Secukinumab bij hidradenitis suppurativa
Uitgangsvraag
Wat is de effectiviteit en veiligheid van secukinumab bij volwassen patiënten met hidradenitis suppurativa (HS)?
Aanbeveling
Behandel volwassen patiënten met een matige tot ernstige vorm van HS met een duidelijk inflammatoire component waarbij behandeling middels antibiotica niet effectief blijkt of niet mogelijk is en waarbij chirurgische behandeling (nog) niet mogelijk is met een biological (adalimumab, secukinumab, bimekizumab of (off-label) infliximab).
Overweeg de behandeling middels secukinumab te laten volgen door een chirurgische behandeling bij volwassen patiënten waarbij chirurgische behandeling eerder niet haalbaar werd geacht.
Overweeg op basis van de klinische respons de onderhoudsdosering te verhogen naar 300 mg elke 2 weken.
Overweeg behandeling te staken indien na 16 weken geen (onvoldoende respons) is opgetreden. Bij een aanvankelijk partiële respons kan bij doorbehandelen na 16 weken nog een verbetering optreden.
Neem voor het starten met een biological de overwegingen zoals beschreven in het ‘Professioneel perspectief’ in acht.
Zie ook ‘Leidraad voor behandeling van HS’ voor een nadere toelichting op de indicatiestelling en het behandelalgoritme.
Overwegingen
Kwaliteit van het bewijs
De registratie trials naar de effectiviteit van secukinumab betreffen studies van een goede kwaliteit. De patiëntpopulatie is vermoedelijk in grote lijnen vergelijkbaar met de Nederlandse patiëntpopulatie, maar hier is geen literatuur over. Er zijn mogelijk in Nederland meer patiënten die eerder behandeld zijn met een biological voordat ze behandeld zullen worden met secukinumab ten opzichte van deze trial. Deze groep is mogelijk moeilijker te behandelen. De uitkomstmaten kijken breed naar effectiviteit en nemen zowel physician-assessed als patient-reported uitkomstmaten mee. De uitkomsten van de trials tonen een klinisch relevant effect aan. Voor het scoren van de kwaliteit van leven is inmiddels ook een HS-specifieke vragenlijst gevalideerd. Deze is niet gebruikt in de registratie trials. De DLQI is een dermatologisch brede vragenlijst, deze is op sommige punten minder geschikt om te gebruiken.
Professioneel perspectief
Secukinumab is recent geregistreerd voor de behandeling van actieve matige tot ernstige hidradenitis suppurativa bij volwassenen met een inadequate respons op conventionele systemische HS-therapie, waarbij chirurgische behandeling (nog) niet mogelijk is.
Overweeg de behandeling te staken indien na 16 weken geen respons is opgetreden. Bij een aanvankelijk partiële respons kan bij doorbehandelen na 16 weken nog een verbetering optreden.
Dosering
De aanbevolen dosering van secukinumab bij volwassenen met een matige tot ernstige vorm van HS is s.c. 300 mg 1x/week in week 0, 1, 2, 3 en 4, gevolgd door 300 mg 1x per maand. Elke dosis van 300 mg wordt gegeven als één subcutane injectie van 300 mg of twee subcutane injecties van 150 mg.
Op basis van de klinische respons kan de onderhoudsdosering verhoogd worden naar 300 mg elke 2 weken.
Combinatie met andere behandelingen
Acute laesies kunnen worden behandeld met lokale therapie zoals topicale resorcinol, topicale clindamycine lotion of intralesionale corticosteroïden. Een chirurgische behandeling zou kunnen volgen bij volwassen patiënten waarbij chirurgische behandeling eerder niet haalbaar werd geacht.
Voorafgaand aan de behandeling adviseert de werkgroep als volgt:
- Beoordeel de ernst van de ziekte met IHS4 en Refined Hurley
- Beoordeel de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (bijvoorbeeld middels QoL-HS of DLQI)
- Bespreek het behandeldoel met de patiënt. De werkgroep beveelt aan om het behalen van HiSCR aan te houden als behandeldoel.
- Laboratoriumonderzoek conform Tabel 1
- Controleer op (relatieve) contra-indicaties, interacties, aanvullende voorzorgen en informeer de patiënt over mogelijke bijwerkingen. Zie hiervoor de actuele SMPC secukinumab
- Zwangerschapstest en bespreek betrouwbare anticonceptie
- Inventariseer vaccinatiestatus
- Inventariseer eventuele geplande/benodigde vaccinaties met een (verzwakt) levend vaccin in de toekomst conform LCI-richtlijn: Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.
Tijdens de behandeling adviseert de werkgroep als volgt:
- Beoordeel de ernst van de ziekte met IHS4 en Refined Hurley
- Beoordeel de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (bijvoorbeeld middels QoL-HS of DLQI)
- Laboratoriumonderzoek conform Tabel 1
- Verifieer en stimuleer het gebruik van betrouwbare anticonceptie
- Informeer naar de tevredenheid van de behandeling in de dagelijkse praktijk, bijwerkingen en inpasbaarheid van de behandeling.
Laboratoriumcontroles
Tabel 1. Aanbevolen laboratoriumcontroles (secukinumab)
Niet alle testen zijn nodig bij alle patiënten. De voorgeschiedenis, het blootstellingsrisico en de patiëntkenmerken moeten worden meegewogen. Aanvullende testen kunnen noodzakelijk zijn, afhankelijk van de klinische verschijnselen, risico’s en mate van blootstelling.
Parameter |
Voor behandeling |
Daarna, elke 3-6 maanden |
Volledig bloedbeeld (Hb, leukocyten, trombocyten) |
x |
x |
ALAT, γGT |
x |
x |
Serumkreatinine |
x |
|
Albumine/kreatinine ratio urine |
x |
|
Zwangerschapstest (urine of bloed) |
x |
|
CRP |
x |
x |
HBV/HCV |
x |
|
HIV |
x |
|
Tuberculose screening volgens FMS richtlijn “Tuberculosescreening voorafgaand aan immunosuppressieve medicatie" |
x |
|
Waarden en voorkeuren van patiënten
Patiënten hebben mogelijk baat bij medicamenteuze behandeling van HS in verband met de vaak hoge ziektelast, ziekteverzuim en andere socio-economische aspecten. Bij het toepassen van medicamenteuze behandeling dient de patiënt te worden ingelicht over de mogelijke bijwerkingen van de verschillende geneesmiddelen. Daarnaast is het ook van belang om de patiënt juist voor te lichten over beloop. Een passend behandelplan dient in samenspraak met de patiënt te worden opgesteld en aan te sluiten bij het behandeldoel van de patiënt. Daarbij is het belangrijk om te realiseren dat naarmate de tijd verstrijkt, het behandeldoel kan veranderen.
Aanvaardbaarheid en haalbaarheid
Hidradenitis suppurativa is een chronische inflammatoire huidziekte die gekarakteriseerd wordt door pijn, jeuk, ongemak en het ontstaan van littekenweefsel bij progressie van de ziekte. Momenteel komen volwassen patiënten met een matige tot ernstige vorm van HS in aanmerking voor behandeling middels systemische medicatie, eventueel aangevuld met chirurgie. Behandeling met biologicals kan de ontstekingscomponent die rond de abcessen en fistels aanwezig is remmen. Zwelling, pijn en pusuitvloed nemen daardoor af waardoor de gebieden overzichtelijker worden en beter toegankelijk voor chirurgische ingrepen. Dit opent de weg om deze patiënten een traject van behandelingen aan te bieden, waarvan de behandeling met biologicals onderdeel is, maar waarbij daarna of gelijktijdig chirurgisch wordt ingegrepen. Met deze combinatie van opties lukt het om bij een deel van de patiënten volledige genezing te bereiken.
Onderbouwing
Achtergrond
Secukinumab is een volledig humaan IgG1/κ-monoklonaal antilichaam dat selectief bindt aan de pro-inflammatoire cytokine interleukine-17A (IL-17A) en deze neutraliseert. Op deze wijze remt dit geneesmiddel de afgifte van pro-inflammatoire cytokinen, chemokinen en mediatoren van weefselbeschadiging en vermindert het de IL–17A gemedieerde bijdragen aan auto-immuunaandoeningen en inflammatoire ziekten. Op 26 april 2023 is een positieve CHMP opinie aangenomen voor het voorschrijven van dit geneesmiddel aan volwassenen met actieve matige tot ernstige HS.
Conclusies / Summary of Findings
Vergelijking: secukinumab vs. placebo
Kimball, 2023
Certainty assessment |
Impact |
Certainty |
Importantie |
||||||
Aantal studies |
Studieopzet |
Risk of bias |
Inconsistentie |
Indirect bewijs |
Onnauwkeurigheid |
Andere factoren |
|||
Quality of life |
|||||||||
1 |
gerandomiseerde trials |
niet ernstig |
niet ernstig |
ernstiga |
niet ernstig |
niet gevonden |
In the SUNSHINE trial, both the secukinumab every 2 weeks (64 [48%] of 134 patients) and secukinumab every 4 weeks (62 [48%] of 128 patients) groups had higher DLQI responder rates than the placebo group (37 [29%] of 128 patients) at week 16. Likewise, in the SUNRISE trial a higher proportion of patients in the secukinumab every 2 weeks (54 [38%] of 144 patients) and secukinumab every 4 weeks groups (67 [47%] of 142 patients) had higher DLQI responder rates than in the placebo group (46 [32%] of 145 patients). |
⨁⨁⨁◯ |
CRUCIAAL |
Pain reduction |
|||||||||
1 |
gerandomiseerde trials |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet gevonden |
For the pooled analysis of skin pain at week 16, NRS30 response was significantly higher in the secukinumab every 2 weeks group (97·2 [37%] of 266 patients) than in the placebo group (57·8 [23%] of 251 patients; OR 2·1 [95% CI 1·4–3·2]; p=0·0003). Although the proportion of patients achieving NRS30 at week 16 was higher in the secukinumab every 4 weeks group (84·4 [33%] of 252 patients) than in the placebo group (57·8 [23%] of 251 patients), the difference was not statistically significant on the basis of hierarchical testing (1·8 [1·2–2·7]; p=0·0044) |
⨁⨁⨁⨁ |
CRUCIAAL |
Hi-SCR |
|||||||||
1 |
gerandomiseerde trials |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet gevonden |
Compared with the placebo group (57·1 [31%] of 183 patients), significantly more patients in the secukinumab every 2 weeks group (76·2 [42%] of 180 patients; 1·6 [1·1–2·6]; p=0·015) and the secukinumab every 4 weeks group (83·1 [46%] of 180 patients; 1·9 [1·2–3·0]; p=0·0022) had a hidradenitis suppurativa clinical response in the SUNRISE trial. |
⨁⨁⨁⨁ |
BELANGRIJK |
|
|||||||||
1 |
gerandomiseerde trials |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet gevonden |
Significantly fewer patients had flares in the secukinumab every 2 weeks group than in the placebo group in the SUNSHINE trial (27·8 [15%] of 181 patients in the secukinumab every 2 weeks group vs 52·2 [29%] of 180 patients in the placebo group; OR 0·4 [95% CI 0·3–0·7]; p=0·0010 during the first 16 weeks. There was no significant difference between the two groups in the SUNRISE trial (36·1 [20%] of 180 patients in the secukinumab every 2 weeks group vs 49·5 [27%] of 183 patients in the placebo group; 0·7 [0·4–1·1]; p=0·073) during the first 16 weeks. Although numerically fewer, there was no statistically significant difference in the proportion of patients with flares between the secukinumab every 4 weeks group (41·7 [23%] of 180 patients) and the placebo group (52·2 [29%] of 180 patients; 0·7 [0·4–1.2]; p=0·093) during the first 16 weeks in the SUNSHINE trial, whereas, in the SUNRISE trial, a significant difference was reported (28·0 [16%] of 180 patients in the secukinumab every 4 weeks group vs 49·5 [27%] of 183 patients in the placebo group; 0·5 [0·3–0·8]; p=0·0049). |
⨁⨁⨁⨁ |
BELANGRIJK |
TEAE |
|||||||||
1 |
gerandomiseerde trials |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet ernstig |
niet gevonden |
The most common adverse event by preferred term up to week 16 was headache in both the SUNSHINE (17 [9%] patients in the secukinumab every 2 weeks group, 20 [11%] in the secukinumab every 4 weeks group, and 14 [8%] in the placebo group) and SUNRISE (21 [12%] patients in the secukinumab every 2 weeks group, 17 [9%] in the secukinumab every 4 weeks group, and 15 [8%] in the placebo group) trials. No study-related deaths were reported up to week 16. The safety profile of secukinumab in both trials was consistent with that previously reported, with no new or unexpected safety findings detected. |
⨁⨁⨁⨁ |
BELANGRIJK |
CI: Confidence interval
Explanations
a. The DLQI is a general dermatologic questionnaire and is therefore at some points less suitable for patients with HS. Recently a HS specific questionaire is validated, but this questionnaire was not used in this trial.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te beantwoorden is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Voor dit onderzoek is de volgende PICO opgesteld:
Voor de P: Patiënten met matig tot ernstige hidradenitis suppurativa
Voor de I: Secukinumab
Voor de C: Placebo, werkzame behandeling of geen behandeling
Voor de O: Zie primaire en secundaire uitkomstmaten
De werkgroep definieerde de uitkomstmaten als volgt en hanteerde de in de studies gebruikte definities.
Primair (cruciaal):
- Kwaliteit van leven middels QoL-HS of DLQI, verschil in gemiddelde ten opzichte van baseline
- Pijn middels HSSDD-pijn, HSSQ-pijn of NRS-pijn, verschil in gemiddelde ten opzichte van baseline
Secundair (belangrijk):
- Proportie patiënten die een clear/mild/minimale HS-PGA behaalt
- Proportie patiënten die Hi-SCR behaalt
- Remissie duur of frequentie van flares/abcessen
- Proportie patiënten met ≥1 (serious, discontinuation) TEAE
Er werd een systematische zoekstrategie uitgevoerd in de elektronische databases Embase en Medline. De zoekstrategie is toegevoegd in bijlage 1. Studies werden geïncludeerd wanneer deze overeenkwamen met de elementen van de PICO en aan de volgende in- en exclusiecriteria voldeden:
Inclusie:
- RCT’s en CCT’s
- Volledige tekst beschikbaar in Engels of Nederlands
- Follow-upduur van minimaal 16 weken
Resultaten
Er werden in totaal 8 studies geïncludeerd op basis van beoordeling van titel en abstract. Uiteindelijk zijn er na full text screening 7 studies geëxcludeerd. Specifieke redenen voor exclusie zijn beschreven in bijlage 2.
Beschrijving van de resultaten
De positieve CHMP opinie is gebaseerd op twee fase III studies (SUNSHINE, NCT03713619 en SUNRISE, NCT03713632) die zijn uitgevoerd ter beoordeling van de werkzaamheid van secukinumab bij volwassenen ≥ 18 met matige tot ernstige HS met een ziekteduur van tenminste 1 jaar. Matige tot ernstige HS werd gedefinieerd als ≥ 5 inflammatoire laesies verspreid over ≥ 2 locaties. (Kimball, 2023)
De SUNRISE en SUNSHINE trials zijn twee identieke multicenter placebo gecontroleerde dubbel geblindeerde RCT’s uitgevoerd in 40 landen verspreid over Europa, Azië-pacific, het Midden-Oosten, Afrika, Latijns Amerika, de Caraïben, Canada, de Verenigde Staten en Japan (Kimball, 2023). Er werden in totaal 541 volwassen patiënten (56% vrouw, mean leeftijd 36,1 (SD 7,1)) geïncludeerd in de SUNSHINE trial en 543 volwassen patiënten (56% vrouw, mean leeftijd 36,3 (SD 11,4)) in de SUNRISE trial. 24% (n=255) had eerder een behandeling gehad middels een biological, 83% (n=899) middels systemische antibiotica en 40,1% (n=442) had een chirurgische interventie gehad. De patiënten waren gelijk verdeeld over de verschillende interventies.
De patiënten werden 1:1:1 gerandomiseerd voor behandeling middels secukinumab 300 mg s.c. om de 2 weken (wekelijkse oplaaddosis tot en met week 4), secukinumab 300 mg s.c. om de 4 weken (wekelijkse oplaaddosis tot en met week 4) of gematchte placebo volgens de dubbel-dummy methode per behandeling.
De primaire uitkomstmaat van de studies was het aantal patiënten met een klinische respons gedefinieerd als een afname in het aantal abcessen en inflammatoire noduli van minstens 50% na 16 weken behandeling. Om de veiligheid te onderzoeken werden (serious) adverse events gemonitord.
Effectiviteitsdata SUNSHINE (Kimball, 2023)
Een klinische respons (Hi-SCR) na 16 weken werd gezien bij 81 (45%) patiënten die om de 2 weken secukinumab kregen toegediend en bij 61 (34%) patiënten die placebo kregen toegediend (OR 1,8, 95% BI 1,1-2,7, p=0,0070).
Het secukinumab regime om de 2 weken was superieur ten opzichte van placebo met betrekking tot de procentuele verandering vanaf de baseline in het aantal abcessen en inflammatoire noduli na 16 weken (-46,8% (SE 3,3) in de secukinumab om de 2 weken groep versus -24,3% (SE 4,3) in de placebogroep; LSM –23,1 (95% BI –33,9 tot –12,2); p<0·0001).
Het primaire eindpunt werd statistisch gezien niet bereikt in de groep die om de 4 weken secukinumab kreeg toegediend. Een klinische respons na 16 weken werd gezien bij 75 (42%) patiënten uit deze groep ten opzichte van 60 (34%) patiënten die placebo kregen toegediend (OR 1,5, 95% BI 1,0-2,3 p=0,042).
Het secukinumab regime om de 4 weken was niet superieur ten opzichte van placebo met betrekking tot de procentuele verandering vanaf de baseline in het aantal abcessen en inflammatoire noduli na 16 weken (−42,4% (SE 4,0) in de secukinumab om de 4 weken groep versus −24,3% (SE 4,3) in de placebo groep; LSM –18,5 (95% BI –29,3 tot –7,6); p=0,0004).
In de trial hielt de effectiviteit na week 16 aan tot week 52 bij een aanzienlijk deel van de patiënten (post-hoc: 44 (76%) patiënten in de secukinumab om de 2 weken groep; 42 (81%) patiënten in de placebogroep).
Effectiviteitsdata SUNRISE (Kimball, 2023)
Een klinische respons na 16 weken werd gezien bij 76 (42%) patiënten die om de 2 weken secukinumab kregen toegediend en bij 57 (31%) patiënten die placebo kregen toegediend (OR 1,6, 95% BI 1,1-2,6, p=0,015).
Het secukinumab regime om de 2 weken was superieur ten opzichte van placebo met betrekking tot de procentuele verandering vanaf de baseline in het aantal abcessen en inflammatoire noduli na 16 weken (−39,3% (SE 4,4) in de secukinumab om de 2 weken groep versus -22,4% (SE 4,8) in de placebogroep; LSM –16,3 ( 95% BI –28,8 tot –3,9); p=0,0051).
Een klinische respons na 16 weken werd gezien bij 83 (46%) patiënten die om de 4 weken secukinumab kregen toegediend en bij 57 (31%) patiënten die placebo kregen toegediend (OR 1,9, 95% BI 1,2-3,0, p=0,0022).
Het secukinumab regime om de 4 weken was superieur ten opzichte van placebo met betrekking tot de procentuele verandering vanaf de baseline in het aantal abcessen en inflammatoire noduli na 16 weken (−45,5% (SE 4,1) in de secukinumab om de 4 weken groep versus −22,4% (SE 4,8); LSM –22,9 (−35,2 tot –10,6) in de placebogroep; p=0,0001).
In de trial hielt de effectiviteit na 16 weken aan tot 52 weken bij een aanzienlijk deel van de patiënten (post-hoc: 51 (84%) patiënten in de secukinumab om de 4 weken groep; 50 (77%) patiënten in de placebogroep).
Patiënt gerapporteerde uitkomstmaten SUNSHINE en SUNRISE
Voor de gepoolde analyse van ervaren pijn na 16 weken was de respons met betrekking tot de NRS30 (numeric rating scale) significant hoger in de secukinumab om de 2 weken groep (97
(37%) van de 266 patiënten) dan in de placebogroep (58 (23%) van de 251 patiënten) (OR 2,1, 95% BI 1,4-3,2, p=0,0003). In de secukinumab om de 4 weken groep was het verschil numeriek maar niet significant hoger ten opzichte van placebo (1.8, 95% BI 1,2 – 2,7, p=0.0044). In beide trials werd een hogere DLQI score gezien voor de behandelgroepen ten opzichte van de placebogroepen. (Kimball, 2023)
Veiligheid
In beide trials werd secukinumab goed verdragen. In de placebogecontroleerde periode van 16 weken waren de resultaten van de verschillende groepen vergelijkbaar. De meest frequent
gerapporteerde adverse events waren hoofdpijn (10,4%, n=75), nasopharyngitis (8%, n=58) en verergering van de hidradenitis (5,2%, n=37). Niet fatale serious adverse events werden gezienbij 18 patiënten (2,5%). 11 patiënten (1,8%) staakten de therapie in verband met een (serious) adverse event. (Kimball, 2023)
Referenties
- Kimball, A. B., Jemec, G. B. E., Alavi, A., Reguiai, Z., Gottlieb, A. B., Bechara, F. G., Paul, C., Giamarellos Bourboulis, E. J., Villani, A. P., Schwinn, A., Ruëff, F., Pillay Ramaya, L., Reich, A., Lobo, I., Sinclair, R., Passeron, T., Martorell, A., Mendes-Bastos, P., Kokolakis, G., Becherel, P. A., … Muscianisi, E. (2023). Secukinumab in moderate-to-severe hidradenitis suppurativa (SUNSHINE and SUNRISE): week 16 and week 52 results of two identical, multicentre, randomised, placebo-controlled, double-blind phase 3 trials. Lancet (London, England), 401(10378), 747–761. https://doi.org/10.1016/S0140-6736(23)00022-3
Evidence tabellen
Artikel |
Reden van exclusie |
Secukinumab |
|
Blum, 2023 |
Geen controle groep |
Gottlieb, 2023 |
Uitkomsten worden ook gepresenteerd in geïncludeerd artikel Kimball, 2023(a) |
Kimball, 2023b |
Zelfde artikel als Gottlieb, 2023 |
Kimball, 2023c |
Ingezonden abstract |
Kokolakis, 2023 |
Ingezonden abstract |
Zouboulis, 2023 |
Ingezonden abstract |
Zouboulis, 2024 |
Valt buiten de PICO |
|
|
Bimekizumab |
|
Molinelli, 2024 |
Brief als reactie op geïncludeerd artikel Kimball, 2024(a) |
Molinelli, 2023 |
Brief aan de editor |
Orenstein, 2024 |
Ingezonden abstract |
Zouboulis, 2024 |
Ingezonden abstract |
Ingram, 2024 |
Deeluitkomsten los gepresenteerd vanuit hoofdartikel Kimball, 2024(A) |
Gottlieb, 2024 |
Deeluitkomsten los gepresenteerd vanuit hoofdartikel Kimball, 2024(A) |
Randomized controlled trial (RCT)
Beoordeling risk of bias door middel van Cochrane collaboration tool.
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Random sequence generation (selection bias)2
(high/unclear/low risk) |
Allocation concealment (selection bias)3
(high/unclear/low risk) |
Blinding of participants and personnel (performance bias)4,6 All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Blinding of outcome assessor (detection bias)5,6 All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Incomplete outcome data (attrition bias)7 All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Selective reporting (reporting bias)8
(high/unclear/low risk) |
Other bias9
(high/unclear/low risk) |
Kimball, 2023 |
In both trials, patients were randomly assigned (1:1:1) by means of interactive response technology to receive subcutaneous secukinumab 300 mg every 2 weeks, subcutaneous secukinumab 300 mg every 4 weeks, or subcutaneous placebo all via a 2 mL prefilled syringe in a double-dummy method as per treatment assignment. |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Some analysis are only reported in the appendix, this is clearly stated in the article. Low risk |
Low risk |
Kimball, 2024 |
Patients aged 18 years or older with moderate-to-severe hidradenitis suppurativa were randomly assigned 2:2:2:1 using interactive response technology (stratified by worst Hurley Stage at baseline and baseline systemic antibiotic use) to receive subcutaneous bimekizumab 320 mg every 2 weeks; bimekizumab 320 mg every 2 weeks to week 16, then every 4 weeks to week 48; bimekizumab 320 mg every 4 weeks to week 48; or placebo to week 16, then bimekizumab 320 mg every 2 weeks. |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Some analysis are only reported in the appendix, this is clearly stated in the article. Low risk |
Low risk |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 18-06-2025
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn Hidradenitis Suppurativa en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Aanleiding
Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn Hidradenitis suppurativa (HS) in 2025 modulair herzien. Dit modulair onderhoud werd gestart, omdat er nieuwe literatuur beschikbaar was gekomen over verschillende biologicals als beschikbare systemische therapiekeuze.
Afbakening onderwerp en definitie
Wanneer in deze richtlijn gesproken wordt over HS, dan worden daarmee ook de termen acne ectopica ofwel acne inversa berdoeld.
Financiering
De ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De SKMS ondersteunt medisch-specialistische beroepsverenigingen bij het bevorderen van de kwaliteit van zorg. De financiering heeft geen invloed gehad op de inhoudelijke totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep heeft onafhankelijk gewerkt conform de geldende methodologische standaarden
Tabel 1: Overzicht betrokken partijen (modulaire herziening) jaartal
Overzicht betrokken partijen Richtlijn HS 2025 |
Zitting neming in werkgroep |
Knelpunten analyse |
Commentaarfase |
Autorisatie |
Opmerkingen |
Wetenschappelijke verenigingen |
|||||
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
X |
X |
X |
|
|
Overige organisaties |
|
|
|
|
|
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
|
|
X |
|
|
Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH) |
|
|
X |
|
|
V&VN Verpleegkundig Specialisten Dermatologie en V&VN Wondexpertise |
|
|
X |
|
|
Patiëntenverenigingen |
|||||
Hidradenitis Patiënten Vereniging (HPV) |
X |
|
X |
|
|
Huid Nederland (HN) |
|
|
X |
|
|
Patiëntenfederatie Nederland |
|
|
X |
|
|
Stakeholders |
|||||
Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) |
|
|
X |
|
|
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) |
|
|
X |
|
|
Zelfstandige klinieken Nederland (ZKN) |
|
|
X |
|
|
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) |
|
|
X |
|
|
Zorginstituut Nederland (ZiN) |
|
|
X |
|
|
Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) |
|
|
X |
|
|
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) |
|
|
X |
|
|
Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA) |
|
|
X |
|
|
*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.
Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met hidradenitis suppurativa.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Voor patiënten is reeds informatie op thuisarts.nl beschikbaar. Voor huisartsen geldt primair de NHG-Behandelrichtlijn Hidradenitis suppurativa.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.
Werkgroepleden – modulair onderhoud 2025 |
Vereniging |
Ineke Terra Janse (voorzitter, dermatoloog) |
NVDV |
Barbara Horváth (dermatoloog) |
NVDV |
Hessel van der Zee (dermatoloog) |
NVDV |
Sylvia van Kan (patiëntvertegenwoordiger) |
HPV |
Janine Dickinson-Blok (dermatoloog) |
NVDV |
Ondersteuning werkgroep |
Vereniging |
Carin Smit (arts-onderzoeker) |
NVDV |
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
Werkgroeplid |
Hoofdfunctie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Acties (voorstel) |
Ineke Terra Janse (voorzitter) |
Dermatoloog, Meander Medisch Centrum Amersfoort |
Bestuurslid NVDV |
Nee |
N.v.t. |
Nee |
Nee |
Nee |
5-3-2025 |
|
Barbara Horváth |
Dermatoloog, Universitair Medisch Centrum Groningen |
*Associate Editor the British Journal of Dermatology (Q1 3/64) *Medisch adviseur patiënten vereniging Blaarziekten *Lid Board ERN-Skin * Lid EADV taskforce Autoimmune Blistering Diseases |
Nee |
N.v.t. |
Janssen-Cilag – Advisory Board in Autoimmune Blaarziekten – geen projectleider
Janssen-Cilag – Investigator Initiative Studies: Guselkumab voor Hidradenitis – wel projectleider
AbbVie - Ontwikkeling van de blauwdruk voor HS coach – wel projectleider |
Nee |
Nee |
22-11-2024 |
|
Hessel van der Zee |
Dermatoloog, Erasmus Medisch Centrum |
Geen |
Adviseur bij: |
N.v.t. |
AbbVie – HiCare Registry
NVDV – Studie naar laserontharing |
Medisch adviseur Hidradenitis Patiënten Vereniging |
Nee |
22-11-2024 |
|
Sylvia van Kan |
*Bestuurslid HPV |
Lid projectgroep |
Nee |
Werkgroeplid zelf en meerdere familieleden van werkgroeplid hebben HS |
Nee |
Boegbeeldfunctie bij een patiënten vereniging |
Nee |
3-1-2025 |
|
Janine Dickinson-Blok
|
Dermatoloog, Meander MC |
*Dermatoloog, Ziekenhuis Nij Smellinghe |
Nee |
N.v.t. |
Nee |
Nee |
Nee |
19-1-2024 |
|
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiënt in de werkgroep en de opname van het patiëntenperspectief in de modules. In de werkgroep nam een afgevaardigde van de patiënten vereniging plaats, zie ook de samenstelling van de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan patiënten vereniging.
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst Raming |
Toelichting |
Secukinumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Het Zorginstituut heeft voor beide geneesmiddelen een budgetimpactanalyse uitgevoerd. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.
Knelpuntenanalyse
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV en HPV. Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 1.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog
|
|
Redelijk
|
|
Laag
|
|
Zeer laag
|
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg
Indicatorontwikkeling
Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 6).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 1). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]
Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.