Infectiepreventie op het OK-complex

Initiatief: SRI Aantal modules: 11

Inrichting zelfstandige behandelkamer

Uitgangsvraag

Aan welke inrichtingseisen moet een zelfstandige behandelkamer voldoen?

Aanbeveling

Zorg voor een zelfstandige behandelkamer waar:

  • Schoon en/of aseptisch en in rust gewerkt kan worden;
  • De opslag van steriele materialen (in de nabijheid) aanwezig is; 
  • Een goede wasgelegenheid voor de handen (in de nabijheid) aanwezig is;
  • Handdesinfectans aanwezig is;
  • Geen onnodig meubilair aanwezig is;
  • De inrichting makkelijk te reinigen en zo nodig te desinfecteren is.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Voor deze module is geen systematische literatuursearch uitgevoerd, maar is gezocht naar andere (internationale) richtlijnen. De adviezen zijn opgesteld op basis van expert opinion en algemene infectiepreventiemaatregelen.

 

Indertijd is de zelfstandige behandelkamer benoemd in de Bouwmaatstaven Operatieafdeling van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen. Dit document dateert uit 2004. In de jaren nadien zijn veel behandelingen en inzichten veranderd.

 

Een behandelkamer is primair bedoeld om kleine interventies te doen. Deze ingrepen kenmerken zich in het algemeen door het poliklinisch karakter en het feit dat de zorgverlener meestal geen steriele operatiekleding hoeft te dragen. Mogelijk zijn specifieke kledingvoorschriften bedoeld ter bescherming van de behandelaar (bijvoorbeeld niet-steriele of chirurgische handschoenen, mondneusmasker, vochtwerende beschermende kleding en/of beschermende bril) wel geïndiceerd. De richtlijn Luchtbehandeling in operatiekamers en behandelkamers geeft een niet-limitatief overzicht van ingrepen per specialisme die zoal kunnen worden verricht op een behandelkamer. Gebruikers van een zelfstandige behandelkamer moeten op lokaal niveau vastleggen welke ingrepen er kunnen worden verricht.

Een behandelkamer moet zodanig zijn ingericht dat er veilig, hygiënisch en in rust gewerkt kan worden. Daarnaast dient de ruimte arts- en patiëntvriendelijk te zijn. Een behandelkamer dient een zakelijke, rustgevende uitstraling te hebben. Bij voorkeur is er daglicht.

 

Voor infectiepreventie betekent dat:

  • Er schoon en/of aseptisch en in rust gewerkt kan worden.
  • De behandelkamer schoongemaakt wordt volgens de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.
  • Er opslag van steriele materialen in of nabij de behandelkamer moet zijn die voldoet aan de richtlijn Opslag steriele materialen.
  • Goede wasgelegenheid voor de handen moet zijn in of nabij de behandelkamer. Bij voorkeur bevindt er zich geen handbediende deur tussen de behandelkamer en de wasgelegenheid.
  • Hangende afvalbak of gesloten afvalbak met voetbediening. Houder voor disposable handdoek, handzeephouder.
  • Handdesinfectans op de behandelkamer aanwezig moet zijn.
  • Geen onnodig meubilair in de behandelkamer aanwezig mag zijn.
  • De ruimte makkelijk gereinigd en gedesinfecteerd moet kunnen worden (bijvoorbeeld vloeren).
  • De luchtbehandeling voldoet aan de eisen voor een behandelkamer zoals beschreven in de richtlijn Luchtbehandeling in operatiekamers en behandelkamers.

Daarnaast kunnen bouwkundige voorzieningen de workflow faciliteren. Daarbij kan gedacht worden aan voorzieningen om directe digitale verslaglegging te doen, voldoende aansluitpunten voor apparaten en verlichting die passend zijn bij de behandelingen. Hierbij valt bijvoorbeeld ook te denken aan de breedte van de deuren om een bed door te kunnen laten en het weglaten van drempels. Het gebruik van de zelfstandige behandelkamer hangt af van de aard van de ingreep. De ruimte mag als spreekkamer worden gebruikt voor zover het consultatie betreft die in het licht staat van de (beoogde) interventie. De zelfstandige behandelkamer moet dusdanig van afmeting zijn en ingericht zijn dat calamiteiten kunnen worden opgevangen.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Patiënten vooronderstellen dat de behandeling plaatsvindt in een omgeving/ruimte die daarvoor geschikt is en voldoende privacy biedt. Dat hoeft geen wit-steriel ogende ruimte te zijn, juist een rustgevende, zakelijke omgeving wordt op prijs gesteld. Bij de inrichting kan hier rekening mee gehouden worden.

 

Kosten (middelenbeslag)

Hoewel de kosten voor de inrichting van een behandelkamer betrouwbaar te berekenen is, zijn er geen studies naar het effect van de inrichting van een behandelkamer op het optreden van (wond)infecties. Een kosteneffectiviteitsanalyse is daarom onmogelijk. Bovenstaande aanbevelingen gaan uit van een concept en vooronderstellen dat de zorgverlener bij de daadwerkelijke inrichting zijn ‘gezond verstand’ gebruikt.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De aanbevelingen sluiten aan bij de huidige praktijk waardoor er geen problemen zijn te verwachten met betrekking tot implementatie.

 

Duurzaamheid en hergebruik

Binnen de zelfstandige behandelkamer wordt geadviseerd duurzaam te werken. Hierbij is circulariteit van toepassing (refuse, reduce, recycle). Er dient bijvoorbeeld afgewogen te worden welke ingrepen schoon kunnen worden uitgevoerd, wanneer een klein steriel veld kan worden gebruikt en wanneer een volledig groot steriel veld noodzakelijk is. Zoals in alle ruimtes, is de mogelijkheid tot afvalscheiding gewenst.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Een juiste inrichting van een zelfstandige behandelkamer heeft als doel om schoon en/of aseptisch, veilig en in rust te kunnen werken. Dit geldt voor ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra. De werkgroep is van mening dat met deze richtlijn minimale eisen worden gesteld om veilig en hygiënisch te werken volgens de huidige standaarden.

Onderbouwing

In het document Bouwmaatstaven voor operatieafdelingen van ziekenhuizen worden eisen gesteld die niet of in mindere mate gelden voor het gebruik van zelfstandige behandelkamers in ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra (ZBC). In deze richtlijn wordt getracht om de eisen toepasbaar te maken voor behandelkamers in zowel ziekenhuizen als ZBC om onnodige bouwkosten te voorkomen.

 

Het doel van deze module is om een overzicht te geven van de inrichtingseisen van een zelfstandige behandelkamer gericht op infectiepreventie.

No systematic literature analysis was performed for this clinical question, because the nature of this question does not lend itself well to be an answer by means of a systematic review of original scientific research. To answer this question the WIP-guidelines, the document ‘Bouwmaatstaven voor nieuwbouw: operatieafdeling’, relevant international guidelines and relevant scientific articles were examined.

  1. Bouwmaatstaven Operatieafdeling van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen. Dit document dateert uit 2004.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 19-09-2024

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Landelijke Vereniging van Operatieassistenten
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij het toedienen van medicatie.

 

De werkgroep bestaat uit:

  • Dr. D.A.A. Lamprou, vaatchirurg, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), voorzitter (tot maart 2023)
  • Drs. M.C. Gordinou de Gouberville, chirurg, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), voorzitter (vanaf maart 2023)
  • Dr. F. Daams, chirurg, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Prof. Dr. M.H.J. Verhofstad, chirurg, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Drs. D. Kadouch, dermatoloog, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) (tot november 2022)
  • Dr. S. van der Geer-Rutten, dermatoloog, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) (vanaf januari 2023)
  • Ir. R. Wientjes, klinisch fysicus, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Dr. I.J.B. Spijkerman, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Drs. S.P.M. Dumont-Lutgens, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. E.S. Veltman, orthopedisch chirurg, Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV)
  • Dr. P. Segers, cardiothoracaal chirurg, Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT)
  • Drs. S. Bons, anesthesioloog, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)
  • A. Kranenburg, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • D.A. Oosterom, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • A. van Wandelen, stafmedewerker kwaliteit en beleid OK/CSDA, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) (tot maart 2023)
  • N.H.B.C. Dreessen, afdelingshoofd OK, Landelijke Vereniging Operatieassistenten (LVO)
  • J. Jaspers-Spits, arbeidshygiënist, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA)

Met ondersteuning van:

  • I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Bc. A. Eikelenboom, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. 

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroeplid 

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen 

Ondernomen actie

Dr. D.A.A. Lamprou

Vaatchirurg

Geen

Geen

Geen restricties

Drs. M.C. Gordinou de Gouberville

Chirurg, ChiCoN (WZA en Treant)

Geen

Geen

Geen restricties

Dr. F. Daams

Chirurg, Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen restricties

Prof. Dr. M.H.J. Verhofstad

- Chirurg, Erasmus MC 

- Bestuurslid diverse wetenschappelijke verenigingen

- Voorzitter Richtlijncommissie

Onafhankelijk deskundige voor gezondheidsschade in civielrechtelijk verband

Geen

Geen restricties

Drs. D. Kadouch

Dermatoloog, Centrum Oosterwal

Oprichter Tenue de Soleil

Geen

Geen restricties

Dr. S. van der Geer-Rutten

Dermatoloog, MohsA huidcentrum

Bestuurder, MohsA Huidcentrum

Geen

Geen restricties

Ir. R. Wientjes

Klinisch fysicus

Geen

Geen

Geen restricties

Dr. I.J.B. Spijkerman

Arts-microbioloog, met aandachtsgebied infectiepreventie, Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen restricties

Drs. S.P.M. Dumont-Lutgens

Arts-microbioloog, Jeroen Bosch ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Dr. E.S. Veltman

Orthopedisch chirurg, Erasmus MC

Geen

Geen

Geen restricties

Dr. P. Segers

Cardiothoracaal chirurg

Geen

Geen

Geen restricties

S. Bons

Anesthesioloog

Geen

Geen

Geen restricties

A. Kranenburg

Deskundige infectiepreventie, Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

Geen

Geen

Geen restricties 

D.A. Oosterom

Deskundige infectiepreventie, Haaglanden Medisch Centrum 

Geen

Geen

Geen restricties

A. van Wandelen

Stafmedewerker kwaliteit en beleid OK/CSDA, UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen restricties

N.H.B.C. Dreessen

Teamleider OK, Medisch Centrum Zuyderland

Voorzitter LVO

Geen

Geen restricties 

J. Jaspers-Spitz

Arbeidshygiënist, Maastricht UMC

Geen

Geen 

Geen restricties

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL) voor de knelpunteninventarisatie. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase). 

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Inrichting zelfstandige behandelkamer

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. infectiepreventie op het OK-complex. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, NGG (NOG), VCCN, NOV, SVN, NVMM, VHIG, VDSMH, NVKF, BRV, NVT, THI-werkgroep, NVA en NVAB via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. 

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld. 

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden. 

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs 

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017). 

GRADE

Definitie

Hoog

·        Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;

·        Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

·        Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;

·        Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

·        Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;

·        Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

·        Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;

·        De literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen. 

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers 

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. 

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. 

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. 

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from https://gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.