Organisatie van zorg bij HPP
Uitgangsvraag
Hoe dient de zorg ingericht te worden voor zwangeren met een verhoogd risico op HPP en voor de behandeling van vrouwen met HPP?
Wat is de meest aangewezen nazorg na HPP?
Aanbeveling
De behandeling van haemorrhagia postpartum stelt hoge eisen aan de organisatie van zorg. Dit houdt in: een gestandaardiseerde en pro-actieve benadering, consistent gebruik van interventies en protocollen, snelle beschikbaarheid van middelen en personeel, training van hulpverleners, evaluatie van zorg en nazorg voor patiënten en hulpverleners.
De werkgroep adviseert een gestructureerd nagesprek met patiënte (en haar partner of een andere vertrouwenspersoon) vlak na de behandeling van HPP en adviseert om dit gesprek te documenteren.
De werkgroep adviseert om debriefings met het obstetrische (en multidisciplinaire) team na behandeling van HPP in het lokale protocol op te nemen.
De werkgroep adviseert aan obstetrische afdelingen om peer support of een andere vorm van steun na ingrijpende gebeurtenissen aan betrokken zorgverleners aan te bieden.
Overwegingen
De werkgroep heeft consensus bereikt over de volgende overwegingen en aanbevelingen:
- De werkgroep is van mening dat regelmatige multidisciplinaire training op het gebied van obstetrische noodsituaties, zoals HPP, bijdraagt aan de kwaliteit van zorg.
- Leg werkafspraken omtrent de ketenzorg bij HPP in elk verloskundig samenwerkingsverband schriftelijk vast. De volgende punten moeten in dit protocol aan bod komen: risicoselectie en plaats partus, consult gynaecoloog voor opstellen partusplan voor vrouwen met een verhoogd risico, behandeling van ijzergebrek tijdens de zwangerschap, overdracht van zorg incl. vervoer van vrouwen die buiten het ziekenhuis bevallen en opstarten van parallelle acties in het ziekenhuis, documentatie, debriefing, nazorg voor patiënte en haar partner, nazorg voor hulpverleners. Voor de identificatie van risicofactoren voor HPP en de behandeling van HPP wordt verwezen naar de Fluxus Implementatie Strategie en naar het modelprotocol behandeling van HPP.
- Leg werkafspraken voor de klinische zorg op obstetrische afdelingen vast in een lokaal multidisciplinair protocol “Preventie en behandeling van haemorrhagia postpartum ”. Hierbij horen ook afspraken omtrent het tijdig oproepen van het ok team (parallelle actie) en de aanwezigheid van een multidisciplinair obstetrisch of ziekenhuisbreed protocol over hoe te handelen bij massaal bloedverlies.
- Maak een multidisciplinair behandelplan voor vrouwen die bloedproducten weigeren en leg de werkwijze hieromtrent protocollair vast.
- Betrek een bloedstollingsexpert cq hemofilie behandelcentrum bij het behandelplan voor vrouwen met bekende bloedstollingsproblematiek.
- Stel een multidisciplinair behandelplan op voor bepaalde patiëntengroepen met een zeer hoog risico op HPP (bijv. zwangeren met verdenking placenta accreta spectrum problematiek)
- De werkgroep is van mening dat het identificeren van antepartale en intrapartale risicofactoren voor HPP aan de hand van de FLUXIM lijst zinvol is voor alle vrouwen die klinisch bevallen. Houd, indien mogelijk, een time-out-procedure kort voor start van de uitdrijving en bespreek het risicoprofiel en het daaropvolgende beleid met het team in het bijzijn van patiënte en haar partner.
- Licht alle vrouwen die plannen om klinisch te bevallen ante partum voor over de kans op HPP en raad de profylactische toediening van uterotonica aan (FIGO 2022).
- Maak met vrouwen met een verhoogd risico op HPP ante partum afspraken omtrent profylaxe en behandeling (bijv. middels een antenataal consult gynaecoloog, afhankelijk van het risicoprofiel in samenwerking met andere specialismen zoals bijv. anesthesiologie, hematologie of interventieradiologie).
- Geef aan vrouwen met een verhoogd risico op HPP voor de start van de uitdrijving een waakinfuus en neem stolbloed af voor typering en screening op antistoffen, tenzij recent bepaald Bloedproducten moeten binnen afzienbare tijd beschikbaar zijn.
- Weeg het bloedverlies bij elke partus (WHO 2023).
- Zet de logistiek rondom het verrichten van een placentaverwijdering bij retentio of placentarest in de meeste gevallen 30 minuten postpartum in gang. Zet de logistiek onmiddellijk in gang, als er sprake is van meer dan 500 mL bloedverlies.
- Zet bij actief bloedverlies > 1000 mL stollingsonderzoek in (APTT, PT, trombocyten, fibrinogeen of indien beschikbaar tromboelastrografie/-metrie)
- Gebruik recombinant factor VIIa alleen in situaties van ongecontroleerd bloedverlies en in multidisciplinair overleg met anesthesioloog en/of intensivist, hematoloog.
- De werkgroep is van mening dat regelmatige evaluatie van de geleverde zorg bijdraagt aan de kwaliteit van zorg. Het cijfermatig inzichtelijk maken van de uitkomsten, lokale (multidisciplinaire) audits of het gebruik van audit tools kunnen hierbij helpen.
Wat is er veranderd sinds de laatste richtlijn (NVOG 2013, aanpassing 2015, module tranexaminezuur RL database 2019)?
- Geef niet routinematig preventief tranexaminezuur aan alle vrouwen die per sectio bevallen, maar beperk het gebruik tot vrouwen met een verhoogd risico op HPP op basis van meerdere risicofactoren. In de RL uit 2013 werd toediening van tranexaminezuur bij sectio bij meer dan 500 mL bloedverlies geadviseerd (UV1a).
- Geef vrouwen die vaginaal baren zonder een verhoogd risico op haemorrhagia postpartum niet routinematig tranexaminezuur na de geboorte van het kind (UV1a). Overweeg het preventief toedienen van tranexaminezuur postpartum bij vrouwen die vaginaal baren en die een verhoogd risico op haemorrhagia postpartum hebben op basis van meerdere risicofactoren (UV1a).
- Voor de identificatie van risicofactoren voor HPP en de behandeling van HPP wordt verwezen naar de Fluxus Implementatie Strategie en naar het modelprotocol behandeling van HPP.
- De profylactische initiële dosis oxytocine bij sectio en voor vrouwen met een verhoogd risico op HPP bij vaginale baring is verlaagd naar 3IU iv (langzaam toedienen in 5 minuten) (UV2). De onderhoudsdosering van 10 IU oxytocine in 4 uur blijft onveranderd.
- De profylactische dosis oxytocine voor vrouwen die klinisch bevallen zonder risicofactoren voor HPP is onveranderd: 5IU iv eenmalig of 10 IU im eenmalig (zonder onderhoudsdosering) (UV2) (indien gekozen voor profylaxe).
- Geef bij aanhoudend bloedverlies postpartum vanaf 500 mL niet meer volume in de vorm van kristalloïden dan er bloedvolume verloren is (UV3)
- Geef geen fibrinogeenconcentraat in de vroege behandeling van vrouwen postpartum met aanhoudend bloedverlies tussen 500 en 1500 mL. Overweeg toediening van fibrinogeenconcentraat in de klinische setting bij vrouwen met ongecontroleerd bloedverlies van 1500 mL of meer, zo mogelijk op geleide van laboratoriumafwijkingen passend bij een fibrinogeentekort en streef daarbij naar een fibrinogeenactiviteit >2g/l. De streefwaarde van fibrinogeen bij de behandeling van HPP is verlaagd van >2.5g/l naar >2g/l of Fibtem A5 (Rotem Delta) >11mm of Fibtem A5 (Rotem Sigma) >8mm (UV4)
- Maak lokale afspraken over het gebruik van aanvullende uterotonica zoals methylergometrine en sulproston naast standaardbehandeling met oxytocine bij vrouwen met aanhoudend postpartum bloedverlies van 500 mL of meer. Beoordeel de effectiviteit van de behandeling om verdere interventies tijdig in te zetten (UV5).
- Geef aan alle vrouwen zonder risicofactoren voor HPP die klinisch bevallen, indien gekozen wordt voor profylaxe, oxytocine ter preventie van haemorrhagia postpartum. Geef aan vrouwen met een verhoogd risico op haemorrhagia postpartum een oxytocine bolus gevolgd door een onderhoudsdosering, of carbetocine in plaats van oxytocine. In geselecteerde gevallen kunnen combinaties van oxytocine met methylergometrine of misoprostol worden overwogen, met inachtneming van de contra-indicaties en het bijwerkingenprofiel (UV6). In de RL uit 2013 werd carbetocine ter profylaxe van HPP niet genoemd.
- Overweeg intra-uteriene ballonplaatsing bij aanhoudend bloedverlies. Maak regionale afspraken over de beschikbaarheid van radiologische embolisatie indien intra-uteriene ballonplaatsing onvoldoende effect heeft (UV7). De intra-uteriene ballon werd in de RL uit 2015 niet genoemd.
- Hanteer bij patiënten met postpartum bloedingen het lokale HPP protocol. Neem (indien beschikbaar) TEG of ROTEM in dit behandelprotocol op om beleid t.a.v. stollingscorrectie daarop af te stemmen (UV8). Gebruik voor de TEG/ROTEM zwangerschapsspecifieke normaalwaarden. In de RL uit 2013 werd geen aanbeveling gedaan ten aanzien van TEG en ROTEM.
Uitgangsvraag: Wat is de meest aangewezen nazorg na HPP?
A. Voor de patiënte en haar partner
Haemorrhagia postpartum kan een ingrijpende gebeurtenis zijn voor de patiënte en haar naasten en kan als traumatisch ervaren worden.
Tijdens de behandeling van HPP is duidelijke en indien mogelijk geruststellende communicatie met patiënte en haar partner belangrijk waarbij patiënte en/of haar partner regelmatig over het beloop geïnformeerd wordt en noodzakelijke interventies indien mogelijk met patiënte afgestemd worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de angst en stress die gepaard gaat met HPP. Voor patiënte en haar partner kan de situatie ongecontroleerd en levensbedreigend ogen, terwijl er wel degelijk controle is. Het is belangrijk om dit uit te stralen om te voorkomen dat patiënte de HPP als traumatisch ervaart. Het is te overwegen om één teamlid aan te wijzen voor deze taak.
Na de behandeling van haemorrhagia postpartum zal een gestructureerd gesprek met een direct betrokken zorgverlener aan patiënte en haar partner (of een andere vertrouwenspersoon) aangeboden worden. Soms zijn er meerdere gesprekken nodig. Het wordt aanbevolen om deze gesprekken te documenteren.
Mogelijke gespreksonderwerpen zijn:
- beloop en behandeling van HPP en de beleving van patiënte en haar partner
- fysiek herstel van HPP, individuele korte en langetermijn gevolgen
- mentaal herstel van HPP, wees alert op aanwijzingen voor post-traumatische stressstoornis en depressie
- herhalingsrisico en adviezen ten aanzien van de volgende partus
- op indicatie aanbieden van aanvullend onderzoek (bijv. onderzoek naar bloedingsneiging)
- aanbieden van vervolggesprekken
- adviezen over hoe te handelen bij traag herstel of zorgen omtrent het mentale welzijn
- pro-actief informeren van andere hulpverleners (bijv. huisarts, verloskundige, kraamzorg)
B. Voor betrokken zorgverleners
Een laagdrempelige debriefing met het obstetrische (en multidisciplinaire team) vlak na de behandeling van HPP biedt de mogelijkheid om de medische zorg en de communicatie binnen het team te evalueren en om direct leer- en verbeterpunten te benoemen.
Haemorrhagia postpartum kan ook voor zorgverleners een ingrijpende gebeurtenis zijn met grote impact op hun mentaal welzijn en functioneren.
Een debriefing van het team na afloop is aan de ene kant zinvol om de zorg medisch-inhoudelijk te evalueren, maar is aan de andere kant ook een gelegenheid om de impact op betrokken hulpverleners in kaart te brengen.
Peer support, een vorm van laagdrempelige intercollegiale steun, kan helpen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen rondom haemorrhagia postpartum .
Als deze interventie onvoldoende blijkt, kan psychologische behandeling aangewezen zijn.
Onderbouwing
Achtergrond
The working group has not searched the literature to answer this question. Practical recommendations for the organization of care concerning prevention and therapy of postpartum haemorrhage for pre-hospital and hospital settings are given. A flowchart for prevention and treatment of PPH in the clinical setting is provided.
Postpartum haemorrhage (PPH) is an obstetric emergency. PPH can lead to life-threatening coagulopathy and irreversible organ damage. Worldwide PPH is the leading cause of maternal death. So we should focus on prevention and early detection. The first aim is to stop the uterine bleeding before massive blood loss, coagulopathy and its sequelae occur. If conservative treatment proves ineffective, it is necessary to proceed promptly to more invasive interventions involving experienced medical staff. Therefore, optimal organisation of obstetric care is required.
Referenties
- Escobar, M. F., Nassar, A. H., Theron, G., Barnea, E. R., Nicholson, W., Ramasauskaite, D., ... & Wright, A. (2022). FIGO recommendations on the management of postpartum haemorrhage 2022. International Journal of Gynecology & Obstetrics, 157, 3-50.
- WHO recommendations on the assessment of postpartum blood loss and treatment bundles for postpartum haemorrhage. Geneva: World Health Organization; 2023. Licence: CC BY-NC-SA 3.0 IGO.
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Publicatiedatum : 12-12-2025
Beoordeeld op geldigheid : 12-12-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met haemorrhagia postpartum.
Werkgroep
- Dr. M.(Martina) Porath (voorzitter) (NVOG)
- Dr. H.C.J. (Liesbeth) Scheepers (NVOG)
- Dr. D.D.C.A. (Dacia) Henriquez (NVOG)
- Dr. J.M. (Annemieke) Middeldorp(NVOG)
- Prof. dr. T.H. (Thomas) van den Akker (NVOG)
- Dr. P. (Paul) Ramler (NVOG) (tot September 2023)
- Dr. K.P.M. (Karin) van Galen(NIV)
- Drs. H.W. (Hannah) de Klerk (KNOV)
- Drs. L. (Lianne) Zondag (KNOV)
- Prof. dr. ir. Y.M.C. (Yvonne) Henskens (NVKC)
- Dr. I.C.M. (Ingrid) Beenakkers (NVA)
- Dr. S. (Simone) Willems (NVA)
- Mw. I. (Ilse) van Ee (PFN)
Klankboardgroep
- Drs. K. (Klaartje) Caminada (AZN)
- Mw. B. (Britt) Ketelaars (PFN)
Met ondersteuning van
- Dr. M. (Mohammadreza) Abdollahi, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Dr. I.M. (Irina) Mostovaya, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Dr. J. (Jana) Tuijtelaars, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Drs. D.A.M. (Danique) Middelhuis, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Dr. M. (Majke) van Bommel, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Dr. L. (Leanne) Küpers, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Drs. D.A.M. (Fieke) Pepping, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
- Linda Niesink, medisch informatie specialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Laura Boerboom, medisch informatie specialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Alies Oost, medisch informatie specialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten via secretariaat@kennisinstituut.nl.
|
Naam |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Datum |
Restrictie |
|
Martina Porath |
gynaecoloog-perinatoloog Maxima Medisch Centrum |
Voorzitter focusgroep Acute Verloskunde Noord-Brabant Lid NVOG werkgroep Otterlo |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
04/28/2025 |
|
|
Liesbeth Scheepers |
perinatoloog MUMC |
Richtlijnen commissie Otterloo groep Voorzitter Regioconsortium Geboortezorg Limburg Vice voorzitter Perinatale audit Limburg |
Geen |
Nee |
ZONMW onderzoek, niet op dit onderwerp |
Nee |
Nee |
04/25/2025 |
|
|
Annemieke Middeldorp |
Gynaecoloog Perinatoloog Leids Universitair Medisch Centrum, gestopt met werken vanaf 2024 |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
04/25/2025 |
|
|
Dacia Henriquez |
Gynaecoloog, Perinatoloog, Amphia Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
04/28/2025 |
|
|
Thomas van den Akker |
Gynaecoloog perinatoloog, LUMC, hoogleraar Verloskunde |
Hoogleraar VU *Global Maternal Health, Athena Instituut. *Perined bestuurslid *RvT Wemos. *FMG Pijlervoorzitter NVOG *Vz working party for international safe motherhood and reproductive health. *Perinatale audit regiovoorzitter. Alles onbetaald. |
Geen |
Geen |
Geen |
Door werk van de commissie komt het werk van mijn voormalig promovendi Ada Gillissen en Paul Ramler meer in de aandacht staan, omdat sommige aanbevelingen hierop gebaseerd zijn (met name van laatstgenoemde ten aanzien van ballon versus embolisatie).
Het feit dat ik als bijdrager op de richtlijn sta kan gezien worden als ten goede komend aan de boegbeeldfunctie die ik bij de NVOG heb, maar het effect hiervan lijkt beperkt in het licht van mijn andere activiteiten. |
Geen |
04/25/2025 |
|
|
Paul Ramler (tot September 2023) |
AIOS Gynaecologie, cluster Leiden |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
29/01/2023 |
|
|
Ingrid Beenakkers |
Anesthesioloog, UMCU/WKZ |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
04/28/2025 |
|
|
Simone Anna Alexandra Sijm-Willems |
Anesthesioloog Radboudumc |
- |
-zs |
- |
- |
- |
- |
04/25/2025 |
|
|
Karin van Galen |
internist-hematoloog UMC Utrecht |
geen |
geen |
n.v.t. |
Octapharma: Pregnancy and inherited bleeding disorders - unresticted research grant, projectleider. |
Voorzitter Nederlands Zorgnetwerk Vrouwen met een stollingsstoornis. Tot Febr 2025 voorzitter Women and Girls with beleeding Disorders Group European Assosiation for Heamophilia and Alied Disorders - momenteel nog actief lid van deze werkgroep. |
n.v.t. |
04/25/2025 |
|
|
Yvonne Henskens |
Klinisch chemicus, waarnemend hoofd Centraal Diagnostisch Laboratorium Hoogleraar Klinische Chemie ihb Hemostase |
Voorzitter Vereniging Hematologisch Laboratoria 2020-heden Lid Vici beoordelingscie 2022 Lid raad van Advies NVKC 2023-heden Adviseur Promicol 2020-heden |
geen |
geen |
Voor alle studies in het kader van mijn leerstoel worden reagentia of apparatuur gratis of met korting verkregen, hierbij wordt geen enkele IVD methode of bedrijf uitgesloten mits het past in het doel van mijn leerstoel. Noyons stipendium NVKC (prijs) Stago / Validatie van apparatuur en/of reagentia / Ja Siemens / Validatie van apparatuur en/of reagentia / Ja Werfen / Validatie van apparatuur en/of reagentia / N Nodia / Validatie van apparatuur en/of reagentia / Nee Promicol / Validatie van apparatuur en/of reagentia / Nee |
nee |
nee |
04/25/2025 |
|
|
Hannah de Klerk |
Zelfstandig eerstelijns verloskundige (ZZP), betaald PhD aanstelling Amsterdam UMC, locatie VUMc, onbetaald |
Gastdocent HU, betaald Projectleider KNOV, betaald |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
7/10/2022 |
|
|
Lianne Zondag |
Eerstelijns verloskundige - verloskundige praktijk de Toekomst - Geldermalsen KNOV - senior richtlijnonwikkelaar |
Bestuurslid Netwerk Geboortezorg Rivierenland PhD candidate Maastricht University |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
2/6/2023 |
|
|
Ilse van Ee |
Adviseur Patientenbelang - full time inbreng patientenperspectief |
Ervaringsdeskundige patientvertegenwoordiger - Eupati - fellow Psoriasispatienten Nederland - onbetaald Coordinator Patientenpraticipatie, lid centrale redactie Psoriasispatienten Nederland - onbetaald Eupati mentor - Eupati Nl - onbetaald |
nee |
nvt |
Janssen / Freedom of disease Psoriasis / ja |
nee |
nvt |
04/25/2025 |
|
|
Klaartje Caminada |
Medisch Manager Ambulancezorg, lid protocollencommissie Ambulancezorg Nederland |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
04/29/2025 |
|
|
Brit Ketelaars |
Adviseur patiëntbelang bij Patiëntenfederatie Nederland (full time, betaald) |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
04/25/2025 |
|
Inbreng patiëntenperspectief
De werkgroep besteedde aandacht aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland, Geboortebeweging en Het Buikencollectiefvoor de invitational conference. Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule voerde de werkgroep conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uit om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema bij Werkwijze).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk mogelijk substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
In Nederland bevallen per jaar ca. 160.000 vrouwen. De incidentie van haemorrhagia postpartum is 7 tot 10%. Dit zijn 11.200 tot 16.000 vrouwen per jaar. Het aantal vrouwen met risicofactoren voor HPP is niet bekend.
| Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
|
Organisatie van zorg |
geen financiële gevolgen |
|
Werkwijze
Voor meer details over de gebruikte richtlijnmethodologie verwijzen wij u naar de Werkwijze. Relevante informatie voor de ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is hieronder weergegeven.