Erfelijke darmkanker

Initiatief: IKNL Aantal modules: 73

Erfelijke darmkanker - Erfelijkheidsadvisering

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Erfelijkheidsadvisering' in de bijlagen.

Onderbouwing

Psychosociale gevolgen van DNA-diagnostiek en risicofactoren voor psychosociale ontsporing.
Het is aangetoond dat counselen en testen op erfelijk colorectaal carcinoom in eerste instantie kan leiden tot verhoogde stress, maar de effecten zijn tijdelijk en verdwijnen bij de meeste mensen bij follow-up, onafhankelijk van de testuitslag.
Niveau 2: B Arver 2004 (4), Meiser 2005 (2), Claes 2005 (5), Gritz 2005 (8), C Aktan-Collan 2000 (3), Esplen 2003 (7)

Er zijn aanwijzingen dat risicogroepen voor persisterende angst en depressie na testen op genetische aandoeningen (al dan niet met positieve testuitslag) patiënten zijn met tevoren aanwezige hoge niveaus van distress, een zwak sociaal systeem, en mutatiedragers die in hun jeugd een ouder hebben verloren aan kanker.
Niveau 3: C Esplen 2003 (7), Carlsson 2004 (11), Van Oostrom 2007 (23)

Er zijn aanwijzingen dat het informeren van familieleden over de uitkomsten van genetische diagnostiek aanleiding kan zijn tot psychosociale problematiek binnen het familieverband.
Niveau 3: B Claes 2005 (5)

De optimale vorm en inhoud van de psychosociale begeleiding in eerste, tweede en derde lijn.
Er zijn aanwijzingen dat gespecialiseerde psychosociale begeleiding bij genetische diagnostiek bij voorkeur dient te bestaan uit ondersteuning bij risico-interpretatie, specifieke begeleiding in geval van een ongunstige uitslag en meer complexe problematiek. Deze begeleiding kan individueel maar soms ook in groepsverband gegeven worden.
Niveau 4: D NCCZ 1995 (14), Van Riet 1997 (16)

Alhoewel psychosociale begeleiding effectief is gebleken in de algemene oncologische populatie en meer in het algemeen bij patiënten met chronische lichamelijke aandoeningen zijn er geen aanwijzingen, dat bepaalde vormen van psychosociale interventie voor de begeleiding van patiënten met erfelijke en familiaire darmkanker superieur zouden zijn.
Niveau 4: D Meyer 1995 (19), Pool 2004 (13)

De verwachtingen van de patiënt ten aanzien van psychosociale begeleiding rond erfelijkheidsonderzoek
Patiënten vinden vooral duidelijke informatievoorziening en aandacht voor emotionele aspecten belangrijk in het proces van counseling over erfelijke darmkanker.
Niveau 3: C Buchanan 2005 (24), Pieterse 2005 (20), Davey 2005 (21)

Psychosociale gevolgen van DNA-diagnostiek en risicofactoren voor psychosociale problemen
Wereldwijd zijn in de afgelopen vijftien jaar de reacties op testuitslagen bij erfelijke darmkanker onderzocht, doorgaans met behulp van gestandaardiseerde vragenlijsten. Onderzocht zijn gevoelens van spanning, angst en depressie rond het erfelijkheidsonderzoek en zorgen over het krijgen van kanker. Daarbij zijn de uitkomsten bij mutatiedragers en niet-mutatiedragers met elkaar vergeleken. Bestudeerd is verder welke factoren voorspellende waarde zouden hebben voor het ontstaan van psychosociale problemen [Bleiker 2013 (1)].

Na voorspellende DNA-diagnostiek trad bij gezonde familieleden, die geen mutatiedrager bleken te zijn, een vermindering van gevoelens van angst en depressie op. Ook bij gezonde familieleden, die mutatiedrager bleken te zijn, traden er over het algemeen geen negatieve reacties op lange termijn op [Meiser 2005 (2)]. Hoewel bij deze laatste groep de angst om kanker te krijgen kort na de testuitslag toenam, bleek deze angst na een jaar weer verminderd te zijn en binnen de norm voor de algemene populatie te liggen [Aktan-Collan 2000 (3), Arver 2004 (4), Meiser 2005 (2), Claes 2005 (5)]. Een subgroep rapporteerde wel ernstige zorgen, waarvoor psychosociale zorg geïndiceerd was, maar gemiddeld genomen bereikten gevoelens van angst en depressie geen pathologische niveaus [Vernon 1997 (6), Esplen 2003 (7), Gritz 2005 (8)].


De mate, waarin 'distress' (gevoelens van angst, spanning of depressie) aanwezig is voorafgaand aan erfelijkheidsonderzoek blijkt de beste voorspeller te zijn van ervaren distress na de testuitslag [Grits 2005 (8)]. In een onderzoek van patiënten met colorectaal carcinoom (CRC) bleken jongere leeftijd, vrouwelijk geslacht, een sterk belaste familieanamnese en een groter aantal ervaren verliezen in het persoonlijke leven voorspellende waarde te hebben voor het optreden van problemen bij de verwerking van de testresultaten [Esplen 2003 (7)]. In een Japans onderzoek was bij een klein deel (ongeveer 10%) van de respondenten sprake van posttraumatische stressverschijnselen na erfelijkheidsdiagnostiek, bij een even grote groep kwamen schuldgevoelens voor [Murakami 2004 (9)]. In een Belgische studie kwam uit interviewdata een aantal problemen naar voren, waaronder spanning rondom de test, problemen in de relatie met familieleden en belasting door periodieke controles [Claes 2005 (5)]. Als in een familie geen oorzakelijke mutatie gevonden kan worden, terwijl er op grond van de stamboomgegevens toch vermoedelijk sprake is van een erfelijke vorm van darmkanker (zogenaamde non-informativiteit), kan ook dit tot angst en depressie leiden [Geirdal 2005 (10)].

Ook het sociale systeem speelt een belangrijke rol: bij onderzoek onder 120 patiënten met familiair voorkomen van borstkanker of darmkanker bleek dat psychosociale problematiek deels werd gecompenseerd door een sterk sociaal systeem [Carlsson 2004 (11)].

Risicofactoren voor psychologische distress na DNA-diagnostiek zijn, naast een hoog niveau van distress in de fase voorafgaand aan het DNA-diagnostiek, ook:

  • depressie in de voorgeschiedenis,
  • een feitelijke uitslag die tegengesteld is aan de verwachte uitslag (met name bij mutatiedragers),
  • het als eerste verkrijgen van een uitslag in een familie,
  • een andere uitslag krijgen dan broers en zusters,
  • sterfte aan kanker bij een naaste verwant [Meiser 2005 (2)].

In een Nederlandse studie bleek daarnaast ook gecompliceerde rouw een belangrijke voorspeller. Met name mutatiedragers die in hun jeugd een ouder hadden verloren aan kanker vormden een risicogroep [Van Oostrom 2006 (12)].

De optimale vorm en inhoud van de psychosociale begeleiding in eerste, tweede en derde lijn:
Pool onderscheidde drie vormen van psychosociale zorg bij chronische aandoeningen [Pool 2004 (13)]. Deze drie vormen kunnen ook worden onderscheiden bij erfelijke en familiaire darmkanker.

Lichte psychische problematiek

Psychosociale zorg kan worden geboden als onderdeel van de reguliere medische zorg door huisartsen, klinisch genetici en andere medisch specialisten, genetisch consulenten en verpleegkundigen. Onder deze zorg valt het bespreken van psychosociale implicaties van erfelijke en familiaire darmkanker en zo nodig van verdere psychosociale hulpverlening. In het kader van genetische counseling hebben de klinisch geneticus of genetisch consulent naast de medische aspecten ook aandacht voor de psychosociale implicaties van het erfelijkheidsonderzoek. Deze psychosociale basiszorg bestaat uit luisteren, het geven van voorlichting, educatie, probleeminventarisatie en ondersteuning en vereist basisvaardigheden op het gebied van communicatie en gesprekstechniek [NCCZ 1995 (14)]. De hulp richt zich vooral op ondersteuning van besluitvorming, leren omgaan met de uitkomsten en implicaties van diagnostiek en op herstel van de balans tussen draagkracht en draaglast. Specifieke onderwerpen in de psychosociale hulpverlening bij genetische diagnostiek zijn:

  • de communicatie over de uitslag met derden,
  • verwerking van eerdere verliezen in de familie ten gevolge van kanker,
  • het opvolgen van het levenslange surveillanceadvies,
  • zorgen over het mogelijk verhoogde risico op kanker bij de kinderen

In de huisartspraktijk komen patiënten vooral met vragen over kanker in de familie en de mogelijke consequenties ervan of voor het bespreken van vervolgstappen na een ongunstige uitslag van DNA-diagnostiek. Psychische begeleiding kan bij lichte problematiek door de huisarts of POH-GGZ worden geboden. De huisarts kan naar een eerstelijnspsycholoog verwijzen als meer zorg nodig bij patiënten met een (vermoeden op) een diagnose volgens de DSM-IV classificatie.

Ernstige psychische problematiek
Een klein deel van de patiënten ervaart veel of ernstige problemen rond erfelijkheidsonderzoek. Voor deze patiënten is er gespecialiseerde psychosociale hulpverlening. Deze tweede vorm van psychosociale hulp kan langer duren en wordt vaak individueel en op indicatie aangeboden. De hulpverlening in het kader van oncogenetische aandoeningen wordt geboden door maatschappelijk werkers en psychologen die verbonden zijn aan de poliklinieken familiaire tumoren [Bleiker 2001 (15)]. Deze hulp is primair gericht op de gevolgen van tijdelijk of blijvend disfunctioneren van de patiënt en op de gevolgen voor het sociale systeem waarin de patiënt leeft [Van Riet 1997 (16)].

Bij psychosociale ontsporing en het ontstaan van psychiatrische problemen (angstsyndromen, depressie) kan gerichte interventie, waaronder specifieke medicatie, noodzakelijk zijn [Keller 2004 (17), Fallowfield 2001 (18)]. De huisarts verwijst voor specialistische-GGZ naar een multidisciplinair team.

Er werd geen literatuur gevonden over de effectiviteit van gespecialiseerde psychosociale interventies bij erfelijke darmkanker. Wel bleek uit een meta-analyse van studies van patiënten met kanker dat genoemde psychosociale interventies effectief zijn in de algemene oncologische populatie [Meyer 1995 (19)].

Psycho-educatie in groepen
De meer gespecialiseerde psychosociale begeleiding rond genetische diagnostiek wordt soms cursorisch en groepsgewijs aangeboden aan patiënten. Deze psycho-educatie in groepen is gericht op het aanleren van vaardigheden die patiënten en familieleden moeten helpen om beter met hun ziekte of risico op ziekte om te gaan. Deze begeleiding is specifiek gericht op de psychosociale aspecten van genetische vraagstukken en wordt gegeven vanuit enkele afdelingen klinische genetica.

De verwachtingen van de patiënt ten aanzien van psychosociale begeleiding rond erfelijkheidsonderzoek:
In de studie van Pieterse vonden patiënten die waren verwezen voor genetische counseling in verband met borstkanker of darmkanker vooral de aandacht voor emotionele aspecten en de kwaliteit van uitleg door de counselor van belang. Ongeveer 20% van de patiënten vond dat emotionele aspecten onvoldoende aandacht kregen. Hoe beter de counseling aan de verwachtingen voldeed, des te minder angst en stress werden ervaren [Pieterse 2005 (20)]. In een evaluatie van genetische counseling in Australië onder 122 patiënten bleek dat tevredenheid van patiënten vooral samenhing met ‘perceived personal control' en de mate waarin counseling het psychologisch welbevinden van patiënten stimuleerde [Davey 2005 (21)]. Uit een Brits focusgroep-onderzoek over genetische counseling onder patiënten met darmkanker in de familie bleek dat patiënten vooral informatie en voorlichting van groot belang vonden en betere begeleiding wensten in het counselingproces [Stermer 2004 (22)].

  1. 1 - Bleiker EMA, Esplen MJ, Meiser B, et al. 100 years Lynch Syndrome: What have we learned about psychosocial issues? Familial Cancer 2013, 12 (2): 325-339.
  2. 2 - Meiser B. Psychological impact of genetic testing for cancer susceptibility: an update of the literature. Psycho-oncology 2005;14:1060-74.
  3. 3 - Aktan-Collan K, Mecklin JP, Järvinen H, Nystrom-Lahti M, Peltomäki P, Soderling I et al. Predictive genetic testing for hereditary non-polyposis colorectal cancer: uptake and long-term satisfaction. Int J Cancer 2000; 89: 44-50.
  4. 4 - Arver B, Haegermark A, Platten U, Lindblom A, Brandberg Y. Evaluation of psychosocial effects of pre-symptomatic testing for breast/ovarian and colon cancer pre-disposing genes: a 12-month follow-up. Fam Cancer 2004;3:109-16.
  5. 5 - Claes E, Denayer L, Evers-Kiebooms G, Boogaerts A, Philippe K, Teipar S et al. Predictive testing for hereditary non-polyposis colorectal cancer: subjective perception regarding colorectal and endometrial cancer, distress and health-related behaviour one year post-test. Genet Test 2005;9:54-65.
  6. 6 - Vernon SW, Gritz ER, Peterson SK, Amos CI, Perz CA, Baile WF et al. Correlates of psychologic distress in colorectal cancer patients undergoing genetic testing for hereditary colon cancer Health Psychol 1997;16:73-86.
  7. 7 - Esplen MJ, Urquhart C, Butler K, Gallinger S, Aronson M, Wong J. The experience of loss and anticipation of distress in colorectal cancer patients undergoing genetic testing. J Psychosom Res 2003;55:427-35.
  8. 8 - Gritz ER, Peterson SK, Vernon SW, Marani SK, Baile WF, Watts BG et al. Psychological impact of genetic testing for hereditary nonpolyposis colorectal cancer. J Clin Oncol 2005;23:1902-10.
  9. 9 - Murakami Y, Okamura H, Sugano K, Yoshida T, Kazuma K, Akechi T et al. Psychologic distress after disclosure of genetic test results regarding hereditary nonpolyposis colorectal carcinoma. Cancer 2004;101:395-403.
  10. 10 - Geirdal AO, Reichelt JG, Dahl AA, Heimdal K, Maehle L, Stormorken A et al. Psychological distress in women at risk of hereditary breast/ovarian or HNPCC cancers in the absence of demonstrated mutations. Fam Cancer 2005;4;121-6.
  11. 11 - Carlsson AH, Bjorvatn C, Engebretsen LF, Berglund G, Natvig GK. Psychosocial factors associated with quality of life among individuals attending genetic counseling for hereditary cancer. J Genet Couns 2004;13:425-45.
  12. 12 - van Oostrom I, Meijers-Heijboer H, Duivenvoorden HJ, Brocker-Vriends AH, van Asperen CJ, Sijmons RH et al. Experience of parental cancer in childhood is a risk factor for psychological distress during genetic cancer susceptibility testing. Ann Oncol 2006;17:1090-5.
  13. 13 - Pool G, Heuvel F, Ranchor AV, Sanderman R. Handboek Psychologische Interventies bij Chronisch-somatische Aandoeningen. Assen: Koninklijke van Gorcum, 2004.
  14. 14 - NCCZ. Advies psychosociale zorg voor chronisch zieken. Zoetermeer: Nationale Commissie Chronisch Zieken, 1995.
  15. 15 - Bleiker EM, Grosfeld FJ, Hahn DE, Honing C. Psychosocial care in family cancer clinics in the Netherlands: a brief report. Patient Educ Couns 2001;43:205-9.
  16. 16 - Van Riet N, Mineur MJ. Maatschappelijk werk in de (Intramurale) Gezondheidszorg. Assen: Van Gorcum, 1997.
  17. 17 - Keller M, Sommerfeldt S, Fischer C, Knigth L, Riesbeck M, Lowe B et al. Recognition of distress and psychiatric morbidity in cancer patients: a multi-method approach. Ann Oncol 2004;15:1243-9.
  18. 18 - Fallowfield L, Ratcliffe D, Jenkins V, Saul J. Psychiatric morbidity and its recognition by doctors in patients with cancer. Br J Cancer 2001;84:1011-5.
  19. 19 - Meyer TJ, Mark MM. Effects of psychosocial interventions with adult cancer patients: a meta-analysis of randomized experiments. Health Psychol 1995;14:101-8.
  20. 20 - Pieterse AH , Ausems MG, Van Dulmen AM, Beemer FA, Bensing JM. Initial cancer genetic counseling consultation: change in counselees' cognitions and anxiety, and association with addressing their needs and preferences. Am J Med Genet A. 2005;137:27-35.
  21. 21 - Davey A, Rostant K, Harrop K, Goldblatt J, O'Leary P. Evaluating genetic counseling: client expectations, psychological adjustment and satisfaction with service. J Genet Couns 2005;14:197-206.
  22. 22 - Stermer T, Hogdson S, Kavalier F, Watts S. Jones R. Patients' and professionals opinions of services for people at an increased risk of colorectal cancer; an exploratory qualitatieve study. Fam Cancer 2004;3;49-53.
  23. 23 - van Oostrom I, Meijers-Heijboer H, Duivenvoorden HJ, Brocker-Vriends AH, van Asperen CJ, Sijmons RH et al. Prognostic factors for hereditary cancer distress six months after BRCA1/2 or HNPCC genetic susceptibility testing. Eur J Cancer 2007;43:71-7.
  24. 24 - Buchanan AH, Skinner CS, Rawl SM, Moser BK, Champion VL, Scott LL et al. Patients' interest in discussing cancer risk and risk management with primary care physicians. Patient.Educ.Couns 2005;57(1):77-87.
  25. 25 - Eijzenga W, Bleiker EMA, Hahn DEE, et al. Psychosocial Aspects of Hereditary Cancer (PAHC) questionnaire: development and testing of a screening questionnaire for use in clinical cancer genetics. Psychooncology. 2014 Aug;23(8):862-9.
  26. 26 - Eijzenga W, Bleiker EM, Ausems MG, et al. Routine assessment of psychosocial problems after cancer genetic counseling: Results from a randomized controlled trial. Clinical Genetics 2015 May; 87 (5): 419-27.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 31-12-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Maatschappelijke gevolgen