Erfelijk en Familiair Ovariumcarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 51

Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Invloed van HST op hart- en vaatziekten

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Invloed van HST op hart- en vaatziekten' in de bijlagen.

Onderbouwing

Er zijn geen gegevens over het risico op HVZ bij vrouwen die een RRSO ondergingen in het kader van een BRCA-mutatie dan wel familiair risico op ovariumcarcinoom.

Het is aannemelijk dat vrouwen die een BSO ondergingen, met name vóór het 45e jaar (in het kader van een hysterectomie), een verhoogd risico hebben op HVZ.
Atsma 2006 (, 2006), Jacoby 2009 (, 2009), Parker 2009 (, 2009), Rivera 2009 (, 2009), Jacoby 2011 (, 2011)

Er zijn geen gegevens over de invloed van HST op het risico op HVZ bij vrouwen die op premenopauzale leeftijd een RRSO ondergingen in het kader van een BRCA-mutatie of familiaire belasting voor ovariumcarcinoom.

Het is aannemelijk dat HST na RRSO een gunstig effect heeft op het risico op HVZ, vooral in geval van RRSO voor het 45e jaar, en indien kort na de RRSO gestart.
Parker 2009 (, 2009), Rivera 2009 (, 2009), Rossouw 2008 (, 2008), Jacoby 2011 (, 2011), Lokkegaard 2006 (, 2006)

Gegevens over de effecten van verschillende typen oestrogeen en progestageen preparaten, verschillende doseringen en verschillende toedieningswijzen (oraal, transdermaal) op het cardiovasculaire risico ontbreken.

Er zijn aanwijzingen dat tibolon als HST een verhoogd risico geeft op een CVA ten opzichte van placebo en een neutraal effect wat betreft het risico op coronaire hartziekten en diepe veneuze trombose.
Cummings 2008 (, 2008)
Er zijn geen specifieke gegevens bekend over de invloed van HST na RRSO op jonge leeftijd bij BRCA-mutatiedraagsters of in het kader van familiair ovariumcarcinoom op het optreden van HVZ.
Er zijn verschillende gerandomiseerde, al dan niet placebo-gecontroleerde onderzoeken uitgevoerd naar het effect van HST op de incidentie van HVZ, waarbij de geïncludeerde vrouwen echter al vaak vele jaren postmenopauzaal waren voor start van de HST. De conclusie van deze studies was dat HST geen significant beschermend effect had op het optreden van HVZ [Hulley 1998 (, 1998), Rossouw 2002 (, 2002), Rossouw 2008 (, 2008), Anderson 2004 (, 2004)]. Analyses van het Women's Health Initiative onderzoek lieten wel een trend zien voor een verlaagd risico op HVZ bij vrouwen die binnen 10 jaar na de menopauze startten met HST (HR 0.76; 95%CI: 0.65-1.33) [Rossouw 2008 (, 2008)]. Dit suggereert dat een korte tijdsperiode tussen menopauze en start HST een belangrijke determinant is voor een postief effect van HST op HVZ.  In een grote Deense RCT onder ruim 1000 vrouwen van 45-58 jaar die langdurig wel of geen HST gebruikten, bleek het cardiovasculaire risico bij de HST-groep gehalveerd na 10 jaar, overigens zonder toename van de incidentie van maligniteiten [Schierbeck 2012 (, 2012)].

Het effect van HST op HVZ na BSO is voorts onderzocht in meerdere cohortonderzoeken:
  1. Het NHS onderzoek liet zien dat de subgroep van vrouwen die een BSO ondergingen voor het 50e jaar en nooit HST hadden gebruikt een verhoogd risico hadden op overlijden ten gevolge van HVZ (HR 1.98; 95%CI: 1.18-3.32) en op een CVA (HR 2.19; 95%CI: 1.16-4.14) [Parker 2009 (, 2009)].
  2. In de Mayo Clinic Cohort Study werd een verhoogd risico op cardiovasculaire mortaliteit gezien bij vrouwen die geen HST gebruikten en een BSO voor het 45e jaar ondergingen (HR, 1.44; 95%CI: 1.01-2.05), maar niet bij vrouwen die wel HST gebruikten (HR 0.65; 95%CI: 0.30-1.41) [Rivera 2009 (, 2009)].
  3. In de observationele arm van het WHI onderzoek werd geen verschil gevonden in risico op HVZ bij vrouwen met BSO voor het 40e jaar zonder HST (HR 1.33; 95%CI: 0.77-2.3) versus vrouwen die wel HST gebruikt hadden (HR 0.98; 95%CI: 0.72-1.35) [Jacoby 2011 (, 2011)].
  4. In de Deense Nurses cohort studie werd gezien dat vrouwen die een BSO ondergingen voor het 40e jaar een verhoogd risico op HVZ hadden vergeleken met vrouwen die een BSO kregen boven de 45 jaar (RR 8.7; 95%CI: 2.0-38.1). In de totale groep BSO-vrouwen was het risico op HVZ lager bij vrouwen die ooit HST gebruikten in vergelijking met vrouwen die nooit HST hadden gebruikt (RR 5.5 vs 16.2) [Lokkegaard 2006 (, 2006)]. Voorts hadden vrouwen die binnen 1 jaar na BSO startten met HST het meeste voordeel.

Er zijn geen studies uitgevoerd waarbij verschillende oestrogeen en/of progestageen medicijnen/combinaties met elkaar zijn vergeleken. Hoewel er zeker verschillen zijn tussen de verschillende middelen is het niet mogelijk om een uitspraak te doen of deze middelen uitwisselbaar zijn. Wat betreft de wijze van toediening zijn er aanwijzingen dat transdermale oestrogeenpreparaten mogelijk een lager risico op veneuze trombose geven in vergelijking met orale oestrogenen [Laliberte 2011 (, 2011)]. Het is niet bekend of de toedieningswijze een invloed heeft op het risico op HVZ. Ook zijn er geen onderzoeken bekend waarbij het effect van verschillende HST doseringen op de cardiovasculaire eindpunten is onderzocht.
In een prospectief placebo-gecontroleerd gerandomiseerd onderzoek was het gebruik van tibolon bij oudere postmenopauzale vrouwen (60-85 jaar) geassocieerd met een verhoogd risico op CVA (relatief risico 2,19; 95% CI:1,14-4,23; p=0.02) waarbij men een neutraal effect vond wat betreft het risico op coronaire hartziekten [Cummings 2008 (, 2008)].

  1. Hulley S, Grady D, Bush T, Furberg C, Herrington D, Riggs B, Vittinghoff E. Randomized trial of estrogen plus progestin for secondary prevention of coronary heart disease in postmenopausal women. Heart and Estrogen/progestin Replacement Study (HERS) Research Group. JAMA 1998;280:605-13.
  2. Rossouw JE, Anderson GL, Prentice RL, et al. Risks and benefits of estrogen plus progestin in healthy postmenopausal women: principal results From the Women's Health Initiative randomized controlled trial. JAMA 2002 Jul 17;288(3):321-33
  3. Rossouw JE, Prentice RL, Manson JE et al. Postmenopausal hormone therapy and risk of cardiovascular disease by age and year since menopause. JAMA. 2007 Apr 4;297(13):1465-77.
  4. Anderson GL, Limacher M, Assaf AR, et al. Effects of conjugated equine estrogen in postmenopausal women with hysterectomy: the Women's Health Initiative randomized controlled trial. JAMA 2004 Apr 14;291(14):1701-12.
  5. Schierbeck LL, Rejnmark L, Tofteng CL, et al. Effect of hormone replacement therapy on cardiovascular events in recently postmenopausal women: randomised trial. BMJ 2012 Oct 9;345:e6409.
  6. Parker WH, Broder MS, Chang E, Feskanich D, Farquhar C, Liu Z, Shoupe D, Berek JS, Hankinson S, Manson JE. Ovarian conservation at the time of hysterectomy and long-term health outcomes in the nurses' health study. Obstet Gynecol. 2009 May;113(5):1027-37.
  7. Rivera CM, Grossardt BR, Rhodes DJ, Brown RD Jr, Roger VL, Melton LJ 3rd, Rocca WA. Increased cardiovascular mortality after early bilateral oophorectomy. Menopause. 2009 Jan-Feb;16(1):15-23.
  8. Jacoby VL, Grady D, Wactawski-Wende J, et al. Oophorectomy vs ovarian conservation with hysterectomy: cardiovascular disease, hip fracture, and cancer in the Women's Health Initiative Observational Study. Arch Intern Med. 2011 Apr 25;171(8):760-8
  9. Løkkegaard E, Jovanovic Z, Heitmann BL, Keiding N, Ottesen B, Pedersen AT. The association between early menopause and risk of ischaemic heart disease: influence of Hormone Therapy. Maturitas. 2006 Jan 20;53(2):226-33.
  10. Laliberté F, Dea K, Duh MS, et al. Does the route of administration for estrogen hormone therapy impact the risk of venous thromboembolism? Estradiol transdermal system versus oral estrogen-only hormone therapy. Menopause. 2011 Oct;18(10):1052-9.
  11. Cummings SR, Ettinger B, Delmas PD. The Effects of Tibolone in Older Postmenopausal Women. N Engl J Med 2008;359:697-708
  12. Atsma F, Bartelink ML, Grobbee DE, van der Schouw YT. Postmenopausal status and early menopause as independent risk factors for cardiovascular disease: a meta-analysis. Menopause 2006;13(2):265-79.
  13. Jacoby VL, Grady D, Sawaya GF. Oohorectomy as a risk factor for coronary heart disease. Am J Obstet Gynecol 2009;20:140e1-e9

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 15-06-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Organisatie van zorg