Welke functies in welke lijn bij epilepsie
Uitgangsvraag
Over welke functies moet de eerste en tweede lijn, en de gespecialiseerde epilepsiezorg beschikken om goede zorg te kunnen leveren?
Aanbeveling
Adviseer patiënten met epilepsie minimaal één keer per jaar bij een specialist (meestal een neuroloog) een afspraak te maken. Bespreek in deze afspraak aanvallen, bijwerkingen, psychosociale en maatschappelijke gevolgen van epilepsie, en de impact van epilepsie op de naasten. Leg deze aspecten en de correspondentie in het dossier vast.
De huisarts dient alert te zijn op: interacties / contra-indicaties van anti-aanvalsmedicatie bij comedicatie, psychosociale impact op patiënt en gezin, compliance en follow-up bij de specialist / neuroloog.
De huisarts dient recepten voor anti-aanvalsmedicatie niet jaarlijks zonder controle te verlengen.
De tweede lijn dient over de volgende faciliteiten te beschikken:
- Een neuroloog of kinderarts met epilepsie als aantoonbaar interessegebied.
- Vroegtijdige psychosociale begeleiding die is gericht op het dagelijks leven van mensen met epilepsie.
- Toegang tot faciliteiten voor onderzoek naar de oorzaak van epilepsie.
- Toegang tot 24-uurs spoedeisende hulp (SEH)-opvang in geval van status epilepticus.
De gespecialiseerde epilepsiezorg dient over de volgende faciliteiten te beschikken:
- Evaluatie van de diagnose epilepsie inclusief classificatie van aanvallen en epilepsiesyndroom.
- Faciliteiten voor evaluatie van het effect van aanvallen op cognitieve functies, ontwikkeling en gedrag.
- Evaluatie bijkomende problematiek zoals leer- en gedragsstoornissen, psychiatrische problematiek, cognitieve stoornissen.
- Vroege diagnostiek van psychosociale problematiek.
- Uitgebreide EEG-diagnostiek inclusief videomonitoring.
- Toegang tot 24-uurs spoedeisende hulp (SEH)-opvang in geval van status epilepticus.
- Advisering of eventueel overname behandeling bij therapieresistente vormen van epilepsie.
- Gebruik van experimentele of nog niet geregistreerde behandelingsvormen.
- Gebruik van niet-medicamenteuze behandelingen zoals ketogeen dieet.
- Epilepsiechirurgie inclusief neurostimulatie (diepe hersenstimulatie (DBS) en NVS).
- Multidisciplinaire behandeling bij patiënten met bijkomende problematiek.
- Psychologische en psychotherapeutische hulpverlening onder meer bij verwerkings- of omgangsproblematiek.
- Hulp door gespecialiseerd maatschappelijk werk bij sociale of arbeidsvraagstukken.
- Hulp bij leerproblemen.
Binnen de gespecialiseerde epilepsiezorg dient aandacht te zijn voor kennistransfer naar zorgverleners buiten de gespecialiseerde epilepsiezorg.
Overwegingen
De NICE-richtlijn (NICE-richtlijn, 2012) komt op basis van resultaten uit de literatuur tot een aantal aanbevelingen. De in literatuur genoemde aandachtspunten zijn algemeen geldend. De conclusies die NICE hieruit trekt zijn echter slechts deels generaliseerbaar. Dit komt doordat het aantal neurologen in Nederland per 1000 patiënten (en daarmee de toegankelijkheid van de medisch specialistische zorg) veel hoger is dan in Engeland (World Health Organization, 2004). Hierdoor doet de huisarts in Nederland onvoldoende ervaring op om mensen met epilepsie optimaal te begeleiden.
In 2017 publiceerde de patiëntenvereniging EVN en stichting ZIE samen met behandelaars uit de gespecialiseerde epilepsiezorg (Kempenhaeghe en SEIN) onderzoek naar waarden binnen ondersteuning aan mensen met epilepsie (EVN, 2017). Er hebben 114 mensen met epilepsie en 175 mantelzorgers gereageerd op de oproep via sociale media van belangenverenigingen en zorgvoorzieningen om mee te doen aan een internet enquête. De uitkomsten van de enquête zijn besproken in focusgroepen. Bij elke stap in het onderzoek werd een klankbord groep om advies gevraagd. Uiteindelijk werden 12 onderwerpen die voor de zorg van mensen met epilepsie en langdurige zorgbehoefte belangrijk zijn geïdentificeerd. Binnen deze onderwerpen werden vier waardengebieden onderscheiden:
1. Dialoog tussen mensen met epilepsie en hun ondersteuners:
- professionele ondersteuners en mantelzorgers dienen kennis te hebben van de epilepsie(vorm) van de persoon met epilepsie;
- de ondersteuner moet betrokken zijn;
- de ondersteuners moeten aandacht hebben voor alle aspecten van het functioneren van de persoon met epilepsie.
2. Emotioneel welzijn:
- er dient aandacht te zijn voor de mentale fitheid van de personen met epilepsie maar ook van de ondersteuners (partner, kinderen, mantelzorgers, begeleiders, behandelaars);
- er dient aandacht te zijn voor eventueel voorkomende gedragsproblemen.
3. Coördinatie en begeleiding:
- goede coördinatie en samenwerking tussen ondersteuners is nodig;
- continuïteit in ondersteuning moet geborgd zijn;
- laagdrempelige toegang tot een epilepsieteam met kennis van de lokale sociale kaart kan relevant zijn.
4. Toegang tot hulpverlening:
- er dient aandacht te zijn voor laagdrempelig contact tussen de personen met epilepsie en of de mantelzorgers en hulpbronnen in de context van en ondersteuningsplan;
- versterking van het primaire netwerk en verbinden hiervan met andere netwerken wordt zeer gewaardeerd door personen met epilepsie en hun naasten;
- beschikbaarheid en bereikbaarheid van de gespecialiseerde zorg wordt belangrijk geacht;
- er dient aandacht te zijn voor kennisbevordering bij niet-gespecialiseerde hulpverleners buiten de gespecialiseerde epilepsiezorg.
De werkgroep kan zich in grote lijnen in bovenstaande adviezen vinden.
In lijn met bovenstaande publiceerde Celani (Celine et al.,2018) een semi-kwantitatieve studie waarin de perspectieven, ideeën en waarden van mensen met epilepsie en hun verzorgers onderzocht werden. Deelnemers aan het onderzoek waren 25 patiënten en 36 zorgverleners die de polikliniek van een tertiar centrum voor epilepsie in Umbria, Italië bezochten. De analyse van de focusgroepen liet zien dat vermindering van aanvalsfrequentie nog steeds de belangrijkste uitkomstmaat was voor mensen met epilepsie. Een tweede belangrijke maat was bijwerkingen. Patiënten uitten daarnaast de behoefte aan meer empowerment en kennis om zich beter aan te kunnen passen aan hun beperkingen om zodoende hun welzijn te bevorderen. Patiënten hadden tevens behoefte aan gespecialiseerde diensten in een multidisciplinaire setting met aanwezigheid van een gespecialiseerd verpleegkundige en zelfmanagement onderwijs.
Onderbouwing
Achtergrond
In deze module geeft de werkgroep aan over welke functionaliteiten de verschillende zorgaanbieders moeten beschikking om aan de patiënt de best mogelijke gezondheidsuitkomst te bieden. Er wordt niet ingaan op de manier van werken van de zorgaanbieder (specialist of instituut) omdat die te veel afhankelijk is van de individuele zorgaanbieder en/of zorgvrager.
De huisarts heeft vaak een signalerende functie. De initiële epilepsiebehandeling vindt over het algemeen plaats in de tweede lijn. Patiënten die onvoldoende reageren op de behandeling zullen vaak verwezen worden naar de gespecialiseerde epilepsiezorg.
Samenvatting literatuur
In het Sudden Unexpected Death in Epilepsy (SUDEP) auditrapport van (Hanna et al., 2002) werd onderzocht welke tekortkomingen in zorg in de eerste en tweede lijn in Engeland een verhoogd risico opleveren voor overlijden als gevolg van epilepsie. Hieruit blijkt dat er tekortkomingen zijn in de toegang tot specialistische zorg, het medicatiebeleid, passend onderzoek, aandacht voor psychosociale aspecten, verslaglegging, zorg bij ouderen met cognitieve beperkingen, en in zorg bij de transitie van kind naar de volwassenheid.
De Clinical Standards Advisory Group (CSAG), Engeland, (CSAG, 2000) heeft een vragenlijst gestuurd naar patiënten en werkers in de eerste en tweede lijn. De vragenlijsten waren bedoeld om verbeterpunten in de zorg te benoemen vanuit een patiëntenperspectief. De helft van de 4620 patiëntenlijsten en 135 van de 189 lijsten die naar huisartsen gestuurd waren, werden geretourneerd. Op basis van de verkregen gegevens blijkt dat communicatie, patiënteninformatie, indien nodig doorverwijzing, en beschikbaarheid van een verpleegkundig specialist verbeterd kunnen worden. Gespecialiseerde centra hebben hier een belangrijke rol in. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van communicatieprogramma’s, het op peil houden van kennis, en zij hebben een functie in het aansturen van verpleegkundig specialisten
Voor de aansturing van de verpleegkundig specialist en de ontwikkeling van programma’s voor een optimale communicatie werd verwezen naar gespecialiseerde epilepsiecentra.
De NICE-richtlijn (NICE-richtlijn, 2012) komt mede naar aanleiding van bovenvermelde gegevens tot de volgende aanbevelingen:
- Controle van patiënten met epilepsie moet gestructureerd plaatsvinden.
- Afhankelijk van de aard van de problematiek en van de wensen van de patiënt moet hij of zij voor de epilepsiecontroles verwezen worden naar een specialist.
- Voor volwassenen moet het maximale interval tussen consultaties één jaar bedragen, maar het interval kan op basis van de aard van de problematiek of op basis van de wensen van de patiënt verkort worden.
- De verpleegkundig specialist vervult een sleutelpositie. De verpleegkundig specialist zorgt voor de communicatie tussen de verschillende disciplines binnen de eerste en tweede lijn en de gespecialiseerde epilepsiezorg. Daarnaast zorgt hij of zij voor patiënteneducatie.
- Voor de patiënt met epilepsie moet een zorgplan op maat beschreven zijn waarin zowel medische als psychosociale aspecten zijn vastgelegd.
The National Association of Epilepsy Centers (NAEC), een subcommissie van de International League against Epilepsy (ILAE), publiceerde in 2010 (Labiner et al., 2010) een pakket aan eisen waaraan de gespecialiseerde epilepsiezorg moet voldoen. De gespecialiseerde epilepsiezorg moet volgens de criteria van de ILAE de volgende functies kunnen bieden:
Diagnostiek
- Evaluatie van de diagnose epilepsie inclusief classificeren van aanvallen en epilepsiesyndroom.
- Evaluatie van het effect van aanvallen op cognitieve functies, ontwikkeling en gedrag.
- Evaluatie van bijkomende problematiek zoals leer- en gedragsstoornissen, psychiatrische problematiek, cognitieve stoornissen.
- Vroege diagnostiek van psychosociale problematiek.
- Uitgebreide EEG-diagnostiek inclusief videomonitoring.
Therapie
- Advisering of eventueel overname van behandeling bij therapieresistente vormen van epilepsie.
- Gebruik van experimentele of nog niet geregistreerde behandelingsvormen.
- Gebruik van niet-medicamenteuze behandelingen zoals ketogeen dieet.
- Epilepsiechirurgie inclusief neurostimulatie.
Begeleiding
- Multidisciplinaire behandeling bij patiënten met bijkomende problematiek.
- Psychologische en psychotherapeutische hulpverlening onder meer bij verwerkings- of omgangsproblematiek.
- Hulp door gespecialiseerd maatschappelijk werk bij sociale of arbeidsvraagstukken.
- Hulp bij leerproblemen.
Zoeken en selecteren
Voor deze vraag is uitgegaan van de NICE-richtlijn (NICE-richtlijn, 2012). Aanvullend is gezocht naar literatuur over kwaliteit van zorg in eerste en tweede lijnvoorzieningen, en in voorzieningen binnen de gespecialiseerde epilepsiezorg. Er is gezocht vanaf 1 januari 1999 in de databases Medline, Embase en the Cochrane Library. Uiteindelijk werd één richtlijn geselecteerd. In de geselecteerde richtlijn zijn alle relevante studies uit de search verwerkt. De literatuurlijst van de richtlijn werd aanvullend gescreend op relevante informatie.
Referenties
- Celani, M.G., T.A. Cantisani, A. Bignamini, S. Macone, R. Papetti, &L. Baiocco. (2018). Is it worth it, or possible, to measure what matters to patients with epilepsy and their caregivers? Epilepsy Behav, 78, 273-279. DOI: 10.1016/j.yebeh.2017.08.028.
- CSAG. (2000). Services for Patients with Epilepsy. London: Department of Health. Clinical Standards Advisory Group.
- EVN. (2017). Epilepsiezorg. Waarden vanuit patientenperspectief. Een onderzoek naar waarden binnen ondersteuning aan mensen met epilepsie. (2017). (pp.46). Buntinx training & consultancy. Maastricht. Retrieved 02-05-2017, from http://www.epilepsievereniging.nl/wp-content/uploads/2017/04/Epilepsiezorg.-Waarden-vanuit-patiëntperspectief.pdf
- Hanna, N. J., Black, M., Sander, J. W., Smithson, W. H., Appleton, R., Brown, S., et al. (2002). The National Sentinel Clinical Audit of Epilepsy-Related Death: Epilepsy–death in the shadows (pp. 22). London: The Stationery Office.
- Labiner, D. M., Bagic, A. I., Herman, S. T., Fountain, N. B., Walczak, T. S., Gumnit, R. J., et al. (2010). Essential services, personnel, and facilities in specialized epilepsy centers--revised 2010 guidelines. Epilepsia, 51(11), 2322-2333.
- National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE). (2012). The Epilepsies: the diagnosis and management of the epilepsies in adults and children in primary and secondary care, Nice Clinical Guideline 137. London: National Institute for Health and Clinical Excellence.
- World Health Organization. (2004). Atlas. Country resources for neurological disorders 2004. Results of a collaborative study of the World Health Organization. Geneva: World Health Organization.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-05-2023
Laatst geautoriseerd : 17-06-2020
Geplande herbeoordeling :
Sinds 2014 wordt eenmaal per jaar een literatuursearch per module uitgevoerd. De clusterleden beoordelen of er in de resultaten van de search artikelen zijn die aanleiding geven om de (aanbevelingen van) de module aan te passen. Tot 2020 werden de geselecteerde artikelen opgenomen in een evidence tabel, en indien door de werkgroep voldoende relevant bevonden, werden de aanbevelingen inhoudelijk aangepast. Sinds 2020 is overgegaan tot modulair onderhoud van richtlijnen binnen clusters (zie: https://richtlijnendatabase.nl/werkwijze.html). Na de literatuurselectie wordt tijdens een vergadering met alle clusterleden de prioritering gemaakt voor de vijf te herziene modules van dat jaar. De herziene modules worden ter commentaar en autorisatie aangeboden aan de betrokken wetenschappelijke verenigingen. Dit is een zich jaarlijks herhalende cyclus.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en vanuit EpilepsieNL
De volgende verenigingen en organisaties hebben medewerking verleend aan de totstandkoming van de richtlijn (in alfabetische volgorde):
- EpilepsieNL
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
- Nederlands Instituut van Psychologen, sectie neuropsychologie (NIP)
- Nederlandse Liga tegen Epilepsie
Doel en doelgroep
Doel
De epilepsiepatiënt in Nederland op eenduidige en wetenschappelijk onderbouwde wijze diagnosticeren en behandelen. Ter ondersteuning van de richtlijngebruiker wordt - daar waar relevant - verwezen naar de module Informatie voor patiënten. De inhoud van de patiënteninformatie valt buiten verantwoordelijkheid van de werkgroep.
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met epilepsie.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de webbased richtlijn is in 2011 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met epilepsie. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de webbased richtlijn die in november 2013 vastgesteld en geautoriseerd werd. De richtlijn wordt vanaf 2013 jaarlijks geactualiseerd. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. Eventuele mutaties in de werkgroepsamenstelling vinden plaats in overleg met de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, de werkgroep en de betreffende beroepsvereniging. Nieuwe leden dienen te allen tijden gemandateerd te worden door de betreffende beroepsvereniging. De werkgroep wordt ondersteund door adviseurs van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten en door een voorlichter van het EpilepsieNL.
Werkgroep
- Prof. dr. H.J.M. Majoie (voorzitter), neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/ Maastricht UMC+, Heeze en Maastricht
- Dr. C.M. (Carin) Delsman-van Gelder, Kinderarts/kinderneuroloog, Maxima Medisch Centrum, Veldhoven (vanaf 2022)
- Drs. M.H.G. (Marjolein) Dremmen, Radioloog (subspecialisatie kinderneuroradiologie), Erasmus MC, Rotterdam (vanaf 2020)
- Dr. P. Klarenbeek, neuroloog, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen
- Dr. J. Nicolai, kinderneuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Maastricht
- Dr. P. van Vliet, neuroloog/intensivist, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag
- Drs. R. (Roel) van Vugt, Anesthesioloog, Sint Maartenskliniek, Nijmegen (vanaf 2020)
- Dr. A. Altinbas, neuroloog-kinderneuroloog, SEIN /LUMC, Heemstede en Leiden (vanaf 2020)
- Drs. T. Balvers, neuroloog, SEIN/LUMC, Heemstede en Leiden (vanaf 2020)
- Dr. M.A.A.M. de Bruijn, AIOS neurologie, Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis, Tilburg (vanaf 2020)
- Prof. Dr. E.F.I. Comans, nucleair geneeskundige, Amsterdam UMC, Amsterdam (vanaf 2020)
- Dr. T.H.P. Draak, kinderneuroloog/neuroloog, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen en Sittard-Geleen (vanaf 2021)
- Drs. F.M.S. Eshuis, AIOS spoedeisende geneeskunde, Catharina ziekenhuis, Eindhoven (vanaf 2020)
- Dr. F.N.G. Van ’t Hof, neuroloog, SEIN, Heemstede en Amsterdam (vanaf 2020)
- Dr. P.A.M. Hofman, (neuro)radioloog, Maastricht UMC+ en Kempenhaeghe, Heeze en Maastricht
- Dr. D. Ijff, GZ psycholoog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/ Maastricht UMC+, Heeze
- Ir. D. Jenniskens, Community Manager EpilepsieNL, Houten (vanaf 2020)
- Dr. J.A.F. Koekkoek, neuroloog, LUMC, Leiden, en Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag
- Dr. R.H.C. Lazeron, neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Heeze
- Dr. M. Mantione, klinisch neuropsycholoog, UMC Utrecht (vanaf 2022)
- Drs. J.B. Masselink, Ziekenhuisapotheker, Medisch Spectrum Twente, Enschede (vanaf 2020)
- G.A.P.G. van Mastrigt, HTA onderzoeker/epidemioloog B, Universiteit Maastricht
- Dr. L. M’Rabet, MT-lid Kennis en Innovatie EpilepsieNL, Houten(vanaf 2022)
- Dr. J.C. Reijneveld, neuroloog en universitair hoofddocent neurologie, SEIN en Amsterdam UMC, Heemstede en Amsterdam (vanaf 2020)
- Drs. H.E. Ronner, neuroloog, AmsterdamUMC loctie VUmc, Amsterdam
- Dr. M.K.M. van Schie, AIOS neurologie, LUMC, Leiden (vanaf 2022)
- Dr. O. Schijns, neurochirurg, Maastricht UMC+, Maastricht (vanaf 2020)
- Dr. F.M. Snoeijen-Schouwenaars, AVG, Centrum voor Epilepsiewoonzorg Kempenhaeghe, Heeze
- Dr. R.D. Thijs, neuroloog, SEIN, Heemstede en LUMC, Leiden
- Dr. N. Tolboom, nucleair geneeskundige, UMC Utrecht, Utrecht (vanaf 2020)
- Dr. S.O. Tousseyn, neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Heeze
- Drs. J. H. van Tuijl, neuroloog, Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis, Tilburg
- Dr. A. Uiterwijk, neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie, Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Heeze
- Dr. N.E. Verbeek, klinisch geneticus, UMC Utrecht, Utrecht
- Dr. M. Vlooswijk, neuroloog, Maastricht UMC+, Maastricht (vanaf 2020)
- Dr. I. Wegner, neuroloog, SEIN, Zwolle en Leeuwarden
Werkgroepleden tot 2020/2021:
- P.B. Augustijn, kinderneuroloog, SEIN, Heemstede (tot 2020)
- Dr. C.A. van Donselaar, neuroloog, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam en Kempenhaeghe, Heeze (tot 2020)
- Dr. G.J. de Haan, neuroloog, SEIN, Heemstede (plaatsvervangend voorzitter, tot 2020)
- M.C. Hoeberigs, neuroradioloog, Maastricht UMC+ en Kempenhaeghe, Heeze (tot 2020)
- Dr. F. Leijten, neuroloog, UMC Utrecht, Utrecht (tot 2021)
- Em. prof. dr. D. Lindhout, klinisch geneticus, kinderarts niet praktiserend, UMC Utrecht en SEIN, Heemstede (tot 2020)
- Dr. W. van der Meij, neuroloog, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag (tot 2020)
- Dr. B. Panis, kinderneuroloog, Maastricht UMC+, Maastricht (tot 2021)
Met ondersteuning van
- I. Gijselhart, bibliothecaresse, Kempenhaeghe Heeze
- L. Linssen, secretaresse opleidingen medisch specialisten, Kempenhaeghe Heeze
- Dr. J. Buddeke, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf 2020)
- Dr. M.M.J. van Rooijen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf 2022)
Belangenverklaringen
Werkgroepleden verklaren schriftelijk of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn.
Werkgroeplid |
Belangen |
Zo ja, welke |
Jaar ingevuld |
Aldenkamp, dhr. |
Ja |
Deelname aan Wetenschappelijke |
2015 |
Augustijn, dhr. |
Ja |
Bestuurslid en regelmatig docent |
2015, herzien 2017 |
Beumer, mw. D. |
Nee |
|
2017 |
Bruijn, mw. M. de |
|
Coördinator van de ACES studie (antibodies causing epilepsy syndromes): nationale multicenterstudie waarvoor een beurs ontvangen van het Nationaal epilepsie Fonds (principal investigator: dr. M.J. Titulaer, euroloog, Erasmus MC). |
2017 |
Donselaar, dhr. dr. |
Ja |
Bestuurslid Stichting Epilepsie Onderwijs Nederland, onbetaald Lid Richtlijnen Commissie Diagnostiek en behandeling van Epilepsie (NVN, vergoeding) Lid Commissie Wetenschap Beter Keten (samenwerkingsverband Erasmus MC, Fransciscus Vlietland Groep, Maasstad Ziekenhuis, onbetaald) Aandelen UCB |
2015 |
Gijselhart, mw. I. |
|
|
|
Haan, dhr. dr. |
Ja |
Staflid neurologie Erasmus MC Rotterdam Begeleiden aios-en Cursorisch onderwijs (onbetaald) Eindredacteur vakblad Epilepsie Ex- voorzitter Liga tegen Epilepsie Adviseur EVN, EpilepsieNL |
2015, herzien 2017 |
Hofman, dhr. Dr. |
Nee |
|
2015, herzien 2017 |
Kolk, mw. N. van |
|
Gastdocent Radboud Health Academy (neurologie verpleegkunde), betaald |
2017 |
Kolsteren, mw. E. |
Nee |
|
2015, herzien 2017 |
Lazeron, dr. R.H.C. |
Ja |
Ontwikkeling nachtelijk aanvalsdetectie en - alarmeringssysteem, gefinancierd door ZonMW, Nuts-Ohra fonds, EpilepsieNL, met deelname van een hiertoe opgerichte onderneming LivAssured, met hulp van de firma ImplementationIQ en met participatie van investeringsfondsen in de gezondheidszorg. Geen direct of persoonlijk financieel belang in LivAssured, ImplementationIQ of de investeringsfondsen. |
2017 |
Leijten, dr. F.S.S. |
Ja |
Aandelen ProLira, een start-up bedrijf dat een deliriummonitor ontwikkelt. Ontwikkeling nachtelijk aanvalsdetectie en - alarmeringssysteem, gefinancierd door ZonMW, Nuts-Ohra fonds, EpilepsieNL, met deelname van hiertoe opgerichte onderneming LivAssured met hulp van de firma ImplementationIQ en met participatie van investeringsfondsen in de gezondheidszorg. Geen direct of persoonlijk financieel belang in LivAssured, ImplementationIQ of investeringsfondsen. |
2017 |
Lindhout, dhr. |
Ja |
Lid Gezondheidsraad (onbetaald) Lid vaste commissie Reproductie toxische stoffen van de Gezondheidsraad (vacatiegeld) Lid ad hoc commissies Gezondheidsraad (vacatiegeld) Lid Wetenschappelijke adviesraad Lareb (vacatiegeld) Lid Wetenschappelijk adviesraad Stichting Michelle (onbetaald) Lid Medische adviesraad STSN (onbetaald) |
2015 |
Majoie, mw. |
Ja |
Relevante commissies: |
2017 |
Mastrigt, mw. G. |
|
Onderzoeker/docent Universiteit Maastricht (0,1 fte) |
2017 |
Nicolai, dr. J. |
Ja |
Vanuit MUMC+ gedetacheerd in St. Jansgasthuis Weert, Elkerklierk Helmond en Kempenhaeghe Heeze (in dienst MUMC+) |
2017 |
Panis, mw. dr. P. |
Nee |
|
2017 |
Pols, mw. dr. M. |
|
|
|
Roelfsema, dr. V |
Nee |
|
2015, herzien 2017 |
Tuijl, mw. J.H. van |
Ja |
Lid werkgroep richtlijn Epilepsie (onbetaald) |
2015, herzien 2017 |
Uiterwijk, mw. A. |
Nee |
|
2017 |
Veendrick, mw. |
Nee |
|
2015 |
Venhorst, mw. K. |
|
|
|
Vliet, dhr. P. van |
Nee |
|
2015, herzien 2017 |
Wardt, dhr. J. van |
Nee |
|
2017 |
Wegner, mw. dr. I |
Ja |
Houden van wetenschappelijke voordrachten, voor een deel onbetaald, maar er zijn ook enkele voordrachten waarvoor de werkgever (SEIN) een financiële bijdrage heeft ontvangen van de firma UCB als vergoeding voor gemaakte uren. Dit alles volgens de officieel hiervoor geldende wet- en regelgeving. |
? |
Wijnen, dhr. B. |
|
|
|
Zijlmans, mw. |
Ja |
Commissielid communications committee international league against epilepsy (onbetaald) |
2015, herzien 2017 |
Inbreng patiëntenperspectief
Er wordt aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het betrekken van de Epilepsievereniging Nederland in commentaarfases. Bij de richtlijn is een module met patiëntinformatie ontwikkeld. Deze is geautoriseerd door de Epilepsie Vereniging Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Neurologie.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Algemeen
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld en wordt bijgehouden conform de eisen in het rapport ‘Richtlijnen 2.0’ van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad WOK. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (https://www.agreetrust.org/). Dit is een internationaal breed geaccepteerd instrument voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de lijst met onderwerpen stellen de werkgroepleden en de adviseur concept-uitgangsvragen op. Deze worden met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen vaststelt. Vervolgens inventariseert de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn. Hierbij wordt zowel naar gewenste als ongewenste effecten gekeken. De werkgroep waardeert deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieert de werkgroep, voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vindt, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er wordt eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews in PubMed en voor specifieke onderwerpen in the Cochrane Library, Embase en Psychinfo. Vervolgens wordt voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens wordt aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie wordt gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteren de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen worden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden onder ‘zoekstrategie’ van de desbetreffende uitgangsvraag.
Voor een aantal vragen is de recente Engelse evidence based richtlijn ‘The epilepsies’ van het NICE (National Institute of Clinical Excellence) als basis gebruikt.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies worden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de evidence tabel.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen worden overzichtelijk weergegeven in evidence tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur worden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een aantal interventievragen worden bij voldoende overeenkomsten tussen de studies de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
Voor interventievragen
De kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie https://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004) (zie tabel 1).
Tabel 1. GRADE-indeling van kwaliteit van studies per uitkomstmaat
Kwaliteit |
Studiedesign |
Kwaliteit verlagen |
Kwaliteit verhogen |
Hoog (4) |
RCT |
1. Studiebeperkingen 2. Inconsistentie 3.Indirectheid 4. Imprecisie 5. Publicatiebias |
1. Groot effect 2. Dosis-respons relatie 3. Plausibele confounding |
Matig (3) |
|
||
Laag (2) |
Observationele vergelijkende studie (bijvoorbeeld: patëntencontrole onderzoek, cohortonderzoek) |
||
Zeer laag (1) |
Niet-systematische klinische observaties (bijvoorbeeld: case series of case reports) |
||
RCTs beginnen 'hoog'(4), observationele studies beginnen 'laag'(2) |
Formuleren van conclusies
Voor vragen over de waarde van diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose wordt het wetenschappelijke bewijs samengevat in één of meerdere conclusies, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt de conclusie getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maken de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans worden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
Voor een conclusie die gebaseerd is op (een) studie(s) die niet uit een systematisch literatuuronderzoek naar voren is/zijn gekomen, wordt geen niveau van bewijskracht bepaald. In een dergelijk geval staat bij de conclusie "geen beoordeling" vermeld.
Tabel 2. Niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het aan de conclusie ten grondslag liggend bewijs
Niveau |
Conclusie gebaseerd op |
Hoog |
Onderzoek van niveau A1 of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken |
Matig |
één onderzoek van niveau A2 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
Laag |
één onderzoek van niveau B of C |
Zeer laag |
Mening van deskundigen |
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.
Randvoorwaarden (organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn wordt expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg’.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn zijn er interne en externe kwaliteitsindicatoren ontwikkeld. Het doel van de indicatoren is om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. De werkgroepleden is gevraagd om bestaande indicatoren en indicatoren gebaseerd op aanbevelingen uit de richtlijn te scoren op relevantie en registreerbaarheid. De indicatoren die het hoogst scoorden, zijn in de (concept)richtlijn opgenomen. Een overzicht treft u aan in de bijlage Indicatoren. De indicatoren zijn ook terug te vinden bij de betreffende uitgangsvraag.
Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Lacunes in kennis
De zorg voor patiënten met epilepsie kent nog veel aspecten waarover onzekerheid bestaat wat als optimaal kan worden aangewezen. In vrijwel alle modules van de richtlijn ‘Epilepsie’ zijn lacunes in kennis te onderkennen. Het is daarom zeer gewenst dat er verder wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt naar de zorg voor patiënten met epilepsie. De werkgroep inventariseert de lacunes in kennis breed en heeft een aantal onderwerpen benoemd waarvan zij van mening is dat onderzoek hiernaar prioriteit verdient. Een overzicht treft u aan in de bijlage Kennislacunes.
Commentaar- en autorisatiefase
De richtlijn is in 2013 aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Vanaf 2013 wordt de richtlijn jaarlijks geactualiseerd (zie onder Herziening). De werkgroep doet aan het einde van het jaar een voorstel met welke modules zij denkt dat een commentaarronde nodig is aan de commissie Kwaliteit/subcommissie Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN). Hierbij is het uitgangspunt dat alleen die wijzigingen die eventueel tot discussie binnen de diverse beroepsgroepen kunnen leiden ter commentaar en tevens ter autorisatie voorgelegd worden. Alle andere wijzigingen worden doorgevoerd onder eigen verantwoordelijkheid van de werkgroep. De subcommissie Richtlijnen van de NVN beslist uiteindelijk welke modules aan de betrokken beroepsverenigingen worden voorgelegd. Voor die modules wordt eerst een commentaarfase gestart. Al het commentaar dat digitaal binnenkomt wordt gebundeld en in de werkgroep besproken en eventueel verwerkt in de richtlijnmodule. Vervolgens worden de aangepaste modules van de richtlijn voor autorisatie aangeboden. Bij akkoord van de beroepsverenigingen worden de geactualiseerde teksten definitief gepubliceerd op de website. De beroepsverenigingen worden hiervan op de hoogte gebracht.
Nieuwe uitgangsvragen
Als gebruikers van de richtlijn een belangrijk onderwerpen missen, kunnen zij een suggestie voor een nieuwe uitgangsvraag aanleveren bij de werkgroep (met motivering). De werkgroep zal jaarlijks de ontvangen suggesties bespreken en besluiten welke vragen opgenomen worden in de richtlijn.
Economische evaluaties
Doelmatigheid van behandeling
Sinds mei 2016 wordt aan de richtlijn ook kennis over de doelmatigheid (kosteneffectiviteit) van de epilepsiebehandeling meegenomen, ook wel economische evaluatie genoemd. Om deze kennis te verkrijgen is een systematische literatuur studie uitgevoerd (Wijnen et al., 2017, Wijnen et al., 2015). De gebruikte methodologie om de economische evaluaties in te bouwen in klinische richtlijnen is beschreven in een drietal papers (Wijnen et al., 2016, Mastrigt van et al., 2016, Thielen et al., 2016).
Databases
In MEDLINE (via PubMed), EMBASE en NHS economische evaluatie Database (NHS EED) is gezocht op kosteneffectiviteitsstudies. Voor bestaande systematische reviews, werden Cochrane Reviews, Cochrane DARE en Cochrane Health Technology Assessment Databases gebruikt.
Zoekstrategieën
Voor de identificatie van relevante studies zijn vooraf gedefinieerde klinische zoekstrategieën gecombineerd met een gevalideerd zoekfilter van McMaster University om economische evaluaties te identificeren (McMaster). Bij de zoekstrategieën hebben we ons beperkt tot therapeutische interventies.
Beoordeling van de studies
Om te beoordelen of de economische evaluaties kunnen worden opgenomen in de richtlijn is iedere gevonden studie beoordeeld aan de hand van zeven vragen. In deze pdf is de uitwerking van de verschillende vragen te vinden. Deze vragen zijn gebaseerd op de Consensus on Health Economics Criteria checklist (Evers et al., 2005) en de Welte transferability checklist (Welte et al., 2004).
Referenties
- Atkins, D., Best, D., Briss, P.A., Eccles, M., Falck-Ytter, Y., Flottorp, S., Guyatt, G.H., Harbour, R.T., Haugh, M.C., Henry, D., Hill, S., Jaeschke, R., Leng, G., Liberati, A., Magrini, N., Mason, J., Middleton, P., Mrukowicz, J., O’Connell, D., Oxman, A.D., Phillips, B., Schünemann, H.J., Edejer, T.T., Varonen, H., Vist, G.E., Williams, J.W. Jr, Zaza, S. GRADE Working Group. (2004). Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ Jun; 19, 328(7454):1490.
- van Everdingen, J.J.E., Burgers, J.S., Assendelft, W.J.J., Swinkels, J.A., van Barneveld, T.A., van de Klundert, J.L.M. (2004). Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum.
- Evers, S., Goossens, M., De Vet, H., Van Tulder, M., Ament, A. (2005). Criteria list for assessment of methodological quality of economic evaluations: Consensus on Health Economic Criteria. International journal of technology assessment in health care. 21(02):240-245.
- van Mastrigt, G. A., Hiligsmann, M., Arts, J. J., Broos, P. H., Kleijnen, J., Evers, S. M., & Majoie, M. H. (2016). How to prepare a systematic review of economic evaluations for informing evidence-based healthcare decisions: a five-step approach (part 1/3). Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res (Nov 2), 1-16. doi: 10.1080/14737167.2016.1246960.
- McMaster University. (2016, Feb 09). Search Strategies for EMBASE in Ovid Syntax, from http://hiru.mcmaster.ca/hiru/HIRU_Hedges_EMBASE_Strategies.aspx.
- Thielen, F. W., Van Mastrigt, G., Burgers, L. T., Bramer, W. M., Majoie, H., Evers, S., & Kleijnen, J. (2016). How to prepare a systematic review of economic evaluations for clinical practice guidelines: database selection and search strategy development (part 2/3). Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res (Nov 2), 1-17. doi: 10.1080/14737167.2016.1246962.
- Welte, R., Feenstra, T., Jager, H., & Leidl, R. (2004). A decision chart for assessing and improving the transferability of economic evaluation results between countries. Pharmacoeconomics, 22(13), 857-876.
- Wijnen, B., van Mastrigt, G., Evers, G., Gershuni, O., Lambrechts, D., Majoie, H., & De Kinderen, R. (2015). Review of economic evaluations of treatments for patients with epilepsy. Prospero: International prospective register of systematic reviews. Retrieved from http://www.crd.york.ac.uk/PROSPERO/display_record.asp?ID=CRD42015019278.
- Wijnen, B., van Mastrigt, G., Redekop, W. K., Majoie, H., de Kinderen, R., & Evers, S. (2016). How to prepare a systematic review of economic evaluations for informing evidence-based healthcare decisions: data extraction, risk of bias, and transferability (Part 3/3). Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res (Oct 21). doi: 10.1080/14737167.2016.1246961.
- Wijnen, B. F., van Mastrigt, G. A., Evers, S. M., Gershuni, O., Lambrechts, D. A., Majoie, M. H., . . . de Kinderen, R. J. (2017). A systematic review of economic evaluations of treatments for patients with epilepsy. Epilepsia. doi: 10.1111/epi.13655.