Erfelijk en Familiair Ovariumcarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 51

Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Therapie voor klachten van urogenitale a

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Therapie voor klachten van urogenitale atrofie' in de bijlagen.

Onderbouwing

RRSO op premenopauzale leeftijd leidt tot verminderd seksueel functioneren.
Elit 2001 (, 2001), Madalinska 2005 (, 2005), Finch 2011 (, 2011)

Er zijn aanwijzingen dat vrouwen die premenopausaal waren ten tijde van de RRSO en hierna HST gebruiken, minder seksuele klachten hebben in vergelijking met vrouwen die geen HST gebruiken, maar HST compenseert niet volledig voor het verlies van de ovariële functie.
Finch 2011 (, 2011), Madalinska 2006 (, 2006)

Het is aangetoond dat suppletie middels oestrogenen (systemisch, of lokaal toegediend) en tibolon de vaginale atrofie bij postmenopauzale vrouwen voorkomt of vermindert.
Santen 2010 (, 2010)

Het is aangetoond dat lubricantia minder effectief zijn bij vaginale atrofie dan oestrogeensuppletie of lokale oestrogenen.
Suckling 2006 (, 2006)

Het effect van vaginaal toegediende oestriol op de systemische oestrogeenspiegel is minimaal.
Ponzone 2005 (, 0), Suckling 2006 (, 2006), Biglia 2010 (, 2010)

De werkgroep is van mening dat het niet aannemelijk is dat kortdurend (6 weken) vaginaal toegediend lokaal oestriol bij vrouwen met vaginale atrofie na mammacarcinoom, leidt tot een verhoogde kans op recidief mammacrcinoom.

Lubricantia
Bij vrouwen die vooral klachten hebben van vaginale atrofie en dyspareunie, kunnen glijmiddelen of bevochtigingsgels worden geadviseerd [Tan 2012 (, 2012)]. Lubricantia zijn echter minder effectief dan lokaal toegediende oestrogenen of oestriol [Tan 2012 (, 2012), Suckling 2006 (, 2006)].

Vaginaal toegediende oestrogenen
Een lage dosering vaginale oestrogenen normaliseert de vaginale atrofie bij postmenopauzale vrouwen en is daarmee even effectief als systemische HST [Cardozo 1998, Santen 2010 (, 2010), Suckling 2006 (, 2006)]. Oestriol is het minder potente oestrogeenpreparaat dat lokaal vaginaal toegediend, een grote effectiviteit heeft op het lokale urogenitale epitheel met minder systemische effecten. Er zou een minimaal effect van vaginaal toegediend estriol op de serumspiegel van oestrogenen zijn [Biglia 2010 (, 2010)]. Volgens Ponzone [2005 (, 0)] zou er geen effect worden gezien op de systemische oestrogeenspiegel bij een onderhoudsdosering, terwijl Suckling rapporteerde dat ook na vaginale applicatie een stijging van de oestradiol serumspiegels wordt gezien, waarbij de waarden echter vallen binnen de normale postmenopauzale range [Suckling 2006 (, 2006)). De veiligheidseffecten hiervan bij vrouwen met een mammacarcinoom in de voorgeschiedenis zijn niet onderzocht, maar gezien bovenstaande is het aannemelijk dat de dosering van oestriol (vaginale ovules of crème 1 dd 0.5mg gedurende 2-4 weken, daarna afbouwen tot 2x per week 0.5mg tot 6 weken) veilig is, ook bij vrouwen met vaginale klachten na doorgemaakt mammacarcinoom. Deze korte periode van behandeling kan langdurig effect hebben en zonodig een keer worden herhaald.

  1. Tan O, Bradshaw K, Carr B. Management of vulvovaginal atrophy-related sexual dysfunction in postmenopausal women: an up-to-date review. Menopause. 2012 Jan;19(1):109-17
  2. Suckling J, Lethaby A, Kennedy R. Local oestrogen for vaginal atrophy in postmenopausal women. Cochrane Database Syst Rev 2006;4:CD001500.
  3. Santen RJ, Allred C, Ardoin SP, et al. Executive summary: postmenopausal hormonetherapy: an endocrine society scientific statement. J Clin Endocrinol Metab 2010;95(Suppl 1):S1–S66
  4. Biglia N, Peano E, Sgandurra P, Moggio G, Panuccio E, Migliardi M, Ravarino N, Ponzone R, Sismondi P. Low-dose vaginal estrogens or vaginal moisturizer in breast cancer survivors with urogenital atrophy: a preliminary study. Gynecol Endocrinol. 2010 Jun;26(6):404-12.
  5. Ponzone R, Biglia N, Jacomuzzi ME, Maggiorotto F, Mariani L, Sismondi P. Vaginal oestrogen therapy after breast cancer: is it safe? Eur J Cancer. 2005 Nov;41(17):2673-81
  6. Elit L, Esplen MJ, Butler K et al. Quality of life and psychosexual adjustment after prophylactic oophorectomy for a family history of ovarian cancer. Fam Cancer 2001;1:149–156.
  7. Madalinska JB, Hollenstein J, Bleiker E, et al. Quality-of-life effects of prophylactic salpingo-oophorectomy versus gynecologic screening among women at increased risk of hereditary ovarian cancer. J Clin Oncol. 2005 Oct 1;23(28):6890-8.
  8. Finch A, Metcalfe KA, Chiang JK, et al. The impact of prophylactic salpingo-oophorectomy on menopausal symptoms and sexual function in women who carry a BRCA mutation. Gynecol Oncol, 2011 Apr;121(1):163-8.
  9. Madalinska JB, van Beurden M, Bleiker EM, Valdimarsdottir HB, Hollenstein J, Massuger LF, et al. The impact of hormone replacement therapy on menopausal symptoms in younger high-risk women after prophylactic salpingo-oophorectomy. J Clin Oncol 2006; 24: 3576-82.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 15-06-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Organisatie van zorg