Informatie en informed consent moleculaire tumordiagnostiek

Initiatief: VKGN Aantal modules: 5

Informatievoorziening en voorlichting

Uitgangsvraag

Welke informatie bespreken zorgprofessionals met de patiënt om in samenspraak een weloverwogen beslissing te nemen;

  1. of er moleculaire diagnostiek in tumorweefsel plaatsvindt, en
  2. welke uitkomsten nadien worden gedeeld met de patiënt, wanneer, door wie en op welke wijze(n)?

Aanbeveling

Informeer de patiënt bij wie tumorweefsel wordt afgenomen bij een operatie of biopt, dat er ten behoeve van de diagnose en behandelmogelijkheden ook moleculair onderzoek op het tumorweefsel kan worden verricht.

 

Houd rekening met de verschillen tussen de moleculaire tumortesten. Neem zo nodig contact op met een klinisch moleculair bioloog in de pathologie of patholoog wanneer niet duidelijk is tot welke categorie de aangevraagde test behoort.

 

Laat bij een verwaarloosbare kans op het vinden van een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg informatie hierover achterwege (categorie A).

Informeer de patiënt bij wie moleculair onderzoek op tumorweefsel wordt verricht met een kans van meer dan 1% op een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg hierover (categorie B of C).

Informeer de patiënt dat, als er aanwijzingen gezien worden voor een mogelijk erfelijke aanleg, de patiënt het advies krijgt verwezen te worden naar de polikliniek Klinisch Genetica voor meer informatie en indien gewenst erfelijkheidsonderzoek.

 

Indien de patiënt bezwaar maakt tegen geïnformeerd te worden over aanwijzingen voor mogelijk erfelijke aanleg, informeer de patiënt dan uitgebreider over het belang van kennis over erfelijke aanleg. Noem het risico op kanker in de toekomst, voor patiënt en familieleden, en de preventieve mogelijkheden (zie module informed consent voor de werkwijze).

 

Gebruik indien gewenst de ontwikkelde (digitale) middelen en het informatiemateriaal (e-learning, voorbeeldzinnen (zie, bijlage 5)).

 

Vraag moleculair onderzoek waarbij ook normaal materiaal (kiembaan) wordt geanalyseerd (categorie D) en (waarschijnlijk) pathogene kiembaanvarianten direct aan de behandelend arts en patiënt worden teruggekoppeld, alleen aan onder verantwoordelijkheid van een klinisch geneticus of laat dit door een klinisch geneticus doen.

Overwegingen

Samenvatting van de literatuur

In de systematische zoekopdracht is geen literatuur gevonden die met de GRADE methodiek (dat wil zeggen direct vergelijkend onderzoek) beoordeeld kan worden. Om deze reden kan er niet met vergelijkend literatuuronderzoek antwoord worden gegeven op de PICO vraag.

Er is een samenvatting opgesteld op basis van niet-vergelijkend onderzoek (zie, table of findings’). De literatuur in deze tabel bevat zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Daarnaast zijn expert opinieartikelen, (inter)nationale richtlijnen en leidraden weergegeven. Een deel van deze literatuur is afkomstig van het systematisch literatuuronderzoek. Deze literatuur is ook beschreven in ‘the summary of literature’. De overige artikelen zijn ingebracht door de leden van de werkgroep. De kwaliteit van de artikelen is beoordeeld voor kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken (zie, quality of research) met de CASP-methodiek. Over het algemeen worden de studies beoordeeld als ‘valuable research’, echter is de omvang van de studie populaties klein, is er vaak sprake van een geselecteerde groep patiënten (met een hogere opleiding) en wordt de relatie tussen de onderzoeker en de deelnemers meestal niet duidelijk beschreven, gaat het soms om intenties van patiënten (en niet daadwerkelijk gedrag) en ontbreekt er soms een statement over de klinische consequentie van de bevindingen.

In een deel van de geselecteerde artikelen wordt de term unsolicited findings gebruikt. De werkgroep heeft ervoor gekozen dat een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aandoening een meer passende omschrijving is. De gevonden literatuur met deze term blijft echter generaliseerbaar naar de beoogde populatie.


De artikelen in de tabel (zie, table of findings) beschrijven dat patiënten voor wie een moleculaire tumortest is aangevraagd behoefte hebben aan informatie.

Patiënten ontvangen deze informatie bij voorkeur tijdens een gesprek met een medisch specialist/verpleegkundig specialist en/of op papier. Medisch specialisten geven daarentegen aan graag informatie te verstrekken via folders of online tools (Pinheiro, 2017).

Voor informatieverstrekkers is het belangrijk om in acht te nemen dat een patiënt tijdens een gesprek van 20-40 minuten verzadigd is en geen nieuwe informatie meer kan opnemen (Catenacci, 2015).

Bij het inzetten van een online-informatietool is het van belang dat patiënten tevens vragen kunnen stellen aan een deskundige in aanvulling op de tool (Li, 2021).

Het belang om voorlichtingsmateriaal te ontwikkelen dat informatie bevat over de voor- en nadelen van potentiële aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg wordt in meerdere artikelen benadrukt.

De literatuur is niet éénduidig of ‘genetic counseling’ sessies voorafgaand aan het bespreken van de bevindingen noodzakelijk zijn. Het begrip en de kennis van patiënten neemt wel toe na het bekijken van instructievideo’s (Bijlsma 2020).

Alle artikelen beschrijven dat aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg moeten worden besproken met de patiënt en/of familieleden. Welke informatie besproken moet worden is afhankelijk van de patiëntvoorkeuren. Echter, in de literatuur is niet éénduidig aangegeven door wie dit wordt gedaan en op welke wijze. Dit kan worden gedaan door een internist-oncoloog of een ‘genetic counselor’. Daarnaast wordt in enkele artikelen een multidisciplinair team aangeraden voor een snelle interactie tussen internist-oncoloog, (klinisch) moleculair bioloog/patholoog en klinisch geneticus (Stjepanovic, 2018; Pujol, 2019).

Er zijn weinig aanbevelingen met betrekking tot de terugkoppeling van nevenbevindingen van de moleculaire tumortest (door wie en wanneer) (Li, 2020; Stjepanovic, 2018). Het is belangrijk dat de zorgprofessional die terugkoppelt genetische expertise heeft, en daarom is het ondersteunend dat een zorgprofessional van de Klinische Genetica is ingebed in de molecular tumor board. De wijze waarop bevindingen het beste kunnen worden teruggekoppeld wordt niet beschreven in de geselecteerde artikelen.

 

De werkgroep is van mening dat informatievoorziening en voorlichting aangepast moet worden op basis van het tumortype, welke genen geanalyseerd worden en of ook normaal weefsel in de analyse wordt meegenomen. Dit is in lijn met het advies van de projectgroep tumor- en erfelijkheidsdiagnostiek van de NVVP, VKGL en VKGN (Ligtenberg, 2021). Zoals beschreven in de inleiding wordt er onderscheid gemaakt tussen vier categorieën testen, ingedeeld op basis van de kans op het detecteren van een klinisch relevante variant (categorie A-D). Wanneer de aanvrager van de test niet bekend is met de verschillende categorieën (en niet weet onder welke categorie de beoogde test valt), kan de aanvrager contact opnemen met een Klinisch Moleculair Bioloog in de Pathologie (KMBP-er) of patholoog. Zij kunnen uitleg geven tot welke categorie de beoogde test behoort. De projectgroep tumor- en erfelijkheidsdiagnostiek beschrijft dat ‘korte genetische counseling’ inhoudt dat de aanvrager de patiënt informeert dat er bij de tumortest een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg kan worden vastgesteld. Op basis van het verkregen informed consent (zie, Module Informed consent) kan, als de tumortest daar aanleiding toe geeft, geadviseerd worden om de patiënt naar de polikliniek Klinische Genetica te verwijzen voor erfelijkheidsonderzoek. De patiënt wordt dan geïnformeerd dat erfelijkheidsonderzoek van belang kan zijn voor het inschatten van risico op kanker in de toekomst en het risico op kanker voor familieleden. De patiënt kan uiteraard afzien van deze verwijzing.

 

Door de ontwikkelingen van NGS-technologie zijn de laatste jaren de moleculaire test mogelijkheden uitgebreid. Daarnaast is voor allerlei tumoren inmiddels aangetoond dat het testen van grotere genpanels van belang is voor optimale diagnostiek en behandeling. De commissie BOM adviseert het toepassen van bepaalde geneesmiddelen zoals PARP-inhibitors bij (een deel van) de patiënten met BRCA gemuteerd borst-, prostaat-, pancreas- of ovariumcarcinoom. Gezien dit naast de behandelconsequentie ook consequenties kan hebben voor aanvullende risico’s voor de patiënt en zijn/haar familieleden, als de BRCA-variant in de kiembaan aanwezig is, dient patiënt hierover vóór het inzetten van de test geïnformeerd te worden door de zorgprofessional die de tumortest aanvraagt. Dit is in het algemeen dus bij het aanvragen van een weefselbiopt.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Het belangrijkste doel van het informeren van patiënten over een moleculaire tumortest is om de bewustwording ten aanzien van het verrichten van deze test en van de eventuele consequenties indien er aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg zijn, te vergroten. Uit meerdere studies blijkt dat patiënten het belangrijk vinden goed geïnformeerd te worden. Dit kwam ook naar voren uit de focusgroep die we gehouden hebben (zie, bijlage 4). Er worden in de literatuur geen nadelen beschreven van het informeren van patiënten. Mogelijk zijn deze er wel, bijvoorbeeld onnodige belasting voor de patiënt of vertraging in het diagnostisch proces.

Van belang is om de informatie op maat te geven, aansluitend bij de situatie van de patiënt (rekening houdend met de mogelijke aanwezigheid van laaggeletterdheid of beperkte gezondheidsvaardigheden, ziektestadium, eventuele ’anxiety’), en rekening houdend met de kans op een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg. Pas zo nodig ook de terugvraagmethode toe om te beoordelen of de informatie goed is uitgelegd. De werkgroep meent dat inhoudelijk niet méér informatie gegeven moet worden dan noodzakelijk bij de betreffende tumortest (een zeer kleine kans op aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg vereist een andere informatievoorziening dan bij een relatief grote kans hierop, op basis van de verschillende categorieën). Daarom is er patiëntinformatie ontwikkeld. Deze informatie is weergegeven op Thuisarts.nl en in bijlage 7 en bijlage 8.

Wanneer deze informatie het beste kan worden verstrekt is een belangrijk punt, dat momenteel onduidelijk is aangezien er geen literatuur beschikbaar is. De werkgroep meent dat deze informatie besproken dient te worden wanneer het tumorbiopt wordt voorgesteld.

In bepaalde situaties is het wenselijk om de patiënt aanvullende informatie te geven. Dit wordt beschreven in Module informed consent.

 

Kosten (middelenbeslag)

Het is niet bekend hoe vaak en op welke manier patiënten op dit moment geïnformeerd worden over de kans op aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg bij een moleculaire tumortest.

Echter, gezien het grote en toenemende aantal moleculaire tumortesten is het evident dat steeds meer patiënten geïnformeerd moeten worden en dat bij de vormgeving van de informatievoorziening voor moleculaire tumordiagnostiek, de haalbaarheid vanuit kostenperspectief meegewogen moet worden.

De werkgroep meent dat het informeren van patiënten van groot belang is, en dat het daarom gerechtvaardigd is dat dit gepaard gaat met een eventuele toename in kosten.

De werkgroep is van mening dat, hoewel de patiënten aangeven dat zij bij voorkeur geïnformeerd worden door de zorgprofessional, dit ondersteund kan worden met schriftelijke of digitale informatievoorziening. Dit kan zorgen voor een betere en meer uniforme informatievoorziening, en kan ook leiden tot minder tijdsinvestering van de zorgprofessional.

 

Bij een brede test op tumorweefsel, namelijk een groot genpanel/WES/WGS in categorie B (Ligtenberg, 2021) kan er, afhankelijk van het gebruikte genpanel in combinatie met het tumortype, een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg worden gevonden. Bij categorie B testen is er waarschijnlijk tussen 1-5% kans op een klinisch relevante kiembaanvariant. Ook voor patiënten bij wie een tumortest wordt verricht om een erfelijke aanleg op te sporen (categorie C, ‘tumor-first’ test) bestaat een relatief grote kans (waarschijnlijk tussen 5-10%) op een klinisch relevante kiembaanvariant.

Het aantonen van een erfelijke aanleg geeft de mogelijkheid voor surveillance en preventie van kanker bij patiënten en familieleden at risk. Dit betekent dat het informeren van patiënten over aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg ‘overall’ kostenbesparend kan zijn.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er zijn geen studies naar de aanvaardbaarheid of haalbaarheid van het informeren van patiënten over aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg. Wel blijkt uit alle studies dat het voor patiënten van groot belang is dat zij geïnformeerd worden over aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg wanneer  die worden gevonden met een moleculaire tumortest. Dit wordt onderschreven door de bij de werkgroep betrokken zorgprofessionals (klinisch genetici, internist-oncologen, patholoog, Laboratoriumspecialist Klinische Genetica (LSKG-er), KMBP-ers, longarts, ethicus en patiëntvertegenwoordigers.

Het grootste bezwaar hiervan ligt dan ook niet in de morele of ethische noodzaak om informatie te geven over de tumortest, maar in de tijdsinvestering en de vraag welke informatie (bij welke test) gegeven moet worden en op welke manier, door wie en hoe de resultaten worden teruggekoppeld. In deze module hebben we hiervoor concrete suggesties opgenomen.

Wanneer het informeren van patiënten afdoende is, dan zal dit leiden tot een toegenomen betrokkenheid en autonomie van de patiënt. Bij het geven van informatie dient rekening gehouden te worden met de gezondheidsvaardigheden van de patiënt.

 

Belemmerende factoren bij de implementatie zijn de tijdsinvestering van de zorgprofessionals en de kennis van de zorgprofessionals over de (kans op) aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg van de verschillende moleculaire tumortesten. De tijdsinvestering van zorgprofessionals speelt waarschijnlijk vooral een rol bij categorie B en C testen, gezien de relatief grote kans op een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg. Dit geldt ook bij categorie D testen, gezien de directe analyse van de kiembaan. Daarnaast is een belemmerende factor dat zorgprofessionals niet altijd op de hoogte zijn welk moleculair onderzoek wordt verricht.

 

Voorwaarde voor de implementatie is dat het duidelijk moet zijn voor zorgprofessionals welke informatie zij bij welke moleculaire tumortest moeten meegeven en bespreken met de patiënt (en wanneer). Voorwaarde is ook dat er vanuit de beroepsverenigingen draagvlak is om patiënten over aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg te informeren, wat betekent dat er waar nodig ook financiële middelen beschikbaar gesteld moeten worden.

Multidisciplinaire samenwerking tussen o.a. internist-oncologen, KMBP-ers, pathologen, LSKG-ers en klinisch genetici is essentieel zodat de bevindingen van moleculaire tumortesten multidisciplinair besproken kunnen worden. Een voorwaarde is ook dat patiënten met een mogelijk erfelijke aanleg, die verwezen worden voor erfelijkheidsonderzoek (met spoed) toegang krijgen tot de polikliniek van de Klinische Genetica.

 

Rationale van de aanbeveling

Een moleculaire tumortest wordt verricht om voor de patiënt met (vermoeden van) kanker de juiste diagnose te stellen en/of de beste behandeling te vinden, die aansluit bij de genetische kenmerken van de tumor. Het belangrijkste voordeel van het vooraf informeren is dat patiënten op de hoogte zijn van de uitvoering van de moleculaire tumortest en de kans op aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg wanneer zij een moleculaire tumortest ondergaan. Hierdoor wordt het bewustzijn van patiënten ten aanzien van moleculaire tumortesten, en de eventuele consequenties indien er aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg zijn, vergroot en dit biedt de patiënt ook de mogelijkheid om bezwaar te uiten ten aanzien van het geïnformeerd worden over een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg of om af te zien van de tumortest.

De belangrijkste nadelen zijn eventuele onnodige belasting voor de patiënt aangaande dit onderwerp en de tijdsinvestering voor de zorgprofessional. Omdat de werkgroep van mening is dat het informeren van patiënten essentieel is, is een toename in tijd, en hiermee kosten, naar de mening van de werkgroep gerechtvaardigd. De werkgroep is zich bewust van de schaarste aan middelen beschikbaar voor de gezondheidszorg en is daarom van mening dat het informeren van patiënten zoveel mogelijk ondersteund moet worden met (digitale) hulpmiddelen en informatiemateriaal waarnaar kan worden verwezen. Ook dient de belasting voor de patiënt zo veel mogelijk beperkt te worden door het verstrekken van op de situatie afgestemde informatie.

 

Om de implementatie van informeren van patiënten door zorgprofessionals te bevorderen, heeft de werkgroep ervoor gekozen om in deze module suggesties (handvatten) voor uitleg aan patiënten op te nemen. Deze staan in bijlage 5 per categorie tumortest (A/B/C/D). Bij deze richtlijn is een e-learning voor zorgprofessionals ontwikkeld en informatie voor patiënten die beschikbaar is via Thuisarts.nl (link volgt nog) en Kanker.nl.

Voor de “Tumor-First workflow” bij recent gediagnosticeerd ovariumcarcinoom (categorie C) is ook een leidraad voor testaanpak geformuleerd (Bosse, 2022 (zie, https://www.tumorfirst.nl/toolbox/leidraad)).

Onderbouwing

Moleculair onderzoek in tumorweefsel bij patiënten met (vermoeden van) kanker wordt steeds vaker aangevraagd omdat de uitkomst hiervan van belang is voor gerichte therapie (gepersonaliseerde behandeling) of voor het stellen van de diagnose. Dit onderzoek op tumorweefsel kan soms DNA-varianten aantonen die mogelijk kiembaanvarianten zijn in een gen relevant voor de klinische vraagstelling of in een gen dat los staat van de kanker van de patiënt (‘nevenbevindingen’). De kans dat een variant in een ‘niet-kankergen’ wordt gevonden is met de huidige werkwijze verwaarloosbaar. In deze richtlijn wordt een variant in een gen relevant voor de klinische vraagstelling, die mogelijk in de kiembaan aanwezig is “een aanwijzing voor een mogelijk erfelijke aanleg” genoemd. De mogelijke uitkomsten van de moleculaire tumortest – zowel de beoogde uitkomst als de aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg – kunnen van belang zijn voor de patiënt en/of zijn/haar familieleden. Er is gebrek aan handvatten voor de zorgprofessional om de patiënt goed te informeren over de tumortest, de mogelijke uitkomsten hiervan en de terugkoppeling van de uitkomsten.

No GRADE

 

No evidence was found regarding the effect of providing information about unsolicited findings on patient satisfaction, anxiety, patient preferences regarding ‘return of results’ when compared with standard care in patients with cancer undergoing diagnostic tumortest.

 

Source: none.

Description of studies

Below a description of each included study is provided. However, no description was given if the article was based on expert opinion (Borad (2017); Bunnik (2021); Vos (2018)).

 

Shirdarreh (2021) performed a narrative review to examine the knowledge and attitudes of patients and oncologists regarding primary and potential secondary findings of tumor multigene next generation sequencing in cancer patients. In total 11 studies regarding secondary findings were of interest for the current PICO question. These studies were performed in the USA (n=6), Canada (n=2), the Netherlands (n=2), and Australia (n=1). All studies included patients with cancer undergoing diagnostic tumor tests. Patients’ knowledge and attitudes were assessed by surveys and/or interviews. In total 1806 patients were studied, however 7/11 studies included fewer than 100 patients. The relative low sample size in most of the studies is a limitation.

 

Pujol (2019) described clinical practice considerations and schemes for managing germline findings in tumor analysis. This includes a written informed consent and a multidisciplinary approach (i.e., involving oncologist, pathologist, and geneticist in case of germline findings). Since data of a previous study population was used, no additional details are provided in the article.

 

Li (2020) reported ‘points to consider for reporting of germline variation in patients undergoing tumor testing’ in a statement of the ACMG (American College of Medical Genetics). This statement described the potential benefits, harms, and limitations related to reporting of germline variants identified by tumor testing.

 

Bijlsma (2020) performed a quantitative multicenter study to understand the preferences of patients with cancer concerning unsolicited findings (UFs) derived from whole-exome (WES) or whole-genome sequencing (WGS). Adults with cancer were included. To obtain patients’ preferences, an online questionnaire was used. To ensure that patients had enough background knowledge, two videos were provided within the questionnaire. These videos included information regarding the basic concept of genetics, potential impact of receiving information about UFs, and on four different categories of UFs (i.e., actionable, non-actionable, reproductive significance, unknown significance). Outcome regarding anxiety was assessed using the validated version of the self-reported Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS). In total 701/845 (83%) participants completed the study. A limitation of the current study is the high education level of the participants, the fact that not all participants completed the survey, and most of the participants had no experiences with WGS.

 

Horiuchi (2021) performed a study to examine the incidence of secondary findings (SF) in Japanese cancer patients using WES to understand patient preferences regarding SF disclosure. WES was conducted in 2480 patients, 57% male, with a mean age of 65.7 years. The most common cancers were colorectal (28.4%), lung cancer (19.2%), and gastric cancer (12.1%). Patients had 3 times the chance to disclose the results. If the patient chose to have the results disclosed, the SF results were presented to the patient by a medical genetics doctor and/or a genetic counselor after several sessions of genetic counseling. Only registered variants in the ClinVar and HGMD database were considered.

 

Pinheiro (2017) performed a study to identify patient preferences regarding information and who should communicate this information. Patients who participated in the study completed a short questionnaire including several topics. Of these topics, eight were chosen for a discussion. In total 70/74 (95%) approached patients did give consent, of them 66 completed the study. The median patient age was 62 years, 30% were males. The most common cancer was lung cancer (30%), followed by colorectal cancer (26%). A limitation of the current is that it was a single center study.

 

Bennette (2013) performed a study to identify attributes of incidental findings that were important to patients and developed a discrete choice experiment instrument to quantify patients’ preferences. Based on a literature review and expert opinion, a set of key attributes and attribute levels was developed. Two focus groups were conducted, as well as cognitive interviews with patients who had received conventional genetic testing for familial colorectal cancer or polyposis syndromes to refine the attributes’ salience and communication. No detailed description of the study population is given in this study. Next to this limitation, the study was limited by the fact that only 12 patients were included in the focus groups and 6 in the interviews.

 

Stjepanovic (2018) reported patient preferences regarding return of additional germline results. A patient cohort including 1960 patients with a variety of malignancies were consented. The median age was 58 years, and 23% of the patients were males. Patients who consented to return additional findings or their delegate were contacted by the clinical genetics service, which comprised of a medical geneticist and genetic counsellor if germline medically actionable variants were covered. In total 1691 patients were eligible for tumor profiling. 1556/1691 (92%) agreed to return of additional findings. A number of 8/1596 (0.5%) patients were found with a germline medically actionable variant.

 

Catenacci (2015) evaluated a large cohort (retrospectively) of gastrointestinal cancer patients who had undergone routine tumor NGS for therapeutic intent. They sought to identify patients who might need follow-up for unsuspected underlying germline events, and to determine whether we could confirm the “high risk” cases post-NGS as germline carriers. The included patients were grouped into three pre-NGS risk categories; high, intermediate, low; based on age at diagnose and personal/family history. Based on NSG results, post-NGS high risk patients were contacted and if they agreed to genetic counselling, they were evaluated. In total 111 patients were analyzed. Of them 21 were classified as high post-NGS risk, and 11 of them were contacted to complete counselling and germline testing. Germline testing was completed by 7/10 patients, and in 3/10 patients confirmed to have germline mutations.

 

Results

Results are reported per study due to heterogeneity.

 

1. Patient satisfaction

Shirdarreh (2022) reported that patients had positives attitudes toward tumor NGS despite relatively little knowledge of test-related genetics concepts. However, the expectations of the patients often exceeded the reality of low clinical utility. More realistic expectations were seen by higher educated patients. These patients had also a greater genetic knowledge.

Pujol (2019) reported that clear information about possibilities and benefits of knowing germline mutations should be given by the clinician towards the patients. Additional information about preventive strategies should be given by a geneticist only to patients who require this information.

Bijlsma (2020) reported that participants with a higher quality of life were more interested in receiving UFs.

Horiuchi (2021) reported that reconfirmation of the patient’s intention before the disclosure of SFs is an important step.

Pinheiro (2017) reported that patient preferences regarding incidental findings were greater compared with physicians (56% vs. 19%). In addition, patient preferences regarding method of receiving information was (1) discussion with nurse, (2) written information.

Stjepanovic (2018) reported that the interest of patients who undergo tumor testing in germline findings is high.

Catenacci (2015) reported that patients are often “information-saturated” after a discussion of 20-40 minutes.

 

Expert opinion articles:

Bunnik (2021) reported that the oncologist should be able to explain key information elements in general terms to cancer patients. Upon referral patients can be informed in more detail. Ideally, patients should be prepared beforehand for the clinical and psychosocial consequences of such unsolicited findings, for themselves and for their family members, and be given the opportunity to autonomously decide whether or not to receive such unsolicited genomic information. It may be useful to offer patients written information materials or help them find educational websites or decision tools.

Borad (2017) reported that greater attention to ethical, legal, and social implications of genetic tumor testing have to be considered to ensure success.

Vos (2018) reported that patients should be able to give explicit consent about whether they would like to be informed about clinically significant unsolicited findings.


2. Anxiety

Bijlsma (2020) reported that participants with elevated levels of anxiety or depressive feelings were less inclined to receive actionable UFs.

 

3. Patient preferences regarding ‘return of results’

Shirdarreh (2021) reported that patients ’attitudes towards disclosure of secondary findings were variable.

Li (2020) reported that there is lack of evidence for the best practice to report results to patients who want them. Patients should give informed consent upfront for the possibility that results might be discovered. Positive germline test results should be returned by qualified and experienced clinicians (e.g., oncologists with genetics expertise, geneticists, and genetic counsellors).

Bijlsma (2020) reported that men would like to receive UFs more often than women. Furthermore, it was observed that one out of seven participants changed their opinion after the second video which introduced more information on the potential impact of receiving UFs and which explained the four categories. It seems important to distinguish between the categories of UF when giving information (e.g., actionable UFs, non-actional UFs, UFs of reproductive significance, UFs of unknown significance).

Bennette (2013) reported key attributes that summarize patient preferences regarding return of incidental findings; 1. Lifetime risk, 2. Treatability, 3. Severity, 4. Carrier status, 5. Drug response, 6. Total cost.

Stjepanovic (2018) reported that return of results of germline medically actionable variants in cancer predispositions genes could be done by a Genomics Tumor Board (e.g., medical oncologist, clinical molecular laboratory geneticists, genetic counsellors, and medical geneticist). The incorporation of a clinical genetics service into the clinical care is recommended for disclosure of actionable genetic variants, since previously unidentified findings present multiple challenges.

 

Expert opinion articles:

Bunnik (2021) suggested that when the chance of unsolicited findings is very low, opt-out options need not be actively offered.

Borad (2017) reported that it should be clear how to deal with disclosure of incidental findings that may affect individuals other than the patients. In addition, it is important to closely integrate disclosure of incidental findings with data and privacy sharing concerns. This has to be discussed with the patient.

 

Vos (2018) reported that unsolicited findings could only be reported if the patient has given consent. It is important to classify unsolicited findings based on their clinical relevance. Patients should be aware of DNA analysis, with its associated benefits and risks, and understand that clinically significant findings are returned.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence of the literature was not assessed, since the current summary of literature could not be assessed with the GRADE. A quality assessment tool was applied for the qualitative/quantitative research articles, please see table ‘quality of research’.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

 

What are the benefits and harms of providing information (according to a standard protocol) about unsolicited findings, compared with standard care, by a medical specialist in patients with cancer undergoing diagnostic tumor test on the predefined outcomes?

 

P: patients with cancer undergoing diagnostic tumor test

I: providing information about unsolicited findings (UFs), chance/possibilities on unsolicited findings

C:  standard care (i.e., unclear and (possibly) incomplete information)

O:  patient satisfaction, anxiety, patient preferences regarding ‘return of results’

 

Note: In the above mentioned question we used the term unsolicited findings. Following the discussions in the working group we decided to abandon this term because unsolicited findings seemed not that suitable. We decided that a clue for a possible hereditary condition fits better. See glossary for further explanation.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered patient satisfaction as a critical outcome measure for decision making; and anxiety and preferences as an important outcome measure for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group did not define a minimal clinically (patient) important difference.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 01-01-2011 to 27-07-2021. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 382 hits.

Studies were selected based on the following criteria;

  • patients with cancer undergoing diagnostic tumor test,
  • comparison between providing information about unsolicited findings (i.e., according to protocol), and standard care (i.e., unclear and (possibly) incomplete information),
  • at least one of the outcomes as defined in the PICO.

In total 45 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded as these studies did not include a comparison (i.e., intervention/control). However, 1 review, and 11 original articles were summarized in a table, please see appendix ‘summary of findings’. This literature is described in the rows in grey. Additional literature (i.e., not included in the systematic search; n=22) was provided by the working group, which was also summarized.

 

Results

Only literature included in by the systematic literature search is descripted in the current summary of literature. The summary of literature includes 12 original articles (i.e., 1 narrative review, 7 qualitative/quantitative research articles, 1 guideline, 3 expert opinion articles).

  1. Bennette CS, Trinidad SB, Fullerton SM, Patrick D, Amendola L, Burke W, Hisama FM, Jarvik GP, Regier DA, Veenstra DL. Return of incidental findings in genomic medicine: measuring what patients value--development of an instrument to measure preferences for information from next-generation testing (IMPRINT). Genet Med. 2013 Nov;15(11):873-81. doi: 10.1038/gim.2013.63. Epub 2013 May 30. PMID: 23722871; PMCID: PMC3823641.
  2. Borad MJ, LoRusso PM. Twenty-First Century Precision Medicine in Oncology: Genomic Profiling in Patients With Cancer. Mayo Clin Proc. 2017 Oct;92(10):1583-1591. doi: 10.1016/j.mayocp.2017.08.002. PMID: 28982488.
  3. Bunnik EM, Dondorp WJ, Bredenoord AL, de Wert G, Cornel MC. Mainstreaming informed consent for genomic sequencing: A call for action. Eur J Cancer. 2021 May;148:405-410. doi: 10.1016/j.ejca.2021.02.029. Epub 2021 Mar 27. PMID: 33784533.
  4. Bijlsma R, Wouters R, Wessels H, Sleijfer S, Beerepoot L, Ten Bokkel Huinink D, Cruijsen H, Heijns J, Lolkema MP, Steeghs N, van Voorthuizen T, Vulink A, Witteveen E, Ausems M, Bredenoord A, May AM, Voest E. Preferences to receive unsolicited findings of germline genome sequencing in a large population of patients with cancer. ESMO Open. 2020 Apr;5(2):e000619. doi: 10.1136/esmoopen-2019-000619. PMID: 32312756; PMCID: PMC7200077.
  5. Catenacci DV, Amico AL, Nielsen SM, Geynisman DM, Rambo B, Carey GB, Gulden C, Fackenthal J, Marsh RD, Kindler HL, Olopade OI. Tumor genome analysis includes germline genome: are we ready for surprises? Int J Cancer. 2015 Apr 1;136(7):1559-67. doi: 10.1002/ijc.29128. Epub 2014 Aug 14. PMID: 25123297; PMCID: PMC4303936.
  6. Hofstatter, E. W., Yushak, M. L., Bouberhan, S., Han, G., Epstein, L., & Pusztai, L. (2015). Discovery and disclosure of incidental genetic information obtained through high throughput sequencing.
  7. Horiuchi Y, Matsubayashi H, Kiyozumi Y, Nishimura S, Higashigawa S, Kado N, Nagashima T, Mizuguchi M, Ohnami S, Arai M, Urakami K, Kusuhara M, Yamaguchi K. Disclosure of secondary findings in exome sequencing of 2480 Japanese cancer patients. Hum Genet. 2021 Feb;140(2):321-331. doi: 10.1007/s00439-020-02207-6. Epub 2020 Jul 24. PMID: 32710294.
  8. Li MM, Chao E, Esplin ED, Miller DT, Nathanson KL, Plon SE, Scheuner MT, Stewart DR; ACMG Professional Practice and Guidelines Committee. Points to consider for reporting of germline variation in patients undergoing tumor testing: a statement of the American College of Medical Genetics and Genomics (ACMG). Genet Med. 2020 Jul;22(7):1142-1148. doi: 10.1038/s41436-020-0783-8. Epub 2020 Apr 23. PMID: 32321997.
  9. Ligtenberg M, Kets M, Wagner A, Hogervorst F, van Noesel C, ter Elst A, Smit V. Adviezen projectgroep tumor- en erfelijkheidsdiagnostiek van de NVVP, VKGL en VKGN. 2021, obtained via https://www.vkgn.org/files/8666/20211006%20Adviezen%20projectgroep%20tumor-%20en%20erfelijkheidsdiagnostiek%20definitief.pdf of https://pathology.nl/wp-content/uploads/2022/06/20211006-Adviezen-projectgroep-tumor-en-erfelijkheidsdiagnostiek-definitief.pdf
  10. Pinheiro APM, Pocock RH, Switchenko JM, Dixon MD, Shaib WL, Ramalingam SS, Pentz RD. Discussing molecular testing in oncology care: Comparing patient and physician information preferences. Cancer. 2017 May 1;123(9):1610-1616. doi: 10.1002/cncr.30494. Epub 2017 Jan 31. PMID: 28140456; PMCID: PMC5400669.
  11. Pujol P, De La Motte Rouge T, Penault-Llorca F. From Targeting Somatic Mutations to Finding Inherited Cancer Predispositions: The Other Side of the Coin. Diagnostics (Basel). 2019 Jul 26;9(3):83. doi: 10.3390/diagnostics9030083. PMID: 31357515; PMCID: PMC6787697.
  12. Shirdarreh M, Aziza O, Pezo RC, Jerzak KJ, Warner E. Patients' and Oncologists' Knowledge and Expectations Regarding Tumor Multigene Next-Generation Sequencing: A Narrative Review. Oncologist. 2021 Aug;26(8):e1359-e1371. doi: 10.1002/onco.13783. Epub 2021 Apr 21. PMID: 33823080; PMCID: PMC8342587.
  13. Stjepanovic N, Stockley TL, Bedard PL, McCuaig JM, Aronson M, Holter S, Semotiuk K, Leighl NB, Jang R, Krzyzanowska MK, Oza AM, Gupta A, Elser C, Ahmed L, Wang L, Kamel-Reid S, Siu LL, Kim RH. Additional germline findings from a tumor profiling program. BMC Med Genomics. 2018 Aug 9;11(1):65. doi: 10.1186/s12920-018-0383-5. PMID: 30092803; PMCID: PMC6085686.
  14. Vos S, van Diest PJ, Ausems MG, van Dijk MR, de Leng WW, Bredenoord AL. Ethical considerations for modern molecular pathology. J Pathol. 2018 Dec;246(4):405-414. doi: 10.1002/path.5157. PMID: 30125358.
  15. Winkler, E. C., Glimm, H., Tanner, K., & Kalle, C. V. (2014). Code of conduct for personnel involved in whole-genome sequencing.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 12-07-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijn werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

 

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten die een moleculaire tumortest ondergaan.

 

Samenstelling van de werkgroep

Werkgroep

  • Prof. Dr. M.G.E.M. Ausems (voorzitter), Klinisch geneticus Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht), VKGN.
  • Dr. L.E. van der Kolk, Klinisch geneticus, Antoni van Leeuwenhoek, VKGN.
  • Dr. A. Wagner, Klinisch geneticus, Erasmus MC Kanker Instituut (Universitair Medisch Centrum Rotterdam), VKGN.
  • Dr. ir. W.W.J. de Leng, Klinisch moleculair bioloog in de pathologie, UMC Utrecht, NVVP.
  • Dr. K. Monkhorst, Patholoog, Antoni van Leeuwenhoek, NVVP.
  • Dr. R.M. Bijlsma, Internist-oncoloog, UMC Utrecht, NVMO.
  • Drs. L. van Leeuwen- Snoeks, Internist-oncoloog Diakonessenhuis, NVMO.
  • Dr. B. Piet, Longarts, Radboudumc, NVALT.
  • Dr. A.R. Mensenkamp, Laboratoriumspecialist Klinische Genetica, Radboudumc, VKGL.
  • Dr. E. Bunnik, Ethicus, universitair hoofddocent aan de afdeling Medische Ethiek, Filosofie en Geschiedenis van de Geneeskunde van het Erasmus MC (Universitair Medisch Centrum Rotterdam).
  • Drs. D.A.E. Hairwassers, patient advocate namens Stichting Erfelijke Kanker Nederland, Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK).
  • Dhr. V.P.J. Coonen, voorzitter Nederlandse Vereniging voor Patiënten met Paragangliomen, NFK, secretaris Stichting Belangengroep Erfelijke Zeldzame Tumoren (Stichting BEZT).
  • Drs. C. Louis, PharmD, belangenbehartiger, NFK.

Met ondersteuning van

  • Drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
  • Dr. D.H.H. Dreesens, senioradviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
  • Dr. M.M.A. Verhoeven, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. M.G.E.M. Ausems, VKGN, voorzitter

Klinisch Geneticus, UMC Utrecht

Lid bestuur NABON tot 01-01-2023 (Nationaal Borstkanker Overleg Nederland) -onbetaald

 

Lid HEBON (Hereditair Borst- en eierstokkanker Onderzoek Nederland) - onbetaald

 

Lid expertgroep BVN (Borstkanker vereniging Nederland) - onbetaald

 

Lid IKNL-werkgroep mammatumoren Utrecht -onbetaald

 

Deelname adviesraad MSD pancreascarcinoom -betaald. Dit betrof een eenmalige bijeenkomst (in 2020).

 

Deelname adviesraad AstraZeneca borstkanker (2021 en 2022)

Uitwerken van een aantal kennismodules ontwikkeld voor chirurgen, gynaecologen en verpleegkundig specialisten, in samenspraak met zorgverleners en patiënten organisaties.

 

Geen

Dr. L.E. van der Kolk, VKGN

Klinisch Geneticus, Antoni van Leeuwenhoek

Werkgroep klinische oncogenetica

lid landelijke werkgroep erfelijke maagkanker (onbetaald)

Geen

Geen

Dr. A. Wagner, VKGN

Klinisch Geneticus, Erasmus MC

Lid werkgroep klinische oncogenetica VKGN (WKO)-onbetaald

 

 

Projectgroep tumor en efelijkheids diagnostiek VKGN/VKGL/NVVP-onbetaald

 

Bestuurslid Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren (StOET)- onbetaald

 

Bestuurslid CieBOD-onbetaald

Astra Zeneca financiert soms validatie onderzoek van een moleculaire tumortest (BRCA) dat de afdeling Pathologie doet en waarbij ik betrokken ben.

Geen

Dr. ir. W.W.J. de Leng, NVVP

Klinische moleculair bioloog, UMC Utrecht

Voorzitter sectie Klinisch Moleculair en Experimentele Pathologie (KMEP), Nederlandse Vereniging voor Pathologie (onbetaald)
Bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Pathologie (vacatiegeld)

Geen

Geen

Dr. K. Monkhorst, NVVP

Patholoog, Antoni van Leeuwenhoek

Geen

Consultant voor: Pfizer, BMS, Roche, MSD, Abbvie, AstraZeneca, Diaceutics, Lilly, Bayer.

 

AstraZeneca Grant voor onderzoek naar ctDNA en EGFR mutatie detectie (POPSTAR studie)

Geen

Dr. R.M. Bijlsma, NVMO

Internist-oncoloog, UMC Utrecht

Opleider van de differentiatie Medische Oncologie UMC Utrecht (onbetaald)

Bestuurslid AYA Jong en Kanker Zorgnetwerk (onbetaald)

Bestuurslid NBCA (onbetaald)

Lid werkgroep gemetastaseerd mammacarcinoom vd BOOG (onbetaald)

Lid werkgroep voorlichting van de NABON-BOOG (onbetaald)

Lid oordeelscommissie UMC Utrecht (onbetaald)

Geen

Geen

Drs. L. van Leeuwen- Snoeks, NVMO

Internist-oncoloog, Diakonessenhuis

Geen

Geen

Geen

Dr. B. Piet, NVALT

Longarts, Radboudumc

Onbetaald nevenfuncties:

Lid NVALT commissie beroepsbelangen

Als PI sub investigator betrokken bij meerdere studies binnen de longoncologie

Gefinancierd door: Amgen, Jansen en Jansen, Astra Zeneca, BMS, Merck, Mirati, Novartis, treatmeds, KWF"

 

"Overige belangen:

consultatieve functie voor Takede en BMS (adviesraad zonder persoonlijke financiële vergoeding)

voor meerdere EAP, PAAP en compassionate use geneesmiddelen contact met Pfizer, Roche, BMS, blueprint medicines, Bayer

Geen

Dr. A.R. Mensenkamp, VKGL

Laboratoriumspecialist Klinische Genetica, Radboudumc

Voorzitter landelijk overleg erfelijke borstkankerdiagnostiek (LOB)

Stuurgroeplid HEBON (landelijk onderzoek naar erfelijke borst- eierstokkanker)

Daarnaast lidmaatschap diverse commissies op het gebied van variantclassificatie.

 

Allen onbetaald.

Medewerking verleend aan workshop variantclassificatie en betrokken als assessor bij kwaliteitsrondzendingen BRCA diagnostiek op tumorweefsel (EMQN/GenQA, gesponsord door AstraZeneca, betaald)

Geen

Dr. E. Bunnik, persoonlijke titel

Universitair hoofddocent, afdeling Medische Ethiek, Filosofie en Geschiedenis van de Geneeskunde, Erasmus MC

Erasmus MC: METC, Commissie Medisch-Ethische Vraagstukken, Commissie Nevenbevindingen

Extern: VKGN-werkgroep Ethiek en Recht (onbetaald); ELSI Servicedesk (vacatiegeld), Landelijke indicatiecommissie PGD (vacatiegeld), Europese werkgroep ELPAT (onbetaald)

Geen

Geen

Drs. D.A.E. Hairwassers, NFK

Patiëntvertegenwoordiger

Stichting Erfelijke Kanker Nederland (onbetaald)

Geen

Geen

Dhr. V.P.J. Coonen, NFK

Voorzitter NVPG

Secretaris Stichting Belangengroep Erfelijke Zeldzame Tumoren (Stichting BEZT) beide onbetaald

Geen

Geen

Drs. C. Louis, NFK

Belangenbehartiger, patiëntvertegenwoordiger

Onbetaald: betrokken bij het uitvoeringstraject moleculaire diagnostiek van het Zorginstituut (tranche 1 en 2)

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door patiëntvertegenwoordigers uit te nodigen voor de schriftelijke invitational conference en focusgroepen, en vertegenwoordigers af te vaardigen voor de werkgroep (3 leden). Het verslag van de schriftelijke invitational conference en de focusgroep zijn besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen en finaliseren van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntorganisaties (o.a. NFK) en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel. Daarnaast zal het opsporen van mogelijk erfelijke vormen van kanker ook tot kostenbesparing kunnen leiden omdat familieleden met deze erfelijke aanleg tijdig preventieve maatregelen kunnen nemen, en daarmee kanker vroegtijdig kunnen opsporen of zelfs voorkomen.

 

Module

Uitkomst kwalitatieve raming

Toelichting

Module informatievoorziening en voorlichting

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) toepasbaar zijn op ca. 8000 patiënten per jaar. De minimale tijdsinvestering voor het voorzien van informatie zal naar verwachting niet gepaard gaan met substantiële financiële gevolgen voor de collectieve uitgaven.

Module informed consent

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) toepasbaar zijn op ca. 8000 patiënten per jaar. De minimale tijdsinvestering voor het toetsen of de patiënt de informatie begrepen heeft en geïnformeerd wil worden over (een aanwijzing voor) een mogelijk erfelijke aanleg zal naar verwachting niet gepaard gaan met substantiële financiële gevolgen voor de collectieve uitgaven.

Module beleid bij aanwijzingen voor mogelijk erfelijke aanleg

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten voor wie een moleculaire tumortest wordt aangevraagd via een focusgroep. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, VKGL, NVALT, NFK, NVVP, stichting CPCT en werkgroep tumor- en erfelijkheidsdiagnostiek (van de NVVP, VKGL en VKGN) via de schriftelijke invitational conference en focusgroep. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep ten minste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie, GRADE). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk die worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op klinische praktijkervaring en expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en opnieuw uitgestuurd voor een tweede commentaarfase. Naar aanleiding van de tweede commentaarfase is de definitieve richtlijn vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Informed consent