Erfelijk en Familiair Ovariumcarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 51

Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Draagsters van een BRCA1/2-mutatie

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Draagsters BRCA1/2-mutatie' in de bijlagen.

Onderbouwing

Vrouwen met een BRCA1- of BRCA2-mutatie hebben een verhoogd risico op ovariumcarcinoom,.

Chen 2007

 

Vrouwen met een BRCA1-mutatie hebben een cumulatief lifetime risico tot de leeftijd van 70 jaar van 39 % (95%CI: 34-44) en tot de leeftijd van 80 jaar van 44% (95% CI, 36-53) op ovariumcarcinoom.

Chen 2007, Kuchenbaecker 2017

 

Vrouwen met een BRCA2-mutatie hebben een cumulatief lifetime risico tot de leeftijd van 70 jaar van 16% (95%CI: 12-20) en tot de leeftijd van 80 jaar van 17% (95% CI, 11-25 op ovariumcarcinoom.

Chen 2007, Kuchenbaecker 2017

In deze paragraaf geven wij een overzicht van de leeftijdsspecifieke cumulatieve risico's om ovariumcarcinoom te ontwikkelen, voor vrouwen met een BRCA1-, of BRCA2-mutatie. De schattingen per studie lopen erg uiteen [Vos 2015]. In 2007 is een meta-analyse verschenen waarin op basis van de gepubliceerde risico's een prospectieve risicoschattingentabel is ontwikkeld (zie tabel 1) [Chen 2007].

 

Tabel 1. Gemiddelde cumulatieve kans voor alle Nederlandse vrouwen (populatie) en voor BRCA1/BRCA2-mutatiedraagsters om ovariumcarcinoom te ontwikkelen (met 95% betrouwbaarheidsintervallen).

 

 

Gemiddelde cumulatieve kans op het ontwikkelen van ovariumcarcinoom (%)

 

 

Huidige leeftijd

Bereikte leeftijd

 

30 jaar

40 jaar

50 jaar

60 jaar

70 jaar

80 jaar

 

 

 

 

 

 

 

Nederlandse

 

 

 

 

 

 

vrouwen

20 jaar

 

0,02

 

0,05

 

0,12

 

0,30

 

0,61

 

1,03

30 jaar

 

0,03

0,12

0,34

0,66

1,02

40 jaar

 

 

0,10

0,31

0,64

0,99

50 jaar

 

 

 

0,22

0,55

0,93

60 jaar

70 jaar

 

 

 

 

0,34

0,77

0,48

BRCA1

20 jaar

 

1 (0,68-1,8)

 

3,2 (2,3-5,1)

 

9,5 (7,3-13)

 

23 (18-28)

 

39 (34-44)

 

30 jaar

 

2,2 (1,6-3,4)

8,7 (6,7-12)

22 (18-27)

39 (34-43)

 

40 jaar

 

 

6,7 (5,2-8,9)

20 (17-24)

38 (33-41)

 

50 jaar

 

 

 

15 (12-17)

34 (29-36)

 

60 jaar

 

 

 

 

22 (20-23)

 

BRCA2

20 jaar

 

0,19 (0,09-0,47)

 

0,7 (0,37-1,5)

 

2,6 (1,5-4,5)

 

7,5 (5,1-11)

 

16 (12-20)

 

30 jaar

 

0,52 (0,28-1)

2,4 (1,5-4,2)

7,4 (5,1-11)

16 (12-20)

 

40 jaar

 

 

1,9 (1,2-3,2)

7 (4,8-10)

16 (12-20)

 

50 jaar

 

 

 

5,2 (3,7-7,2)

14 (11-17)

 

60 jaar

 

 

 

 

9,8 (7,8-11)

 

 

Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de cumulatieve kans om ovariumcarcinoom te ontwikkelen bij vrouwen uit de Nederlandse bevolking, gebaseerd op cijfers van de Nederlandse kankerregistratie ; periode 2014-2018 en bij vrouwen met een BRCA1- respectievelijk BRCA2-mutatie, gebaseerd op de studie van Chen (2007). Als een vrouw uit de Nederlandse bevolking 20 jaar is, dan heeft zij 0,02% risico  om tijdens de komende tien jaar ovariumcarcinoom te ontwikkelen (tussen 20 en 30 jaar), en 0,61% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 70e, en 1,03% risico om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld tot haar 80e levensjaar

Als een vrouw met een BRCA1-mutatie 20 jaar is, dan heeft zij 1% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 30e (risico voor de komende tien jaar) en 39% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 70e. Als deze vrouw 40 jaar is, en nog geen ovariumcarcinoom heeft ontwikkeld, dan heeft zij 6,7% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 50e, en 38% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 70e.

Als een vrouw met een BRCA2-mutatie 20 jaar is, dan heeft zij 0,19% kans om ovariumcarcinoom te ontwikkelen voor haar 30e, en 16% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 70e. Als deze vrouw 40 jaar is, en nog geen ovariumcarcinoom heeft ontwikkeld, dan heeft zij 1,9% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 50e, en 16% kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op haar 70e.

 

Deze schattingen van Chen (2007) komen goed overeen met de schattingen van Kuchenbaecker et al (2017). De cumulatieve kans om ovariumcarcinoom te hebben ontwikkeld op 80 jarige leeftijd wordt in deze studie geschat op 44% (95% CI, 36%-53%) voor BRCA1- en 17% (95% CI, 11%-25%) voor BRCA2-mutatiedraagsters.

 

Tabel 1 geeft gemiddelde kansen aan en betreft het risico op alleen ovariumcarcinoom; de risico's op het ontwikkelen van zowel mamma- als ovariumcarcinoom zijn anders. De percentages wisselen onder andere door verschillen in de studiepopulatie en het al dan niet meenemen van de indexpatiënt (de eerste aangedane vrouw in de familie waarbij de erfelijke aanleg is aangetoond) in de analyses.  

 

In tegenstelling tot mammacarcinoom is er geen leeftijd waarna het risico op ovariumcarcinoom weer afneemt [Antoniou 2003]. Ook de Nederlandse studie van Van der Kolk [2010] illustreert dat ook op hogere leeftijd het risico op ovariumcarcinoom verhoogd is en dat dus bij BRCA1- en BRCA2-mutatiedragerschap boven de leeftijd van 60 jaar nog steeds een preventieve adnexextirpatie geïndiceerd is. Uit tabel 1 valt af te lezen, dat bij BRCA2- mutatiedraagsters de risico’s lager zijn dan bij BRCA1- mutatiedraagsters. Zo is voor een vrouw van 60 jaar met een BRCA2-mutatie de kans op ovariumcarcinoom tot 70 jaar 9,8% en hoger indien geëxtrapoleerd tot 80 jaar. In het algemeen wordt preventieve adnexextirpatie geadviseerd bij een lifetime risico van 5% of hoger, en eerder uiteraard afhankelijk van individuele patiëntgegevens. Hieruit valt af te leiden, dat in principe alle BRCA1/2-mutatiedraagsters voor preventieve adnexextirpatie in aanmerking komen, vanaf de leeftijd waarop de incidentie stijgt en ook nog op hogere leeftijd. Het is niet goed mogelijk om een bovengrens aan die leeftijd te definiëren, omdat veel studies maar tot de leeftijd van 70 jaar gaan. Op hogere leeftijd dienen de risico’s voor de ingreep zeker in geval van comorbiditeit, te worden afgewogen tegen het restrisico op ovariumcarcinoom.

  1. Chen S, Parmigiani G. Meta-analysis of BRCA1 and BRCA2 penetrance. J Clin Oncol. 2007; 10;25(11):1329-33.
  2. Antoniou A, Pharoah PD, Narod S, et al. Average risks of breast and ovarian cancer associated with BRCA1 or BRCA2 mutations detected in case Series unselected for family history: a combined analysis of 22 studies. Am J Hum Genet 2003; 72: 1117-1130.
  3. van der Kolk DM, de Bock GH, Leegte BK, et al. Penetrance of breast cancer, ovarian cancer and contralateral breast cancer in BRCA1 and BRCA2 families: high cancer incidence at older age. Breast Cancer Res Treat. 2010;124:643-51.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 15-06-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Beleid klinische genetica