Hepatocellulair carcinoom

Initiatief: NVMDL Aantal modules: 23

Biopt pro diagnosi

Uitgangsvraag

Wat is de rol van biopsie pro diagnosi om een hepatocellulair carcinoom te detecteren bij patiënten met of zonder levercirrose?

Aanbeveling

Aanbeveling-1

Verricht geen tumor biopt bij patiënten met een cirrotische lever verdacht voor een hepatocellulair carcinoom wanneer de laesie op beeldvorming voldoet aan de diagnostische kenmerken voor een hepatocellulair carcinoom (zie ook module CT versus MRI – plus referentie module CT versus MRI).

NB. Overweeg nadere diagnostiek inclusief biopt bij patiënten met een lage a priori kans voor HCC ondanks karakteristieke imaging, zoals bijvoorbeeld bij vasculaire cirrose/congestie.

 

Overweeg wel een biopt nadat in een MDO van een expertisecentrum (referentie SONCOS) is vastgesteld dat daar aanleiding voor is wat betreft de imaging in combinatie met klinische variabelen inclusief biomarkers (onder andere AFP).

 

Bespreek individuele overwegingen en voorkeuren ten behoeve van het besluit om wel of niet te biopteren met de patiënt, afhankelijk van behandelwens en behandelopties.

 

Aanbeveling-2

Verricht een tumor biopsie ter bevestiging van de diagnose bij patiënten met een niet-cirrotische lever verdacht op een hepatocellulair carcinoom, indien dit behandelconsequenties heeft.

 

Bespreek de beeldvorming, samen met de histologie, in een multidisciplinair overleg in een gespecialiseerd centrum.

 

Bespreek individuele overwegingen en patiëntvoorkeuren ten behoeve van het besluit om wel of niet te biopteren met de patiënt, afhankelijk van behandelwens en behandelopties.

 

Aanbeveling-3

Vermeld als klinisch aanvrager bij levertumoren de volgende items op het pathologie-aanvraagformulier:

  • Aard van de resectie/type operatie.
  • Mee gereseceerde structuren/organen (eventueel met markering).
  • Lokalisatie tumor.
  • Eventuele voorbehandeling (RFA, SIRT, TACE, TARE, anders).

Relevante voorgeschiedenis (incl. onderliggend leverlijden)

 

Aanbeveling-4

Algemeen Pathologie

 

Gebruik zoveel mogelijk een standaardverslag; als mogelijk en beschikbaar, met gebruik van de PALGA Protocolmodule (PPM).

 

Vermeld voor een oncologische resectie van een hepatocellulair carcinoom de volgende aanvullende items in het pathologie verslag, waar van toepassing:

  • tumorgrootte (de maximale diameter van de grootste nodus);
  • aantal en afmetingen overige tumorhaarden en indien van toepassing aanwezigheid satelietnodi, bij voorbehandelde noduli ihkv LTx ook diameter van het vitale tumor component vermelden;
  • differentiatiegraad (advies; volgens WHO 2019);
  • status resectiemarge;
  • aan- of afwezigheid van vaso-invasieve groei;
  • indien aanwezig kapseldoorbraak;
  • status lymfeklieren, indien aanwezig;
  • subtype HCC, if unequivocal (WHO 5e ed) in het bijzonder macrotrabeculaire groei, indien aanwezig (>50% van de tumor met > 6 cellagen trabekeldikte) of (immunohistochemisch geïdentificeerd) progenitor karakteristieken (geassocieerd met slechtere prognose).

 Vermeld bij biopt:

  • indien aanwezig vaso-invasieve groei vermelden;
  • het vermelden van een differentiatiegraad op biopsiemateriaal wordt niet aanbevolen (sampling- en representativiteitsprobleem), tenzij een weinig gedifferentieerd component herkenbaar is;
  • op biopten kan eveneens het omringend leverweefsel worden beoordeeld indien dit aanwezig (cave representativiteit leverweefsel naast tumor) of separaat gebiopteerd is;
  • subtype HCC, if unequivocal  (WHO 5) in het bijzonder macrotrabeculaire groei, indien aanwezig (ten minste 1 focus > 6 cellagen trabekeldikte) of progenitor karakteristieken (geassocieerd met slechtere prognose).

Overweeg, gezien de lage incidentie en de potentiele heterogeniteit in morfologie en subtypering van levertumoren, de diagnostiek in samenspraak met gespecialiseerde centra te verrichten. Hierbij kan paneldiagnostiek worden overwogen.

  • NB 1. Radicaliteit, inclusief R-status (conform de definities ICCR): R0 = geen residuale tumor (marge ≥ 1 mm), R1 = microscopische residuale tumor (marge <1 mm), R2 macroscopische residuale tumor (R-2 is een klinische diagnose, gesteund door pathologisch onderzoek van de marge aan de patiënt zijde, met andere woorden dit kan alleen de chirurg interpreteren).
  • NB 2. Er wordt geadviseerd in de conclusie van het pathologieverslag een beoordeling te vermelden van het omringende leverweefsel (op maximale afstand van de tumor, advies op t.m. afstand >2 cm indien mogelijk) in termen van gradering en stadiering (ontstekingsactiviteit, mate van steatose en mate van fibrose) in relatie tot het onderliggend lijden.

Indien geen maligniteit kan worden aangetoond:

Als er in resectiepreparaat of biopt geen (vitale) maligniteit kan worden aangetoond (na uitgebreid/volledig insluiten relevant gebied), dan moeten de overige gevonden afwijkingen in het verslag worden vermeld (inclusief beoordeling status leverparenchym, therapie-effecten, reactieve veranderingen en evt alternatieve verklaringen voor klinisch waargenomen haardvormige afwijzing).

 

T-stadium

T1a   Solitaire tumor <= 2 cm met/zonder vaso-invasie

T1b   Solitaire tumor > 2 cm zonder vaso-invasie

T2     Solitaire tumor > 2 cm of meerdere tumoren (waarbij geen van de separate laesies

         > 5  cm meet)

T3     Multipele tumoren met ten minste een laesie > 5 cm

T4    Tumor(en) met ingroei in vena porta/vena hepatica en/of directe ingroei in andere

         organen (inclusief diafragma). NB Ingroei galblaas en viscerale peritoneum zijn hierbij

         niet bedoeld.

 

N-stadium

Nx    regionale lymfeklieren zijn niet beoordeelbaar

N0    Geen regionale lymfekliermetastasen

N1    Regionale lymfekliermetastasen aanwezig

 

M-stadium

M0    Geen metastasen op afstand

M1    Wel metastasen op afstand

Overwegingen

Uit de 40 potentieel relevante artikelen, die met de zoekvraag werden geïdentificeerd,  konden voor deze richtlijnmodule geen relevante systematische literatuuronderzoeken of studies worden geïncludeerd die voldeden aan de vooraf gedefinieerde zoekvraag en selectiecriteria. Eén van de geïdentificeerde en gepubliceerde systematisch literatuuronderzoeken (Roberts, 2018) bevatte een onderzoeksvraag over de inzet van biopsie (versus herhaaldelijke beeldvorming) bij een niet te classificeren nodus ‘indeterminate nodule’ op beeldvorming met CT, MRI of CEUS.  De plaats van de inzet van biopsie in de work-up wijkt in de vraag van Roberts (2018) enigszins af van de zoekvraag in deze richtlijnmodule. In deze richtlijnmodule was de vraag of biopsie ingezet zou kunnen ten opzichte van beeldvorming met MRI of CT. Roberts (2018) zocht naar studies waar biopsie werd ingezet na een niet te classificeren nodus op CT, MRI, of CEUS beeld. De literatuur over de inzet van biopsie als index test ten opzichte van beeldvorming middels MRI of CT als vergelijkende testen bij patiënten verdacht van een hepatocellulair carcinoom lijkt daarmee zeer schaars tot non-existent, als het gaat om een vergelijking tussen biopt en imaging voor diagnostiek levertumoren met als referentie (’gouden standaard’) klinische follow-up en/of resectie.

 

Internationale richtlijnen van de American Association for the Study of Liver Disease (AASLD) (Marrero, 2018), de European Association for the Study of the Liver (EASL) (EASL, 2018), en de European Society for Medical Oncology (ESMO) (Vogel, 2018) beschrijven de rol van het biopt in de diagnosestelling bij patiënten verdacht van hepatocellulair carcinomen.

 

Met betrekking tot patiënten met cirrotische levers, geeft de richtlijn van de EASL (2018) aan dat in LI-RADS categorieën die een hepatocellulair carcinoom niet uitsluiten (dat wil zeggen LR-2, LR-3, en LR-4) een biopsie van (ten minste) de grootste, dominante nodus uitgevoerd zou moeten worden. De EASL beschrijft ook het risico op vals negatieve uitslagen (‘sampling error’) bij biopten van kleine laesies, met name bij nodi <2 cm. De genoemde risico’s van een biopt van een levertumor zijn bloedingen en entmetastasen, maar deze zijn volgens de EASL behandelbaar en komen niet vaak voor; max 1,4 % voor majeure bloeding en 0-2% voor entmetastasen (Boyum, 2019; Szpakowski, 2017; Huang, 1996; Maturen, 2006). Deze risico’s zouden over het algemeen geen reden zijn om niet te biopteren (EASL, 2018). De EASL-richtlijn stelt dat een biopsie geïndiceerd is wanneer beeldvorming onduidelijk blijft bij patiënten met cirrose en vooral bij laesies kleiner dan twee centimeter (<2 cm). Ook wordt genoemd dat een biopsie van de laesie overwogen kan worden wanneer een hogere mate van zekerheid noodzakelijk is, zelfs wanneer aan de klassieke diagnostische parameters bij beeldvorming zijn voldaan. Het gepresenteerde diagnostische algoritme voor patiënten met cirrose in de EASL (2018) richtlijn plaatst het gebruik van een biopsie bij een nodus groter dan één centimeter ná negatieve uitslagen voor een hepatocellulair carcinoom van twee beeldvormende modaliteiten (dat wil zeggen multifasische CT met contrastmiddel, multifasische MRI met contrastmiddel, en MRI met gadolinium contrast). Er wordt onderbouwd dat de meerderheid van de nodi die kleiner zijn dan één centimeter veelal niet maligne blijken te zijn, en daarbij het afnemen van een biopt bij dergelijke kleine nodi grote kans geeft op sampling error (EASL, 2018). Het diagnostisch rendement is afhankelijk van de locatie van de laesie, differentiatie en de grootte van de nodus. Ook zijn de expertise van de biopteur en de patholoog van belang (EASL, 2018). In een eerdere prospectieve studie werd een positief biopt beschreven in 60% van levertumoren kleiner dan 2 cm (Forner, 2008). Herhaalde biopsie wordt door de EASL ondanks de lage evidentie sterk aanbevolen wanneer er onduidelijke bevindingen zijn, er discordante bevindingen zijn, of in het geval van een groei of verandering in het contrast-patroon tijdens de follow-up en de beeldvorming nog niet positief is voor een hepatocellulair carcinoom (EASL, 2018).

 

Met betrekking tot patiënten met niet-cirrotische levers acht de EASL dat alléén beeldvorming onvoldoende is en wordt dus een biopt geadviseerd. Ook bij patiënten waarbij onduidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van cirrose zou de diagnostiek uitgevoerd moeten worden alsof er geen cirrose aanwezig is (EASL, 2018). 

 

De richtlijn van de AASDL (Marrero, 2018) geeft met een zeer lage zekerheid een zwakke aanbeveling dat follow-up beeldvorming, beeldvorming met een alternatieve modaliteit of contrastmiddel, of biopsie toegepast zou kunnen worden bij patiënten met cirrose én een niet te classificeren nodus op beeldvorming zonder één van deze opties boven de anderen te kunnen aanbevelen. Met een zwakke aanbeveling en een zeer lage zekerheid stelt de AASDL (Marrero, 2018) voor om het biopt niet routinematig in te zetten bij elke niet te classificeren nodus. In de AASDL (Marrero, 2018) richtlijn wordt geschreven dat biopsie nodig kan zijn en het potentieel heeft een vroege diagnose te kunnen stellen, maar dat er ook risico bestaat op bloedingen en uitzaaiing/entmetatase. Ook bestaat er het risico dat een negatief resultaat toegekend kan worden aan een niet-representatief weefselmonster van de nodus, i.e. sampling error (Marrero, 2018). Er kan volgens de AASLD (Marrero, 2018) overwogen worden om een leverbiopt uit te voeren bij patiënten met een atypisch beeld voor hepatocellulair carcinomen op beeldvorming met contrastmiddel (LI-RADS 4), of bij patiënten met LI-RADS M laesie (c.q. maligniteit) om de precieze diagnose te stellen. Er wordt ten slotte gesteld dat de diagnose van een hepatocellulair carcinoom bij patiënten zonder cirrose niet zonder biopt kan worden gesteld (Marrero, 2018).

 

De richtlijn van de ESMO (European Society for Medical Oncology; Vogel, 2018) geeft aan dat een tweede biopsie, een andere beeldvormende modaliteit met contrastmiddel of een resectie van de laesie overwogen kan worden indien de eerste tumor biopsie geen focale laesie lijkt aan te tonen. Een tweede biopsie of een resectie zou overwogen kunnen worden bij patiënten met die in aanmerking komen voor een resectie met een acceptabel risico op morbiditeit en mortaliteit (Vogel, 2018). De ESMO-richtlijn stelt dat het belangrijk is om een gecombineerd hepatocellulair carcinoom met cholangiocarcinoom te onderscheiden van hepatocellulair carcinoom vanwege de potentiële verschillen in therapeutische opties. De richtlijn geeft aan dat gemengde tumordifferentiatiekenmerken bij een biopt wellicht niet zichtbaar zouden kunnen zijn (Vogel, 2018). Daarnaast zijn in zeer gedifferentieerde hepatocellulair carcinomen tekenen van maligniteit, zoals interstitiële of vasculaire invasie, veelal niet te detecteren via een biopsie volgens de richtlijn (Vogel, 2018). Ook de ESMO-richtlijn stelt dat de risico’s van een biopsie (dat wil zeggen bloedingen en uitzaaiingen) niet vaak vóórkomen, behandelbaar zijn en dat dit het ziekteverloop en de algehele overleving niet beïnvloedt. De risico’s zouden daarom geen reden moeten zijn om een diagnostisch biopt te ontzeggen volgens de ESMO (Vogel, 2018).

 

Samenvattend is een directe vergelijking tussen de diagnostische waarde van een biopt ten opzichte van imaging dus niet mogelijk op basis van de literatuur met als referentietest (’gouden standaard’) een klinische follow-up en/of resectie. De indicatie voor biopt en eventueel resectie zal per patiënt afhangen van de context bij patiënten met cirrose: ontbreken kenmerkende beeldvorming, mate van verdenking, onzekerheid diagnose, grootte en locatie van de laesie. Voor niet-cirrotische levers is alléén beeldvorming niet voldoende en wordt dus een biopt geadviseerd. Voornoemde overwegingen kunnen per patiënt in het MDO worden besproken en gewogen.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Het belangrijkste doel van het verrichten van een tumor biopsie is meer zekerheid te krijgen over de diagnose. De belangrijkste voordelen van een biopt voor de patiënt zijn 1) zekerheid over de diagnose; 2) meer duidelijkheid omtrent de prognose; 3) ten behoeve van de verdere behandeling, oa biopt wenselijk respectievelijk vereist bij systeemtherapie en transplantatie bij non-cirrose. De belangrijkste nadelen van een biopt voor de patiënt zijn 1) het betreft een belastende interventie (punctie met dagopname); 2) er is een risico op complicaties 3) er is een risico dat de biopsie geen diagnose oplevert of dat de punctie niet mogelijk blijkt.

 

Waarden en voorkeuren van de patiënt dienen te worden besproken. Het is een individuele afweging of de patiënt de nadelen van het biopt tegen de voordelen vindt opwegen. Indien een biopt geen verdere consequenties heeft voor de behandeling kan hiervan in overleg met de patiënt worden afgezien. 

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De indicatie voor biopt en eventueel resectie zal per patiënt afhangen van de context bij patiënten met cirrose: ontbreken kenmerkende beeldvorming, mate van verdenking, onzekerheid diagnose, grootte en locatie van de laesie. Voor niet-cirrotische levers is alléén beeldvorming niet voldoende en wordt dus een biopt geadviseerd. Voornoemde overwegingen kunnen per patiënt in het multidisciplinair overleg (MDO) worden besproken en gewogen.

 

Er is aangetoond dat de diagnostiek, inclusief classificerende diagnose en subclassificatie van levertumoren erg lastig kan zijn en afhankelijk is van exposure en expertise. Torbenson (2019) toonde aan dat van de leverconsulten met betrekking tot levertumoren in consultverslag in 43% van de gevallen een concordante uitslag werd gerapporteerd, dat in 37% van de gevallen een meer specifieke diagnose kon worden gegeven en dat 17% van de inzendingen discordant was met betrekking tot initiële uitslag (ten aanzien van digniteit, in casu mate van zekerheid van goed- of kwaadaardigheid) (Torbenson, 2019). Een deel van de verschillen en/of aanvullingen met betrekking tot subtypering, kunnen worden verklaard door meer aanvullend onderzoek, beschikbaar in gespecialiseerde centra (Paterson, 2016; Rosmalen, 2021).

 

De werkgroep is derhalve van mening dat overwogen dient te worden de diagnostiek in samenspraak met gespecialiseerde centra (zie SONCOS normeringsrapport) te verrichten. Dit is van belang gezien de relatief lage incidentie van levertumoren en de complexe diagnostiek, met name in de differentiaaldiagnose van goed gedifferentieerde levertumoren, en ook in het licht van mogelijk gespecialiseerd aanvullend moleculair onderzoek en immuunhistochemische kleuringen. Hierbij kan paneldiagnostiek worden overwogen.

 

Rationale van aanbeveling 1

Een directe vergelijking tussen de diagnostische waarde van een biopt ten opzichte van imaging is niet mogelijk op basis van de literatuur met als referentietest (’gouden standaard’) een klinische follow-up en/of resectie. De indicatie voor biopt en eventueel resectie zal per patiënt afhangen van de context bij patiënten met cirrose: ontbreken kenmerkende beeldvorming, mate van verdenking, onzekerheid diagnose, grootte en locatie van de laesie.

 

Rationale van aanbeveling 2

Een directe vergelijking tussen de diagnostische waarde van een biopt ten opzichte van imaging is niet mogelijk op basis van de literatuur met als referentietest (’gouden standaard’) een klinische follow-up en/of resectie. Voor niet-cirrotische levers is alléén beeldvorming niet voldoende en wordt dus een biopt geadviseerd. Voornoemde overwegingen kunnen per patiënt in het MDO worden besproken en gewogen.

 

Rationale van aanbeveling 3

Om adequaat een biopt of resectiepreparaat te kunnen beoordelen, en resectiepreparaat te oriënteren en uit te kunnen snijden is het van belang dat adequate klinische info wordt verstrekt en waar van toepassing markeringen worden geplaatst en toegelicht.

Als wordt overgegaan tot biopt en/of resectie volgt hieronder een beschrijving van de bewerking van het weefsel voor optimaal diagnostisch, therapeutisch en prognostisch rendement.

 

Bewerking weefsel na afname biopt en/of resectie

Doel van het pathologieverslag

Het Pathologieverslag bevat essentiële items, die van belang zijn voor behandeling, stadiering en prognose, zoals de tumorkenmerken: grootte, differentiatiegraad, groeiwijze, angioinvasie, radicaliteit, subtype tumor et cetera. Ook de aanwezigheid van positieve lymfeklieren en de status/mate van fibrose (gecomplementeerd door histochemische kleuringen bijvoorbeeld Sirius Rood, trichroom Masson) en steatose van het omringende leverparenchym hebben prognostische waarde (Serenari, 2020; Wang 2022, Mauro, 2022).

 

Eventueel consult/second opinion van een expertise centrum of van het leverpanel (Dutch Liver Pathology Panel; dlpp.nl) kan worden overwogen, inclusief voor specialistische kleuringen en NGS, alwaar van toepassing.

 

Geprotocolleerde verslaglegging

Het is aangetoond voor verschillende tumortypes dat geprotocolleerde verslaglegging leidt tot completere verslagen (Sluijter, 2016). De inzet is om met de in gebruik name van deze richtlijn, in samenwerking met Stichting PALGA (Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief), een protocol te ontwikkelen voor synoptische rapportage van het hepatocellulair carcinoom.

 

Te vermelden items

In het pathologieverslag moeten ten minste alle items worden genoemd die nodig zijn voor het bepalen van het TNM-stadium (TNM8). Voor de status van relevante resectievlak(ken) worden de definities gevolgd van de ICCR (International Collaboration on Cancer Reporting, iccr-cancer.org): R0 = geen residuale tumor (marge ≥ 1 mm), R1 = microscopische residuale tumor (marge <1mm), R2 macroscopische residuale tumor.

 

Bewerken van het preparaat

Voor het uitsnijden van leverresectiepreparaten is het belangrijk om zowel de laesie als het omringende leverparenchym te onderzoeken. Voor de beoordeling van de niet-tumoreuze lever wordt geadviseerd om op zo groot mogelijke afstand van de tumor (liefst t.m. >2 cm afstand) een coupe uit te nemen (om ‘druk-effecten’ van de tumor op het omringende leverweefsel te vermijden bij de beoordeling van de ernst onderliggend leverlijden).

 

In een (pre-)cirrhotische lever is het van belang om uit alle haarden te sampelen, die zich onderscheiden in termen van grootte, kleur en aspect voor de diagnostiek van foci van dysplasie en (vroeg) HCC.

 

Als de tumor < 2 cm is, wordt deze geheel ingesloten, met voor grotere tumoren 1 extra coupe per centimeter, waarbij het van belang is uit de gebieden te sampelen met verschillend/onderscheidend aspect. Coupes van de overgang tumor-omringend leverweefsel zijn van belang voor detectie van eventuele (micro)angioinvasie. De aanwezigheid van satellitose is geassocieerd met een hoger risico op recurrence. De WHO (5th ed) definieert satellitose als lesie(s) < 2 cm, aanwezig binnen 2 cm van een grotere, dominante nodus. Het aantal tumoren en de grootte van tumoren zijn prognostisch van belang bij HCC. Hoe groter het HCC, hoe meer kans op vaso-invasie en dedifferentiatie (Burt, 2020; WHO, 2019; TNM 8/Mauro, 2022).

 

Microscopische verslaglegging

Verschillende subtypes HCC zijn beschreven met soms onderscheidende morfologische en/of immuunhistochemische en/of moleculaire karakteristieken: steatohepatitisch HCC, heldercellig HCC, macrotrabeculair groeiend HCC (geassocieerd met slechtere prognose), scirrhous HCC, chomophoob HCC, fibrolamellair HCC (with DNAJB1-PRKACA fusion), neutrophil-rich and lymphocyte-rich HCC, progenitor HCC en gecombineerd hepatocellulair carcinoom-cholangiocarcinoom. Op dit moment heeft het subtyperen van HCC, inclusief moleculaire subtypes, nog geen eenduidige impact op klinisch beleid, behalve voor FL-HCC, vaak uitgesloten bij klinische trials en mengtumoren HCC-CC, die volgens CCA, danwel HCC protocollen worden behandeld, afhankelijk van dominante component (EASL, 2018; WHO, 2019; Montiri, 2022; Ziol, 2018; Calderaro 2017/2019,; Nault, 2013; Villanueva, 2011; Miltiadous, 2015).

 

De histologische diagnose van levertumoren wordt primair op basis van morfologie gesteld , conform de WHO criteria (WHO, 2019). In de differentiaal diagnose tussen dysplasie en HCC kan het nodig zijn aanvullend immunohistochemisch onderzoek te doen met aanvullende kleuringen voor Glypican3 (GPC3), Heat Shock Protein 70 (HSP70) en glutamine synthetase (GS). Als twee van de drie markers positief zijn heeft dat 70% sensitiviteit en 100% specificiteit voor HCC (Sciara, 2016). Ook kan mutatie analyse voor ‘human telomerase reverse transcription’ (hTERT) helpen om maligne transformatie te detecteren of mutaties voor beta-catenin, met name exon 3, die geassocieerd zijn met hoge kans op maligne ontaarding (Calderaro, 2017/2019; Ziol, 2018; Bioulac-Sage, 2017; EASL, 2016).

 

Voor aanvullend immunohistochemisch onderzoek in de differentiaaldiagnose tussen HCC en metastasen van onbekende primaire tumoren, wordt verwezen naar de richtlijn ‘Primaire tumor onbekend'.

 

Overwegingen

Er kan worden overwogen aanvullende kleuringen te doen voor de detectie van progenitorcel karakteristieken, zoals keratine 19. In diverse studies is keratine 19 positiviteit geassocieerd met een slechtere prognose (EASL, 2018).

 

In de differentiaal diagnose tussen dysplasie en HCC kan het nodig zijn aanvullend immunohistochemisch onderzoek te doen met aanvullende kleuringen voor Glypican3 (GPC3), Heat Shock Protein 70 (HSP70) en glutamine synthetase (GS), zie ook de aanbevelingen uit de AASLD-richtlijn 2019 (Marrero, 2018) en EASL-richtlijn 2018 (EASL, 2018).

 

Rationale van aanbeveling 4

Het Pathologieverslag van resectiepreparaten van maligne levertumoren, in casu hepatocellulair carcinoom, bevat essentiële items, die van prognostische betekenis zijn voor de patiënt en bepalend kunnen zijn voor het postoperatieve beleid. Het is van belang alle relevante parameters te identificeren en te benoemen in het verslag.

 

In het verslag moeten ten minste alle items worden genoemd die nodig zijn voor het bepalen van het TNM stadium. Daarnaast zijn moeten ook altijd de relevante prognostische parameters worden genoemd als daar zijn: perineurale groei, vaso-invasie, differentiatiegraad tumor, groeiwijze tumor, necrose/therapie effect bij voorbehandelde laesies, precursorlesies, onderliggend leverlijden. De radicaliteit van de resectie/resectiemarge is ook een belangrijke prognostische parameter.

Onderbouwing

Niet-invasieve diagnostiek middels imaging (CT/MRI/CEUS) van hepatocellulair carcinoom bij bekende levercirrose heeft een relatief hoge specificiteit, zeker voor grotere tumoren. Voor kleinere laesies (< 2 cm) is beeldvormende diagnostiek in principe minder/ niet specifiek, evenals in de context van non-cirrose (waarbij ook alternatieve laesies moeten worden overwogen als bv hepatocellulair adenoom (HCA), hypervasculaire metastasen etc.). Het biopteren van kleinere laesies gaat echter gepaard met grotere kans op sampling error, omdat laesies moeilijker zijn aan te prikken, waardoor weefsel vaker niet representatief is.

 

Daarom wordt bij deze zoekvraag voor het stellen van de diagnose hepatocellulair carcinoom uitgegaan van een ’gouden standaard’ op basis van klinische follow-up en/of een resectiepreparaat.

-

GRADE

Conclusions could not be drawn and GRADE was not performed, since no systematic reviews or studies were included in the analysis of the literature that matched the predefined PICRO.

Description of studies

No systematic reviews or studies were included in the analysis of the literature that matched the predefined PICRO.

 

Results

No systematic reviews or studies were included in the analysis of the literature that matched the predefined PICRO.

 

Level of evidence of the literature

GRADE was not performed, since no systematic reviews or studies were included in the analysis of the literature that matched the predefined PICRO.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What is the diagnostic accuracy of a biopsy pro diagnosi compared to imaging modalities (MRI or CT) to detect a hepatocellular carcinoma in patients with or without cirrhosis/liver disease, with pathology on resected material (for resectable patients) or a clinical follow-up (for unresectable lesions) as a reference?

 

P: Patients suspected of a hepatocellular carcinoma with or without cirrhosis or liver disease;

I: Biopsy of the tumor/lesion (to detect a hepatocellular carcinoma pro diagnosi)

C: Imaging with MRI or CT;

R: Pathological assessment on resected material (for lesions which are resectable) or clinical follow-up (for lesions who are non resectable);

O: Sensitivity, specificity, positive predictive value, negative predictive value, area under the curve.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered unequivocal diagnosis of hepatocellular carcinoma (HCC) as a critical outcome measure for decision making; and suspicion of HCC as an important outcome measure for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched for systematic reviews with relevant search terms until 27 June 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 199 hits. Studies were selected based on the following criteria: patients were suspected of having a hepatocellular carcinoma (with or without cirrhosis or liver disease), biopsy was used as an index test to diagnose a hepatocellular carcinoma, biopsy was compared with a imaging (MRI or CT) as a comparator test, pathology on resected material (for resectable lesions) or a clinical follow-up (for unresectable lesions) was used as a reference standard, and at least one outcome of interest was reported or could be calculated from the presented data. Forty systematic reviews were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all systematic reviews were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods).

 

Results

No systematic reviews or studies were included in the analysis of the literature that matched the predefined PICRO.

  1. Bioulac-Sage P, Sempoux C, Balabaud C. Hepatocellular adenoma: Classification, variants and clinical relevance. Semin Diagn Pathol 2017;34:112-125.
  2. Boyum JH, Atwell TD, Schmit GD, Poterucha JJ, Schleck CD, Harmsen WS, Kamath PS. Incidence and Risk Factors for Adverse Events Related to Image-Guided Liver Biopsy. Mayo Clin Proc. 2016 Mar;91(3):329-35
  3. Brierley JD, Gospodarowicz MK and Wittekind C (eds) (2016). TNM Classification of Malignant Tumours, 8th Edition, Wiley-Blackwell.
  4. Burt AD, Alves V, Clouston AD, Guido M, Hübscher SG, Kakar S, Ng IO, Nyun Park Y, Reeves HL, Wyatt J, Yeh MM, Washington MK (2020). Intrahepatic Cholangiocarcinoma, Perihilar Cholangiocarcinoma and Hepatocellular Carcinoma Histopathology Reporting Guide. International Collaboration on Cancer Reporting; Sydney, Australia. ISBN: 978-1-922324-09-2.
  5. Calderaro J, Ziol M, Paradis V, Zucman-Rossi J. Molecular and histological correlations in liver cancer. J Hepatol. 2019 Sep;71(3):616-630. doi: 10.1016/j.jhep.2019.06.001. Epub 2019 Jun 10. PMID: 31195064.
  6. Clinical EASL. Practice Guidelines on the management of benign liver tumours. J Hepatol 2016;65:386–398.
  7. European Association for the Study of the Liver. Electronic address: easloffice@easloffice.eu; European Association for the Study of the Liver. EASL Clinical Practice Guidelines: Management of hepatocellular carcinoma. J Hepatol. 2018 Jul;69(1):182-236. doi: 10.1016/j.jhep.2018.03.019. Epub 2018 Apr 5. Erratum in: J Hepatol. 2019 Apr;70(4):817. PMID: 29628281.
  8. Forner A, Vilana R, Ayuso C, Bianchi L, Sole M, Ayuso JR, et al. Diagnosis of hepatic nodules 20 mm or smaller in cirrhosis: Prospective validation of the noninvasive diagnostic criteria for hepatocellular carcinoma. Hepatology 2008;47:97-104.
  9. Huang GT, Sheu JC, Yang PM, Lee HS, Wang TH, Chen DS. Ultrasound-guided cutting biopsy for the diagnosis of hepatocellular carcinoma--a study based on 420 patients. J Hepatol.1996;25(3):334-8.
  10. Jun-Cheng Wang, Jing-Yu Hou, Jian-Cong Chen, Cai-Ling Xiang, Xian-Hai Mao, Bing Yang, Qiang Li, Qing-Bo Liu, Jinbin Chen, Zhi-Wei Ye, Wei Peng, Xu-Qi Sun, Min-Shan Chen, Qun-Fang Zhou, Yao-Jun Zhang. Development and validation of prognostic nomograms for single large and huge hepatocellular carcinoma after curative resection. Eur J Cancer . 2021 Sep;155:85-96. doi: 10.1016/j.ejca.2021.07.009. Epub 2021 Aug 6.
  11. Marrero JA, Kulik LM, Sirlin CB, Zhu AX, Finn RS, Abecassis MM, Roberts LR, Heimbach JK. Diagnosis, Staging, and Management of Hepatocellular Carcinoma: 2018 Practice Guidance by the American Association for the Study of Liver Diseases. Hepatology. 2018 Aug;68(2):723-750. doi: 10.1002/hep.29913. PMID: 29624699.
  12. Maturen KE, Nghiem HV, Marrero JA, Hussain HK, Higgins EG, Fox GA, et al. Lack of tumor seeding of hepatocellular carcinoma after percutaneous needle biopsy using coaxial cutting needle technique. AJR Am J Roentgenol. 2006; Nov 187(5):1184-7.
  13. Mauro E, Forner A. Barcelona Clinic Liver Cancer 2022 update: Linking prognosis prediction and evidence-based treatment recommendation with multidisciplinary clinical decision-making. Liver Int. 2022 Mar;42(3):488-491
  14. Miltiadous O, Sia D, Hoshida Y, Fiel MI, Harrington AN, Thung SN, et al. Progenitor cell markers predict outcome of patients with hepatocellular carcinoma beyond Milan criteria undergoing liver transplantation. J Hepatol 2015;63:1368-1377.
  15. Montironi C, Castet F, Haber PK, Pinyol R, Torres-Martin M, Torrens L, Mesropian A, Wang H, Puigvehi M, Maeda M, Leow WQ, Harrod E, Taik P, Chinburen J, Taivanbaatar E, Chinbold E, Solé Arqués M, Donovan M, Thung S, Neely J, Mazzaferro V, Anderson J, Roayaie S, Schwartz M, Villanueva A, Friedman SL, Uzilov A, Sia D, Llovet JM. Inflamed and non-inflamed classes of HCC: a revised immunogenomic classification. Gut. 2022 Feb 23:gutjnl-2021-325918. doi: 10.1136/gutjnl-2021-325918
  16. Nault J-C, De Reyniès A, Villanueva A, Calderaro J, Rebouissou S, Couchy G, et al. A hepatocellular carcinoma 5-gene score associated with survival of patients after liver resection. Gastroenterology 2013;145:176-187.
  17. Paterson AL, Allison ME, Brais R, Davies SE. Any value in a specialist review of liver biopsies? Conclusions of a 4-year review. Histopathology. 2016 Aug;69(2):315-21
  18. van Rosmalen BV, Furumaya A, Klompenhouwer AJ, Tushuizen ME, Braat AE, Reinten RJ, Ligthart MAP, Haring MPD, de Meijer VE, van Voorthuizen T, Takkenberg RB, Dejong CHC, de Man RA, IJzermans JNM, Doukas M, van Gulik TM, Verheij J; Dutch Benign Liver Tumor Group and the PALGA group. Hepatocellular adenoma in men: A nationwide assessment of pathology and correlation with clinical course. Liver Int. 2021 Oct;41(10):2474-2484
  19. Sciarra A, Di Tommaso L, Nakano M et al. Morphophenotypic changes in human multistep hepatocarcinogenesis with translational implications. J Hepatol 2016; 64: 87-93.
  20. Serenari M, Han KH, Ravaioli F, Kim SU, Cucchetti A, Han DH, Odaldi F, Ravaioli M, Festi D, Pinna AD, Cescon M. A nomogram based on liver stiffness predicts postoperative complications in patients with hepatocellular carcinoma. J Hepatol. 2020 Oct;73(4):855-862. doi: 10.1016/j.jhep.2020.04.032. Epub 2020 Apr 30. PMID: 32360997.
  21. Szpakowski JL, Drasin TE, Lyon LL. Rate of seeding with biopsies and ablations of hepatocellular carcinoma: A retrospective cohort study. Hepatol Commun. 2017 Sep 29;1(9):841-85
  22. Torbenson MS, Arnold CA, Graham RP, Jain D, Kakar S, Lam-Himlin DM, Naini BV, Wu TT, Yeh M. Identification of key challenges in liver pathology: data from a multicenter study of extramural consults. Hum Pathol. 2019 May;87:75-82
  23. Villanueva A, Hoshida Y, Battiston C, Tovar V, Sia D, Alsinet C, et al. Combining clinical, pathology, and gene expression data to predict recurrence of hepatocellular carcinoma. Gastroenterology 2011;140:1501-1512, e2.
  24. Vogel A, Cervantes A, Chau I, Daniele B, Llovet JM, Meyer T, Nault JC, Neumann U, Ricke J, Sangro B, Schirmacher P, Verslype C, Zech CJ, Arnold D, Martinelli E; ESMO Guidelines Committee. Hepatocellular carcinoma: ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Ann Oncol. 2018 Oct 1;29(Suppl 4):iv238-iv255. doi: 10.1093/annonc/mdy308. Erratum in: Ann Oncol. 2019 May 1;30(5):871-873. Erratum in: Ann Oncol. 2019 May;30(5):871-873. Erratum in: Ann Oncol. 2022 Jun;33(6):666. PMID: 30285213.
  25. Wang Q, Qiao W, Zhang H, Liu B, Li J, Zang C, Mei T, Zheng J, Zhang Y. Nomogram established on account of Lasso-Cox regression for predicting recurrence in patients with early-stage hepatocellular carcinoma. Front Immunol. 2022 Nov 23;13:1019638.
  26. WHO Classification of Tumours Editorial Board (ed) (2019). WHO Classification of Tumours, Digestive System Tumours, 5th Edition, IARC, Lyon.
  27. Ziol M, Poté N, Amaddeo G, Laurent A, Nault JC, Oberti F, Costentin C, Michalak S, Bouattour M, Francoz C, Pageaux GP, Ramos J, Decaens T, Luciani A, Guiu B, Vilgrain V, Aubé C, Derman J, Charpy C, Zucman-Rossi J, Barget N, Seror O, Ganne-Carrié N, Paradis V, Calderaro J. Macrotrabecular-massive hepatocellular carcinoma: A distinctive histological subtype with clinical relevance. Hepatology. 2018 Jul;68(1):103-112

No systematic reviews were included in the analysis of the literature that matched the predefined PICRO.

 

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

Marquardt JU, Nguyen-Tat M, Galle PR, Wörns MA. Surveillance of Hepatocellular Carcinoma and Diagnostic Algorithms in Patients with Liver Cirrhosis. Visc Med. 2016 Apr;32(2):110-5. doi: 10.1159/000445407. Epub 2016 Apr 8. PMID: 27413728; PMCID: PMC4926879.

Narrative

Nadarevic T, Giljaca V, Colli A, Fraquelli M, Casazza G, Miletic D, Štimac D. Computed tomography for the diagnosis of hepatocellular carcinoma in adults with chronic liver disease. Cochrane Database Syst Rev. 2021 Oct 6;10(10):CD013362. doi: 10.1002/14651858.CD013362.pub2. PMID: 34611889; PMCID: PMC8493329.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Nadarevic T, Colli A, Giljaca V, Fraquelli M, Casazza G, Manzotti C, Štimac D, Miletic D. Magnetic resonance imaging for the diagnosis of hepatocellular carcinoma in adults with chronic liver disease. Cochrane Database Syst Rev. 2022 May 6;5(5):CD014798. doi: 10.1002/14651858.CD014798.pub2. PMID: 35521901; PMCID: PMC9074390.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Niu Y, Huang T, Lian F, Li F. Contrast-enhanced ultrasonography for the diagnosis of small hepatocellular carcinoma: a meta-analysis and meta-regression analysis. Tumour Biol. 2013 Dec;34(6):3667-74. doi: 10.1007/s13277-013-0948-z. Epub 2013 Jun 27. PMID: 23807679.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Roberts LR, Sirlin CB, Zaiem F, Almasri J, Prokop LJ, Heimbach JK, Murad MH, Mohammed K. Imaging for the diagnosis of hepatocellular carcinoma: A systematic review and meta-analysis. Hepatology. 2018 Jan;67(1):401-421. doi: 10.1002/hep.29487. Epub 2017 Nov 29. PMID: 28859233.

Different outcomes, patients seem tob e selected based on finding on CECT/MRI/CEUS instead of being suspected.

Sbeit W, Kadah A, Mari A, Mahamid M, Khoury T. A Comprehensive Narrative Review on the Evolving Role of Endoscopic Ultrasound in Focal Solid Liver Lesions Diagnosis and Management. Diagnostics (Basel). 2020 Sep 11;10(9):688. doi: 10.3390/diagnostics10090688. PMID: 32932960; PMCID: PMC7554970.

Narrative

Sbeit W, Kadah A, Mahamid M, Pellicano R, Mari A, Khoury T. A State-of-the-Art Review on the Evolving Utility of Endoscopic Ultrasound in Liver Diseases Diagnosis. Diagnostics (Basel). 2020 Jul 23;10(8):512. doi: 10.3390/diagnostics10080512. PMID: 32717886; PMCID: PMC7459648.

Narrative

Bruix J, Boix L, Sala M, Llovet JM. Focus on hepatocellular carcinoma. Cancer Cell. 2004 Mar;5(3):215-9. doi: 10.1016/s1535-6108(04)00058-3. PMID: 15050913.

Narrative

Chen X, Li M, Guo R, Liu W, Li J, Zong X, Chen Q, Wang J. The diagnostic performance of contrast-enhanced CT versus extracellular contrast agent-enhanced MRI in detecting hepatocellular carcinoma: direct comparison and a meta-analysis. Abdom Radiol (NY). 2022 Jun;47(6):2057-2070. doi: 10.1007/s00261-022-03484-7. Epub 2022 Mar 21. PMID: 35312822.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Colli A, Fraquelli M, Casazza G, Massironi S, Colucci A, Conte D, Duca P. Accuracy of ultrasonography, spiral CT, magnetic resonance, and alpha-fetoprotein in diagnosing hepatocellular carcinoma: a systematic review. Am J Gastroenterol. 2006 Mar;101(3):513-23. doi: 10.1111/j.1572-0241.2006.00467.x. PMID: 16542288.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Colli A, Nadarevic T, Miletic D, Giljaca V, Fraquelli M, Štimac D, Casazza G. Abdominal ultrasound and alpha-foetoprotein for the diagnosis of hepatocellular carcinoma in adults with chronic liver disease. Cochrane Database Syst Rev. 2021 Apr 15;4(4):CD013346. doi: 10.1002/14651858.CD013346.pub2. PMID: 33855699; PMCID: PMC8078581.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Cresswell AB, Welsh FK, Rees M. A diagnostic paradigm for resectable liver lesions: to biopsy or not to biopsy? HPB (Oxford). 2009 Nov;11(7):533-40. doi: 10.1111/j.1477-2574.2009.00081.x. PMID: 20495704; PMCID: PMC2785947.

Narrative

Durot I, Wilson SR, Willmann JK. Contrast-enhanced ultrasound of malignant liver lesions. Abdom Radiol (NY). 2018 Apr;43(4):819-847. doi: 10.1007/s00261-017-1360-8. PMID: 29094174.

Narrative

Filippi L, Braat AJ. Theragnostics in primary and secondary liver tumors: the need for a personalized approach. Q J Nucl Med Mol Imaging. 2021 Dec;65(4):353-370. doi: 10.23736/S1824-4785.21.03407-5. Epub 2021 Dec 9. PMID: 34881847.

Narrative

Fitzmorris P, Singal AK. Surveillance and Diagnosis of Hepatocellular Carcinoma. Gastroenterol Hepatol (N Y). 2015 Jan;11(1):38-46. PMID: 27099571; PMCID: PMC4836577.

Narrative

Forner A, Bruix J. The size of the problem: clinical algorithms. Dig Dis. 2013;31(1):95-103. doi: 10.1159/000347201. Epub 2013 Jun 17. PMID: 23797130.

Narrative

Fung KT, Li FT, Raimondo ML, Maudgil D, Mancuso A, Tibballs JM, Watkinson AA, Patch D, Burroughs AK. Systematic review of radiological imaging for hepatocellular carcinoma in cirrhotic patients. Br J Radiol. 2004 Aug;77(920):633-40. doi: 10.1259/bjr/31556748. PMID: 15326039.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Haider I, Amin B, Badshah A, Raza A. HEPATOCELLULAR CARCINOMA: MANAGEMENT UPDATE. Journal of Medical Sciences. 2019 Mar 29;27(1):52-60.

Narrative

Ichim VA, Chira RI, Mircea PA. Diagnostic yield of endoscopic ultrasound-guided biopsy of focal liver lesions. Med Pharm Rep. 2019 Jan;92(1):15-20. doi: 10.15386/cjmed-1066. Epub 2019 Jan 15. PMID: 30957081; PMCID: PMC6448489.

No relevant comparison

Iavarone M, Colombo M. HBV-related HCC, clinical issues and therapy. Dig Liver Dis. 2011 Jan;43 Suppl 1:S32-9. doi: 10.1016/S1590-8658(10)60690-1. PMID: 21195370.

Narrative

Juratli MA, Struecker B, Katou S, Morguel MH, Pascher A. Einfluss der Molekularpathologie auf die onkologische Chirurgie von Leber- und Gallengangstumoren (Influence of molecular pathology on oncological surgery of liver and bile duct tumors). Chirurg. 2021 Nov;92(11):1003-1010. German. doi: 10.1007/s00104-021-01495-6. Epub 2021 Sep 14. PMID: 34519849.

Article in German

Kaçar Özkara S, Ozöver Tuneli I. Fine needle aspiration cytopathology of liver masses: 101 cases with cyto-/histopathological analysis. Acta Cytol. 2013;57(4):332-6. doi: 10.1159/000351169. Epub 2013 Jul 12. PMID: 23860474.

Wrong comparison

Kim MJ. Current limitations and potential breakthroughs for the early diagnosis of hepatocellular carcinoma. Gut Liver. 2011 Mar;5(1):15-21. doi: 10.5009/gnl.2011.5.1.15. Epub 2011 Mar 16. PMID: 21461067; PMCID: PMC3065088.

Narrative

Lau WY, Lai EC. Hepatocellular carcinoma: current management and recent advances. Hepatobiliary Pancreat Dis Int. 2008 Jun;7(3):237-57. PMID: 18522878.

Wrong comparison

Li YW, Chen ZG, Wang JC, Zhang ZM. Superparamagnetic iron oxide-enhanced magnetic resonance imaging for focal hepatic lesions: systematic review and meta-analysis. World J Gastroenterol. 2015 Apr 14;21(14):4334-44. doi: 10.3748/wjg.v21.i14.4334. PMID: 25892885; PMCID: PMC4394096.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Lu L, Pan X. Accuracy of Non-Contrast MRI for the Detection of Hepatocellular Carcinoma: A systematic review and meta-analysis. Pak J Med Sci. 2022 Mar-Apr;38(3Part-I):743-750. doi: 10.12669/pjms.38.3.5142. PMID: 35480538; PMCID: PMC9002405.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Malek NP, Schmidt S, Huber P, Manns MP, Greten TF. The diagnosis and treatment of hepatocellular carcinoma. Dtsch Arztebl Int. 2014 Feb 14;111(7):101-6. doi: 10.3238/arztebl.2014.0101. PMID: 24622679; PMCID: PMC3957051.

Wrong comparison

Marrero JA. Multidisciplinary management of hepatocellular carcinoma: where are we today? Semin Liver Dis. 2013 Feb;33 Suppl 1:S3-10. doi: 10.1055/s-0033-1333631. Epub 2013 Mar 1. PMID: 23457037.

Narrative

Meijer K, Haagsma EB. HCV-related liver cancer in people with haemophilia. Haemophilia. 2012 Jan;18(1):17-24. doi: 10.1111/j.1365-2516.2011.02575.x. Epub 2011 Jun 9. PMID: 21651676.

Narrative

Mohanty S, Rajaram R, Bilimoria KY, Salem R, Pawlik TM, Bentrem DJ. Assessment of non-surgical versus surgical therapy for localized hepatocellular carcinoma. J Surg Oncol. 2016 Feb;113(2):175-80. doi: 10.1002/jso.24113. Epub 2015 Dec 10. PMID: 26662882.

Does not concern diagnosis

Korean Liver Cancer Study Group (KLCSG); National Cancer Center, Korea (NCC). 2014 Korean Liver Cancer Study Group-National Cancer Center Korea practice guideline for the management of hepatocellular carcinoma. Korean J Radiol. 2015 May-Jun;16(3):465-522. doi: 10.3348/kjr.2015.16.3.465. Epub 2015 May 13. PMID: 25995680; PMCID: PMC4435981.

Shows a diagnostic algorithm in a guidelines, does not concern a head-to-head comparison

Piñero F, Tanno M, Aballay Soteras G, Tisi Baña M, Dirchwolf M, Fassio E, Ruf A, Mengarelli S, Borzi S, Fernández N, Ridruejo E, Descalzi V, Anders M, Mazzolini G, Reggiardo V, Marciano S, Perazzo F, Spina JC, McCormack L, Maraschio M, Lagues C, Gadano A, Villamil F, Silva M, Cairo F, Ameigeiras B; Argentinean Association for the Study of Liver Diseases (A.A.E.E.H). Argentinian clinical practice guideline for surveillance, diagnosis, staging and treatment of hepatocellular carcinoma. Ann Hepatol. 2020 Sep-Oct;19(5):546-569. doi: 10.1016/j.aohep.2020.06.003. Epub 2020 Jun 25. PMID: 32593747.

Shows a diagnostic algorithm in a guidelines, does not concern a head-to-head comparison

Rodríguez-Perálvarez M, Luong TV, Andreana L, Meyer T, Dhillon AP, Burroughs AK. A systematic review of microvascular invasion in hepatocellular carcinoma: diagnostic and prognostic variability. Ann Surg Oncol. 2013 Jan;20(1):325-39. doi: 10.1245/s10434-012-2513-1. Epub 2012 Nov 13. PMID: 23149850.

Wrong comparison

Suo L, Chang R, Padmanabhan V, Jain S. For diagnosis of liver masses, fine-needle aspiration versus needle core biopsy: which is better? J Am Soc Cytopathol. 2018 Jan-Feb;7(1):46-49. doi: 10.1016/j.jasc.2017.09.004. Epub 2017 Sep 21. PMID: 31043250.

Wrong comparison

Ma X, Zhan W, Zhang B, Wei B, Wu X, Zhou M, Liu L, Li P. Elastography for the differentiation of benign and malignant liver lesions: a meta-analysis. Tumour Biol. 2014 May;35(5):4489-97. doi: 10.1007/s13277-013-1591-4. Epub 2014 Jan 5. PMID: 24390668.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Yang D, She H, Wang X, Yang Z, Wang Z. Diagnostic accuracy of quantitative diffusion parameters in the pathological grading of hepatocellular carcinoma: A meta-analysis. J Magn Reson Imaging. 2020 May;51(5):1581-1593. doi: 10.1002/jmri.26963. Epub 2019 Oct 26. PMID: 31654537.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Ye F, Liu J, Ouyang H. Gadolinium Ethoxybenzyl Diethylenetriamine Pentaacetic Acid (Gd-EOB-DTPA)-Enhanced Magnetic Resonance Imaging and Multidetector-Row Computed Tomography for the Diagnosis of Hepatocellular Carcinoma: A Systematic Review and Meta-analysis. Medicine (Baltimore). 2015 Aug;94(32):e1157. doi: 10.1097/MD.0000000000001157. PMID: 26266348; PMCID: PMC4616701.

Biopsy as part of the reference test instead of being the index test

Zeng K, Jiang Z, Yang J, Chen K, Lu Q. Role of endoscopic ultrasound-guided liver biopsy: a meta-analysis. Scand J Gastroenterol. 2022 May;57(5):545-557. doi: 10.1080/00365521.2021.2025420. Epub 2022 Jan 20. PMID: 35049405.

Wrong comparison

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2024

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2029

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Leverpatiënten Vereniging

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

 

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hepatocellulaircarcinoom.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. R.A de Man, MDL-arts, Erasmus MC, Rotterdam, NVMDL (voorzitter)
  • Dr. K.J. van Erpecum, MDL-arts, UMC Utrecht, Utrecht, NVMDL
  • Dr. E.T.T.L. Tjwa, MDL-arts, Radboud UMC, Nijmegen, NVMDL
  • Dr. R.B. Takkenberg, MDL-arts, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVMDL
  • Dr. F.G.I. van Vilsteren, MDL-arts, UMCG, Groningen, NVMDL
  • Dr. D. Sprengers, MDL-arts, Erasmus MC, Rotterdam, NVMDL
  • Dr. M.J. Coenraad, MDL-arts, LUMC, Leiden, NVMDL
  • Prof. dr. B. van Hoek, MDL-arts, LUMC, Leiden, NVMDL
  • Dr. N. Haj Mohammad, Internist-oncoloog, UMC Utrecht, Utrecht, NIV
  • Dr. J. de Vos-Geelen, Internist-oncoloog, MUMC, Maastricht, NIV
  • Drs. J.A. Willemse, Directeur Nederlandse Leverpatiënten Vereniging
  • Prof. dr. M.G.E. Lam, Nucleair geneeskundige, UMC Utrecht, Utrecht, NVNG
  • Prof. dr. J. Verheij, Patholoog, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVvP
  • Dr. M. (Michail) Doukas, Patholoog, Erasmus MC, Rotterdam, NVvP
  • Dr. A.M. Mendez Romero, Radiotherapeut, Erasmus MC, Rotterdam, NVvR
  • Dr. A.E. Braat, Chirurg, LUMC, Leiden, NVvH
  • Dr. M.W. Nijkamp, Chirurg, UMCG, Groningen, NVvH
  • Prof. Dr. J.N.M. Ijzermans, Chirurg, ErasmusMC, Rotterdam, NVvH
  • Drs. J.I. Erdmann, Chirurg, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVvH
  • Dr. M.C. Burgmans, Radioloog, LUMC, Leiden, NVvR
  • Drs. F.E.J.A. Willemssen, Radioloog, ErasmusMC, Rotterdam, NVvR
  • Prof. Dr. O.M. (Otto) van Delden, Radioloog, AmsterdamUMC, Amsterdam, NVvR
  • J.I. Franken, Verpleegkundig specialist, ErasmusMC, Rotterdam, V&VN

Met ondersteuning van

  • Dr. C. Gaasterland, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. D. Nieboer, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. N. Zielonke, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. M. Oerbekke, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. M. te Lintel Hekkert, Junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. S van Duijn, Junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. A. van Hoeven, Junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. Gutierrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Achternaam werkgroeplid

Hoofdfunctie

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

De Man (vz.)

Hoogleraar Hepatologie, Erasmus MC Rotterdam

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Haj Mohammad

Internist-oncoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht

Penningmeester Dutch Upper GI Cancer (DUCG), onbetaald
Wetenschappelijke raad Dutch Heptocellular and Cholangiocarcinoma group (DHCG), onbetaald
Lid richtlijn galwegcarcinoom, onbetaald. De DHCG is een gemeenschappelijk initiatief van Nederlandse medisch specialisten om de krachten in de strijd tegen lever- en galwegkanker te bundelen

Geen

Geen

Geen

Lid wetenschappelijke raad Dutch Hepato and Cholangio Carcinoma Group(DHCG)

Geen

Burgmans

Sectiehoofd interventie radiologie LUMC

Voorzitter Nederlandse Vereniging Interventieradiologie
Bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Hepatologie
Voorzitter Normendocument interventieradiologie
Lid Wetenschappelijke Commissie Interventieradiologie

Allen onbetaald

Geen

Geen

PROMETHEUS studie, subsidie KWF, project leider
HORA EST HCC studie, subsidie ZonMW, MLDS, Health Holland, project leider

Geen

Geen

Lam

Nucleair geneeskundige, UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen

Terumo, Quirem Medical en Boston scientific leveren financiële steun aan wetenschappelijke projecten

Geen

Het UMC Utrecht ontvangt royalties en milestone payments van Terumo/Quirem Medical

Franken

Verpleegkundig Specialist Levertumoren
Afdeling HPB - transplantatie chirurgie
Erasmus MC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Verheij

Hoogleraar hepatopancreatobiliaire Pathologie aan de Universiteit van Amsterdam
Klinisch Patholoog Amsterdam UMC, Amsterdam

lid medische adviesraad NLV (onbezoldigd)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Sprengers

MDL-arts Erasmus MC

Geen

Geen

Geen

Ik doe translationeel onderzoek met als doel behandeling van patiënten met een HCC te verbeteren. Daarbij wordt soms samengewerkt met famaceutische partijen die producten ontwikkelen die hieraan bij kunnen dragen. Te allen tijde betreft dit objectief wetenschappelijk onderzoek zonder winstoogmerk.

Geen

Geen

Van Vilsteren

MDL-arts UMCG 0,9 fte

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Takkenberg

Maag- Darm Leverarts met specifiek aandachtsgebied leverziekten. Sinds 1-4-2015 in deinst van het Amsterdam UMC, locatie AMC.

Geen

Betaald adviesschap:
Swedish Orphan Biovitrum BV/SRL (Sobi)
Norgine bv.

Geen

Ik ben PI van de PEARL studie. Dit is een dubbelblind gerandomiseerde studie bij patiënten die een transjugulaire intrahepatische portosysthemische shunt (TIPS) krijgen. Patiënten worden gerandomiseerd tussen profylactisch lactulose en rifaximin versus lactulose en placebo. Doel is het voorkomen van post-TIPS hepatische encafalopathie (EudraCT-nummer 2018-004323-37). Deze studie wordt gefinancierd door ZonMW en ondersteund door Norgine. Zij leveren de rifaximin en placebo tabletten.

Secretaris Dutch Hepatocellular and cholangiocarcinoma Group (DHCG)
Voorzitter werkgroep portale hypertensie van de Nederlandse Vereniging voor Hepatologie (NVH).
Voorzitter commissie ter organisatie van de Dutch Liver Week.
Bestuurslid NVH.

Geen

Van Erpecum

MDL-arts UMC Utrecht

Associate Editor European Journal of Internal Medicine (onbetaald)
Editorial Board Clinics and Research in Hepatology and Gastroenterology (onbetaald)
Editorial Board Biochimica Biophysica Acta, Molecular and Cell Biology of Lipids (onbetaald)
Lid Medisch Ethische Toetsingscommissie UMC (onbetaald)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Willemssen

Abdominaal Radioloog
Erasmus MC Rotterdam

Bestuurslid abdominale sectie NVvR (onbetaald)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Méndez Romero

Staflid afdeling radiotherapie in het Erasmus MC

Als staflid in ee adademisch ziekenhuis ben ik in loondienst van het ErasmusMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Tjwa

MDL arts / hepatoloog

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Braat

chirurg
LUMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Nijkamp

Chirurg Universitair Medisch Centrum Groningen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Willemse

Directeur Nederlandse Leverpatiënten Vereniging

* Bestuurslid Liver Patients International (onbetaald)
* Bestuurslid ERN Rare Liver (onbetaald)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

IJzermans

Hoofd HPB & Transplantatiechirurgie Erasmus MC

-

Niet van toepassing

Nee

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Nee

Vos, de - Geelen

* Internist - Medisch Oncoloog Maastricht UMC+
* Secretaris DHCG - Landelijke werkgroep HCC en BTC

Has served as a constultant for Amgen, AstraZeneca, MSD, Pierre Fabre and Servier and has received institutional research funding from Servier

Has served as a constultant for Amgen, AstraZeneca, MSD, Pierre Fabre and Servier and has received institutional research funding from Servier. Geen directe financiële belangen in een farmaceutisch bedrijf

Geen

* Servier: Microbioomonderzoek - Projectleider
* MLDS: Keuzehulp alvleesklierkanker - Projectleider

Geen

Geen

Hoek, van

* Hoogleraar Hepatologie, Universiteit Leiden
* MDL-arts, medisch hoofd levertransplantatie en hepatologie, afd MDL, LUMC Leiden
* Lid managementteam transplantatie afdeling LUMC, Leiden

* Norgine Pharma - patient voorlichtingsmateriaal maken, onder andere podcast - betaald
* Norgine Pharma - farmaco-economische analyse - betaald
* Sandoz Pharma - implementatie DBS monitoring immunsuppressie - betaald (lumc)
* Astellas Pharma - optimaliseren levertransplantaties database - betaald (aan lumc)
* Chiesi Pharma & ZonMW - controlled trial auto-immuun hepatitis (betaald aan lumc)

Geen

Nee

* Roche - Piranga Studie (hepatitis B) - Projectleider
* ZonMW -TAILOR studie (auto-immuun hepatitis) - Projectleider
* Takeda (Arrowhead) - AROOAT studie (alfa-1-anti trypsine deficientie) - Projectleider
* Chiesi - MOTTO studie (tacrolimus na levertransplantatie) - Projectleider
* Dicerna - Studie naar alfa-1-anti trypsine deficientie) - Projectleider
* Sandoz - Implementatie DBS voor immunsuppressie monitoring - Projectleider
* Nutricia - voedingsonderzoek bij leverziekte/-transplantatie - Projectleider

Geen

Nee

Delden, van

Radioloog, Amsterdam UMC

Voorzitter DHCG

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Doukas

Universitair Medisch Specialist, Patholoog, Afdeling Pathologie Erasmus MC, Rotterdam

Geen

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Coenraad

Associate professor, MDL arts Leids Universitair Medisch Centrum (1.0 fte)
Visitng professor afd Hepatologie KU Leuven Belgie (onbezoldigd)

Nevenfuncties:
-Bestuursvoorzitter Nederlandse Vereniging voor Hepatologie (onbetaald)
-United European Gastroenterology Summer School Course Director (onbetaald)
-Lid Landelijk Overleg Levertransplantatie (onbetaald)
-Associate Editor van peer-reviewed internationaal tijdschift Liver International (hiervoor ontvang ik jaarlijks plm 2000 Euro onkostenvergoeding)
-Voorzitter van Nederlands richtsnoer Lever Transplantatie voor HCC (onbetaald)
-Bestuurslid Dutch Hepatocellular Carcinoma Group (onbetaald)
-2019-2022 2019 UEG National Societies Committee member, UEG education committee member (onbetaald)

Niet van toepassing

Niet van toepassing

* Horizon2020 - EU Project id 945096. Title ‘Novel treatment of acute-on-chronic liver failure using synergistic action of G-CSF and TAK-242 - Geen projectleider
* 2020 MLDS grant - Gepersonaliseerde blended coaching ter bevordering van een gezonde leefstijl bij mensen met (risico op) leververvetting - Geen projectleider
* 2020 Dutch Cancer Society - Prospective multicenter study of the relationship between safety margin and recurrent tumor after thermal ablation in patients with liver cancer - Geen projectleider
*  2019 Johanna Zaaijer Fund - Role of endothelial cells in pathogenesis of acute decompensation, acute on chronic liver failure and in liver regeneration - Projectleider

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Erdmann

Chirurg AUMC

geen

geen

geen

AGEM - perfusie onderzoek (50K), rol als projectleider

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van de afgevaardigde patiëntenvereniging Nederlandse Leverpatiëntenvereniging in de werkgroep. De afgevaardigde heeft meebeslist bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Nederlandse Leverpatiëntenvereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn voor deze richtlijn, gezien het aantal patiënten kleiner is dan 5000.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met Hepatocellulaircarcinoom. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn Hepatocellulaircarcinoom op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de deelnemende WV-en, de V&VN en de Nederlandse Leverpatiëntenvereniging.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Chirurgische interventie