Erfelijk en Familiair Ovariumcarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 51

Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - RRSO en osteoporose

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'RRso en osteoporose' in de bijlagen.

Onderbouwing

Er zijn geen studies van goede kwaliteit die hebben onderzocht of RRSO op premenopauzale leeftijd gepaard gaat met een verhoogde kans op osteoporose.

Er zijn geen gegevens over een mogelijk verhoogde kans op fracturen bij vrouwen die een RRSO ondergingen op premenopauzale leeftijd.

Er zijn aanwijzingen dat vrouwen die op vroege leeftijd RRSO ondergingen waarschijnlijk een grotere kans lopen op een verlaagde BMD op latere leeftijd en dat deze kans groter is wanneer zij meer dan twee jaar oestrogeendeficiënt zijn geweest voor de leeftijd van 50 jaar.
Michelsen 2009 (, 2009), Cohen 2012 (, 2012), Challberg 2011 (, 2011)

Er zijn geen aanwijzingen dat een vroege menopauze leidt tot een verhoogde kans op het optreden van heupfracturen later in het leven.
Gallager 2007 (, 2007), Parker 2009 (, 2009), Jacoby 2011 (, 2011)

Er zijn geen aanwijzingen dat BSO verricht tijdens een hysterectomie voor benigne aandoeningen geassocieerd is met een grotere kans op heupfracturen in vergelijking met behouden van de ovaria tijdens de hysterectomie. Gegevens over een verband met andere fracturen ontbreken.
Er zijn vooralsnog geen data uit prospectieve studies naar het beloop van de botmineraaldichtheid (BMD) en het optreden van fracturen bij vrouwen na een RRSO op premenopauzale leeftijd in verband met een verhoogd risico op ovariumcarcinoom. Enkele retrospectieve en cross-sectionele studies uitgevoerd bij vrouwen die een RRSO hebben ondergaan, suggereren dat deze vrouwen vaak een lage BMD hebben [Michelsen 2009 (, 2009), Cohen 2012 (, 2012), Challberg 2011 (, 2011)] In de retrospectieve observationele studie van Michelsen onder 338 vrouwen die RRSO ondergingen (slechts 19% mutatiedraagsters, 79% onduidelijke mutatiestatus) bleken 27 van de 338 RRSO vrouwen osteoporose te hebben (8%), tegenover 54 van de 1690 controle vrouwen (3%), bij een gemiddelde leeftijd van 54,6 jaar op het moment van het invullen van de vragenlijst en een gemiddelde leeftijd RRSO van 48,5 jaar [Michelsen 2009 (, 2009)]. Vrouwen die de RRSO beneden de 50 jaar ondergingen hadden niet vaker osteoporose (5%) dan diegenen die het boven het 50e jaar ondergingen (12%). In de retrospectieve studie van Cohen werden follow-up data verzameld (deels uit dossiers, deels van vragenlijsten) bij 226 BRCA-mutatiedraagsters (57% BRCA1, 43% BRCA2, 66% eerder mammacarcinoom) en was informatie over de DEXA-meting beschikbaar van 152 vrouwen. Bij 108 van de 152 vrouwen (71%) bleek er op de DEXA-scan sprake van een verlaagde BMD (T-score < -1 SD) en bij 14% van osteoporose. Vrouwen die RRSO voor het 50e levensjaar hadden ondergaan hadden vaker een verlaagde BMD dan vrouwen bij wie dit na het 50e jaar was verricht. De vrouwen die een DEXA hadden gehad waren significant jonger dan de vrouwen bij wie geen meting was gedaan (44,7 versus 60,6 jaar) Mogelijk is het effect voor de jonge groep op latere leeftijd nog meer uitgesproken [Cohen 2012 (, 2012)]. In de derde retrospectieve studie (ook middels vragenlijsten) bij vrouwen die RRSO ondergingen en al of niet hormonale suppletietherapie gebruikten (meteen post-RRSO n=87; vertraagd gebruik n=47; nooit HST n=78) werd vaker een verlaagde T-score gevonden bij vrouwen die meer dan 24 maanden oestrogeendeficiënt waren geweest voor het 50e levensjaar (T-score < -1 SD: 47%, < -2.4 SD: 13%) dan diegenen die tot hun 50e jaar geen oestrogeendeficiëntie hadden ervaren (T-score < -1 SD 16%, < -2.4 SD 3%) [Challberg 2011 (, 2011)].
Oestrogenen zijn belangrijke remmers van de botafbraak en over het algemeen wordt een vroege menopauze beschouwd als een risicofactor voor het optreden van osteoporose en fracturen later in het leven [Tuppurainen 1995 (, 1995), U.S. Department of Health and Human Services 2004, Van der Voort 2003 (, 2003)]. In een publicatie van de Million Women Study bleek dat leeftijd van natuurlijke menopauze geen duidelijk effect had op de incidentie van heupfracturen [Banks 2009 (, 2009)]. Onder postmenopauzale vrouwen van een bepaalde leeftijd was er geen significant verschil in incidentie van heupfracturen tussen vrouwen bij wie de menopauze werd veroorzaakt door BSO in vergelijking met een natuurlijke menopauze [Banks 2009 (, 2009)]. Er is uit de beperkte literatuur geen bewijs dat BSO leidt tot meer toename van botverlies of fracturen in vergelijking met een natuurlijke vroege menopause maar meer onderzoek hiernaar is nodig [Gallagher 2007 (, 2007)].
Uit de Nurses Health studie bleek dat een BSO op het moment van hysterectomie voor een goedaardige aandoening, niet geassocieerd was met een verhoogde kans op een heupfractuur in vergelijking met het behoud van de ovaria bij hysterectomie [Parker 2009 (, 2009)].

Ook in de prospectieve Women's Health Initiative observationele cohort studie van 25 448 postmenopauzale vrouwen tussen de 50-79 jaar was een BSO tijdens hysterectomie niet geassocieerd met een verhoogd risico op heupfracturen in vergelijking met vrouwen die geen BSO ondergingen [Jacoby 2011 (, 2011)].

  1. Michelsen TM, Dørum A, Dahl AA. A controlled study of mental distress and somatic complaints after risk-reducing salpingo-oophorectomy in women at risk for hereditary breast ovarian cancer. Gynecol Oncol. 2009 Apr;113(1):128-33.
  2. Cohen JV, Chiel L, Boghossian L, Jones M, Stopfer JE, Powers J, Rebbeck TR, Nathanson KL, Domchek SM. Non-cancer endpoints in BRCA1/2 carriers after risk-reducing salpingo-oophorectomy. Fam Cancer. 2012 Mar;11(1):69-75.
  3. Challberg J, Ashcroft L, Lalloo F, Eckersley B, Clayton R, Hopwood P, Selby P, Howell A, Evans DG. Menopausal symptoms and bone health in women undertaking risk reducing bilateral salpingo-oophorectomy: significant bone health issues in those not taking HRT. Br J Cancer. 2011 Jun 28;105(1):22-7.
  4. Tuppurainen M, Kröger H, Honkanen R, et al. Puntila E, Huopio J, Saarikoski S, Alhava E.Risks of perimenopausal fractures--a prospective population-based study. Acta Obstet Gynecol Scand. 1995 Sep;74(8):624-8.
  5. Van der Voort D, van der Weijer P, Barentsen R. Early menopause: increased fracture risk at older ages. Osteoporos Int. 2003;14:525–530.
  6. Banks E, Reeves GK, Beral V, Balkwill A, Liu B, Roddam A; Million Women Study Collaborators. Hip fracture incidence in relation to age, menopausal status, and age at menopause: prospective analysis. PLoS Med. 2009 Nov;6(11):e1000181.
  7. Gallagher JC. Effect of early menopause on bone mineral density and fractures. Menopause. 2007 May-Jun;14(3 Pt 2):567-71.
  8. Parker WH, Broder MS, Chang E, Feskanich D, Farquhar C, Liu Z, Shoupe D, Berek JS, Hankinson S, Manson JE. Ovarian conservation at the time of hysterectomy and long-term health outcomes in the nurses' health study. Obstet Gynecol. 2009 May;113(5):1027-37.
  9. Jacoby VL, Grady D, Wactawski-Wende J, et al. Oophorectomy vs ovarian conservation with hysterectomy: cardiovascular disease, hip fracture, and cancer in the Women's Health Initiative Observational Study. Arch Intern Med. 2011 Apr 25;171(8):760-8

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 15-06-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Organisatie van zorg