.C. Leenders
Belangenverklaringen
Naam |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatiemanagement |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennisvalorisatie |
Overige belangen |
Douwe Dekker |
Internist acute geneeskunde - klinisch farmacoloog |
geen |
geen |
geen |
Aanspreekpunt voor toxicologische onderwerpen binnen Dutch Acute Medicine (DAM, beroepsvereniging voor acute interne geneeskunde) |
Diabetes Fonds; 2007-2010, AGIKO salaris |
Registratie patent voor gebruik van atazanavir als bilirubineverhogend geneesmiddel met anti-inflammatoire, anti-oxidante effecten, publicatie 31-03-2011 |
geen |
Dylan de Lange |
Internist-intensivist, UMC Utrecht |
Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, UMC Utrecht |
Geen conflicterende belangen |
Geen conflicterende belangen |
Geen (conflicterende) belangen |
Geen (conflicterende) belangen |
Geen (conflicterende) belangen |
Geen (conflicterende) belangen |
Frank Jansman |
Ziekenhuisapotheker |
Docent en onderzoeker Afdeling Farmacotherapie, Epidemiologi en Economie, Universiteit Groningen; lid METC Isala Zwolle; lid METC Stichting Bebo Assen |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Gabriel Jacobs |
Psychiater - klinisch farmacoloog, VU Medisch Centrum, 0,6 FTE |
Klinisch onderzoeker, Centre for Human Drug Research, 0,4 FTE |
geen |
geen |
geen |
Gesponsord geneesmiddelenonderzoek, 2013 - heden, Stichting Centre for Human Drug Research, salaris |
geen |
geen |
Henk van Leeuwen |
Internist-intensivist |
|
|
|
|
|
|
|
Ingrid Mertens zur Borg |
Anesthesioloog, MMT-arts, defensie anesthesioloog |
Forensisch arts in opleiding |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Jan Benedictus |
Beleidsmedewerker Patiëntenfederatie NPCF |
geen |
geen |
n.v.t. |
geen |
geen |
n.v.t. |
geen |
Kees Kramers |
Internist-klinisch farmacoloog |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Mariska Tuut |
Eigenaar PROVA (advies-bureau evidence-based richtlijnontwikkeling) |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Roel Sentjens |
|
|
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Sieuwert Jan ten Napel |
SEH-arts KNMG |
Opleider Spoedeisende Geneeskunde Rijnstate Ziekenhuis Arnhem |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Trudy van Dijken |
SEH-arts KNMG St Antonius Ziekenhuis |
|
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Inbreng patiëntenperspectief
De inbreng van het patiëntenperspectief werd gewaarborgd door de afvaardiging van een beleidsadviseur van Patiëntenfederatie Nederland in de richtlijnwerkgroep (zie ook de module 'Patiëntenperspectief en nazorg bij intoxicaties').
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Gedurende het hele proces van richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met implementatie van de richtlijn in de praktijk, bijvoorbeeld bij de samenstelling van de werkgroep, de brede knelpunteninventarisatie en de uitgebreide commentaarronde.
Na autorisatie van de richtlijn wordt deze ten minste op de website van de Nederlandse Internisten Vereniging gepubliceerd. Ook andere deelnemende partijen zijn vrij de richtlijn op hun website te publiceren. De richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan www.richtlijnendatabase.nl. Daarnaast wordt getracht samenvattingen van de richtlijn in Nederlandse tijdschriften te publiceren, om zo de implementatie van de richtlijn te bevorderen. De informatie uit deze richtlijn vormt de input voor de herziening van het Acute Boekje van de Nederlandse Internisten Vereniging.
Werkwijze
Knelpuntenanalyse
De richtlijnwerkgroep heeft in de eerste werkgroepvergadering knelpunten in de opvang van patiënten met een acute intoxicatie geïnventariseerd. Daarbij is uitgegaan van het ABCDE-systeem als ‘kapstok’, aangevuld met overige knelpunten. Deze knelpuntenlijst is ter commentaar en aanvulling in een schriftelijke ronde voorgelegd aan de volgende stakeholders:
- Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
- Nederlandse Internisten Vereniging
- Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuisapothekers
- Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
- Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
- Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
- Nederlands Huisartsen Genootschap
- Patiëntenfederatie Nederland
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie
- Nederlandse Vereniging van Medisch managers Ambulancezorg / Ambulancezorg Nederland
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
- Event Medical Service
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
- Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
- Zorgverzekeraars Nederland
- Nefarma
- Inspectie voor de Gezondheidszorg
- Zorginstituut Nederland
- Nederlandse Zorgautoriteit
- Toxicologie.org
De richtlijnwerkgroep heeft de input vanuit de knelpunteninventarisatie geanalyseerd en in de tweede werkgroepvergadering de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld.
Methode richtlijnontwikkeling
De knelpunten en uitgangsvragen zijn uitgewerkt door de verschillende werkgroepleden. Uit explorerend literatuuronderzoek bleek, en dit werd bevestigd door de inhoudelijke experts uit de richtlijnwerkgroep, dat er voor veel knelpunten geen goede evidence voorhanden zou zijn. Het uitvoeren van bewijzend klinisch onderzoek voor deze knelpunten zou in veel gevallen ook een onhaalbare kaart zijn, gezien de vele verstorende en onbekende variabelen die bij acute intoxicaties een rol kunnen spelen.
Derhalve heeft de werkgroep een beperkt aantal vragen aangewezen waarvoor uitgebreid en systematisch literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden (verlaagde EMV-score en intubatie, naloxon of intubatie bij opiatenintoxicatie, gebruik flumazenil, behandeling hyperthermie). Bij de uitwerking van deze uitgangsvragen door de richtlijnmethodoloog is uitdrukkelijk aangegeven op welke wijze naar literatuur is gezocht en hoe dit is beoordeeld. Ook na het uitgebreide literatuuronderzoek bleek de beschikbare evidence mager en moest veelal op mechanistische argumenten en klinische redeneringen worden teruggevallen voor het formuleren van aanbevelingen in deze paragrafen. Vanwege de forse kans op vertekening van de resultaten van het literatuuronderzoek, zijn zowel de conclusies als de aanbevelingen niet gegradeerd. De werkgroep constateert dat de evidence over het algemeen van zeer lage kwaliteit is, wanneer gekeken wordt volgens de GRADE criteria (bijvoorbeeld vanwege risk of bias en indirecte studiepopulaties).
Ook bij knelpunten waarvan op voorhand werd verwacht dat er geen evidence zou zijn, en waarbij geen systematisch literatuuronderzoek is uitgevoerd, bleek behoefte aan richtinggevende aanbevelingen. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse bronnen (bijvoorbeeld aanpalende evidence) en de mening van experts. Deze knelpunten zijn telkens voorbereid door één of enkele werkgroepleden, waarna door middel van discussie in de richtlijnwerkgroep consensus werd bereikt over het te voeren beleid. Enkele knelpunten zijn door experts van buiten de richtlijnwerkgroep voorbereid. Deze experts zijn genoemd bij de samenstelling van de werkgroep.
De richtlijnwerkgroep is 7 maal bijeen geweest, waarbij conceptteksten werden bediscussieerd en de conceptrichtlijn werd vastgesteld.
Procedure voor commentaar en autorisatie
De conceptrichtlijn is ter commentaar aangeboden aan alle NIV-leden en de (deelspecialistische) verenigingen die bij de ontwikkeling van de richtlijn betrokken zijn. Daarnaast is de conceptrichtlijn ter commentaar verstuurd aan alle partijen die bij de knelpunteninventarisatie om input gevraagd zijn, evenals aan de KNMG-afdeling juridische zaken. Het binnengekomen commentaar is door de werkgroep beoordeeld en verwerkt in de richtlijn. Tijdens de commentaarronde is de werkgroep uitgebreid met een gemandateerde vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie.
Daarna is de richtlijn ter autorisatie voorgelegd aan de partijen die in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. De richtlijn is geautoriseerd door de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, en heeft tevens de goedkeuring van de Patiëntenfederatie Nederland.
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op evidence en consensus gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging, wordt de richtlijn gezien als deel van de ‘professionele standaard'. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde patiënt', kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie waar nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.
Referenties
- Duineveld C, Vroegop M, Schouren L, Hoedemakers A, Schouten J, Moret-Hartman M, et al. Acute intoxications: differences in management between six Dutch hospitals. Clin Toxicol 2012; 50: 120-8.
- Lanting LC, Stam C, den Hertog PC. Hoe vaak komt zelf toegebracht letsel voor en hoeveel mensen sterven eraan? In: Volksgezondheid toekomst verkenning. Nationaal Kompas Volksgezondheid. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/letsels-en-vergiftigingen/zelftoegebracht-letsel/omvang/
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.