Erfelijke darmkanker

Initiatief: IKNL Aantal modules: 73

Erfelijke darmkanker - FAP/AFAP/MAP

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'FAP-AFAP-MAP' in de bijlagen.

Onderbouwing

Familiaire adenomateuze polyposis (FAP) is een autosomaal dominant erfelijk ziektebeeld waarbij op jonge leeftijd multipele (≥ 100) adenomen in het colon en rectum ontstaan. Deze patiënten hebben naast een vrijwel 100% risico op colorectaal carcinoom een verhoogd risico op duodenumcarcinoom, desmoïdtumoren en andere extra-intestinale aandoeningen. Bij 80-90% van deze patiënten is sprake van een aantoonbare pathogene mutatie in het APC-gen, bij 10-20% van de patiënten kan geen mutatie worden gevonden.
Niveau 4: D Cruz-Correa 2003 (7), Galliatsatos 2006 (8)

Attenuated FAP (AFAP) is een fenotypisch milde vorm van FAP waarbij zowel de leeftijd waarop adenomen ontstaan hoger en het aantal adenomen lager ligt (< 100) dan bij FAP.
Niveau 3: C Burt 2004 (10), Hernegger 2002 (25), Sieber 2006 (12)

MUTYH geassocieerde polyposis (MAP) is een autosomaal recessief erfelijk ziektebeeld dat fenotypisch lijkt op AFAP en dat wordt veroorzaak door bi-allele pathogene mutaties in het MUTYH-gen. Personen met een mono-allele mutatie (dat wil zeggen één gemuteerd MUTYH-gen) krijgen geen adenomateuze polyposis.
Niveau 4: D Chow 2004 (14)

Indien in een familie een pathogene mutatie in het APC-gen bekend is of bi-allele pathogene mutaties in het MUTYH-gen gevonden zijn, geeft mutatie-analyse bij de overige familieleden definitief uitsluitsel over het risico op de aandoening voor deze familieleden.
Niveau 4: D Giardiello 2001 (28), Chow 2004 (14)

Bij een patiënt met tientallen colorectale adenomen is de diagnose AFAP of MAP waarschijnlijk, maar niet altijd met behulp van genetisch onderzoek vast te stellen.
Niveau 4: D Galliatsatos 2006 (8)

Indien er in een familie een persoon met ≥100 colorectale adenomen zonder pathogene mutatie in APC of MUTYH bekend is, worden alle eerstegraads familieleden als risicodrager beschouwd.
Niveau 4: D Giardiello 2001 (28)

Voor een persoon met 10-100 adenomen in het colon waarbij bij mutatieanalyse geen pathogene mutatie in het APC- of MUTYH-gen gevonden wordt (‘adenomateuze polyposis e.c.i'), zijn ten aanzien van surveillance en behandeling geen eenduidige adviezen in de literatuur aanwezig. Adviezen worden gegeven in hoofstuk 6.4.3. Adenomateuze polyposis zonder APC of MUTYH mutatie.
Niveau 4: D mening werkgroepleden

Indien bij een persoon een pathogene mutatie in het APC-gen is gevonden of bi-allele pathogene mutaties in het MUTYH-gen zijn vastgesteld, dient endoscopische surveillance verricht te worden zodat tijdig een behandeling kan worden gestart.
Niveau 4; D Giardiello 2001 (28), Chow 2004 (14)

Vormen van adenomateuze polyposis
Familiaire adenomateuze polyposis (FAP)
Familiaire adenomateuze polyposis (FAP) is een autosomaal dominant erfelijke aandoening. De aandoening heeft een incidentie van 1:6,850 tot 1:23,700 levendgeborenen [Bisgaard 1994, Bulow 1996 (1), Bjork 1999 (2)] en heeft een penetrantie van bijna 100% [Wennstrom 1974 (3)]. FAP wordt veroorzaakt door een kiembaanmutatie in het adenomateuze polyposis coli (APC-) gen [Kinzler 1991 (4)]. In 1975 beschreef Bussey de aandoening FAP en hanteerde hierbij als klinisch criterium de aanwezigheid van meer dan 100 adenomen in het colon. De adenomen ontstaan geleidelijk en kunnen zich via de ‘adenoma-carcinoma pathway' tot carcinoom ontwikkelen. Bij veel patiënten zijn al op jonge leeftijd honderden tot duizenden adenomateuze poliepen (adenomen) in het colon en rectum aanwezig [Bussey 1975 (5), Bȗlow 1987 (1)]. Indien de aandoening onbehandeld blijft leidt dit in bijna 100% van de gevallen tot colorectaal carcinoom, gemiddeld op een leeftijd tussen 35 en 45 jaar. Deze patiënten hebben tevens een verhoogd risico op tumoren in andere organen.
Bij deze autosomaal dominant erfelijke aandoening is de APC-mutatie in ongeveer 70% van de gevallen via één van beide ouders over geërfd, in ongeveer 15-25% blijkt het om een ‘de novo' mutatie te gaan. Bij ongeveer 20% van die de novo FAP patiënten is sprake van een APC mutatie in slechts een deel van de lichaamscellen (mozaïek) [Hes 2008 , Aretz 2007 (6)]. Bij 10-40% van alle patiënten met > 100 adenomen in het colon wordt bij mutatiediagnostiek geen mutatie in het APC-gen gevonden [Cruz-Correa 2003 (7), Galliatsatos 2006 (8), Grover 2012 (9)].

Attenuated familiaire adenomateuze polyposis (AFAP)
Bij AFAP is er eveneens sprake van adenomateuze polyposis op basis van een kiembaanmutatie in het APC-gen, maar hierbij ontstaan minder adenomen (<100), en zij ontstaan op hogere leeftijd dan bij klassieke FAP [Burt 2004 (10)]. Bij deze patiënten bevindt de APC-mutatie zich veelal aan het 5' of 3' uiteinde van het gen. Overigens kan dit fenotype ook binnen families met klassieke FAP voorkomen en andersom.

MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP)
MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP), voor het eerst in 2002 beschreven, is een ziektebeeld waarvan het klinisch beeld op dat van AFAP lijkt. [Al Tassan 2002 (11), Sieber 2003 (12), Nielsen 2005 (13), Aretz 2006 (6)]. Het MUTYH-gen is een ‘base-excisie reparatie gen' dat verantwoordelijk is voor de herkenning en reparatie van oxidatieschade in (onder andere) het APC-gen [Chow 2004 (14)].

MAP erft autosomaal recessief over op basis van bi-allele mutaties in het MUTYH-gen. Twee founder mutaties, de p.Y179C en de p.G396D maken 70% van alle voorkomende mutaties in de westerse wereld uit. In Nederland is daarnaast nog een derde veel voorkomende foundermutatie, de p.P391L. De p.Y179C heeft in functioneel onderzoek een ernstiger effect op de glycosylase functie dan de p.G396D [Al Tassan 2002 (11)] en p.Y179C homozygoten blijken ook een ernstiger fenotype te hebben dan p.G396D homozygoten met een jongere leeftijd van ontstaan voor CRC (46 versus 58 jaar). Vooralsnog leiden deze uitkomsten niet tot andere screeningsadviezen [Analysis of MUTYH genotypes and colorectal phenotypes in patients With MUTYH-associated polyposis]. Personen met een mono-allel MUTYH-mutatie (dat wil zeggen één gemuteerd MUTYH-gen, dit komt voor bij ongeveer 1-2% van de bevolking) krijgen geen adenomateuze polyposis [Al Tassan 2002, Sampson 2003 (15), Sieber 2003 (12), Cleary 2009 (16)]. Deze patiënten hebben een licht verhoogd risico op colorectaal carcinoom (CRC) (odds ratio 1.1-1.2,verschillende meta analysis beschreven in MUTYH genereviews). Voor eerstegraads familieleden is er wel sprake van een hoger risico (odds ratio 2-3) ) [Jones 2009, Jenkins 2006, Win 2014 (17)]. Maar ook voor deze familieleden is de leeftijd van diagnose en hoogte van het risico vooralsnog geen reden voor endoscopische surveillance.

Autosomaal dominante versus autosomaal recessieve overerving
I
n figuur 2 is een stamboom getekend van een familie met FAP, dat autosomaal dominant overerft. Figuur 3 toont een stamboom van een familie met MAP, dat autosomaal recessief overerft. Bij een patiënt met adenomateuze polyposis en een negatieve familieanamnese kan het om FAP, AFAP of MAP gaan. DNA-diagnostiek kan hier uitsluitsel geven.

Ook bij familiair voorkomen van adenomateuze polyposis is echter DNA-diagnostiek nodig voor een definitieve diagnose (A)FAP versus MAP.

Vormen van adenomateuze polyposis
Familiaire adenomateuze polyposis (FAP)
Familiaire adenomateuze polyposis (FAP) is een autosomaal dominant erfelijke aandoening. De aandoening heeft een incidentie van 1:6,850 tot 1:23,700 levendgeborenen [Bisgaard 1994, Bulow 1996 (1), Bjork 1999 (2)] en heeft een penetrantie van bijna 100% [Wennstrom 1974 (3)]. FAP wordt veroorzaakt door een kiembaanmutatie in het adenomateuze polyposis coli (APC-) gen [Kinzler 1991 (4)]. In 1975 beschreef Bussey de aandoening FAP en hanteerde hierbij als klinisch criterium de aanwezigheid van meer dan 100 adenomen in het colon. De adenomen ontstaan geleidelijk en kunnen zich via de ‘adenoma-carcinoma pathway' tot carcinoom ontwikkelen. Bij veel patiënten zijn al op jonge leeftijd honderden tot duizenden adenomateuze poliepen (adenomen) in het colon en rectum aanwezig [Bussey 1975 (5), Bȗlow 1987 (1)]. Indien de aandoening onbehandeld blijft leidt dit in bijna 100% van de gevallen tot colorectaal carcinoom, gemiddeld op een leeftijd tussen 35 en 45 jaar. Deze patiënten hebben tevens een verhoogd risico op tumoren in andere organen.
Bij deze autosomaal dominant erfelijke aandoening is de APC-mutatie in ongeveer 70% van de gevallen via één van beide ouders over geërfd, in ongeveer 15-25% blijkt het om een ‘de novo' mutatie te gaan. Bij ongeveer 20% van die de novo FAP patiënten is sprake van een APC mutatie in slechts een deel van de lichaamscellen (mozaïek) [Hes 2008 , Aretz 2007 (6)]. Bij 10-40% van alle patiënten met > 100 adenomen in het colon wordt bij mutatiediagnostiek geen mutatie in het APC-gen gevonden [Cruz-Correa 2003 (7), Galliatsatos 2006 (8), Grover 2012 (9)].

Attenuated familiaire adenomateuze polyposis (AFAP)
Bij AFAP is er eveneens sprake van adenomateuze polyposis op basis van een kiembaanmutatie in het APC-gen, maar hierbij ontstaan minder adenomen (<100), en zij ontstaan op hogere leeftijd dan bij klassieke FAP [Burt 2004 (10)]. Bij deze patiënten bevindt de APC-mutatie zich veelal aan het 5' of 3' uiteinde van het gen. Overigens kan dit fenotype ook binnen families met klassieke FAP voorkomen en andersom.

MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP)
MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP), voor het eerst in 2002 beschreven, is een ziektebeeld waarvan het klinisch beeld op dat van AFAP lijkt. [Al Tassan 2002 (11), Sieber 2003 (12), Nielsen 2005 (13), Aretz 2006 (6)]. Het MUTYH-gen is een ‘base-excisie reparatie gen' dat verantwoordelijk is voor de herkenning en reparatie van oxidatieschade in (onder andere) het APC-gen [Chow 2004 (14)].

MAP erft autosomaal recessief over op basis van bi-allele mutaties in het MUTYH-gen. Twee founder mutaties, de p.Y179C en de p.G396D maken 70% van alle voorkomende mutaties in de westerse wereld uit. In Nederland is daarnaast nog een derde veel voorkomende foundermutatie, de p.P391L. De p.Y179C heeft in functioneel onderzoek een ernstiger effect op de glycosylase functie dan de p.G396D [Al Tassan 2002 (11)] en p.Y179C homozygoten blijken ook een ernstiger fenotype te hebben dan p.G396D homozygoten met een jongere leeftijd van ontstaan voor CRC (46 versus 58 jaar). Vooralsnog leiden deze uitkomsten niet tot andere screeningsadviezen [Analysis of MUTYH genotypes and colorectal phenotypes in patients With MUTYH-associated polyposis]. Personen met een mono-allel MUTYH-mutatie (dat wil zeggen één gemuteerd MUTYH-gen, dit komt voor bij ongeveer 1-2% van de bevolking) krijgen geen adenomateuze polyposis [Al Tassan 2002, Sampson 2003 (15), Sieber 2003 (12), Cleary 2009 (16)]. Deze patiënten hebben een licht verhoogd risico op colorectaal carcinoom (CRC) (odds ratio 1.1-1.2,verschillende meta analysis beschreven in MUTYH genereviews). Voor eerstegraads familieleden is er wel sprake van een hoger risico (odds ratio 2-3) ) [Jones 2009, Jenkins 2006, Win 2014 (17)]. Maar ook voor deze familieleden is de leeftijd van diagnose en hoogte van het risico vooralsnog geen reden voor endoscopische surveillance.

Autosomaal dominante versus autosomaal recessieve overerving
I
n figuur 2 is een stamboom getekend van een familie met FAP, dat autosomaal dominant overerft. Figuur 3 toont een stamboom van een familie met MAP, dat autosomaal recessief overerft. Bij een patiënt met adenomateuze polyposis en een negatieve familieanamnese kan het om FAP, AFAP of MAP gaan. DNA-diagnostiek kan hier uitsluitsel geven.

Ook bij familiair voorkomen van adenomateuze polyposis is echter DNA-diagnostiek nodig voor een definitieve diagnose (A)FAP versus MAP.

Vormen van adenomateuze polyposis
Familiaire adenomateuze polyposis (FAP)
Familiaire adenomateuze polyposis (FAP) is een autosomaal dominant erfelijke aandoening. De aandoening heeft een incidentie van 1:6,850 tot 1:23,700 levendgeborenen [Bisgaard 1994, Bulow 1996 (1), Bjork 1999 (2)] en heeft een penetrantie van bijna 100% [Wennstrom 1974 (3)]. FAP wordt veroorzaakt door een kiembaanmutatie in het adenomateuze polyposis coli (APC-) gen [Kinzler 1991 (4)]. In 1975 beschreef Bussey de aandoening FAP en hanteerde hierbij als klinisch criterium de aanwezigheid van meer dan 100 adenomen in het colon. De adenomen ontstaan geleidelijk en kunnen zich via de ‘adenoma-carcinoma pathway' tot carcinoom ontwikkelen. Bij veel patiënten zijn al op jonge leeftijd honderden tot duizenden adenomateuze poliepen (adenomen) in het colon en rectum aanwezig [Bussey 1975 (5), Bȗlow 1987 (1)]. Indien de aandoening onbehandeld blijft leidt dit in bijna 100% van de gevallen tot colorectaal carcinoom, gemiddeld op een leeftijd tussen 35 en 45 jaar. Deze patiënten hebben tevens een verhoogd risico op tumoren in andere organen.
Bij deze autosomaal dominant erfelijke aandoening is de APC-mutatie in ongeveer 70% van de gevallen via één van beide ouders over geërfd, in ongeveer 15-25% blijkt het om een ‘de novo' mutatie te gaan. Bij ongeveer 20% van die de novo FAP patiënten is sprake van een APC mutatie in slechts een deel van de lichaamscellen (mozaïek) [Hes 2008 , Aretz 2007 (6)]. Bij 10-40% van alle patiënten met > 100 adenomen in het colon wordt bij mutatiediagnostiek geen mutatie in het APC-gen gevonden [Cruz-Correa 2003 (7), Galliatsatos 2006 (8), Grover 2012 (9)].

Attenuated familiaire adenomateuze polyposis (AFAP)
Bij AFAP is er eveneens sprake van adenomateuze polyposis op basis van een kiembaanmutatie in het APC-gen, maar hierbij ontstaan minder adenomen (<100), en zij ontstaan op hogere leeftijd dan bij klassieke FAP [Burt 2004 (10)]. Bij deze patiënten bevindt de APC-mutatie zich veelal aan het 5' of 3' uiteinde van het gen. Overigens kan dit fenotype ook binnen families met klassieke FAP voorkomen en andersom.

MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP)
MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP), voor het eerst in 2002 beschreven, is een ziektebeeld waarvan het klinisch beeld op dat van AFAP lijkt. [Al Tassan 2002 (11), Sieber 2003 (12), Nielsen 2005 (13), Aretz 2006 (6)]. Het MUTYH-gen is een ‘base-excisie reparatie gen' dat verantwoordelijk is voor de herkenning en reparatie van oxidatieschade in (onder andere) het APC-gen [Chow 2004 (14)].

MAP erft autosomaal recessief over op basis van bi-allele mutaties in het MUTYH-gen. Twee founder mutaties, de p.Y179C en de p.G396D maken 70% van alle voorkomende mutaties in de westerse wereld uit. In Nederland is daarnaast nog een derde veel voorkomende foundermutatie, de p.P391L. De p.Y179C heeft in functioneel onderzoek een ernstiger effect op de glycosylase functie dan de p.G396D [Al Tassan 2002 (11)] en p.Y179C homozygoten blijken ook een ernstiger fenotype te hebben dan p.G396D homozygoten met een jongere leeftijd van ontstaan voor CRC (46 versus 58 jaar). Vooralsnog leiden deze uitkomsten niet tot andere screeningsadviezen [Analysis of MUTYH genotypes and colorectal phenotypes in patients With MUTYH-associated polyposis]. Personen met een mono-allel MUTYH-mutatie (dat wil zeggen één gemuteerd MUTYH-gen, dit komt voor bij ongeveer 1-2% van de bevolking) krijgen geen adenomateuze polyposis [Al Tassan 2002, Sampson 2003 (15), Sieber 2003 (12), Cleary 2009 (16)]. Deze patiënten hebben een licht verhoogd risico op colorectaal carcinoom (CRC) (odds ratio 1.1-1.2,verschillende meta analysis beschreven in MUTYH genereviews). Voor eerstegraads familieleden is er wel sprake van een hoger risico (odds ratio 2-3) ) [Jones 2009, Jenkins 2006, Win 2014 (17)]. Maar ook voor deze familieleden is de leeftijd van diagnose en hoogte van het risico vooralsnog geen reden voor endoscopische surveillance.

Autosomaal dominante versus autosomaal recessieve overerving
I
n figuur 2 is een stamboom getekend van een familie met FAP, dat autosomaal dominant overerft. Figuur 3 toont een stamboom van een familie met MAP, dat autosomaal recessief overerft. Bij een patiënt met adenomateuze polyposis en een negatieve familieanamnese kan het om FAP, AFAP of MAP gaan. DNA-diagnostiek kan hier uitsluitsel geven.

Ook bij familiair voorkomen van adenomateuze polyposis is echter DNA-diagnostiek nodig voor een definitieve diagnose (A)FAP versus MAP.

Figuur 1.

stamboom FAP

Stamboompatroon van een familie met FAP, passend bij autosomaal dominante overerving.

Figuur 2.

stamboom MAP
Stamboompatroon van een familie met MAP, passend bij autosomaal recessieve overerving.

Klinische kenmerken
1. Familiaire adenomateuze polyposis (FAP)
Colorectale polyposis
Bij klassieke FAP ontstaan er vanaf jonge leeftijd multipele adenomen in het colon en rectum: 50% van de FAP-patiënten heeft multipele adenomen op 15-jarige leeftijd en 95% op 35-jarige leeftijd. Bij deze aandoening is er geen versnelde adenoom-carcinoom sequentie (in tegenstelling tot bij het Lynch syndroom). Als er geen preventieve maatregelen worden genomen neemt het aantal adenomen geleidelijk toe tot duizenden en ontstaat er op gemiddeld 35- tot 45-jarige leeftijd een colorectaal carcinoom, in 70-80% van de gevallen linkszijdig gelokaliseerd [Bussey 1975 (5), Bȗlow 1987 (1)]. Er is echter een grote variatie in het aantal adenomen binnen families met dezelfde APC-mutatie. Deze variabele expressie geldt ook voor de andere manifestaties van FAP.

Duodenale polyposis
Bij FAP komen frequent duodenale adenomen voor, met name rond de papil van Vater maar ook elders in het duodenum en soms in het jejunum. De prevalentie van duodenumadenomen bij FAP varieert van 33-92%, met een cumulatief risico van bijna 100% [Björk 2001 (2), Groves 2002 (18), Bȗlow 2004 (19)]. Het lifetime cumulatief risico op duodenumcarcinoom is echter veel lager en wordt op ongeveer 5-10% geschat. De kans op duodenumcarcinoom wordt voorspeld door een aantal kenmerken van duodenale polyposis, zoals verkregen middels gastroduodenoscopie en uitgedrukt in de ‘Spigelman classificatie' (zie hoofdstuk duodenum) [Spigelman 1989 (20), Björk 2001 (2), Groves 2002 (18), Bȗlow 2004 (19)]. Het is hierbij belangrijk dat de papil, eventueel met zijwaartskijkende endoscoop, in beeld wordt gebracht en apart beschreven wordt.

Maagpoliepen
Veel FAP-patiënten (26-61%) hebben multipele ‘fundic gland' poliepen in de maag. Dit zijn eigenlijk geen poliepen maar cysteuze dilataties van klierbuizen [Crux-Correa 2003 (7)]. Het betreft een benigne aandoening; er zijn tot op heden slechts enkele FAP-patiënten met een proximaal maagcarcinoom beschreven. Daarentegen lijken de adenoompoliepen die FAP-patiënten ook frequenter krijgen dan de algemene bevolking en die meestal gelokaliseerd zijn in het maagantrum wel een verhoogde kans op maligne ontaarding te hebben [Iida 1988 (21), Offerhaus 1992 (22)].

Extra-intestinale aandoeningen
Bij FAP komen ook verschillende extra-intestinale aandoeningen in verhoogde frequentie voor, waarvan de desmoïdtumoren het meest frequent en ernstig zijn. Naar schatting krijgt 15% van de FAP-patiënten één of meerdere desmoïdtumoren. Deze complicatie is naast het duodenumcarcinoom de belangrijkste doodsoorzaak bij FAP [Arvanitis 1990 (23)]. Voorts komen osteomen, epidermoid cysten, bijnier adenomen en tevens malingiteiten van schildklier, pancreas, hersenen (astrocytomen, medulloblastoma) en galwegen voor en kan op kinderleeftijd (meestal <2.5 jaar) hepatoblastoom optreden.
Een onschuldige bevinding is congenitale hypertrofie van het retina pigment epitheel (CHRPE) die bij 60-90% van de patiënten met FAP wordt aangetroffen. Indien CHRPE bilateraal aanwezig is kan dit als een, overigens weinig sensitieve, maar zeer specifieke marker voor FAP gebruikt worden (95-100% specificiteit) [Tourino 2004 (24)]. Sinds de ontdekking van het APC-gen is er in de diagnostiek van FAP voor deze manifestatie echter weinig plaats meer. Maar mogelijk nog wel in de families met polyposis waarbij geen mutatie in het APC-gen wordt gevonden.

2. Attenuated familiaire adenomateuze polyposis (AFAP)
De aandoening is een mild fenotype van FAP waarbij eveneens sprake is van adenomateuze polyposis, maar met uiteindelijk in totaal < 100 adenomen [Burt 2004 (10), Hernegger 2002 (25), Sieber 2006 (26)]. Er is evenwel ook bij AFAP een hoge kans op colorectaal carcinoom. De gemiddelde leeftijd waarop de adenomen bij AFAP gediagnosticeerd worden is 44 jaar, voor colorectaal carcinoom is deze 56 jaar [Hernegger 2002 (25)]. In een Nederlandse studie van klinische AFAP patiënten werd vastgesteld dat ongeveer 8% van de polyposis families een AFAP beeld hebben. Bij ongeveer 1/3 van deze families is een APC mutatie vastgesteld, in deze families was de gemiddelde leeftijd van darmkanker 54 jaar. Bij een derde van de Nederlandse AFAP families is sprake van een MUTYH mutatie en bij een derde is nog geen genetische oorzaak bekend [Nielsen 2007 (27)]. In een cohort van 120 AFAP-patiënten met een aangetoonde APC-mutatie had bijna de helft (57 patiënten) minder dan 20 adenomen [Burt 2004 (10)]. De adenomen ontstaan op hogere leeftijd dan bij klassieke FAP (gemiddeld 10 -15 jaar later) en zijn voornamelijk rechtszijdig gelokaliseerd; het rectum is relatief vaak gespaard. Niet bij alle patiënten ontstaat uiteindelijk een carcinoom. Het cumulatieve risico op colorectaal carcinoom op 80-jarige leeftijd is geschat op ongeveer 70%. Ook komen duodenumpoliepen en -carcinomen en extraintestinale manifestaties zoals bijvoorbeeld osteomen voor, maar minder frequent en op hogere leeftijd dan bij klassieke FAP [Burt 2004 (10)].

3. MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP)
Patiënten hebben meestal 10 tot een paar honderd adenomen in het colon, maar bijna nooit duizenden zoals bij klassieke FAP [Chow 2004 (14), Giardiello 2001 (28), Burt 2004 (10), Hernegger 2002 (25), Sieber 2006 (26), Sieber 2003 (12), Aretz 2006 (6), Wang 2004 (29), Nielsen 2005 (30)]. Ook worden frequent hyperplastische poliepen bij MAP gezien [Boparai (31)]. De diagnose polyposis wordt op gemiddeld ongeveer 48-jarige leeftijd gesteld. In ongeveer 60% van MAP patiënten blijkt ten tijde van de diagnose ook sprake van een colorectaal carcinoom [Sieber 2003 (12), Sampson 2003 (15), Nielsen 2005]. Dit wordt waarschijnlijk verklaard door het feit dat er meestal sprake is van een negatieve familie anamnese vanwege de recessieve overerving en colonscreening pas laat wordt gestart . Ook kan meespelen dat adenomen bij MAP mogelijk, net als bij Lynch, een versnelde progressie naar carcinomen vertonen [Nieuwenhuis 2012, Gut 2012]. Uit populatiestudies blijkt dat MAP verantwoordelijk is voor 0.4% van alle darmkankers, en tot 1-2% van de familiale en vroeg ontstane darmkankers . Opmerkelijk is dat van de MAP patiënten die zijn ontdekt in populatie darmkanker studies de helft geen of slechts enkele poliepen had [Wang 2004 (29), Balaguer 2007 , Farrington 2005 , Fleischmann 2004 (32), Avezzu 2008 (33), Van Puijenbroek 2008 (34), Cleary 2009 (16), Lubbe 2009, Nielsen 2011 (35)]. De histologie van MAP carcinomen vertoont gelijkenis met die van Lynch en MSI-high tumoren, namelijk een vaker proximale ligging in de darm, vaker meer dan één tumor, vaker een mucineus type en een toegenomen infiltratie van lymfocyten in de tumor [Nielsen 2009]. Het hoge aantal tumor infiltrerende lymfocyten wijst op een verhoogde immuunrespons, dit is mogelijkheid ook de verklaring voor de vondst dat personen met een colorectaal carcinoom bij MAP een betere overleving hebben dan sporadische gevallen net als eerder bij Lynch en MSI-high carcinomen werd aangetoond [Nielsen JNCI]. MAP carcinomen zijn echter slechts in een minderheid van de gevallen microsatelliet instabiel [Nielsen 2010 (35)], de activatie van het immuunsysteem heeft dus een andere achtergrond dan bij Lynch syndroom in principe. Kenmerkend voor MUTYH carcinomen is verder een bepaalde KRAS hotspot mutation (c.34G>T in codon 12), aanwezig in 64% van alle MAP colon carcinomen. Deze mutatie wordt slechts in een minderheid van sporadische darmkankers aangetoond. Om die reden moet MAP sterk worden overwogen als deze mutatie wordt aangetoond [Puijenbroek 2008 (34)]. Ook duodenale en extraintestinale manifestaties komen voor bij MAP, beide in een lagere frequentie en op hogere leeftijd dan bij FAP. In een grote Europese studie van 276 MAP patiënten werd aangetoond dat de prevalentie van duodenale polyposis bij MAP 17% was en de cumulatieve kans op duodenaal carcinoom 4% is, dat laatste is dus vergelijkbaar met APC geassocieerde polyposis. In deze studie werd ook een significant verhoogde incidentie aangetoond voor ovarium, blaas en huidkanker (SIR 5.7, SIR 7.2 and SIR2.8). De leeftijden van diagnose geven nu echter geen reden voor screening hierop. Talgkliertumoren, voorheen zeer sterk geassocieerd met Lynch syndroom, waren ook aanwezig in 2% van MAP patiënten. Tenslotte werd een significant verhoogde incidentie van borstkanker gevonden in de studie van Vogt et al (SIR 3.0; 95%CI 1.5-5.3), maar dit was alleen significant als het aantal borstkankers in plaats van het aantal aangedane vrouwen werd gewogen. De leeftijd van ontstaan gaf vooralsnog geen reden tot screeningsadviezen. Tegen een relatie tussen MUTYH en borstkanker pleit dat in twee grote case-control studies met in totaal meer dan 5000 borstkanker patiënten niet meer mono- of biallelische MUTYH mutatie dragers werden aangetoond dan in de controles [Zhang 2006 (36), Beiner 2009 (37)]. MAP is een autosomaal recessief ziektebeeld. De aandoening uit zich daarom meestal in een enkele generatie (bij broers en zusters) (bij uitzondering in opeenvolgende generaties, bij een mogelijkheid als de partner van de patiënt gezonde mutatiedrager is, zogenaamde pseudodominantie). Ook is de familieanamnese vaak negatief voor colorectaal carcinoom en adenomen en lijkt de aandoening dus sporadisch voor te komen.

4. Patiënten met ≥ 10 colorectale adenomen zonder detecteerbare APC- of MUTYH-mutatie: adenomateuze polyposis e.c.i.
Patiënten die voldoen aan de criteria voor verwijzing naar de klinisch geneticus op basis van aantal adenomen, dat wil zeggen ˂ 60 jaar met > 10 colorectale adenomen en patiënten ˂ 70 jaar met ˃ 20 adenomen zonder detecteerbare APC- of MUTYH-mutaties kunnen FAP, AFAP, MAP of multipele sporadische adenomen hebben. Verder moet nog worden opgemerkt dat een aantal andere erfelijke tumorsyndromen met multipele intestinale adenomen (naast allerlei extra-intestinale manifestaties) gepaard kunnen gaan zoals bijvoorbeeld constitutioneel mismatch repair deficiency syndroom.De variatie in aantallen adenomen en leeftijd van diagnose in deze patiëntengroep is groot. Er zijn geen bruikbare gegevens in de literatuur over de diagnosestelling en/of behandeling van deze patiëntengroep. Intensievere follow-up is gewenst naarmate de leeftijd waarop de diagnose wordt gesteld lager is. Adviezen aangaande de surveillance van patiënten en eerstegraads familieleden worden beschreven in hoofdstuk Adenomateuze polyposis zonder APC of MUTYH mutatie.

Samenvatting: diagnostische kenmerken van polyposis
De fenotypische presentaties van FAP, AFAP en MAP overlappen elkaar: patiënten hebben meestal > 10-20 adenomen. In geval van klassieke FAP ontstaan deze adenomen op jonge leeftijd en worden het er uiteindelijk duizenden, terwijl bij AFAP en MAP de leeftijd waarop deze adenomen ontstaan hoger ligt en het aantal vaak veel kleiner (< 100) blijft.
In onderstaande tabel worden typische kenmerken van adenomateuze polyposis in vergelijking met sporadische adenomen in het colon weergegeven.


Tabel 1. Diagnostische kenmerken van verschillende vormen van adenomateuze polyposis in vergelijking met sporadische adenomen in het colon of rectum.
 

adenomen
< 10

adenomen
10-100

adenomen
≥ 100

leeftijd
van
diagnose

mutatie
in

Overerving erfelijkheid

FAP

-

±

+

10-40 jr

APC-gen

Autosomaal dominant

AFAP

-

+

±

20-50 jr

APC-gen

Autosomaal dominant

MAP

±

+

±

20-60 jr

MUTYH

Autosomaal recessief

Sporadische
adenomen

+

±

-

> 50 jr

-

-

 

Verwijscriteria

Ten aanzien van verwijscriteria, leeftijd en frequentie van screening en surveillance is geen prospectief onderzoek verricht. Adviezen hierover zijn grotendeels afgeleid van bovenstaande diagnostische criteria en van internationale richtlijnen. Zie hiervoor hoofdstuk Patiënt met poliepen.


  1. 1 - Bülow S. Familial polyposis coli. Dan Med Bull 1987;34:1-15.
  2. 2 - Björk J, Akerbrant H, Iselius L, Bergman A, Engwall Y, Wahlstrom J et al. Periampullary adenomas and adenocarcinomas in familial adenomatous polyposis: cumulative risks and APC gene mutations. Gastroenterology 2001;121:1127-35.
  3. 3 - Wennstrom J, Pierce ER, McKusick VA. Hereditary benign and malignant lesions of the large bowel. Cancer 1974;34:850-7.
  4. 4 - Kinzler KW, Nilbert MC, Lu LK, Vogelstein B, Bryan TM, Levy DB et al. Identification of FAP locus genes from chromosome 5q21. Science 1991;253:661-5.
  5. 5 - Bussey HJR. Familial polyposis coli. Family studies, Histopathology, Differential diagnosis, and Results of Treatment. Baltimore: Johns Hopkins University Press; 1975.
  6. 6 - Aretz S, Uhlhaas S, Goergens H, Siberg K, Vogel M, Pagenstecher C et al. MUTYH associated polyposis: 70 of 71 patients with biallelic mutations present with an attenuated or atypical phenotype. Int J Cancer 2006;119:807-14.
  7. 7 - Cruz-Correa M, Giardiello FM. Familial adenomatous polyposis. Gastrointest Endosc 2003;58:885-94.
  8. 8 - Galiatsatos P, Foulkes WD. Familial adenomatous polyposis. Am J Gastroenterol 2006;101:385-98.
  9. 9 - Grover S, Kastrinos F, Steyerberg EW, et al. Prevalence and phenotypes of APC and MUTYH mutations in patients with multiple colorectal adenomas. JAMA. 2012 Aug 1;308(5):485-92.
  10. 10 - Burt RW, Leppert MF, Slattery ML, Samowitz WS, Spirio LN, Kerber RA et al. Genetic testing and phenotype in a large kindred with attenuated familial adenomatous polyposis. Gastroenterology 2004;127:444-51.
  11. 11 - Al-Tassan N, Chmiel NH, Maynard J, et al. Inherited variants of MYH associated with somatic G:C-->T:A mutations in colorectal tumors. Nat Genet. 2002 Feb;30(2):227-32. Epub 2002 Jan 30.
  12. 12 - Sieber OM, Lipton L, Crabtree M, Heinimann K, Fidalgo P, Phillips RK et al. Multiple colorectal adenoma, classic adenomatous polyposis, and germ-line mutations in MYH. N Engl J Med 2003;348:791-9.
  13. 13 - Nielsen M, Franken PF, Reinards THC, Weiss MM, Wagner A, van der Klift H et al. Multiplicity in polyp count and extracolonic manifestations in 40 Dutch patients with MYH associated polyposis coli (MAP). J Med Genet 2005;42:e54.
  14. 14 - Chow E, Thirlwell C, MaCrae F, Lipton L. Colorectal cancer and inherited mutations in base-excision repair. Lancet Oncol 2004;5:600-6.
  15. 15 - Sampson JR, Dolwani S, Jones S, Eccles D, Ellis A, Evans DG et al. Autosomal recessive colorectal adenomatous polyposis due to inherited mutations of MYH. Lancet 2003;362:39-41.
  16. 16 - Cleary SP, Cotterchio M, Jenkins MA, Kim H, Bristow R, Green R, Haile R, Hopper JL, LeMarchand L, Lindor N, Parfrey P, Potter J, Younghusband B, Gallinger S. Germline MutY human homologue mutations and colorectal cancer: a multisite case-control study. Gastroenterology. 2009 Apr;136(4):1251-60. doi: 10.1053/j.gastro.2008.12.050. Epub 2008 Dec 27.
  17. 17 - Win AK, Dowty JG, Cleary SP, et al. Risk of colorectal cancer for carriers of mutations in MUTYH, with and without a family history of cancer. Gastroenterology. 2014 May;146(5):1208-11.e1-5. doi: 10.1053/j.gastro.2014.01.022. Epub 2014 Jan 17
  18. 18 - Groves CJ, Saunders BP, Spigelman AD, Phillips RK. Duodenal cancer in patients with familial adenomatous polyposis (FAP): results of a 10 year prospective study. Gut 2002;50:636-41.
  19. 19 - Bülow S, Bjork J, Christensen IJ, Fausa O, Järvinen H, Moesgaard F et al. Duodenal adenomatosis in familial adenomatous polyposis. Gut 2004;53:381-6.
  20. 20 - Spigelman AD, Williams CB, Talbot IC, Domizio P, Phillips RKS. Upper gastrointestinal cancer in patients with familial adenomatous polyposis. Lancet 1989;2:783-5.
  21. 21 - Iida M, Yao T, Itoh H, Watanabe H, Matsui T, Iwashita A et al. Natural history of gastric adenomas in patients with familial adenomatous coli/ Gardner´s syndrome. Cancer 1988;61:605-11.
  22. 22 - Offerhaus GJA, Giardiello FM, Krush AJ, Booker SV, Tersmette AC, Kelley NC et al. The risk of upper gastrointestinal cancer in familial adenomatous polyposis. Gastroenterology 1992;102:1980-2.
  23. 23 - Arvanitis ML, Jagelman DG, Fazio VW, Lavery IC, McGannon E. Mortality in patients with familial adenomatous polyposis. Dis Colon Rectum 1990;33:639-42.
  24. 24 - Tourino R, Conde-Freire R, Cabezas-Agricola JM, Rodriguez-Aves T, Lopez-Valladares MJ, Otero-Cepeda JL et al. Value of the congenital hypertrophy of the retinal pigment epithelium in the diagnosis of familial adenomatous polyposis. Int Ophthalmol 2004;25:101-12.
  25. 25 - Hernegger GS, Moore HG, Guillem JG. Attenuated familial adenomatous polyposis. An evolving and poorly understood entity. Dis Colon Rectum 2002;45:27-36.
  26. 26 - Sieber OM, Segditsas S, Knudsen AL, Zhang J, Luz J, Rowan AJ et al. Disease severity and genetic pathways in attenuated familial adenomatous polyposis vary greatly but depend on the site of the germline mutation. Gut 2006 ;55:1440-8.
  27. 27 - Nielsen M, Hes FJ, Nagengast FM et al. Germline mutations in APC and MUTYH are responsible for the majority of families with attenuated familial adenomatous polyposis. Clin Genet. 2007 May;71(5):427-33.
  28. 28 - Giardiello FM, Brensinger JD, Petersen GM. AGA technical review on hereditary colorectal cancer and genetic testing. Gastroenterology 2001;121:198-213.
  29. 29 - Wang L, Baudhuin LM, Boardman LA, Steenblock KJ, Petersen GM, Halling KC et al. MYH mutations in patients with attenuated and classic polyposis and with young-onset colorectal cancer without polyps. Gastroenterology 2004 Jul;127(1):9-16.
  30. 30 - Nielsen M, Poley JW, Verhoef S, van Puijenbroek M, Weiss MM, Burger GT et al. Duodenal carcinoma in MUTYH-associated polyposis. J Clin Pathol. 2006;59:1212-5.
  31. 31 - Boparai KS, Mathus-Vliegen EMH, Koornstra JJ, et al. Increased colorectal cancer risk during follow-up in patients with hyperplastic polyposis syndrome: a multicentre cohort study. Gut 2010;59:1094–100. doi:10.1136/gut.2009.185884
  32. 32 - Fleischmann C, Peto J, Cheadle J, et al. Comprehensive analysis of the contribution of germline MYH variation to early-onset colorectal cancer. Int J Cancer. 2004 Apr 20;109(4):554-8.#
  33. 33 - Avezzù A, Agostini M, Pucciarelli S, et al. The role of MYH gene in genetic predisposition to colorectal cancer: another piece of the puzzle. Cancer Lett. 2008 Sep 18;268(2):308-13. doi: 10.1016/j.canlet.2008.04.004. Epub 2008 May 20.#
  34. 34 - van Puijenbroek M, Nielsen M, Tops CM, et al. Identification of patients with (atypical) MUTYH-associated polyposis by KRAS2 c.34G > T prescreening followed by MUTYH hotspot analysis in formalin-fixed paraffin-embedded tissue. Clin Cancer Res. 2008 Jan 1;14(1):139-42. doi: 10.1158/1078-0432.CCR-07-1705,
  35. 35 - Nielsen M1, Morreau H, Vasen HF, et al, MUTYH-associated polyposis (MAP). Crit Rev Oncol Hematol. 2011 Jul;79(1):1-16. doi: 10.1016/j.critrevonc.2010.05.011. Epub 2010 Jul 21.    
  36. 36 - Zhang Y, Newcomb PA, Egan KM, et al. Genetic polymorphisms in base-excision repair pathway genes and risk of breast cancer. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2006 Feb;15(2):353-8.
  37. 37 - Beiner ME, Zhang WW, Zhang S, et al. Mutations of the MYH gene do not substantially contribute to the risk of breast cancer. Breast Cancer Res Treat. 2009 Apr;114(3):575-8. doi: 10.1007/s10549-008-0042-1. Epub 2008 May 4.
  38. 38 - Kiesslich R, von Bergh M, Hahn M, Hermann G, Jung M. Chromoendoscopy with indigocarmine improves the detection of adenomatous and nonadenomatous lesions in the colon. Endoscopy 2001;33:1001-6.
  39. 39 - Brooker JC, Saunders BP, Shah SG, Thapar CJ, Thomas HJ, Atikin WS et al. Total colonic dye-spray increases the detection of diminutive adenomas during routine colonoscopy: a randomized controlled trial. Gastrointest Endosc 2002;56:333-8.
  40. 40 - Palles C, Cazier JB, Howarth KM, et al. Germline mutations affecting the proofreading domains of POLE and POLD1 predispose to colorectal adenomas and carcinomas. Nat Genet. 2013 Feb;45(2):136-44
  41. 41 - Valle L, Hernández-Illán E, Bellido F, et al. New insights into POLE and POLD1 germline mutations in familial colorectal cancer and polyposis. Hum Mol Genet. 2014 Jul 1;23(13):3506-12.
  42. 42 - Bülow S. Results of national registration of familial adenomatous polyposis. Gut 2003;52:742-6.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 31-12-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Serrated Polyposis