Behandeling van Acanthamoeba keratitis
Uitgangsvraag
Wat is de optimale behandeling van Acanthamoeba keratitis?
Aanbeveling
Denk aan een Acanthamoebe keratitis bij:
- Aspecifieke epitheelveranderingen (punctata, dendriet-achtige laesie, epitheeldefect)
- Stromaal infiltraat
- Perineuritis
- Ring infiltraat stroma
- Limbitis
Risicofactoren voor het ontstaan van een Acanthamoebe keratitis zijn:
- Het dragen van contactlenzen
- Trauma met organisch materiaal
Behandeling
Start bij verdenking op een Acanthamoeba keratitis, na afnemen van materiaal voor diagnostiek (kweek en PCR), zo snel mogelijk met behandelen met ofwel combinatietherapie (biguanide + diamidine), ofwel monotherapie (biguanide) volgens onderstaand schema.
Biguanide monotherapie (chloorhexidine 0,02% of PHMB 0,02% of 0,08%), met of zonder brolene:
- 24 x per dag gedurende 2 dagen;
- Dan 16 x per dag gedurende 5 dagen;
- Dan 8 x per dag gedurende 7 dagen;
- Dan 6 x per dag gedurende minstens 7 dagen.
Bouw medicatie verder af op basis van het klinische beeld tot 4x per dag. Continueer deze dosering ten minste 8 weken tot 12 maanden tot klinische genezing.
Besteed aandacht aan de pijn van de patiënt. Behandel pijn volgens de NHG-richtlijn met in vroege fase al een NSAID en schakel zo nodig een anesthesist gespecialiseerd in pijnbestrijding in.
Verwijs de patiënt door naar een tertiair centrum indien er sprake is van verslechtering na 2 weken behandelen.
*zie bijlage Hoe materiaal af te nemen en het stroomschema verdenking Acanthamoeba keratitis.
Overwegingen
Overwegingen – van bewijs naar aanbeveling
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is voor de module behandeling van Acanthamoeba keratitis literatuuronderzoek verricht naar het effect van monotherapie versus combinatietherapie bij patiënten met een Acanthamoeba keratitis. De vraag werd gesteld of brolene bij de behandeling van Acanthamoeba keratitis achterwege gelaten kan worden. De kans op genezing na 6 maanden werd gedefinieerd als cruciale uitkomstmaat voor besluitvorming. De kans op genezing na 12 maanden, tijd tot genezing, ernstige complicaties (zoals een perforerende keratoplastiek, enucleatie of andere operatieve ingreep), recidieven, pijn en bijwerkingen van de medicatie werden gedefinieerd als belangrijke uitkomstmaten. Uit het literatuuronderzoek kwamen geen vergelijkende prospectieve studies naar voren die rapporteerden over monotherapie bij een Acanthamoeba keratitis in vergelijking met combinatietherapie waarbij ten minste brolene werd gebruikt. Er kon zodoende geen literatuuranalyse worden uitgevoerd en geen GRADE-conclusies worden opgesteld voor deze vergelijking.
Er werd één retrospectieve case serie gevonden waar brolene werd gebruikt in combinatie met PHMB en Voriconazol (Musayeva, 2020) bij 28 patiënten met Acanthamoeba keratitis. Er werd in deze studie echter geen controlegroep gebruikt.
Er werden 2 vergelijkende studies gevonden waarbij monotherapie met combinatietherapie werd vergeleken bij patiënten met Acanthamoeba keratitis. Papa (2020) onderscheidde in een retrospectief cohort verschillende groepen 1) PHMB 0,02% + diamidine (N=114), 2) PHMB 0,02% monotherapie (N=50), 3) diamidine monotherapie (N=25) en 4) alle overige anti-amoebe therapie samen (N=38), waaronder diamidine + chloorhexidine (N=21), chloorhexidine monotherapie (N=14), PHMB + chloorhexidine (N=1) en PHMB + chloorhexidine + diamidine (N=2). Er werden in alle groepen in ongeveer 8-13% van de patiënten aanvullend orale immunosuppressieve medicatie gebruikt (zowel corticosteroïden als non-steroïden). Genezing na 12 maanden werd bereikt bij 138/227 (60,8%) van de patiënten. Er was geen verschil tussen de behandelgroepen, zowel niet voor de ruwe data als voor de data die gecorrigeerd was voor confounding van baseline karakteristieken. Een slechte uitkomst, gedefinieerd als een visus van ≤6/24 en/of operatieve ingreep, werd gezien in 112/227 (49,3%) van de patiënten. Bij een groot deel van de patiënten werd na aanvang van de behandeling overgestapt naar andere anti-amoebe therapie: 25% in groep 1 (PHMB + diamidine); 48% in groep 2 (PHMB-monotherapie), 88% in groep 3 (diamidine monotherapie) en 53% in groep 4 (alle overige anti-amoebe therapie samen). In een analyse waarbij alleen patiënten zijn meegenomen die niet geswitcht zijn concludeert het artikel dat PHMB monotherapie geassocieerd was met een hogere kans op genezing na 12 maanden (22/26 (84,6%)) vergeleken met andere groepen: PHMB + diamidine 77/116 (66,4%); PHMB + chloorhexidine + diamidine 23/63 (36,5%) maar niet vergeleken met andere anti-amoebe therapie 16/22 (72,7%).
De tweede vergelijkende studie, zonder het gebruik van brolene, (Bagga, 2021) was een gerandomiseerde klinische studie waarin de interventiegroep voriconazol (1%) kreeg en de controlegroep PHMB (0,02%) + chloorhexidine (0,02%). Er werd geen verschil gevonden in kans op genezing tussen de voriconazol groep (3/8 patiënten) en de PHMB + chloorhexidine groep (3/10 patiënten).
In Nederland wordt bij de behandeling van Acanthamoeba keratitis meestal combinatietherapie gegeven (chloorhexidine/PHMB + Brolene) en soms monotherapie met chloorhexidine/PHMB (Randag, 2019). Op dit moment is er geen literatuur beschikbaar over de vraag of combinatietherapie perse noodzakelijk is of dat monotherapie met alleen chloorhexidine of PHMB even effectief zou zijn. Mogelijke voordelen van monotherapie zijn: minder toxiciteit door de medicatie, betere therapietrouw en lagere kosten van de behandeling.
Begin 2024 zijn de resultaten gepubliceerd van een gerandomiseerde klinische studie waarin PHMB 0.08% monotherapie vergeleken werd met combinatie therapie met PHMB 0.02% en propamidine 0.1% (Dart, 2024). In de Orphan Drug for Aanthamoeba keratitis (ODAK) studie werden 135 patienten geincludeerd met een Acanthamoebe keratitis. Inclusie was op basis van klinische kenmerken en een in vivo confocale microscopie verdacht voor Acanthamoebe. PCR en kweek werden wel verricht maar werden niet gebruik bij inclusie of exclusie. De primaire uitkomst was het percentage patienten met genezing binnen 12 maanden en was 86.6% in de groep die combinatie therapie kreeg (PHMB 0.02% + propamidine 0.1%) versus 86.7% in de groep die PHMB 0.08% monotherapie kreeg. Wat betreft de secundaire uitkomsten was er geen verschil in best-gecorrigeerde visus, mate van verlittekening en therapie falen. Het percentage patienten dat binnen 12 maanden genezen was is in deze studie hoger dan in eerdere studies (rond 60%). Dit kan te maken hebben met het stadium van Acanthamoeba keratitis bij inclusie: 17% van de patienten had stadium I, 69% stadium II en 14% stadium III. Er werden dus relatief weinig patienten met een ernstige keratitis (ring infiltraat) geincludeerd. Volgens de auteurs komt dit door een betere bekendheid in de regio met de klinsiche kenmerken van een Acanthamoebe keratitis. Een ander disucssiepunt bij deze studie is waarom er gekozen is voor PHMB 0.08% als monotherapie. In een eerdere retrospectieve studie van deze groep (Papa et al 2020) werd monotherapie met PHMB 0.06% onderzocht. Het is niet duidelijk of monotherapie met PHMB 0.02% bijvoorbeeld hetzelfde resultaat zou geven.
Het is niet bekend welke biguanide monotherapie het meest effectief zou zijn voor de behandeling van Acanthamoeba keratitis. Lim (2008) heeft een gerandomiseerde studie uitgevoerd waarin PHMB 0.02% monotherapie werd vergeleken met chloorhexidine 0.02% monotherapie. De primaire uitkomst was treatment failure, gedefinieerd als geen gunstige klinische respons binnen 2 weken na start behandeling. Treatment failure trad op bij 5/23 (21.7%) in PHMB groep en 4/28 (14.3%) in de chloorhexidine groep en was niet significant verschillend. Ook was er geen verschil in herstel van visus, mate van littekenvorming en aantal penetrerende keratoplastieken.
Biguanides chloorhexidine en PHMB hebben bij een lage concentratie (0,02%) een goede anti-cyste activiteit. Door deze lage concentratie zijn deze oogdruppels minder toxisch voor de cornea. Bekende bijwerkingen zijn: allergische reactie, hyperaemie, punctata en fotofobie. De diamidine die in Nederland gebruikt wordt is propamidine (Brolene) 0,1%. Van diamidines is bekend dat er een hele grote variatie kan zijn in cysticidal concentraties. Bekende bijwerkingen van diamidines zijn: een prikkelend of branderig gevoel in het oog, of uitslag of jeuk rond het oog. Deze treden vooral op bij langdurige behandeling. Intraoculaire toxiciteit zoals iris atrofie en cataract zijn ook gerapporteerd bij langdurige behandeling met biguanides en/of diamidines. Onduidelijk is echter of dit door de medicatie komt of door voorsegment-ontsteking bij Acanthamoeba keratitis.
Bij verdenking op Acanthamoeba keratitis is het van belang om eerst materiaal voor diagnostiek af te nemen. Diagnostiek kan middels kweek en PCR (het advies is om altijd beide in te zetten). Additioneel kan (indien beschikbaar) een confoscan verricht worden. Start na het afnemen van materiaal met anti-amoebe therapie (chloorhexidine 0,02% met of zonder brolene). Op basis van het druppelschema van de groep van Dart uit Moorfields en het advies van de werkgroep is het te adviseren druppelschema: 24 x per dag voor 2 dagen; dan 16 x per dag voor 5 dagen; 8 x per dag voor 7 dagen; 6x per dag voor minimaal 7 dagen. Bouw medicatie verder af op basis van het klinische beeld tot 4x per dag. Houd deze dosering enkele weken tot maanden aan tot klinische genezing.
Een lastig dilemma is wat te doen bij therapie falen. De werkgroep raadt aan om bij progressie of niet reageren op behandeling (in het algemeen pas te beoordelen na enkele dagen) altijd door te verwijzen naar een tertiair centrum. Vraag ook actief uit of het druppelen thuis goed lukt. Bij twijfel hierover kan een klinische opname overwogen worden. De eerste stap in de behandeling bij therapie falen is het verhogen van de druppelfrequentie en/of het verhogen van de concentratie chloorhexidine naar 0,2% (in plaats van 0,02%). Als tweede stap kan brolene bij gegeven worden, of andere anti-amoebe therapie toegevoegd worden. Als derde stap kan een spoed cornea transplantatie overwogen worden. De werkgroep vindt dat er op dit moment te weinig bewijs is ten faveure van het gebruik van voriconazol en raadt daarom het gebruik van voriconazol niet aan.
Een andere relevante factor in de behandeling van Acanthamoeba keratitis is het gebruik van corticosteroïde oogdruppels (zie module ‘corticosteroïden bij Acanthamoeba keratitis')
In het overzichtsartikel van Kaufman (2022) worden enkele aanvullende overwegingen naar voren gebracht:
- Gebruik van antibiotica oogdruppels met of zonder benzalkonium (BK): wegens de zeer waarschijnlijke anti-Acanthamoeba werking van de gangbare concentratie benzalkonium (BK) in veel oogdruppels wordt door Kaufman gesuggereerd om juist geconserveerde antibiotica druppels (dus ook geen moxifloxacine flacons) te gebruiken tijdens de behandeling van Acanthamoeba keratitis. Dit zou dan een ‘hefboomeffect’ op de anti-Acanthamoeba behandeling kunnen hebben. Dit gaat in tegen het voordeel van ongeconserveerde druppels te gebruiken in geval van een epitheeldefect om de epitheelgenezing niet te remmen met een conservans (hoewel de gebruikte therapie in hoge druppelfrequentie van een biguanide en/of diamidine waarschijnlijk een groter negatief effect op epitheelgenezing heeft). Voor het voordeel van toevoegen van een BK bevattende druppel is echter geen klinisch bewijs (alleen in vitro onderzoek) en wordt dan ook geadresseerd als kennislacune.
- Toepassing van voriconazole: er zijn kleine case series die een mogelijk positief effect laten zien van topicale of systemische voriconazole, met name bij diepe cornea infecties. Er is meer onderzoek nodig om te bepalen of voriconazole een plaats zou kunnen krijgen in de behandeling van Acanthamoeba keratitis. Dit is een kennislacune.
- Toepassing van Miltefosine: kleine case series tonen bij orale toepassing effect op de Acanthamoeba keratitis. Bij oraal gebruik zijn systemische en oogheelkundige (inflammatoire) bijwerkingen gerapporteerd (Thulasi, 2021) Lokale toepassing lijkt niet effectief te zijn. Er is meer onderzoek nodig om te kunnen oordelen of Miltefosine een plaats zou kunnen krijgen. Dit wordt geadresseerd als kennislacune.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Patiënten zijn gebaat bij een zo snel mogelijke start van de behandeling ten einde het beste eindresultaat te behalen. De start van behandeling is een belangrijke factor voor de prognose: anti-Acanthamoeba therapie gestart binnen 1 maand geeft een betere uitkomst dan als gestart wordt na 1 maand. Een zo snel mogelijke start van de behandeling is ook belangrijk om pijn door de Acanthamoeba infectie zo snel mogelijk onder controle te krijgen.
Een Acanthamoeba keratitis kan heel erg pijnlijk zijn. De werkgroep adviseert om voor medicamenteuze pijnbestrijding het stappenplan uit de NHG-richtlijn Pijn aan te houden. In vroeg stadium kan een NSAID al geïndiceerd zijn. Indien de combinatie van paracetamol en een NSAID onvoldoende effect hebben wordt aanbevolen om een anesthesioloog gespecialiseerd in pijnbestrijding in te schakelen, waarbij therapie gericht op neuralgene pijn te overwegen valt.
Monotherapie zal waarschijnlijk minder bijwerkingen van medicatie geven (pijn en irritatie) vergeleken met combinatietherapie. Therapietrouw is daarom naar verwachting hoger bij monotherapie dan bij een combinatietherapie.
De frequentie van druppelen is niet anders voor monotherapie of een combinatie therapie, maar het aantal druppels per dag is wel de helft minder. Bij beide vormen moet worden nagegaan of patiënten dit zelf kunnen, er hulp bij nodig hebben of zelfs voor dienen te worden opgenomen. De aanwezigheid van een partner of betrokkene lijkt compliance te verhogen. Het is goed als de behandelend arts actief naar de mogelijkheid van hulp van derden bij het druppelen te vragen.
Kosten (middelenbeslag)
In het algemeen zal monotherapie kosteneffectiever zijn dan een combinatietherapie bij gelijk klinisch resultaat. Indien brolene wordt toegevoegd aan de behandeling is dit bij onmogelijkheid van levering door een apotheek te bestellen bij een internationale apotheek; ook in dat geval dient het op recept te worden voorgeschreven.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
In Nederland zijn respectievelijk chloorhexidine en brolene oogdruppels alleen beschikbaar via magistrale bereiding door de apotheek en import vanuit het buitenland. Deze medicatie is niet geregistreerd. Er is echter geen medicatie beschikbaar die wel geregistreerd is.
Via de daartoe geëigende procedure kan via de IGJ een ontheffing worden aangevraagd, en kan via de Internationale apotheek het medicament geïmporteerd worden in aanwezigheid van een artsenverklaring.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Er is wereldwijd een toename in de incidentie van Acanthamoeba keratitis bij contactlensdragers. De uitkomst van deze infectie is vaak slecht, deels door de ernstige infectie en deels door de toxiciteit van de medicatie. In Nederland bestaat de behandeling meestal uit een biguanide (PHMB of chloorhexidine), in combinatie met een diamidine (propamidine; brolene) en soms uit biguanide monotherapie. Er werd een literatuuronderzoek verricht om te onderzoeken of brolene achterwege gelaten kan worden bij de behandeling van Acanthamoeba keratitis. Dit heeft mogelijke voordelen: betere therapietrouw, lagere kosten en waarschijnlijk minder toxiciteit van de medicatie. Uit het literatuuronderzoek kwamen geen vergelijkende studies naar voren. Er is op dit moment dus geen bewijs dat combinatietherapie of monotherapie beter is. Begin 2024 zijn de resultaten van de Orphan Drug for Aanthamoeba keratitis (ODAK) studie gepuliceerd. Dit was een gerandomiseerde klinische studie waarin PHMB 0.08% monotherapie werd vergeleken met combinatie therapie met PHMB 0.02% en propamidine 0.1%. Monotherapie met PHMB 0.08% was niet inferieur aan combinatie therapie.
Onderbouwing
Achtergrond
Acanthamoeba keratitis is een ernstige hoornvliesinfectie die voornamelijk optreedt bij contactlensgebruikers. Acanthamoeba is een eencellige protozoa die leeft in water en de bodem. De levenscyclus bestaat uit een actieve trophozoïte vorm en een inactieve cyste vorm. De cystes zijn zeer resistent tegen omgevingsfactoren en medicatie.
Herkenning van Acanthamoeba keratitis in de vroege fase is lastig omdat de kenmerken vaak aspecifiek zijn: punctata, dendriet-achtige laesie epitheel of een epitheeldefect. In de latere fase (na 1 tot 2 maanden) verspreidt de infectie zich naar de diepere lagen van de cornea en kunnen perineuritis, ring infilraat in het stroma en limbitis optreden.
De incidentie van Acanthamoeba keratitis lijkt wereldwijd en ook in Nederland toe te nemen (Randag, 2019). Mogelijke verklaringen hiervoor zijn onder andere: toename in contactlens gebruik, contactlens-vloeistoffen die ineffectief zijn tegen amoebes, en een mogelijke toename in prevalentie van Acanthamoeba in kraanwater.
De uitkomst van deze infectie is vaak slecht, deels door de ernstige infectie en deels door de toxiciteit van de medicatie. Er is een langdurige behandeling nodig: de gemiddelde behandelduur is 4 tot 6 maanden. Bij 30% van de patiënten is een chirurgische interventie (bijvoorbeeld hoornvliestransplantatie) nodig om de infectie onder controle te krijgen.
Er is op dit moment geen geregistreerde behandeling voor Acanthamoeba keratitis. De behandeling kan bestaan uit een biguanide (polyhexamethylene biguanide (PHMB) of chloorhexidine), vaak in combinatie met een diamidine (zoals propamidine (brolene) of hexamidine). Er wordt soms ook behandeld met biguanide monotherapie. Op dit moment is onduidelijk of combinatietherapie nodig is, of dat alleen biguanide monotherapie voldoende is. Een lastig dilemma in de behandeling van Acanthamoeba keratitis is wat te doen bij therapie falen. Mogelijk is andere medicatie, zoals anti-fungale middelen (bijvoorbeeld voriconazol), ook effectief tegen amoebes.
Conclusies
No GRADE
|
Due to a lack of relevant literature, it was not possible to draw any conclusion with regards to the outcomes treatment success at 6 and 12 months, time to treatment success, serious complications (penetrating keratoplasty, enucleation or other), recurrence, pain and adverse effects in patients undergoing anti-amoebe monotherapy compared with a combination of anti-amoebe therapy using at least brolene.
Source: - |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Due to the absence of studies meeting the selection criteria, no studies were included in the literature analysis.
Results
Due to the absence of studies meeting the selection criteria, no studies were included that reported information regarding the outcomes treatment success at 6 and 12 months, time to treatment success, serious complications (penetrating keratoplasty, enucleation or other), recurrence, pain and adverse effects in patients undergoing anti-amoeba monotherapy therapy compared with a combination of anti-amoeba therapy using at least brolene.
Level of evidence of the literature
Because of a lack of data, it was not possible to grade the literature for the predefined outcomes in patients with acanthamoeba keratitis undergoing monotherapy compared to a combination of anti-amoeba therapy using at least brolene.
Zoeken en selecteren
Search and select
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What is the effectiveness and safety of monotherapy (chlorhexidine or Polyhexamethylene biguanide (PHMB)) compared to treatment with a combination of anti-amoeba therapy in patients with acanthamoeba keratitis?
P: Patients with acanthamoeba keratitis
I: Monotherapy (chlorhexidine or PHMB)
C: Combination therapy (chlorhexidine + brolene; or PHMB + brolene; or
chloorhexidine + brolene + a systemic antifugal; or PHMB + brolene +
systemic fungal therapy)
O: treatment success at 6 and 12 months, time to treatment success, serious
complications, recurrence, pain and adverse effects.
Relevant outcome measures
The guideline development group considered treatment success (at 6 months) as a crucial outcome measure and treatment success at 12 months, time to treatment success, serious complications, recurrence, pain and adverse effects as important outcome measures for decision making.
The working group defined the outcome measures as follows: treatment success as complete re-epithelialization of the cornea and no inflammation; time to cure was defined as the number of days treatment was instilled before physician’s judgment designated Acanthamoeba keratitis as cured; serious complications were defined as complications requiring surgical intervention typically related to ocular Acanthamoeba infection (e.g. therapeutic keratoplasty for control of the infection, keratoplasty to improve visual acuity when infection is controlled, evisceration/enucleation or other surgery); recurrence as the number of recurrences; pain as patient-reported pain and adverse effects were defined as any effects related to application of trial medication such as ocular discomfort (e.g. pain, pruritus, burning, stinging, irritation).
The working group defined a relative risk (RR) for dichotomous outcomes of <0.80 and >1.25 as a minimal clinically (patient) important difference. This applies to the outcomes treatment success, serious complications and adverse effects. For the outcome time to cure, a threshold of 1 month was set as a minimal clinically important difference. For the outcome pain a difference of 1 point on a VAS-scale (1-10) was considered as a minimal clinically important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until June 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 219 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews, RCTs and observational comparative studies comparing monotherapy with combination therapy (with at least the additional use of brolene) for Acanthamoeba keratitis. 14 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all 14 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods).
Results
No studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Bagga B, Sharma S, Gour RPS, Mohamed A, Joseph J, M Rathi V, Garg P. A randomized masked pilot clinical trial to compare the efficacy of topical 1% voriconazole ophthalmic solution as monotherapy with combination therapy of topical 0.02% polyhexamethylene biguanide and 0.02% chlorhexidine in the treatment of Acanthamoeba keratitis. Eye (Lond). 2021 May;35(5):1326-1333.
- Bang S, Edell E, Eghrari AO, Gottsch JD. Treatment with voriconazole in 3 eyes with resistant Acanthamoeba keratitis. Am J Ophthalmol. 2010 Jan;149(1):66-9.
- Hou TY, Chen YC, Hsu CC. Rapid resolution of stromal keratitis with the assistance of oral voriconazole in resistant acanthamoeba keratitis. Taiwan J Ophthalmol. 2017 Oct-Dec;7(4):224-226.
- <p align="left">Lim N, Goh D, Bunce C, Xing W, Fraenkel G, Poole TR, Ficker L. Comparison of polyhexamethylene biguanide and chlorhexidine as monotherapy agents in the treatment of Acanthamoeba keratitis. Am J Ophthalmol. 2008 Jan;145(1):130-5.
- Martín-Navarro CM, López-Arencibia A, Sifaoui I, Reyes-Batlle M, Valladares B, Martínez-Carretero E, Piñero JE, Maciver SK, Lorenzo-Morales J. Statins and voriconazole induce programmed cell death in Acanthamoeba castellanii. Antimicrob Agents Chemother. 2015 May;59(5):2817-24.
- Musayeva A, Riedl JC, Schuster AK, Wasielica-Poslednik J, Pfeiffer N, Gericke A. Topical Voriconazole as Supplemental Treatment for Acanthamoeba Keratitis. Cornea. 2020 Aug;39(8):986-990.
- <p align="left">Papa V, Rama P, Radford C, Minassian DC, Dart JKG. Acanthamoeba keratitis therapy: time to cure and visual outcome analysis for different antiamoebic therapies in 227 cases. Br J Ophthalmol. 2020 Apr;104(4):575-581.
- Randag AC, van Rooij J, van Goor AT, Verkerk S, Wisse RPL, Saelens IEY, Stoutenbeek R, van Dooren BTH, Cheng YYY, Eggink CA. The rising incidence of Acanthamoeba keratitis: A 7-year nationwide survey and clinical assessment of risk factors and functional outcomes. PLoS One. 2019 Sep 6;14(9):e0222092.
- Rocha-Cabrera P, Reyes-Batlle M, Martín-Navarro CM, Dorta-Gorrín A, López-Arencibia A, Sifaoui I, Martínez-Carretero E, Piñero JE, Martín-Barrera F, Valladares B, Lorenzo-Morales J. Detection of Acanthamoeba on the ocular surface in a Spanish population using the Schirmer strip test: pathogenic potential, molecular classification and evaluation of the sensitivity to chlorhexidine and voriconazole of the isolated Acanthamoeba strains. J Med Microbiol. 2015 Aug;64(8):849-853.
- Schuster FL, Guglielmo BJ, Visvesvara GS. In-vitro activity of miltefosine and voriconazole on clinical isolates of free-living amebas: Balamuthia mandrillaris, Acanthamoeba spp., and Naegleria fowleri. J Eukaryot Microbiol. 2006 Mar-Apr;53(2):121-6.
- Thulasi, P., Saeed, H. N., Rapuano, C. J., Hou, J. H., Appenheimer, A. B., Chodosh, J., Kang, J. J., Morrill, A. M., Vyas, N., Zegans, M. E., Zuckerman, R., & Tu, E. Y. (2021). Oral Miltefosine as Salvage Therapy for Refractory Acanthamoeba Keratitis. American journal of ophthalmology, 223, 75–82. https://doi.org/10.1016/j.ajo.2020.09.048
- Tu EY, Joslin CE, Shoff ME. Successful treatment of chronic stromal acanthamoeba keratitis with oral voriconazole monotherapy. Cornea. 2010 Sep;29(9):1066-8
Evidence tabellen
Due to the absence of studies meeting the selection criteria, no evidence tables could be drafted.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 27-08-2024
Laatst geautoriseerd : 27-08-2024
Geplande herbeoordeling : 27-08-2029
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijnmodules werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in nov 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor infectieuze keratitis.
Werkgroep
- Mevr. Dr. C.A. (Cathrien) Eggink, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG), voorzitter werkgroep
- Mevr. dr. M.C. (Marjolijn) Bartels, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- Dhr. drs. J. (Jeroen) van Rooij, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- Mevr. dr. L. (Lies) Remeijer, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- Mevr. dr. N. (Nienke) Visser, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- Dhr. dr. E. (Erik) Schaftenaar, Arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
- Mevr. drs. C. (Claudy) Oliveira dos Santos, Arts-microbioloog, tot 11 april 2023, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
- Dhr. prof. dr. P.E. (Paul) Verweij, Arts-microbioloog, vanaf 11 april 2023, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
- Dhr. dr. W. (Wouter) Bult, Ziekenhuisapotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
- Dhr. M. (Michel) Versteeg MCM, Patiëntvertegenwoordiger, Hoornvlies patiënten vereniging (HPV)
Klankbord
- Mevr. drs. C.M. (Chantal) van Luijk, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- Mevr. I. (Inger) Larsen, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
- Mevr. dr. N. (Nienke) Miltenburg-Soeters, optometrist, Optometristen Vereniging Nederland (OVN)
Met ondersteuning van
- Mw. MSc. D.G. (Dian) Ossendrijver, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
- Mw. dr. A.C.J. (Astrid) Balemans, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Mevr. Dr. C.A. (Cathrien) Eggink |
Oogarts in Radboudumc
|
Geen
|
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek Geen.
Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Geen. |
Mevr. dr. M.C. (Marjolijn) Bartels |
Oogarts Deventer Ziekenhuis
|
Refractie chirurg (Iris Eye Clinics) detachering via Deventer Ziekenhuis.
|
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek ZonMW gefinancierd onderzoek: 1. BICAT studie afgerond. 2. Net opgestart EPICAT studie. 3. DSAEK versus DMEK studie afgerond Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Geen, onderzoeken gaan niet over keratitis. |
Dhr. drs. J. (Jeroen) Rooij |
Oogarts |
Geen. |
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek Gefinancierd, belangenloos en zonder restricties, door Stichtingen Stichting Blindenbelangen Rotterdam Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Oozgiekenhuis (SWOO; Rotterdam) Stichting Ophthalmic Researsch Rotterdam Hoornvliesstichting Nederland tbv promotietraject ‘Epidemiology and Improved diagnosis of Acanthamoeba keratitis’.
Intellectuele belangen en reputatie Publicaties mbt Acanthamoeba zouden mogelijk positief beïnvloed worden Overige belangen Geen. |
Geen. |
Mevr. dr. L. (Lies) Remeijer |
Oogarts met aandachtsgebied HSV keratitis |
Geen.
|
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek Clinical implications of asymptomatic corneal shedding of herpesviruses start 2019 (restricted grant, financiering door Stichting Ooglijders)
Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Geen |
Mevr. dr. N. (Nienke) Visser |
Oogarts (MUMC)
|
- Lid cornea werkgroep European Society of Cataract and Refractive Surgeons (onbetaald)
|
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek European Society of Cataract and Refractive Surgeons: EPICAT study: Effectiveness of Periocular drug Injection in CATaract surgery (gefinancierd door ESCRS, het gaat hierbij om een restricted grant, de ESCRS heeft op voorhand akkoord gegeven voor de specifieke opzet, uitvoering, en terugkoppeling van de EPICAT studie)
Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Geen, onderzoeken gaan niet over keratitis. |
Dhr. dr. E. (Erik) Schaftenaar |
Arts-microbioloog, vrijgevestigd medisch specialist
|
Geen. |
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek Geen.
Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Geen.
|
Mevr. drs. C. (Claudy) Oliveira dos Santos (tot 11 april 2023) |
Arts-microbioloog
|
Promovendus Radboudumc - Medische mycologie (onbetaald)
|
Persoonlijke financiële belangen Geen.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek Geen.
Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Geen. |
Dhr. prof. dr. P.E. (Paul) Verweij |
Arts-microbioloog
|
SWAB - adhoc voorzitter richtlijn commissie CAPA en IAPA
|
Persoonlijke financiële belangen Geen persoonlijke financiële belangen. Eventuele vergoedingen en honoraria komen ten goede van de werkgever.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek JPIAMR, surveillance van resistentie bij schimmels, Projectleider ja
Intellectuele belangen en reputatie Geen.
Overige belangen Geen. |
Producten van Mundipharma, Gilead Sciences en F2G komen in de RL niet aan bod. Is geen trekker van een van de modules. |
Dhr. dr. W. (Wouter) Bult |
Ziekenhuisapotheker
|
Geen. |
Persoonlijke financiële belangen Niet van toepassing.
Persoonlijke relaties Niet van toepassing.
Extern gefinancierd onderzoek Niet van toepassing.
Intellectuele belangen en reputatie Niet van toepassing.
Overige belangen Niet van toepassing. |
Geen. |
Dhr. M. (Michel) Versteeg |
Verengingsmanager van de Hoornvlies Patiënten Vereniging. Honorering is op basis van 'kostenneutraal'.
|
|
Persoonlijke financiële belangen Niet van toepassing.
Persoonlijke relaties Niet van toepassing.
Extern gefinancierd onderzoek Niet van toepassing.
Intellectuele belangen en reputatie Niet van toepassing.
Overige belangen Patiëntenperspectief |
Geen. |
Mevr. drs. C.M. (Chantal) van Luijk - Klankbord |
Oogarts, corneaspecialist, UMC Utrecht
|
deelname adviesraad eczeem medicatie
|
Persoonlijke financiële belangen 2019: deelname adviesraad eczeemmedicatie waarvoor financiële vergoeding, Sanofi/Regeneron
Persoonlijke relaties Niet van toepassing.
Extern gefinancierd onderzoek 2022: retrospectief wetenschappelijk onderzoek waarvoor sponsoring door Santen Europe.
Intellectuele belangen en reputatie niet van toepassing. enigszins bijzondere expertise omtrent oogheelkundige eczeemzorg, welke niet direct gelinkt is aan infectieuze keratitis
Overige belangen Patiëntenperspectief |
Geen. |
Mevr. I. (Inger) Larsen – klankbord |
Huisarts
|
NHG richtlijn rood oog en oogtrauma
|
Persoonlijke financiële belangen Niet van toepassing.
Persoonlijke relaties Niet van toepassing.
Extern gefinancierd onderzoek Niet van toepassing.
Intellectuele belangen en reputatie Niet van toepassing.
Overige belangen Niet van toepassing. |
Geen. |
Mevr. dr. N. (Nienke) Miltenburg-Soeters - klankbord |
Optometrist bij Visser Contactlenzen, 0.2 fte
|
Column en redactiewerk voor ContactlensInside.nl, betaald
|
Persoonlijke financiële belangen Niet van toepassing.
Persoonlijke relaties Niet van toepassing.
Extern gefinancierd onderzoek Niet van toepassing.
Intellectuele belangen en reputatie Niet van toepassing.
Overige belangen Niet van toepassing. |
Geen. |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland en de Hoornvlies Patienten Vereniging voor de invitational conference en door een patiëntenvertegenwoordiger van de Hoornvlies Patienten Vereniging in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptmodules zijn tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de Hoornvlies Patienten Vereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Behandeling van Acanthamoeba keratitis |
Uitkomst 1: Geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met een (verdenking op) infectieuze keratitis. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de invitational conference zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org. De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.