Galweg- en Galblaascarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 32

Galweg- en Galblaascarcinoom - Palliatieve behandeling

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Palliatieve behandeling' in de bijlagen.

Onderbouwing

De werkgroep is van mening dat er geen rol is voor palliatieve radiotherapie bij het locoregionaal uitgebreid galwegcarcinoom.
Hejna 1998 (2)

Er zijn aanwijzingen dat stereotactische radiotherapie, al of niet in combinatie met chemotherapie, een voordeel biedt bij locoregionaal uitgebreid galwegcarcinoom.
Kopek 2010 (3); Momm 2010 (6); Polistina, 2011 (5)

Het is aannemelijk dat bij de behandeling van locoregionaal uitgebreid of gemetastaseerd galweg- of galblaascarcinoom gemcitabine en cisplatin een betere overleving geeft dan gemcitabine alleen.
Valle 2010 (13); Okusaka 2010  (14)

(Chemo)radiotherapie
Er zijn geen gerandomiseerde trials op het gebied van radiotherapie. Hejna et al. concludeerden in een uitgebreide review van vele kleine series van uitwendige, inwendige en/of intra operatieve radiotherapie dat er een aanwijzing leek te bestaan van enige werkzaamheid, maar dat gerandomiseerde evidence echt nodig was (2). In dezelfde review werden 5 chemoradiotherapie studies beschreven met in totaal 146 patiënten en een mediane overleving tussen 8 en 30 maanden. Ook hiervoor is geen gerandomiseerde evidence (2). Een recente ontwikkeling is de stereotactische radiotherapie, waarbij een goed af te grenzen tumorgebied nauwkeurig met een beperkte marge tot een hoge dosis bestraald kan worden. Kopek et al beschreven een serie van 27 patiënten waarbij stereotactische bestraling (SBRT) wel feasible leek, zij het ten koste van 3 late duodenumstenoses en 6 bloedende late duodenumulcera (3), Dit was vergelijkbaar met brachytherapie series (4). Twee recente series toonden opmerkelijke resultaten. Eén kleine serie beschreef tien patiënten waarbij met een combinatie van gemcitabine en 3 maal 10 Gy SBRT een mediane progressievrije overleving van 30 maanden werd bereikt (5). Een andere serie toonde een 32 maanden mediane ziektevrije overleving na gefractioneerde stereotactische radiotherapie bij 13 patiënten met een irresectabel proximaal galwegcarcinoom (6). Deze cijfers zijn hoopgevend voor stereotactische radiotherapie met of zonder chemotherapie, maar één en ander moet wel in gerandomiseerde studies worden bevestigd.

Chemotherapie
Het verrichten van goede klinische trials naar de werkzaamheid van chemotherapie bij niet resectabele c.q. gemetastaseerde biliaire tumoren wordt in belangrijke mate beperkt door de lage incidentie, heterogeniteit van de patiëntenpopulatie, gestoorde leverfuncties, en frequente infectieproblematiek. De meeste klinische trials met chemotherapie zijn uitgevoerd in een heterogene populatie, bestaande uit galblaascarcinomen, intra- en extrahepatische galwegcarcinomen en carcinomen uitgaande van de ampulla van Vater. Gezien de verschillen in klinisch en biologisch gedrag tussen deze tumoren is een goede interpretatie van de resultaten vaak lastig. Gerandomiseerde studies naar het effect van chemotherapie versus geen behandeling zijn niet verricht. De meeste fase II studies werden niet gerandomiseerd uitgevoerd in kleine heterogene patiëntenpopulaties. Alhoewel het vaststellen van de tumor grootte bij biliaire tumoren vaak lastig is werd het in de meeste fase II studies response toch als primair eindpunt gebruikt. De meest gebruikte cytostatica zijn 5-fluorouracil / capecitabine, cisplatin, gemcitabine, oxaliplatin, en epi-adriamycine.

Schema's met epi-adriamycine, cisplatin en 5-fluorouracil (5-FU)/capecitabine
In twee niet gerandomiseerde en één gerandomiseerde fase II studies werd kleine patiënten aantallen (25-54) behandeld met de chemotherapie combinatie epirubicine/cisplatin/5-FU of capecitabine (ECF, ECC)  (7) (8) (9). In de gerandomiseerde studie werd ECF vergeleken met 5-FU/etoposide/leucovorin (2,FELV). De response rate bedroeg 20-40% en de mediane overleving 8-12 maanden. ECF en FELV lieten geen verschil in uitkomst zien.

Schema's met gemcitabine en cisplatin
In twee niet gerandomiseerde fase II studies (10)  (11) met gemcitabine en cisplatin werd een response rate van 27-29% gezien met een mediane overleving van 8 maanden. In een fase II gerandomiseerde studie werd gemcitabine + cisplatin (GC) vergeleken met gemcitabine (12). Gezien de gunstige uitkomst werd deze studie uitgebreid naar een fase III studie. In deze fase III studie werden 410 patiënten met een niet resectabel of gemetastaseerde biliaire tumor (galwegcarcinomen 59%, galblaascarcinomen 36% en ampullacarcinomen 5%)  gerandomiseerd tussen GC: gemcitabine (1000 mg/m2 en cisplatin 25 mg/m2, dag 1 en 8, iedere drie weken) en G: gemcitabine monotherapie (1000mg/m2) dag 1, 8 en 15, iedere 4 weken) (13). Het primaire eindpunt van deze studie was overleving. De mediane behandelduur in de GC-arm was 21 weken en in de G-arm 14 weken, waarbij de meeste patiënten stopten in verband met ziekteprogressie. Na een follow-up van 8.2 maanden was de mediane overleving in de GC-arm 11,7 en in de G-arm 8,1 maanden (HR 0,64;95% CI, 0,52-0,80; p<0.001). Subgroepanalyse laat géén duidelijk verschil tussen de verschillende biliaire tumoren zien wat betreft overlevingswinst, alhoewel door de kleine aantallen voor de hilaire en ampulla carcinomen deze winst niet significant was. Beide behandelschema's waren goed te verdragen, met een herkenbaar bijwerkingenprofiel zonder significante verschillen in toxiciteit. Er waren een niet-significante toename van neutropenie graad 3-4 in de GC-arm en meer leverfunctiestoornissen graad 3-4 in de G-arm (waarschijnlijk gerelateerd aan betere ziektecontrole in de gemcitabine-cisplatinegroep). Een analyse naar kwaliteit van leven werd niet verricht in deze studie.
Een tweede gerandomiseerde fase II studie, waarbij dezelfde chemotherapie regiems als in de studie van Valle werden vergeleken in een Japanse groep patiënten, liet vergelijkbare resultaten zien (14). 83 patiënten werden gerandomiseerd (galwegcarcinomen 57%, galblaascarcinomen 38%, ampullacarcinomen 5%). De mediane overleving was 11,2 vs 7,7 maanden (HR 0.66; 95% CI,0,41-1,05). De trend is duidelijk doch niet significant door het kleine aantal gerandomiseerde patiënten.

Oxaliplatin gebaseerde schema's
In een studie met capecitabine en oxaliplatin (CAPOX) bij 47 patiënten werd een response rate van 27% gezien met een mediane overleving van 12,8 maanden (15). Opmerkelijk was dat bij 18 patiënten met een intrahepatisch galwegcarcinoom geen objectieve response werd waargenomen. Oxaliplatin in combinatie met gemcitabine (GEMOX) werd toegepast in 4 trials (16)  (17)  (18)  (19)  (20). De response rate bedroeg 15-40% en de mediane overleving 7,6-15,4 maanden. Een studie liet slechts 1 response zien bij 23 patiënten met een galblaascarcinoom (20), terwijl een andere studie vergelijkbare responsen liet zien tussen galwegcarcinomen en galblaascarcinomen. De effectiviteit van deze schema's is dus niet duidelijk aangetoond.

Aangezien galblaas- en galwegcarcinomen uitermate zeldzaam zijn, is het uitvoeren van gerandomiseerde trials uitermate moeilijk. Park et al. onderzochten het onbehandeld natuurlijk beloop van 330 galwegcarcinomen (203 intrahepatisch, 127 hilair) uit hun serie van in totaal 1377 patiënten. Zij vonden dat de mediane overleving van intrahepatisch galwegcarcinoom 3 maanden was en die van hilair galwegcarcinoom 5.9 maanden. Belangrijkste prognostische factoren waren afstandsmetastasen en een carcino embryonaal antigeen (CEA) > 30 ng/ml. (1). Wanneer we deze overlevingscijfers als uitgangspunt nemen blijft interpretatie van retrospectieve series of prospectieve mono arm fase 2 studies moeilijk vanwege de mogelijkheid van selectie. De kwaliteit van leven wordt in de palliatieve setting in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van galwegdrainage. Endoscopische galwegdrainage door middel van metalen (soms plastic) stents heeft hierbij de voorkeur, waarbij nagestreefd moet worden zoveel mogelijk segmenten te draineren. Echter wanneer bij progressie van de tumor de mogelijkheden voor endoscopische drainage zijn uitgeput, zal dienen te worden overgegaan op percutane, transhepatische drainage (PTBD). Gezien de complexiteit van adequate galwegdrainage bij het vergevorderd galweg- of galblaascarcinoom, wordt ook in deze gevallen behandeling in een centrum met expertise aanbevolen.

  1. 1 - Park J, Kim MH, Kim KP, Park do H, Moon SH, Song TJ, et al. Natural History and Prognostic Factors of Advanced Cholangiocarcinoma without Surgery, Chemotherapy, or Radiotherapy: A Large-Scale Observational Study. Gut Liver. 2009 Dec;3(4):298-305.
  2. 2 - Hejna M, Pruckmayer M, Raderer M. The role of chemotherapy and radiation in the management of biliary cancer: a review of the literature. Eur J Cancer.1998 ;34:977-86.
  3. 3 - Kopek N, Holt MI, Hansen AT, Høyer M. Stereotactic body radiotherapy for unresectable cholangiocarcinoma. Radiother Oncol. 2010 Jan;94(1):47-52.
  4. 4 - Morganti AG, Trodella L, Valentini V, Montemaggi P, Costamagna G, Smaniotto D, et al. Combined modality treatment in unresectable extrahepatic biliary carcinoma. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2000 Mar 1;46(4):913-9.
  5. 5 - Polistina FA, Guglielmi R, Baiocchi C, Francescon P, Scalchi P, Febbraro A, et al. Chemoradiation treatment with gemcitabine plus stereotactic body radiotherapy for unresectable, non-metastatic, locally advanced hilar cholangiocarcinoma. Results of a five year experience. Radiother Oncol. 2011 May;99(2):120-3. Epub 2011 May 27. PubMed PMID: 21621289
  6. 6 - Momm F, Schubert E, Henne K, Hodapp N, Frommhold H, Harder J, et al. Stereotactic fractionated radiotherapy for Klatskin tumours. Radiother Oncol. 2010 Apr;95(1):99-102. Epub 2010 Mar 26. PubMed PMID: 20347169.
  7. 7 - Ellis PA, Norman A, Hill A, O'Brien ME, Nicolson M, Hickish T, Cunningham D. Epirubicin, cisplatin and infusional 5-fluorouracil (5-FU) (ECF) in hepatobiliary tumours. Eur J Cancer. 1995;31A(10):1594-8.
  8. 8 - Rao S, Cunningham D, Hawkins RE, Hill ME, Smith D, Daniel F, et al. Phase III study of 5FU, etoposide and leucovorin (FELV) compared to epirubicin, cisplatin and 5FU (ECF) in previously untreated patients with advanced biliary cancer. Br J Cancer. 2005;92(9):1650-4.
  9. 9 - Park SH, Park YH, Lee JN, Bang SM, Cho EK, Shin DB, et al. Phase II study of epirubicin, cisplatin, and capecitabine for advanced biliary tract adenocarcinoma. Cancer. 2006;106(2):361-5.
  10. 10 - Thongprasert S, Napapan S, Charoentum C, Moonprakan S. Phase II study of gemcitabine and cisplatin as first-line chemotherapy in inoperable biliary tract carcinoma. Ann Oncol. 2005;16(2):279-81.
  11. 11 - Giuliani F, Gebbia V, Maiello E, Borsellino N, Bajardi E, Colucci G, Gruppo Oncologico dell'Italia Meridionale. Gemcitabine and cisplatin for inoperable and/or metastatic biliary tree carcinomas: a multicenter phase II study of the Gruppo Oncologico dell'Italia Meridionale (GOIM). Ann Oncol. 2006;17 Suppl 7:vii73.
  12. 12 - Valle JW, Wasan H, Johnson P, Jones E, Dixon L, Swindell R, et al. Gemcitabine alone or in combination with cisplatin in patients with advanced or metastatic cholangiocarcinomas or other biliary tract tumours: a multicentre randomised phase II study. Br J Cancer. 2009;101(4):621-7.
  13. 13 - Valle J, Wasan H, Palmer DH, Cunningham D, Anthoney A, Maraveyas A, et al. ABC-02 Trial Investigators. Cisplatin plus gemcitabine versus gemcitabine for biliary tract cancer. N Engl J Med. 2010;362(14):1273-81.
  14. 14 - Okusaka T, Nakachi K, Fukutomi A, Mizuno N, Ohkawa S, Funakoshi A, et al. Gemcitabine alone or in combination with cisplatin in patients with biliary tract cancer: a comparative multicentre study in Japan. Br J Cancer. 2010;103(4):469-74
  15. 15 - Nehls O, Oettle H, Hartmann JT, Hofheinz RD, Hass HG, Horger MS, et al. Capecitabine plus oxaliplatin as first-line treatment in patients with advanced biliary system adenocarcinoma: a prospective multicentre phase II trial. Br J Cancer. 2008;98(2):309-15.
  16. 16 - André T, Tournigand C, Rosmorduc O, Provent S, Maindrault-Goebel F, Avenin D, et al. GERCOR Group. Gemcitabine combined with oxaliplatin (GEMOX) in advanced biliary tract adenocarcinoma: a GERCOR study. Ann Oncol. 2004;15(9):1339-43.
  17. 17 - Harder J, Riecken B, Kummer O, Lohrmann C, Otto F, Usadel H, et al. Outpatient chemotherapy with gemcitabine and oxaliplatin in patients with biliary tract cancer. Br J Cancer. 2006;95(7):848-52.
  18. 18 - Manzione L, Romano R, Germano D. Chemotherapy with gemcitabine and oxaliplatin in patients with advanced biliary tract cancer: a single-institution experience. Oncology. 2007;73(5-6):311-5.
  19. 19 - André T, Reyes-Vidal JM, Fartoux L, Ross P, Leslie M, Rosmorduc O, et al. Gemcitabine and oxaliplatin in advanced biliary tract carcinoma: a phase II study. Br J Cancer. 2008;99(6):862-7.
  20. 20 - Wagner AD, Buechner-Steudel P, Moehler M, Schmalenberg H, Behrens R, Fahlke J, et al. Gemcitabine, oxaliplatin and 5-FU in advanced bile duct and gallbladder carcinoma: two parallel, multicentre phase-II trials. Br J Cancer. 2009;101(11):1846-52.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 20-05-2013

Laatst geautoriseerd  : 20-05-2013

Geplande herbeoordeling  :

De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op vijf jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. De Landelijke Werkgroep Gastro-Intestinale Tumoren toetst daarom jaarlijks de actualiteit van de richtlijn. Het bestuur van deze landelijke werkgroep draagt de verantwoordelijkheid om de behoefte voor herziening van de huidige richtlijn bij de beroepsgroepen te peilen. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld. Uiterlijk in 2017 zal een nieuwe multidisciplinaire werkgroep worden geïnstalleerd voor een herziene versie van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie

Algemene gegevens

De Landelijke Werkgroep Gastro Intestinale Tumoren gaf in haar activiteitenplan 2011 aan behoefte te hebben aan revisie van de richtlijnen galgangcarcinoom en galblaascarcinoom. Het idee was om beide richtlijnen te bundelen in één nieuwe, evidence based richtlijn. De vorige consensus based versies van deze richtlijnen dateerden van respectievelijk oktober 2003 (galgang) en mei 2004 (galblaas).

 

Al bij het bespreken van de uitkomsten van de knelpunteninventarisaties onder professionals en patiënten (tweede bijeenkomst, mei 2011) waren er binnen de werkgroep, die met de revisie van de richtlijn aan de slag ging, twijfels over de haalbaarheid van een evidence based aanpak. De lage incidentie van beide tumorsoorten (zie onder Cijfers) brengt met zich mee dat er relatief weinig onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. De werkgroep opteerde daarom uiteindelijk voor een opnieuw consensus based revisie van de richtlijn. Een consensus based gereviseerde richtlijn maakt óók gebruik van wetenschappelijke literatuur, echter zonder voorafgaande systematische zoektocht naar en beoordeling van literatuur door een (externe) methodoloog.

 

Naamgeving De vorige versie van de richtlijn hanteerde nog de term galgangcarcinoom. Diverse instanties (bijvoorbeeld de Maag Lever Darm Stichting) gebruiken in de regel de term galweg- of cholangiocarcinoom. Ook de TNM classificatie (zie hoofdstuk TNM) spreekt over galwegcarcinoom, en maakt daarbij onderscheid tussen kanker van de intra- of extrahepatische (binnen of buiten de lever gelegen) galwegen. De extrahepatische galwegcarcinomen worden vervolgens verder onderverdeeld in distale en proximale (of perihilaire) galwegcarcinomen. Laatstgenoemden worden ook wel Klatskin tumoren genoemd. Klatskin tumoren zijn de meest voorkomende vorm van galwegkanker.
De werkgroep heeft ervoor gekozen bovenstaande terminologie (galweg in plaats van galgang) in deze gereviseerde versie van de richtlijn over te nemen. Daarbij richt deze richtlijn zich met name op het proximaal gelokaliseerd galwegcarcinoom. Het distaal galwegcarcinoom komt aan bod in de richtlijn voor het pancreas(kop)carcinoom (zie richtlijn pancreascarcinoom) Galwegcarcinoom in de context van Primaire Scleroserende Cholangitis (PSC) is een aparte entiteit die buiten het kader van deze richtlijn valt. Graag verwijzen wij hieromtrent naar de EASL richtlijn voor PSC (www.easl.eu/_newsroom/press-release/easl-clinical-practice-guidelines-management-of-cholestatic-liver-diseases). Naast aandacht voor het proximaal galwegcarcinoom besteedt de gereviseerde richtlijn uiteraard opnieuw aandacht aan het galblaascarcinoom.
Cijfers Er zijn wat betreft proximaal galweg- en galblaascarcinoom relatief weinig (Nederlandse) cijfers over incidentie en prevalentie, sterfte en overleving. De Nederlandse Kankerregistratie (NKR) maakt pas sinds 2010 onderscheid tussen het distaal en het proximaal galwegcarcinoom. Dit resulteert in het volgende overzicht.

Incidentie, 2010 (bron: Nederlandse Kankerregistratie)

Galblaas

148

Extrahepatische galwegen (exclusief Papil van Vater), waarvan:

297

+ Proximaal

171

+ Distaal

105

+ Onbekend

21

Kanker van de galblaas of galwegen komt vooral voor bij mensen die ouder zijn dan zestig jaar. Het wordt meestal pas in een laat stadium ontdekt.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze consensus based richtlijn bevat aanbevelingen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor patiënten met een proximaal galweg- of galblaascarcinoom. De onderwerpen waarop deze aanbevelingen betrekking hebben vloeien voort uit een voorafgaande inventarisatie onder professionals en patiënten van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom. Het betreft vooral maag-darm-leverartsen, chirurgen, internisten/medisch oncologen, pathologen, radiologen, radiotherapeuten en verpleegkundigen.

Samenstelling werkgroep

Naam

Functie

Werkplek

Vereniging

Prof. dr. T.M. van Gulik, voorzitter

Chirurg

AMC, Amsterdam

NVvH

prof.dr. M.J. Bruno

MDL-arts

EMC, Rotterdam

NVMDL

Mw. prof.dr. A.S.H. Gouw

Patholoog

UMCG, Groningen

NVVP

Dr. E. v.d. Linden

Radioloog

MCH, Den Haag

NVvR

Mw. prof. dr. I.D. Nagtegaal

Patholoog

UMC St Radboud, Nijmegen

NVVP

Mw. A. Ormeling

Patiëntenvertegenwoordiger

NFK

NFK

Mw. C. Pek

Nurse-practioner

EMC, Rotterdam

V&VN

Prof. dr. D.J. Richel

Internist-oncoloog

AMC, Amsterdam

NIV

H.J. Roelants

Patiëntenvertegenwoordiger

NFK

NFK

Mw. A. Schoorlemmer

Verpleegkundig consulent

AMC, Amsterdam

V&VN

Dr. E. Sieders

Chirurg

UMCG, Groningen

NVVH

Dr. G. van Tienhoven

Radiotherapeut-oncoloog

AMC, Amsterdam

NVRO

drs. J.J.F. de Groot, procesbegeleider

Adviseur richtlijnen

IKNL loc. Maastricht

 

Mw. S. Janssen-van Dijk

Secretaresse

IKNL loc. Rotterdam

 

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben door middel van het invullen van een belangenverklaring verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Inbreng patiëntenperspectief

De werkgroep bestond uit zowel vertegenwoordigers van een aantal professionele disciplines als ook uit een tweetal patiëntenvertegenwoordigers (namens Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)). Een van beide patiëntenvertegenwoordigers was betrokken bij het aanpassen van de algemene tekst over nazorg en nacontrole voor patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom.

Als aanvulling op de enquête onder professionals vond een knelpunteninventarisatie plaats onder ervaringsdeskundigen; hiervoor werden vier patiënten geïnterviewd door een adviseur van de NFK. Dit gebeurde aan de hand van een gestructureerde vragenlijst, waarbij met name onderwerpen als diagnose (wanneer en waar gesteld, met behulp van welke technieken?) behandeling (waar en welke?), contact met lotgenoten en ervaren knelpunten aan bod kwamen.

Methode ontwikkeling

Consensus based

Implementatie

Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn begint met een brede verspreiding, onder andere door middel van:

  • het publiceren van de richtlijn op www.oncoline.nl
  • het maken en verspreiden van een samenvattingskaartje deze kunt u bekijken en bestellen op www.iknl.nl
  • het schrijven en aanbieden van een artikel ter publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde alsmede een samenvatting in het Nederlands Tijdschrift voor Oncologie.

Een goede verspreiding alléén is nog geen garantie voor daadwerkelijk gebruik van de richtlijn in de dagelijkse praktijk. Als aanvulling daarop ontwikkelt IKNL een implementatieplan. Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van (mogelijk) belemmerende en bevorderende factoren voor toepassing van deze aanbevelingen. Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste doelgroepen en (adviezen voor) concrete acties om implementatie te bevorderen.
Evaluatie

De lage incidentie van galweg- en galblaascarcinoom (zie module Algemeen) bemoeilijkt statistisch verantwoord onderzoek naar naleving van deze richtlijn op basis van indicatoren. Om deze reden wordt afgezien van een evaluatie van de richtlijn op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).

Werkwijze

De werkgroep startte met de revisie van de richtlijn in maart 2011 (eerste bijeenkomst werkgroep). Kort daarop (april/mei 2011) volgde een knelpunteninventarisatie in de vorm van een web-based enquête onder professionals. Deze is verspreid via diverse (mandaterende en andere) verenigingen, landelijke werkgroepen en regionale werkgroepen c.q. netwerken.

De vraag naar prioritering en eventuele aanvulling van de vooraf door de werkgroep opgestelde lijst met mogelijke knelpunten is door 203 professionals, met name chirurgen (32%) en MDL-artsen (27%), beantwoord.
Als aanvulling hierop vond een knelpunteninventarisatie plaats onder ervaringsdeskundigen; hiervoor werden vier patiënten geïnterviewd door een adviseur van de NFK (zie verder onder Patiëntenvertegenwoordiging).

Op basis van de uitkomsten van deze inventarisaties formuleerde de werkgroep een achttal uitgangsvragen (zie bijlage 4). Een van de kenmerken van een consensus based richtlijn is dat niet een (externe) methodoloog, maar de werkgroepleden zelf de voor beantwoording van deze vragen beschikbare literatuur aandragen. Om de volledigheid van deze zelf aangedragen literatuur te waarborgen, voerde een IKNL-adviseur een beperkte aanvullende literatuursearch uit. Zie voor een beschrijving van de daarbij gebruikte zoekstrategie (zie bijlage 5).

Naast het beantwoorden van de eerder genoemde uitgangsvragen heeft de werkgroep ook aandacht besteed aan het opnemen van het hoofdstuk over nazorg en nacontrole in de richtlijn galweg- en galblaascarcinoom. Dit hoofdstuk is een door het IKNL ontwikkelde algemene basistekst, gebaseerd op de richtlijnen ‘Detecteren behoefte psychosociale zorg' (juni 2010), ‘Herstel na kanker' (februari 2011) en ‘Oncologische revalidatie' (oktober 2011). Een aantal leden van de werkgroep (vertegenwoordigers van verpleegkundigen en patiënten) heeft de algemene tekst over nazorg en nacontrole op onderdelen verder toegespitst op patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom.

Een in april 2012 (vierde bijeenkomst werkgroep) besproken concept versie van de richtlijn is daarna door een gedeelte van de werkgroep ook redactioneel helemaal klaargemaakt voor de commentaarronde. De concept richtlijn is daartoe (juli 2012) aangeboden aan de mandaterende verenigingen en relevante regionale werkgroepen.
De vijfde en laatste bijeenkomst van de werkgroep (oktober 2012) stond vooral in het teken van het bespreken en verwerken van de - naar aanleiding van verspreiding van de concept versie - ontvangen commentaren.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Nazorg