Epilepsie

Initiatief: NVN Aantal modules: 87

Epilepsiechirurgie bij epilepsie

Uitgangsvraag

Wanneer is epilepsiechirurgie geïndiceerd bij patiënten met medicatieresistente epilepsie?

Aanbeveling

Verwijs patiënten met epilepsie voor evaluatie van de mogelijkheid van epilepsiechirurgie als de patiënt medicatieresistent is, ook als de MRI negatief is, of als bij een kind met epilepsie de ontwikkeling stagneert. Er is sprake van medicatieresistentie als een patiënt aanvallen houdt ondanks behandeling met 2 of 3 anti-aanvalsmedicatie in adequate dosering.

 

Verwijs deze patiënten voor een beoordeling van de mogelijkheid van epilepsiechirurgie naar gespecialiseerde epilepsiezorg.

 

Laat als normaal beoordeelde MRI-scans bij patiënten met medicatieresistente focale epilepsie reviseren door een in epilepsie gespecialiseerde neuroradioloog.

 

Bij voorkeur wordt de eerste postoperatieve nazorg door de neurochirurg en een gespecialiseerde neuroloog uitgevoerd.

Overwegingen

De literatuur geeft aanwijzingen dat epilepsiechirurgie op jongere leeftijd de kans op een positieve uitkomst vergroot. Ook bij ouderen worden redelijke resultaten geboekt (Grivas et al., 2006; Tellez-Zenteno et al., 2005; Moura et al., 2016). Er zijn aanwijzingen dat het effect van epilepsiechirurgie op het cognitief functioneren afhankelijk is van de duur van de epilepsie (D'Argenzio et al., 2011; Freitag & Tuxhorn, 2005; Jonas et al., 2004; Thomas et al., 2010). Vroege chirurgische interventie bij jongere kinderen verdient dus de voorkeur vanwege waarschijnlijk betere resultaten en om ontwikkelingsstagnatie of regressie te voorkómen (Cross et al., 2006).

 

Er zijn aanwijzingen dat de kans op aanvalsvrijheid hoger is als er pre-operatief een afwijking op de MRI wordt gevonden die aan de epilepsie gerelateerd is (Ferrier et al., 1999; Kuzniecky et al., 1993; Mosewich et al., 2000, West et al., 2014). Echter, de ontwikkeling van diagnostische technieken maakt chirurgie bij steeds meer patiënten mogelijk zonder (evidente) MRI-afwijkingen (Jacobs et al., 2010; LoPinto-Khoury et al., 2012; Zijlmans et al., 2007). In Nederland kunnen meer patiënten voor epilepsiechirurgie verwezen worden dan momenteel gebeurt (Uijl et al., 2012). Ook moet er rekening gehouden worden met ‘vals-negatieve’ MRI-uitslagen. Voor MRI is een speciaal epilepsieprotocol aangewezen. Daarnaast kan herhaling van de MRI met een andere head coil en op hogere veldsterkte nieuwe informatie opleveren (Knake et al., 2005). Mogelijk nog belangrijker is dat revisie door een tweede neuroradioloog tot een andere conclusie kan leiden (Zijlmans et al., 2007). Het is dus aan te bevelen om MRI-scans zonder afwijkingen van patiënten met focale epilepsie te laten reviseren door een in epilepsie gespecialiseerde neuroradioloog.

 

Bij de afweging voor epilepsiechirurgie moet rekening gehouden worden met mogelijke complicaties. Complicaties na epilepsiechirurgie zijn bloeding en infectie (1-2%) (Tebo, 2014),(Sindou et al., 2006). Dit risico is hoger bij elektrode-implantaties (Tebo, 2014). Na temporaalkwabchirurgie is een (meestal niet-invaliderende) homonieme bovenkwadrant anopsie veel voorkomend. Blijvend functieverlies zoals parese en dysfasie komt slechts in 0.6-0.8% van de gevallen voor (Tebo, 2014), (Hader et al., 2013). Het risico op blijvend functieverlies ligt hoger bij chirurgie buiten de temporaalkwab (Tebo, 2014). Op de lange termijn heeft epilepsiechirurgie weliswaar geen of een licht positief effect op het cognitief functioneren, maar wel is er een positief effect op de kwaliteit van leven van patiënten (Spencer et al., 2008). Dit komt vooral door beter sociaal functioneren, minder werkloosheid en een verhoogde mobiliteit (rijbewijs) (Mohammed et al., 2012;Skirrow et al., 2011;Tellez-Zenteno et al., 2005). Wel moeten patiënten vaak wennen aan het ontbreken van aanvallen na een leven dat in het teken van de epilepsie stond. Bij sommige mensen ontstaat post-operatief een 'de novo' psychiatrische stoornis, meestal een depressie, van tijdelijke aard (van Veelen et al., 2001). Echter, er is na de operatie in het algemeen juist sprake van een afname van pre-existente psychiatrische comorbiditeit, vooral van depressieve stoornissen (Devinsky et al., 2005).

 

Verwijzing

De patiënt, volwassene of kind, wordt voor advies of screening verwezen naar een gespecialiseerd epilepsiecentrum (SEIN of Kempenhaeghe), of naar het UMC Utrecht/WKZ, Maastricht UMC+ of het VU Medisch Centrum.
Het pre-operatieve traject en het chirurgische beleid wordt besproken in een van de landelijke werkgroepen of in de landelijke werkgroep epilepsiechirurgie (LWEC). Vanuit hier zal een traject van aanvullende diagnostiek, zoals aanvalsregistratie met video-EEG, hogeresolutie-MRI, en soms MEG, PET, SPECT, EEG-fMRI en intracraniële EEG-registratie worden opgezet voordat de daadwerkelijke operatie plaatsvindt.

 

Na epilepsiechirurgie worden patiënten na zes weken teruggezien door de behandelend neurochirurg, de verpleegkundig specialist en de derdelijns neuroloog in het epilepsiecentrum of neurochirurgisch centrum. Anti-aanvalsmedicatie kunnen postoperatief na één tot twee jaar aanvalsvrijheid afgebouwd worden. Bij kinderen kan dit eerder worden overwogen; hierover loopt een studie door de kinderneurologen in het UMC Utrecht  (Boshuisen et al., 2012; Kim et al., 2005).

 

Economische evaluaties

Drie economische evaluaties, van Bowen et al. (Bowen et al., 2012) en Widjaja et al.  (Widjaja et al., 2011), en Picot et al. (Picot et al., 2016) zijn bruikbaar. Deze studies laten zien dat epilepsiechirugie een kosteneffectieve behandeling is bij zowel kinderen als volwassenen met therapieresistente epilepsie. De studies van Widjaja et al. 2011 en Picot et al. 2016 hebben kwaliteit van leven (QALYs) niet meegenomen als uitkomstmaat waardoor harde uitspraken over kosteneffectiviteit bij deze studies lastiger is (door gebrek aan een waarde die men bereid is te betalen voor de desbetreffende gezondheidswinst). Voor de beoordeling van de studies wordt verwezen naar de evidence tabel onder ‘economisch evaluatieonderzoek’ in de bijlagen.

 

Bij de afweging voor epilepsiechirurgie moet rekening gehouden worden met mogelijke complicaties. Complicaties na epilepsiechirurgie zijn bloeding en infectie (1-2%) (Tebo, 2014), (Sindou et al., 2006). Dit risico is hoger bij elektrode-implantaties (Tebo, 2014). Na temporaalkwabchirurgie is een (meestal niet-invaliderende) homonieme bovenquadrant anopsie veel voorkomend. Blijvend functieverlies zoals parese en dysfasie komt slechts in 0.6 – 0.8 % van de gevallen voor (Tebo, 2014), (Hader et al., 2013). Het risico op blijvend functieverlies ligt hoger bij chirurgie buiten de temporaalkwab (Tebo, 2014). 

 

Edelvik et al. (Edelvik et al., 2017) laten zien dat bij volwassenen die geopereerd werden in 1995-1998 ook op lange termijn, tot gemiddeld 14,5 jaar na operatie, de kwaliteit van leven op groepsniveau stabiel blijft en vergelijkbaar met de normale bevolking, behalve als het gaat om sociaal functioneren en geestelijke gezondheid.

 

Heroperatie is een overweging als de patiënt niet aanvalsvrij wordt. In een meta-analyse tonen Krucoff et al. (Krucoff et al., 2017) aan dat bij 47% van 782 patiënten na heroperatie alsnog aanvalsvrijheid wordt bereikt. Het probleem van deze studie is dat dit een zeer geselecteerde groep betreft en er geen conclusies getrokken kunnen worden in individuele gevallen.

Onderbouwing

Onder epilepsiechirurgie wordt in deze module verstaan: een hersenoperatie met als doel postoperatieve aanvalsvrijheid. Hersenoperaties met een ander doel (zoals het verwijderen van een tumor worden hier buiten beschouwing gelaten. Voor epilepsiechirurgie dient verwezen te worden naar gespecialiseerde epilepsiezorg. Epilepsiechirurgie wordt toegepast bij patiënten met focale epilepsie die medicatieresistent zijn. Medicatieresistent wordt hier gedefinieerd als het houden van aanvallen na twee opeenvolgende jaren van behandeling met minimaal twee verschillende anti-epileptica met een adequate dosering (Schiller & Najjar, 2008). Deze termijn van twee jaar kan ook korter zijn als er bijvoorbeeld sprake is van een medicatieresistente status epilepticus of van kinderen die door hun aanvallen in hun ontwikkeling of leerproces worden bedreigd.

 

In deze richtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen temporale en extratemporale epilepsiechirurgie, omdat de effectiviteit tussen deze operaties kan verschillen. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen volwassenen en kinderen met epilepsie omdat er verschillen zijn in verwijzing, klinische besluitvorming, cognitieve gevolgen van aanvallen, postoperatieve herstelmogelijkheden en onderliggende pathologie. Er wordt zowel gekeken naar uitkomstmaten op de korte (minder dan één jaar) als de lange (langer dan één jaar) termijn.

 

Callosotomie, radiochirurgie, multipele subpiale transsecties en diepe hersenstimulatie als vormen van epilepsiechirurgie, worden hier buiten beschouwing gelaten. Dit betreft ingrepen die (nog) weinig worden gedaan.

Laag*

Er zijn aanwijzingen dat temporale hersenchirurgie bij volwassenen (16 jaar of ouder) met meer dan één jaar epilepsie en geen aanvalsvrijheid na het proberen van twee anti-epileptica op de korte termijn (korter dan één jaar) tot significant meer aanvalsvrijheid leidt ten opzichte van behandeling met anti-epileptica.

 

 (Wiebe et al., 2001)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat chirurgische interventie bij patiënten met  tubereuze sclerose op korte termijn (follow up ≥ 1 jaar) leidt tot een aanvalsvrij-percentage van 59%

 

(Zhang et al., 2013)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat temporale hersenchirurgie bij medicatieresistente volwassenen met epilepsie (16 jaar of ouder) op de lange termijn (minimaal 5 jaar) tot een hoger percentage aanvalsvrijheid leidt ten opzichte van geen chirurgie.

 

(Skirrow et al., 2011)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat temporale hersenchirurgie bij patiënten met epilepsie op de lange termijn (minimaal 5 jaar) tot minimaal 38% aanvalsvrije gevallen leidt.

 

(de Tisi et al., 2011; Tellez-Zenteno et al., 2005)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat extratemporale hersenchirurgie bij patiënten met epilepsie op de lange termijn (minimaal 5 jaar) tot minimaal 24% aanvalsvrije gevallen leidt.

 

(de Tisi et al., 2011; Tellez-Zenteno et al., 2005)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat  anterieure temporale lobectomie en selectieve amygdalohippocampectomie bij patiënten met  mesiotemporale epilepsie en unilaterale hippocampus sclerosis op de lange termijn (12 tot 18 jaar) tot 62-65% aanvalsvrije gevallen leidt.

 

(Hemb et al., 2013)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat complete of partiële temporale resectie bij kinderen onder de 19 leidt bij 76% tot aanvalsvrijheid.

 

(Englot et al., 2013)

 

Zeer laag*

Er zijn aanwijzingen dat een chirurgische ingreep bij kinderen met medicijn-resistente epilepsie vaker leidt tot complete aanvalsvrijheid na 12 maanden.

 

(Dwivedi et al., 2017)

 

* Deze kwalificatie is volgens algemeen geldende criteria (de studies betreffende niet-geblindeerde RCTs of studies van minder kwaliteit). Erkend wordt dat in het geval van epilepsiechirurgie geen dubbelblind, gerandomiseerde studies mogelijk zijn. Het zou immers niet ethisch zijn een dergelijk RCT geblindeerd uit te voeren vanwege de zekerheid van het optredende effect. Derhalve is de bewijskracht van de hier beschreven studies waarschijnlijk het maximaal haalbare.

Het kortetermijneffect

Er werd geen literatuur gevonden over het kortetermijneffect van extratemporale hersenchirurgie.

 

Er werd één randomized controlled trial (RCT) gevonden over temporaalkwabchirurgie bij volwassenen en één bij kinderen. Wiebe et al. (2001) vergelijken het effect tussen temporale chirurgie en anti-epileptica bij 80 patiënten (16 jaar of ouder) die langer dan een jaar temporaalkwabepilepsie hebben en maandelijkse aanvallen, ondanks het gebruik van twee of meer anti-epileptica. Na één jaar is 58% van de geopereerde patiënten vrij van aanvallen. Hiervan is 38% volledig aanvalsvrij, waarbij ook geen aura’s optraden. Bij de controlegroep is dit respectievelijk 8% en 3% (p<0.001). Blindering van patiënten was niet mogelijk in deze studie. De grootte van de onderzoekspopulatie is beperkt.

 

Dwivedi et al. (2017) vergeleken het effect van een chirurgische ingreep met passende medicatie (n=57) met alleen medicatie (n=59) bij 116 kinderen met medicatieresistente epilepsie op een wachtlijst voor chirurgie in een Indiaas ziekenhuis. Het ging naast focale resecties ook om ingrepen als callosotomie en hemisferotomie. De kinderen werden gerandomiseerd in een van beide groepen (direct chirurgie of wachtlijst) en gekeken werd naar complete aanvalsvrijheid na 12 maanden en de bijwerkingen. In de chirurgiegroep was 77% van de kinderen (n=44) na 12 maanden aanvalsvrij, in de controlegroep was dit 7% (n=4) van de kinderen (absoluut verschil van 70,4 procentpunten; 95%BI: 57,8-83,1; P<0,001). In 7% (n=4) van de chirurgische ingrepen traden er onverwachte bijwerkingen op (en in 0% in de groep zonder chirurgische ingreep), en een te verwachten, vooraf besproken hemiparese trad op bij de 15 hemisferotomiepatiënten.

 

De systematische review van Zhang et al. (2013) bekeek welke variabelen aanvalsvrijheid voorspelden na chirurgische behandeling van patiënten met tubereuze sclerose. Ze includeerden 229 patiënten uit 13 studies. De gemiddelde of mediaan follow up van de studies was groter of gelijk aan 1 jaar. Zhang et al. (2013) vonden aanvalsvrijheid (Engel klasse I) van 59% (bij 136 patiënten). Leeftijd bij eerste aanval van ouder dan 1 jaar, een éénduidig focus bij EEG-onderzoek en lobectomie waren significant geassocieerd met een hogere kans op aanvalsvrijheid. 

 

Het Cochrane literatuuroverzicht van West et al. (2015) concludeerde dat 65% (van de in totaal 16.253) na operatie een goede uitkomst had; dit varieerde per studie van 13,5% tot 92,5%. Helaas was de kwaliteit van de data en het noteren van aanvallen slecht. De volgende variabelen lijken geassocieerd met postoperatieve aanvalsvrijheid: een MRI-lesie, geen noodzaak tot intracraniële monitoring, complete anatomische resectie, de aanwezigheid van mesiale temporale sclerose, overeenkomst tussen MRI en elektroencephalogram (EEG), een voorgeschiedenis van koortsaanvallen, focale corticale dysplasie, aanwezigheid van een tumor, rechtszijdige resectie en het unilateraal zijn van EEG-afwijkingen. Er werd geen bewijs gevonden dat een voorgeschiedenis van hoofdpijn, de aanwezigheid van encefalomalacie, aanwezigheid van vasculaire malformatie of van postoperatieve bloedingen prognostische betekenis hadden. De geïncludeerde studies vertoonden verschillen in definities en uitkomstmaten, die algemene conclusies bemoeilijkten.

 

Langetermijneffect

Tellez-Zenteno et al. (2005) brengen een meta-analyse van cohortstudies over epilepsiechirurgie bij medicatieresistente kinderen en volwassenen met epilepsie, gepubliceerd tussen 1991 en 2003. Inclusiecriteria voor de cohortstudies zijn: grootte van meer dan 20 patiënten (geen leeftijdsgrens) die epilepsiechirurgie ondergingen; follow-up  van meer dan vijf jaar; kwantitatieve rapportage van uitkomstmaten; beschrijving van het type chirurgie en het aantal patiënten per interventie. In totaal zijn 76 artikelen geïncludeerd, waarin 83 studies beschreven worden. Primaire uitkomstmaat is aanvalsvrijheid.

 

De geïncludeerde studies naar temporale epilepsiechirurgie (40 studies, 3895 patiënten) laten zien dat 66% (95% CI 62-70%) van de patiënten aanvalsvrij is na minimaal vijf jaar. Univariate analyse laat zien dat aanvalsvrijheid het hoogste is in de groep patiënten met een tumor (76%; 95% CI 73-79) en het laagst in de groep patiënten ouder dan 50 jaar (41%; 95% CI 29-53). Ook werd een lagere aanvalsvrijheid gevonden in oudere studies (54%; 95% CI 48-60), en studies met een langere follow-up (langer dan 10 jaar) (45%; 95% CI 41-49). Studies laten geen significant verschil zien in aanvalsvrijheid tussen kinderen en volwassen.

 

Tellez-Zenteno et al. (2005) includeerden slechts twee studies naar het effect van extratemporale hersenchirurgie (169 patiënten). De gepoolde aanvalsvrijheid van deze studies na minimaal vijf jaar is 34% (95% CI 28-40).

 

Voor studies waarin geen onderscheid gemaakt werd tussen temporaalkwab- en extratemporale chirurgie, is het gepoolde percentage aanvalsvrije patiënten na minimaal vijf jaar 59% (95% CI 56-62). De aanvalsvrijheid is iets hoger bij kinderen ten opzichte van volwassenen, maar dit verschil is niet significant. Univariate analyse met deze studies laat zien dat de kans op aanvalsvrijheid hoger is bij patiënten met vasculaire malformaties, na kortere follow-up en bij operaties die na 1980 zijn uitgevoerd.

 

Studies met tumoren als indicatie voor hersenchirurgie werden ook geïncludeerd in de meta-analyse. Dergelijke hersenoperaties worden in deze module echter niet tot epilepsiechirurgie gerekend.

 

Hemb et al. (2013) onderzochten in hun prospectieve longitudinale cohort het effect van chirurgie (anterieure temporale lobectomie en selectieve amygdalohippocampectomie) bij patiënten met mesiotemporale  epilepsie met unilaterale sclerosis. 108 patiënten werden minimaal 8 en maximaal 18 jaar (gemiddeld 11 jaar en 9 maanden) gevolgd. Hemb et al. (2013) vonden dat na 12 en 18 jaar respectievelijk 65% en 62% compleet aanvalsvrij was. Zij vonden tevens dat de gebruikte chirurgische techniek geen invloed had op deze uitkomst. Echter, het blijven slikken van anti-epileptica en een geschiedenis van gegeneraliseerde aanvallen verlaagden de kans om aanvalsvrij te blijven.  

 

Volwassenen

Skirrow et al. (2011) kijken retrospectief naar medicatieresistente patiënten van 16 jaar en ouder die tussen 1992 en 2002 op geschiktheid voor temporale epilepsiechirurgie getest werden. Er vindt een vergelijking plaats tussen 42 patiënten die geschikt bleken en 11 patiënten die ongeschikt bleken. De aanvalsvrijheid na een gemiddelde follow-upperiode van negen jaar (van 5 tot 15 jaar) is 86% voor de patiënten die temporale chirurgie ondergingen en 36% voor de patiënten die geen operatie ondergingen (p=0.002). Het aanvalstype in deze laatste groep is significant vaker complex partieel (p=0.023), wat mogelijk op selectiebias duidt. De studie verliest aan bewijskracht door de kleine onderzoekspopulatie (n=53).

 

De Tisi et al. (2011) voerden een prospectieve cohortstudie uit bij 649 volwassen patiënten (ouder dan 16 jaar), waarbij ze kijken naar effecten van epilepsiechirurgie (zowel temporaal als extratemporaal) gedurende tien jaar. 52% (95% CI 48-56) van de patiënten is aanvalsvrij na vijf jaar en 47% (95% CI 42-51) na tien jaar. Voor de gevallen waar het temporale epilepsiechirurgie betreft, is de aanvalsvrijheid na vijf jaar 56% (95% CI 38-70) en voor de extratemporale epilepsiechirurgie is dit 40% (95%CI 24-55).

 

Kinderen

De studie van Oijen et al. (2006) kijkt retrospectief naar 69 medicatieresistente kinderen (jonger dan 18 jaar) die tussen 1992 en 2002 epilepsiechirurgie ondergingen in het UMC Utrecht. 49% van de groep onderging temporale chirurgie en 24% onderging extratemporale chirurgie. Van de totale groep blijkt na een gemiddelde follow-upperiode van zeven en een half jaar 72% aanvalsvrij te zijn. Voor de groep die temporale hersenchirurgie onderging is dit percentage 82% en voor de groep die extratemporale hersenchirurgie onderging is dit 63%.

 

De meta-analyse van Englot et al (2013) over extra-temporale resecties bij kinderen nam 36 studies met 1259 patienten op in hun analyse. Er werden geen RCTs gevonden. Inclusiecriteria voor de studies waren; inclusie van tenminste 10 kinderen onder de 19 jaar, die resectieve chirurgie voor extratemporale epilepsie ondergingen met exclusie van de hemispherectomieën en waarbij de primaire uitkomstmaat post-operatieve aanvalsvrijheid (gemeten met Engel or vergelijkbare classificatie schema’s) was en de follow up periode minstens 1 jaar. Zij vonden dat 704 (56%) patiënten aanvalsvrij waren na chirurgie (Engel klasse 1) en 555 (44%) bleven aanvallen houden (Engel klasse 2-4). Belangrijke voorspellers van een goede uitkomst waren korte duur van de epilepsie, het aan kunnen tonen van afwijkingen, het afwezig zijn van gegeneraliseerde aanvallen en een eenduidig aanvalsbegin.

 

De bewijskracht van de literatuur is epidemiologisch beperkt gezien het aantal studies en de aantallen patiënten. Gerandomiseerd onderzoek is niet ethisch vanwege het evidente behandeleffect van de operatie.

Er is gezocht naar literatuur over de effectiviteit van temporale of extratemporale hersenchirurgie met betrekking tot aanvalsvrijheid. Er is gezocht vanaf 1 januari 1996 in de databases Pubmed en the Cochrane Library. Uiteindelijk werden negen artikelen geïncludeerd, waarvan vier systematische reviews, één RCT en vier cohort studies. De volgende selectiecriteria waren van toepassing:

  • origineel onderzoek (systematische review, randomized controlled trial (RCT), cohortstudie of case-controlstudie);
  • antwoord geven op de uitgangsvraag waarbij gekeken wordt naar de uitkomstmaat aanvalsvrijheid.
  1. Boshuisen, K., Arzimanoglou, A., Cross, J. H., Uiterwaal, C. S., Polster, T., van Nieuwenhuizen, O., et al. (2012). Timing of antiepileptic drug withdrawal and long-term seizure outcome after paediatric epilepsy surgery (TimeToStop): a retrospective observational study. Lancet Neurol, 11(9), 784-791.
  2. Bowen, J. M., Snead, O. C., Chandra, K., Blackhouse, G., & Goeree, R. (2012). Epilepsy care in ontario: an economic analysis of increasing access to epilepsy surgery. Ont Health Technol Assess Ser, 12(18), 1-41.
  3. Cross, J. H., Jayakar, P., Nordli, D., Delalande, O., Duchowny, M., Wieser, H. G., et al. (2006). Proposed criteria for referral and evaluation of children for epilepsy surgery: recommendations of the Subcommission for Pediatric Epilepsy Surgery. Epilepsia, 47(6), 952-959.
  4. D'Argenzio, L., Colonnelli, M. C., Harrison, S., Jacques, T. S., Harkness, W., Vargha-Khadem, F., et al. (2011). Cognitive outcome after extratemporal epilepsy surgery in childhood. Epilepsia, 52(11), 1966-1972.
  5. de Tisi, J., Bell, G. S., Peacock, J. L., McEvoy, A. W., Harkness, W. F., Sander, J. W., et al. (2011). The long-term outcome of adult epilepsy surgery, patterns of seizure remission, and relapse: a cohort study. Lancet, 378(9800), 1388-1395.
  6. Devinsky, O., Barr, W. B., Vickrey, B. G., Berg, A. T., Bazil, C. W., Pacia, S. V., et al. (2005). Changes in depression and anxiety after resective surgery for epilepsy. Neurology, 65(11), 1744-1749.
  7. Dwivedi, R., Ramanujam, B., Chandra, P. S., Sapra, S., Gulati, S., Kalaivani, M., . . . Tripathi, M. (2017). Surgery for Drug-Resistant Epilepsy in Children. N Engl J Med, 377(17), 1639-1647. doi: 10.1056/NEJMoa1615335.
  8. Edelvik, A., Taft, C., Ekstedt, G., & Malmgren, K. (2017). Health-related quality of life and emotional well-being after epilepsy surgery: A prospective, controlled, long-term follow-up. Epilepsia, 58(10), 1706-1715. doi: 10.1111/epi.13874.
  9. Englot, D.J., Rolston, J.D., Wang, D.D., Sun, P.P., Chang, E.F., Auguste, K.I. (2013). Seizure outcomes after temporal lobectomy in pediatric patients. J Neurosurg Pediatr. 2013 Aug;12(2):134-41. doi: 10.3171/2013.5.PEDS12526. Epub 2013 Jun 14.
  10. Ferrier, C. H., Engelsman, J., Alarcon, G., Binnie, C. D., & Polkey, C. E. (1999). Prognostic factors in presurgical assessment of frontal lobe epilepsy. J Neurol Neurosurg Psychiatry, 66(3), 350-356.
  11. Freitag, H., & Tuxhorn, I. (2005). Cognitive function in preschool children after epilepsy surgery: rationale for early intervention. Epilepsia, 46(4), 561-567.
  12. Grivas, A., Schramm, J., Kral, T., von Lehe, M., Helmstaedter, C., Elger, C. E., et al. (2006). Surgical treatment for refractory temporal lobe epilepsy in the elderly: seizure outcome and neuropsychological sequels compared with a younger cohort. Epilepsia, 47(8), 1364-1372.
  13. Hader, W.J., Tellez-Zenteno, J., Metcalfe, A., Hernandez-Ronquillo, L., Wiebe, S., Kwon, C.S., Jette, N. (2013). Complications of epilepsy surgery: a systematic review of focal surgical resections and invasive EEG monitoring. Epilepsia, 54(5), 840-847.
  14. Hemb, M., Palmini, A., Paglioli, E., Paglioli, E.B., Costa da Costa, J., Azambuja, N.,Portuguez, M., Viuniski, V., Booij, L., Nunes, M.L. An 18-year follow-up of seizure outcome after surgery for temporal lobe epilepsy and hippocampal sclerosis. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2013 Jul;84(7):800-5. doi: 10.1136/jnnp-2012-304038. Epub 2013 Feb 13.
  15. Jacobs, J., Zijlmans, M., Zelmann, R., Chatillon, C. E., Hall, J., Olivier, A., et al. (2010). High-frequency electroencephalographic oscillations correlate with outcome of epilepsy surgery. Ann Neurol, 67(2), 209-220.
  16. Jonas, R., Nguyen, S., Hu, B., Asarnow, R. F., LoPresti, C., Curtiss, S., et al. (2004). Cerebral hemispherectomy: hospital course, seizure, developmental, language, and motor outcomes. Neurology, 62(10), 1712-1721.
  17. Kim, Y. D., Heo, K., Park, S. C., Huh, K., Chang, J. W., Choi, J. U., et al. (2005). Antiepileptic drug withdrawal after successful surgery for intractable temporal lobe epilepsy. Epilepsia, 46(2), 251-257.
  18. Knake, S., Triantafyllou, C., Wald, L. L., Wiggins, G., Kirk, G. P., Larsson, P. G., et al. (2005). 3T phased array MRI improves the presurgical evaluation in focal epilepsies: a prospective study. Neurology, 65(7), 1026-1031.
  19. Krucoff, M. O., Chan, A. Y., Harward, S. C., Rahimpour, S., Rolston, J. D., Muh, C., & Englot, D. J. (2017). Rates and predictors of success and failure in repeat epilepsy surgery: A meta-analysis and systematic review. Epilepsia, 58(12), 2133-2142. doi: 10.1111/epi.13920.
  20. Kuzniecky, R., Burgard, S., Faught, E., Morawetz, R., & Bartolucci, A. (1993). Predictive value of magnetic resonance imaging in temporal lobe epilepsy surgery. Arch Neurol, 50(1), 65-69.
  21. LoPinto-Khoury, C., Sperling, M. R., Skidmore, C., Nei, M., Evans, J., Sharan, A., et al. (2012). Surgical outcome in PET-positive, MRI-negative patients with temporal lobe epilepsy. Epilepsia, 53(2), 342-348.
  22. Mohammed, H. S., Kaufman, C. B., Limbrick, D. D., Steger-May, K., Grubb, R. L., Jr., Rothman, S. M., et al. (2012). Impact of epilepsy surgery on seizure control and quality of life: a 26-year follow-up study. Epilepsia, 53(4), 712-720.
  23. Mosewich, R. K., So, E. L., O'Brien, T. J., Cascino, G. D., Sharbrough, F. W., Marsh, W. R., et al. (2000). Factors predictive of the outcome of frontal lobe epilepsy surgery. Epilepsia, 41(7), 843-849.
  24. Moura, L. M., Eskandar, E. N., Hassan, M., Salinas, J., Cole, A. J., Hoch, D. B., . . . Hsu, J. (2016). Anterior temporal lobectomy for older adults with mesial temporal sclerosis. Epilepsy Res, 127, 358-365. doi: 10.1016/j.eplepsyres.2016.09.021.
  25. Picot, M. C., Jaussent, A., Neveu, D., Kahane, P., Crespel, A., Gelisse, P., . . . Ryvlin, P. (2016). Cost-effectiveness analysis of epilepsy surgery in a controlled cohort of adult patients with intractable partial epilepsy: A 5-year follow-up study. Epilepsia, 57(10), 1669-1679. doi: 10.1111/epi.13492
  26. Schiller, Y., & Najjar, Y. (2008). Quantifying the response to antiepileptic drugs: effect of past treatment history. Neurology, 70(1), 54-65.
  27. Sindou, M., Guenot, M., Isnard, J., Ryvlin, P., Fischer, C., & Mauguiere, F. (2006). Temporo-mesial epilepsy surgery: outcome and complications in 100 consecutive adult patients. Acta Neurochir (Wien), 148(1), 39-45.
  28. Skirrow, C., Cross, J. H., Cormack, F., Harkness, W., Vargha-Khadem, F., & Baldeweg, T. (2011). Long-term intellectual outcome after temporal lobe surgery in childhood. Neurology, 76(15), 1330-1337.
  29. Spencer, S., Huh, L. (2008). Outcomes of epilepsy surgery in adults and children. Lancet Neurol, 7(6), 525-537.
  30. Tebo, C. C., Evins, A. I., Christos, P. J., Kwon, J., & Schwartz, T. H. (2014). Evolution of cranial epilepsy surgery complication rates: a 32-year systematic review and meta-analysis. J Neurosurg, 120(6), 1415-1427. doi: 10.3171/2014.1.jns131694.
  31. Tellez-Zenteno, J. F., Dhar, R., & Wiebe, S. (2005). Long-term seizure outcomes following epilepsy surgery: a systematic review and meta-analysis. Brain, 128(Pt 5), 1188-1198.
  32. Thomas, S. G., Daniel, R. T., Chacko, A. G., Thomas, M., & Russell, P. S. (2010). Cognitive changes following surgery in intractable hemispheric and sub-hemispheric pediatric epilepsy. Childs Nerv Syst, 26(8), 1067-1073.
  33. Uijl, S. G., Leijten, F. S., Moons, K. G., Veltman, E. P., Ferrier, C. H., & van Donselaar, C. A. (2012). Epilepsy surgery can help many more adult patients with intractable seizures. Epilepsy Res, 101(3), 210-216.
  34. Van Oijen, M., De Waal, H., Van Rijen, P. C., Jennekens-Schinkel, A., van Huffelen, A. C., Van Nieuwenhuizen, O., et al. (2006). Resective epilepsy surgery in childhood: the Dutch experience 1992-2002. Eur J Paediatr Neurol, 10(3), 114-123.
  35. van Veelen, C. W., van Rijen, P. C., Debets, R. M., van Wijk-Leenaars, P. W., & van Emde Boas, W. (2001). [Dutch Collaborative Epilepsy Surgery Program: reduction of seizures, operative complications and tapering of medication in 338 patients, 1973-1998]. Ned Tijdschr Geneeskd, 145(46), 2223-2228.
  36. West, S., Nolan, S. J., Cotton, J., Gandhi, S., Weston, J., Sudan, A., . . . Newton, R. (2015). Surgery for epilepsy. Cochrane Database Syst Rev, 7, CD010541. doi: 10.1002/14651858.CD010541.pub2
  37. Widjaja, E., Li, B., Schinkel, C. D., Puchalski Ritchie, L., Weaver, J., Snead, O. C., . . . Coyte, P. C. (2011). Cost-effectiveness of pediatric epilepsy surgery compared to medical treatment in children with intractable epilepsy. Epilepsy Res, 94(1-2), 61-68. doi: 10.1016/j.eplepsyres.2011.01.005.
  38. Wiebe, S., Blume, W. T., Girvin, J. P., & Eliasziw, M. (2001). A randomized, controlled trial of surgery for temporal-lobe epilepsy. N Engl J Med, 345(5), 311-318.
  39. Zijlmans, M., Huiskamp, G., Hersevoort, M., Seppenwoolde, J. H., van Huffelen, A. C., & Leijten, F. S. (2007). EEG-fMRI in the preoperative work-up for epilepsy surgery. Brain, 130(Pt 9), 2343-2353.
  40. Zhang K, Hu WH, Zhang C, Meng FG, Chen N, Zhang JG. Predictors of seizure freedom after surgical management of tuberous sclerosis complex: a systematic review and meta-analysis. Epilepsy Res. 2013;105:377-83.
Evidence table for systematic reviews
Study reference Design Inclusion Criteria Quality Results Comments

Englot et al., 2013

Systematic review and meta-analyses

All studies were observational case series, and no randomized, controlled trials were identified.

Inclusion criteria:

Reported on at least 10 paediatric patients (age ≤ 19years) undergoing complete or partial temporal lobe resection for epilepsy and if postoperative seizure control was a primary outcome, reported using the Engel or a comparable, classification scheme.

A minimum of 1 year of postoperative

follow-up was required

Exclusion criteria:

If only biopsies were performed, and reviews and registry surveys were excluded to avoid duplication

Search:

Not adequate; only PubMed was searched

Selection: Adequate

Quality assessment of individual studies: Not executed 

396 sources trials included on effect of temporal lobectomy for epilepsy in children.

1002 patients (76%) became seizure free after surgery (Engel Class I), whereas 316 (24%) continued to have seizures (Engel Class II–IV). Postsurgical follow-up was available for a minimum of 1 year.

 

Zhang, 2013

Systematic review and meta-analyses

Types of studies included not specified

Inclusion criteria:

(a) articles published in English, (b) reports with follow-up data collected from ≥5 TSC patients with medical refractory epilepsy undergoing respective surgery, (c) studies with a mean or median follow-up period of ≥1 year, and (d) postoperative seizure outcome measured by Engel’s classification or other comparable scheme.

Exclusion criteria:

studies with any overlapping patient populations from the same center.

Search:

Adequate, medline, embase and Cochrane

 

Selection:

Adequate

Quality assessment of individual studies:

Not executed

13 articles included; 7 on surgery and postoperative outcomes and 2 on identifying surgical candidates. Total of 229 participants

136 (59%) patients achieved seizure freedom (Engel class I) and 93 (41%) patients still had seizures (Engel class II-IV).

Seizure onset later than 1 year of age, unilateral focality in interictal or ictal electroencephalography, and lobectomy were significantly associated with a higher rate of seizure freedom.

Mean or median follow up period ≥1 year

 

West et al., 2015

Systematic review (Cochrane) and meta-analyses

Randomised controlled trials (RCTs), cohort studies or case series

Inclusion criteria:

Studies were prospective or retrospective, included at least 30 participants, a well-defined population (age, sex, seizure type/frequency, duration of epilepsy, aetiology,

magnetic resonance imaging (MRI) diagnosis, surgical findings), an MRI performed in at least 90% of cases and an expected duration of follow-up of at least one year, and reporting an outcome relating to postoperative seizure control

Exclusion criteria:

tekst

Search:

Adequate Cochrane Epilepsy Group Specialised Register, Cochrane Central Register of Controlled Trials, MEDLINE (Ovid), ClinicalTrials.gov and theWorld Health Organization (WHO)

International Clinical Trials Registry Platform (ICTRP).

Selection: Adequate

Quality assessment of individual studies: risk of bias was unclear or high in the RCTs, most remaining studies were retrospective, variable in size, conducted in wide range of countries, wide demographic range of participants, surgical techniques, and different scales to measure outcomes. These studies provided moderate or weak evidence.

Results:

177 studies (16,253 participants) investigated the outcome of surgery for epilepsy.

Freedom from seizures: freedom from seizures, one RCT found surgery to be superior to medical treatment, two RCTs found no statistically significant difference between anterior temporal lobectomy (ATL) with or without corpus callosotomy or between 2.5 cm or 3.5 cm ATL resection, and one RCT found total hippocampectomy to be superior to partial hippocampectomy.

Of the 16,253 participants included in this review, 10,518 (65%) achieved a good outcome from surgery; this ranged across studies from 13.5% to 92.5%.

The following prognostic factors were associated with a better post-surgical seizure outcome: an abnormal pre-operativeMRI, no use of intracranial monitoring,complete surgical resection, presence ofmesial temporal sclerosis, concordance of pre-operativeMRI and electroencephalography (EEG), history of febrile seizures, absence of focal cortical dysplasia/malformation of cortical development, presence of tumour, right-sided resection and presence of unilateral interictal spikes.

2016 update

 

Interventieonderzoek (trials en cohort)
Study reference Study characteristics Patient characteristics Intervention (I) Comparison / control (C) Follow-up Outcome measures and effect size Comments

Skirrow, 2011

Type of study:

Comparative retrospective study

 

Setting:

Great Ormond Street Hospital NHS Trust (GOSH)

 

Country:

UK

 

Source of funding:

NR

Inclusion criteria:

Preoperative

medication-resistant epilepsy, single pathologic diagnosis,

follow-up period ≥ 5 yrs, age ≥ 16 yrs at follow-up.

Patients as well as controls had preoperative investigations

for epilepsy surgery at GOSH between 1992 and 2002.

 

Exclusion criteria:

NR

 

N: 53

 

Intervention group:

N: 42

Mean age ± SD:13.3 (3.1)

Sex: 50% M (21)/ 50% F (21)

 

Control group:

N: 11

Mean age ± SD:NR

Sex: 36% M (4) / 64% F (7)

 

Groups comparable at baseline?

surgical and nonsurgical groups did not differ in terms of age at

seizure onset, age at follow-up, or preoperative FSIQ

Temporal lobe resection performed by neurosurgeon W.H.

No epilepsy surgery

Endpoint of follow-up:

Longitudinal change in IQ, psychosocial outcome including quality of life and preoperative and postoperative T1-weighted MRI brain scans (evaluated quantitatively).

 

Duration of follow-up:

Mean 9 yrs (range 5-15)

 

For how many participants were no complete outcome data available?

 

Intervention group:

N (%): 0/42

 

Control group:

N (%): 0/11

Seizure-free at follow-up:

I: 86%

C: 36%

P: 0.002

 

(After follow-up the intervention group showed, unlike the control group, a significant increase in IQ and a better psychosocial outcome including quality of life.)

- small study (n=53)

- control group differs in size and pathologic diagnosis

Tisi, 2011

Type of study:

Prospective cohort

 

Setting:

the National Hospital for Neurology and Neurosurgery

(NHNN)

 

Country:

UK

 

Source of funding:

UK Department of Health National Institute for Health Research (NIHR) Biomedical Research Centres

funding scheme, Epilepsy Society, Dr Marvin Weil Epilepsy Research Fund.

Inclusion criteria:

Patients who undergo epilepsy surgery in the National Hospital for Neurology and Neurosurgery

(NHNN), London, UK, from Feb 15, 1990, to Oct 30,

2008.

 

Exclusion criteria:

NR

 

N: 649

 

Mean age ± SD:

Range 16-63 yrs

 

Sex: 47% M (287)/ 53% F (328)

Epilepsy surgery:

Anterior temporal resections, temporal lesionectomies, extratemporal lesionectomies, extratemporal resections, hemispherectomies, palliative procedures (corpus callosotomy, subpial transaction).

No control

 

Endpoint of follow-up:

Seizure free (apart from simple partial seizures)

 

Duration of follow-up:

Median 8 yrs (range 1-19)

 

For how many participants were no complete outcome data available?

 

N (%): 34/649

 

Reasons for incomplete outcome data described?

Death (n=5), loss to follow-up (n=27), subsequent surgery within 1 yr of first operation (n=2)

 

Seizure free:

2 yr follow-up: 63% (95% CI 59-67)

5 yr follow-up: 52% (48-56)

10 yr follow-up: 47% (42-51)

 

Seizure free at 5 yr follow-up:

anterior temporal resection: 55% (51-60)

temporal lesionectomy: 56% (38-70)

extratemporal lesionectomy: 40% (24-55)

Hemispherectomy: 64% (30-85)

 

Surgical complications: death (n=19),  superior quadrant visual field defects (n=46), wound infections needing antibiotics (n=28), hemipareses (n=3), frontalis

muscle weakness (n=15), dysphasia (n=6), cerebrospinal fluid leaks needing resuturing (n=19) and deep venous thrombosis needing anticoagulation (n=1)

 

Van Oijen, 2006

Type of study:

Retrospective study

 

Setting:

University Medical Center Utrecht

 

Country:

The Netherlands

 

Source of funding:

NR

Inclusion criteria:

Resective surgery in the University Medical Center Utrecht between January first 1992 and January first 2002 because of unresponsiveness to anti-epileptic drugs.

 

Exclusion criteria:

NR

 

N: 69

 

Mean age ± SD:

9.2 (range 0.5-17)

 

Sex: 47.8% M (33) / 52.2% F (36)

Respective epilepsy surgery of which temporal resections (49%), extratemporal resections (24%) and hemispherectomies (27%)

 

No control

Endpoint of follow-up:

Seizure outcome by Engel classification (annually) and cognitive oucome

 

Duration of follow-up:

Mean 7.5 yrs (range 4-13)

 

For how many participants were no complete outcome data available?

 

N (%): 9/69

 

Reasons for incomplete outcome data described?

Death (n=4), loss to follow-up (n=5)

Seizure-free (=Engel 1)  at

First follow up (mean 4.5 yr range 1-10): 48/69 (68%)

Ssecond follow-up (mean 7.5 range 4-13): 50/69 (72%)

 

Seizure-free for temporal resection:

First follow-up: 25/34 (73%)

Second follow-up: 28/34 (82%)

 

Seizure-free for extratemporal resection:

First follow-up:6/10 (60%)

Second follow-up: 5/9 (56%)

 

Seizure-free for hemispherectomie:

First follow-up: 13/20 (65%)

Second follow-up: 12/19 (63%)

 

Surgical complications: died (n=1), postoperative aseptic meningitis (n=3) cerebral salt wasting (n=4), other temporal complications (n=5), development of different type of epilepsy (n=1), intraparenchymatous cysts (n=2)

 

-small study

- Incomplete data reporting

Wiebe, 2001

Type of study:

RCT

 

Setting:

Hospital based

 

Country:

UK

 

Source of funding:

Supported by a grant from Physicians’ Services Incorporated Foundation

Inclusion criteria:

≥16 yrs old, seizures with strong temporal-lobe semiology >1 yr, seizures occurred about monthly during the preceding year despite use of ≥2 drugs.

 

Exclusion criteria:

Brain lesions which required urgent surgery, progressive central nervous system disorders, active psychosis, pseudoseizures, IQ<70, previous surgery for epilepsy, evidence on EEG or MRI of extratemporal lesions or bilateral severe epileptogenic lesions.

 

N: 80

 

Intervention group:

N: 40

Mean age ± SD: 35.5±9.4

Sex: 42.5% M / 57.5% F

 

Control group:

N=40

Mean age ± SD: 34.4±9.9

Sex: 52.5% M / 47.5% F

 

Groups are comparable at baseline in age, employement status, level of education, duration of epilepsy, type and frequency of seizures, AED and MRI findings. Control group had lower QALY’s at base.

Surgery for temporal-lobe epilepsy

Treatment with antiepileptic drugs for one year

Endpoint of follow-up:

Primary outcome: freedom from seizures that impair awareness of self and surroundings

 

Secondary outcomes: frequency and severity of seizures, quality of life, disability and death

 

Duration of follow-up:

1 year

 

For how many participants were no complete outcome data available?

Intervention group: 1/40

Control group: 0/40

 

Reasons for incomplete outcome data described?

Death

 

Significant differences between groups?

No

Seizure free (complex partial or generalized seizures)

I: 58%

C: 8%

p<0.001

 

Seizure free all seizures (including  aura’s)

I: 38%

C: 3%

p<0.001

 

 

Reported adverse effects of surgery (n=4):

Small thalamic infarct, infected wound, decline in verbal memory

- small study population (n=80)

Hemb, 2013

Type of study: 
Prospective longitudinal cohort

Setting:
Epilepsy surgery centre in a university hospital

Country: 
Brazil

Source of funding:

Inclusion criteria: (1) a clinical history and video confirmation of a semiological pattern typical for MTLE, (2) interictal scalp-sphenoidal EEG with unilateral or independent bilateral anterior temporal epileptic discharges, (3) at least one electroclinical seizure recorded during video-EEG monitoring and (4) unilateral HS as indicated by MRI.

Exclusion criteria: Patients with atypical auras, early clonic or dystonic manifestations interictal discharges in the posterior temporal or extratemporal regions and a second lesion on MRI

N: 108

Mean age at onset: 8.2 yrs 

Sex: 52.7% M (N=57) /47.3% F (N=51)

Seizure type: Complex partial seizure: n=97 (89.8%)

Generalised tonic-clonic seizure: n=11 (10.2%)

Epilepsy surgery: Anterior temporal lobectomy or selective amygdalohippocampectomy

No control group

Endpoint of follow-up: Seizure control

Duration of follow-up: Minimum of 8 yrs – maximum 18 yrs (mean: 11 yrs, 9 months))

For how many participants were no complete outcome data available? 53 (33%):

Reasons for incomplete outcome data described? Could not be recontacted to assess current status, in spite of multiple efforts.

Seizure free at follow up 66/108 (61%)

 

Dwivedi et al., 2017

Type of study: 
single-center randomized trial

Setting: The trial was conducted from November 2010 through March 2015 at the All India Institute of Medical Sciences in New DelhiCountry: 

India

Source of funding: the Indian Council of Medical Research and others

Inclusion criteria: (1) a clinical history and video confirmation of a semiological pattern typical for MTLE, (2) interictal scalp-sphenoidal EEG with unilateral or independent bilateral anterior temporal epileptic discharges, (3) at least one electroclinical seizure recorded during video-EEG monitoring and (4) unilateral HS as indicated by MRI.

Exclusion criteria: Patients with atypical auras, early clonic or dystonic manifestations interictal discharges in the posterior temporal or extratemporal regions and a second lesion on MRI

N: 108

Mean age at onset: 8.2 yrs 

Sex: 52.7% M (N=57) /47.3% F (N=51)

Seizure type: Complex partial seizure: n=97 (89.8%)

Generalised tonic-clonic seizure: n=11 (10.2%)

Brain surgery alone with appropriate medical therapy (N=57)

Medical therapy alone (N=59)

Endpoint of follow-up: Complete freedom of seizures at 12 months

Duration of follow-up: 12 months

For how many participants were no complete outcome data available?

None

 

Reasons for incomplete outcome data described? 

Seizure freedom at 12 months (no seizures or auras):

I: 77% (N=44)

C: 7% (N=4)

P<0.001

-

Adverse events:

I: 33% (N=19)

C: 0% (N=0)

Different types of surgery are compared to different types of medication only

 

Risk of bias tabellen

Methodology checklist - intervention studies
Study reference There was adequate concealment of allocation Participants receiving care were kept 'blind' to treatment allocation Care providers were kept 'blind' to treatment allocation Outcome assessors were kept 'blind' to participants’ exposure to the intervention Use of unvalidated or intermediate Selective outcome reporting on basis of the results Loss to follow-up/incomplete outcome data described and acceptable Analysis by intention to treat Other limitations Comments
Skirrow, 2011 no no no no no no yes no yes

- small study (n=53)

- control group differs in size and pathologic diagnosis

Wiebe, 2001 yes no no yes no no yes yes yes

- small study population (n=80)

Dwivedi et al., 2017 yes no no yes unclear no yes yes  

Different types of surgery are compared to different types of medication only

 

Economisch evaluatieonderzoek

Economic evaluations (summary)
Study reference Study characteristics Patient characteristics Is the new intervention cost-effective? Are the outcomes of the economic evaluation uncertain and/or variable? Balance between health benefits, side effects, and risk Overall conclusion Transferability (see table transferability) Generalizability of the study results Implementation problems

Bowen et al., 2012

Type of study
Model based

Country
Canada

Perspective  
health care

Refractory epilepsy


yes

yes

QALY gain

No (no side effects/adverse events) included in the model

Yes

Generalizable

 

Widjaja et al., 2011

Type of study

Model and trial based

Country

Canada

Perspective

health care

Intractable epilepsy

(children)


yes

yes

Seizure reduction

No (not taken into account)

Yes

Generalizable

 

Picot et al., 2016

Type of study 
Trial-based (cohort study)

Country 
France

Perspective   
societal perspective (but a limited one without productivity losses)

Refractory epilepsy


yes


yes, study is not randomized

Seizure freedom

No (no side effects/adverse events) included in the model

Yes

Generalizable

No

 

Economic evaluations (transferability)
Study reference Study characteristics Patient characteristics The relevant technology is comparable to the one that shall be used in the decision country? Intervention The comparator is relevant to the one that is relevant in the decision country? Comparator(s) Based on the quality appraisal, what is quality of the economic evaluation? Acceptable quality? Overall conclusion Transferability

Bowen et al., 2012

Type of study
Model based

Country
Canada

Perspective  
health care

Refractory epilepsy

Epilepsy surgery


yes

Continued medical management


yes

22, high

yes

Transferable

Widjaja et al., 2011

Type of study

Model and trial based

Country

Canada

Perspective

health care

Intractable epilepsy

(children)

Epilepsy surgery


yes

Medication only


yes

18, high

yes

Transferable

Picot et al., 2016

Type of study 
Trial-based (cohort study)

Country 
France

Perspective   
societal perspective (but a limited one without productivity losses)

Refractory epilepsy

Epilepsy surgery


Yes

Continued medical management


Yes

18, high

yes

Transferable

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-05-2023

Laatst geautoriseerd  : 17-06-2020

Geplande herbeoordeling  :

Sinds 2014 wordt eenmaal per jaar een literatuursearch per module uitgevoerd. De clusterleden beoordelen of er in de resultaten van de search artikelen zijn die aanleiding geven om de (aanbevelingen van) de module aan te passen. Tot 2020 werden de geselecteerde artikelen opgenomen in een evidence tabel, en indien door de werkgroep voldoende relevant bevonden, werden de aanbevelingen inhoudelijk aangepast. Sinds 2020 is overgegaan tot modulair onderhoud van richtlijnen binnen clusters (zie: https://richtlijnendatabase.nl/werkwijze.html). Na de literatuurselectie wordt tijdens een vergadering met alle clusterleden de prioritering gemaakt voor de vijf te herziene modules van dat jaar. De herziene modules worden ter commentaar en autorisatie aangeboden aan de betrokken wetenschappelijke verenigingen. Dit is een zich jaarlijks herhalende cyclus.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Epilepsievereniging Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en vanuit EpilepsieNL

 

De volgende verenigingen en organisaties hebben medewerking verleend aan de totstandkoming van de richtlijn (in alfabetische volgorde):

  • EpilepsieNL
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Nederlands Instituut van Psychologen, sectie neuropsychologie (NIP)
  • Nederlandse Liga tegen Epilepsie

Doel en doelgroep

Doel

De epilepsiepatiënt in Nederland op eenduidige en wetenschappelijk onderbouwde wijze diagnosticeren en behandelen. Ter ondersteuning van de richtlijngebruiker wordt - daar waar relevant - verwezen naar de module Informatie voor patiënten. De inhoud van de patiënteninformatie valt buiten verantwoordelijkheid van de werkgroep.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met epilepsie.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de webbased richtlijn is in 2011 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met epilepsie. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de webbased richtlijn die in november 2013 vastgesteld en geautoriseerd werd.  De richtlijn wordt vanaf 2013  jaarlijks geactualiseerd. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. Eventuele mutaties in de werkgroepsamenstelling vinden plaats in overleg met de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, de werkgroep en de betreffende beroepsvereniging. Nieuwe leden dienen te allen tijden gemandateerd te worden door de betreffende beroepsvereniging. De werkgroep wordt ondersteund door adviseurs van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten en door een voorlichter van het EpilepsieNL.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. H.J.M. Majoie (voorzitter), neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/ Maastricht UMC+, Heeze en Maastricht
  • Dr. C.M. (Carin) Delsman-van Gelder, Kinderarts/kinderneuroloog, Maxima Medisch Centrum, Veldhoven (vanaf 2022)
  • Drs. M.H.G. (Marjolein) Dremmen, Radioloog (subspecialisatie kinderneuroradiologie), Erasmus MC, Rotterdam (vanaf 2020)
  • Dr. P. Klarenbeek, neuroloog, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen
  • Dr. J. Nicolai, kinderneuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Maastricht 
  • Dr. P. van Vliet, neuroloog/intensivist, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag
  • Drs. R. (Roel) van Vugt, Anesthesioloog, Sint Maartenskliniek, Nijmegen (vanaf 2020)
  • Dr. A. Altinbas, neuroloog-kinderneuroloog, SEIN /LUMC, Heemstede en Leiden (vanaf 2020)
  • Drs. T. Balvers, neuroloog, SEIN/LUMC, Heemstede en Leiden (vanaf 2020)
  • Dr. M.A.A.M. de Bruijn, AIOS neurologie, Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis, Tilburg (vanaf 2020)
  • Prof. Dr. E.F.I. Comans, nucleair geneeskundige, Amsterdam UMC, Amsterdam (vanaf 2020)
  • Dr. T.H.P. Draak, kinderneuroloog/neuroloog, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen en Sittard-Geleen (vanaf 2021)
  • Drs. F.M.S. Eshuis, AIOS spoedeisende geneeskunde, Catharina ziekenhuis, Eindhoven (vanaf 2020)
  • Dr. F.N.G. Van ’t Hof, neuroloog, SEIN, Heemstede en Amsterdam (vanaf 2020)
  • Dr. P.A.M. Hofman, (neuro)radioloog, Maastricht UMC+ en Kempenhaeghe, Heeze en Maastricht
  • Dr. D. Ijff, GZ psycholoog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/ Maastricht UMC+, Heeze
  • Ir. D. Jenniskens, Community Manager EpilepsieNL, Houten (vanaf 2020)
  • Dr. J.A.F. Koekkoek, neuroloog, LUMC, Leiden, en Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag
  • Dr. R.H.C. Lazeron, neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Heeze
  • Dr. M. Mantione, klinisch neuropsycholoog, UMC Utrecht (vanaf 2022)
  • Drs. J.B. Masselink, Ziekenhuisapotheker, Medisch Spectrum Twente, Enschede (vanaf 2020)
  • G.A.P.G. van Mastrigt, HTA onderzoeker/epidemioloog B, Universiteit  Maastricht
  • Dr. L. M’Rabet, MT-lid Kennis en Innovatie EpilepsieNL, Houten(vanaf 2022)
  • Dr. J.C. Reijneveld, neuroloog en universitair hoofddocent neurologie, SEIN en Amsterdam UMC, Heemstede en Amsterdam (vanaf 2020)
  • Drs. H.E. Ronner, neuroloog, AmsterdamUMC loctie VUmc, Amsterdam
  • Dr. M.K.M. van Schie, AIOS neurologie, LUMC, Leiden (vanaf 2022)
  • Dr. O. Schijns, neurochirurg, Maastricht UMC+, Maastricht (vanaf 2020)
  • Dr. F.M. Snoeijen-Schouwenaars, AVG, Centrum voor Epilepsiewoonzorg Kempenhaeghe, Heeze
  • Dr. R.D. Thijs, neuroloog, SEIN, Heemstede en LUMC, Leiden
  • Dr. N. Tolboom, nucleair geneeskundige, UMC Utrecht, Utrecht (vanaf 2020)
  • Dr. S.O. Tousseyn, neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Heeze
  • Drs. J. H. van Tuijl, neuroloog, Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis, Tilburg
  • Dr. A. Uiterwijk, neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie, Kempenhaeghe/Maastricht UMC+, Heeze
  • Dr. N.E. Verbeek, klinisch geneticus, UMC Utrecht, Utrecht
  • Dr. M. Vlooswijk, neuroloog, Maastricht UMC+, Maastricht (vanaf 2020)
  • Dr. I. Wegner, neuroloog, SEIN, Zwolle en Leeuwarden

Werkgroepleden tot 2020/2021:

  • P.B. Augustijn, kinderneuroloog, SEIN, Heemstede (tot 2020)
  • Dr. C.A. van Donselaar, neuroloog, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam en Kempenhaeghe, Heeze (tot 2020)
  • Dr. G.J. de Haan, neuroloog, SEIN, Heemstede (plaatsvervangend voorzitter, tot 2020)
  • M.C. Hoeberigs, neuroradioloog, Maastricht UMC+ en Kempenhaeghe, Heeze (tot 2020)
  • Dr. F. Leijten, neuroloog, UMC Utrecht, Utrecht (tot 2021)
  • Em. prof. dr. D. Lindhout, klinisch geneticus, kinderarts niet praktiserend, UMC Utrecht en SEIN, Heemstede (tot 2020)
  • Dr. W. van der Meij, neuroloog, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag (tot 2020)
  • Dr. B. Panis, kinderneuroloog, Maastricht UMC+, Maastricht (tot 2021)

Met ondersteuning van

  • I. Gijselhart, bibliothecaresse, Kempenhaeghe Heeze
  • L. Linssen, secretaresse opleidingen medisch specialisten, Kempenhaeghe Heeze
  • Dr. J. Buddeke, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf 2020)
  • Dr. M.M.J. van Rooijen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf 2022)

Belangenverklaringen

Werkgroepleden verklaren schriftelijk of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn.

 

Werkgroeplid

Belangen
afgelopen
vijf jaar
en/of
gedurende
looptijd van
het project

Zo ja, welke

Jaar ingevuld

Aldenkamp, dhr.
prof.dr. A.P.

Ja

Deelname aan Wetenschappelijke
Adviesraad van het Nationaal
Epilepsie Fonds.

2015

Augustijn, dhr.
P.B.

Ja

Bestuurslid en regelmatig docent
SEPION (Stichting Epilepsie Onderwijs Nederland). Voor het bestuur en voor het onderwijs is een onkostenvergoeding.

2015, herzien 2017

Beumer, mw. D.

Nee

 

2017

Bruijn, mw. M. de

 

Coördinator van de ACES studie (antibodies causing epilepsy syndromes): nationale multicenterstudie waarvoor een beurs ontvangen van het Nationaal epilepsie Fonds (principal investigator: dr. M.J. Titulaer, euroloog, Erasmus MC).

2017

Donselaar, dhr. dr.
C.A. van

Ja

Bestuurslid Stichting Epilepsie Onderwijs Nederland, onbetaald Lid Richtlijnen Commissie Diagnostiek en behandeling van Epilepsie (NVN, vergoeding) Lid Commissie Wetenschap Beter Keten (samenwerkingsverband Erasmus MC, Fransciscus Vlietland Groep, Maasstad Ziekenhuis, onbetaald) Aandelen UCB

2015

Gijselhart, mw. I.

 

 

 

Haan, dhr. dr.
G.J.D. de

Ja

Staflid neurologie Erasmus MC Rotterdam Begeleiden aios-en Cursorisch onderwijs (onbetaald) Eindredacteur vakblad Epilepsie Ex- voorzitter Liga tegen Epilepsie Adviseur EVN, EpilepsieNL

2015, herzien 2017

Hofman, dhr. Dr.
P.A.M.

Nee

 

2015, herzien 2017

Kolk, mw. N. van
der

 

Gastdocent Radboud Health Academy (neurologie verpleegkunde), betaald

2017

Kolsteren, mw. E.

Nee

 

2015, herzien 2017

Lazeron, dr. R.H.C.

Ja

Ontwikkeling nachtelijk aanvalsdetectie en - alarmeringssysteem, gefinancierd door ZonMW, Nuts-Ohra fonds, EpilepsieNL, met deelname van een hiertoe opgerichte onderneming LivAssured, met hulp van de firma ImplementationIQ en met participatie van investeringsfondsen in de gezondheidszorg. Geen direct of persoonlijk financieel belang in LivAssured, ImplementationIQ of de investeringsfondsen.
Als met het product de NightWatch, bedoeld voor nachtelijke detectie en alarmering van epileptische aanvallen, de firma LivAssured in de toekomst winst boekt, vloeit een percentage hiervan terug in het epilepsie-onderzoeksfonds van mijn werkgever ACE Kempenhaeghe, waar ondergetekende baat bij heeft met het oog op verder wetenschappelijk onderzoek.

2017

Leijten, dr. F.S.S.

Ja

Aandelen ProLira, een start-up bedrijf dat een deliriummonitor ontwikkelt. Ontwikkeling nachtelijk aanvalsdetectie en - alarmeringssysteem, gefinancierd door ZonMW, Nuts-Ohra fonds, EpilepsieNL, met deelname van hiertoe opgerichte onderneming LivAssured met hulp van de firma ImplementationIQ en met participatie van investeringsfondsen in de gezondheidszorg. Geen direct of persoonlijk financieel belang in LivAssured, ImplementationIQ of investeringsfondsen.
Als met het product NightWatch, bedoeld voor nachtelijke detectie en alarmering van epileptische aanvallen, de firma LivAssured in de toekomst winst boekt, vloeit een percentage hiervan terug in het epilepsie-onderzoeksfonds van het UMC Utrecht, waar ondergetekende baat bij heeft met het oog op verder wetenschappelijk onderzoek.
Onderzoek naar gebruik van intracraniële corticale elektrostimulatie als behandeling voor epilepsie in de centrale windingen, gefinancierd door EpilepsieNL, met deelname van de firma Medtronic. Geen direct of persoonlijk financieel belang in Medtronic.

2017

Lindhout, dhr.
prof.dr. D.

Ja

Lid Gezondheidsraad (onbetaald) Lid vaste commissie Reproductie toxische stoffen van de Gezondheidsraad (vacatiegeld) Lid ad hoc commissies Gezondheidsraad (vacatiegeld) Lid Wetenschappelijke adviesraad Lareb (vacatiegeld) Lid Wetenschappelijk adviesraad Stichting Michelle (onbetaald) Lid Medische adviesraad STSN (onbetaald)

2015

Majoie, mw.
Prof.dr. H.J.M.

Ja

Relevante commissies:
Sinds 1998: Lid Commissie Onderzoek en Ontwikkeling (O&O), Kempenhaeghe
Sinds 2005: Lid redactie 'Epilepsie, periodiek voor professionals'
Sinds 2007: lnstituutscoördinator wetenschapsstudenten Universiteit Maastricht
Sinds 2008: Lid organisatie commissie jaarlijkse conferentie epilepsie Vanenburg (nascholing voor neurologen, neurochirurgen, AVG artsen)
Sinds 2009: Voorzitter Geneesmiddelen onderzoeksgroep, Kempenhaeghe
Sinds 2010: Voorzitter SEPION - landelijke bijscholing AIOS kindergeneeskunde en neurologie
Sinds 2010: Voorzitter werkgroep richtlijn Epilepsie NVN 2010-2017: Voorzitter landelijke Nervus Vagus Stimulatie werkgroep
Sinds 2012: Voorzitter centrale opleidingscommissie Kempenhaeghe
Sinds 2013: Lid subcommissie richtlijnen NVN Sinds 2015: Lid dagelijks bestuur O&O Kempenhaeghe
Sinds 2016: Lid commissie zorgevaluatie NVN NB geen betaalde functies
Extern gefinancierd onderzoek: Lopende onderzoeks- en zorginnovatieprojecten (anders dan contract research) worden gefinancierd uit ZonMW, Nationaal epilepsiefonds, stichting vrienden van Kempenhaeghe en SKMS.
Daarnaast wordt vanuit Kempenhaeghe deelgenomen aan contract research mbt nieuwe geneesmiddelen (vergoeding aan stichting Kempenhaeghe volgens geldende wet en regelgeving) vanuit alle voor epilepsie relevante geneesmiddelenindustrieën.
Incidenteel financiële ondersteuning aan stichting Kempenhaeghe voor organisatie refereeravonden en workshops/symposia (telkens volgens geldende wet- en regelgeving)

2017

Mastrigt, mw. G.
van

 

Onderzoeker/docent Universiteit Maastricht (0,1 fte)
Onderzoeker/docent van Mastrigt research and more (0,9 fte)
Reviewer diverse tijdschriften (betaald en onbetaald)
Reviewer ISPOR (onbetaald)
Lidmaatschappen van diverse HTA en gezondheideconomiegroepen (nationaal en internationaal)

2017

Nicolai, dr. J.

Ja

Vanuit MUMC+ gedetacheerd in St. Jansgasthuis Weert, Elkerklierk Helmond en Kempenhaeghe Heeze (in dienst MUMC+)
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie (onbetaald)
Verzorgen onderwijs voor SEPION en organisatie hiervan als cursusleider (betaald)
Bestuurslid Liga tegen Epilepsie (onbetaald)

2017

Panis, mw. dr. P.

Nee

 

2017

Pols, mw. dr. M.

 

 

 

Roelfsema, dr. V

Nee

 

2015, herzien 2017

Tuijl, mw. J.H. van

Ja

Lid werkgroep richtlijn Epilepsie (onbetaald)
Lid Nederlandse Neurovasculaire werkgroep

2015, herzien 2017

Uiterwijk, mw. A.

Nee

 

2017

Veendrick, mw.
M.J.B.M.

Nee

 

2015

Venhorst, mw. K.

 

 

 

Vliet, dhr. P. van

Nee

 

2015, herzien 2017

Wardt, dhr. J. van
de

Nee

 

2017

Wegner, mw. dr. I

Ja

Houden van wetenschappelijke voordrachten, voor een deel onbetaald, maar er zijn ook enkele voordrachten waarvoor de werkgever (SEIN) een financiële bijdrage heeft ontvangen van de firma UCB als vergoeding voor gemaakte uren. Dit alles volgens de officieel hiervoor geldende wet- en regelgeving.

?

Wijnen, dhr. B.

 

 

 

Zijlmans, mw.
dr.M

Ja

Commissielid communications committee international league against epilepsy (onbetaald)
Wetenschappelijk onderzoek wordt gefinancierd door EpilepsieNL, de hersenstichting, NWO-ZonMW (veni), Brain Center Rudolf Magnus en Stichting Epilepsie instellingen Nederland. Eerder promotieonderzoek werd gefinancierd door NWO-ZonMW: VEMI en AGIKO, Canadian Institutes of Health research, UMC Utrecht (internationalisation grant), stichting 'de drie lichten' en het Nederlands Epilepsiefonds. De publicatie van het proefschrift werd gefinancierd door NWO, UCB Pharma en Sanofi-Aventis.

2015, herzien 2017

Inbreng patiëntenperspectief

Er wordt aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het betrekken van de Epilepsievereniging Nederland in commentaarfases. Bij de richtlijn is een module met patiëntinformatie ontwikkeld. Deze is geautoriseerd door de Epilepsie Vereniging Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Neurologie.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Algemeen

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld en wordt bijgehouden conform de eisen in het rapport ‘Richtlijnen 2.0’ van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad WOK. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (https://www.agreetrust.org/). Dit is een internationaal breed geaccepteerd instrument voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de lijst met onderwerpen stellen de werkgroepleden en de adviseur concept-uitgangsvragen op. Deze worden met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen vaststelt. Vervolgens inventariseert de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn. Hierbij wordt zowel naar gewenste als ongewenste effecten gekeken. De werkgroep waardeert deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieert de werkgroep, voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vindt, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er wordt eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews in PubMed en voor specifieke onderwerpen in the Cochrane Library, Embase en Psychinfo. Vervolgens wordt voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens wordt aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie wordt gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteren de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen worden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden onder ‘zoekstrategie’ van de desbetreffende uitgangsvraag.

Voor een aantal vragen is de recente Engelse evidence based richtlijn ‘The epilepsies’ van het NICE (National Institute of Clinical Excellence) als basis gebruikt.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies worden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de evidence tabel.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen worden overzichtelijk weergegeven in evidence tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur worden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een aantal interventievragen worden bij voldoende overeenkomsten tussen de studies de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

Voor interventievragen

De kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie https://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004) (zie tabel 1).

 

Tabel 1. GRADE-indeling van kwaliteit van studies per uitkomstmaat

Kwaliteit

Studiedesign

Kwaliteit verlagen

Kwaliteit verhogen

Hoog (4)

RCT

1. Studiebeperkingen
-1 ernstig
-2 zeer ernstig

2. Inconsistentie
-1 ernstig
-2 zeer ernstig

3.Indirectheid
-1 ernstig
-2 zeer ernstig

4. Imprecisie
-1 ernstig
-2 zeer ernstig

5. Publicatiebias
-1 waarschijnlijk
-2 zeer waarschijnlijk

1. Groot effect
+1 groot
+2 zeer groot

2. Dosis-respons relatie
+1 bewijs voor relatie

3. Plausibele confounding
+1 zou het effect onderschatten
+1 zou het effect overschatten als er geen effect was aangetoond

Matig (3)

 

Laag (2)

Observationele vergelijkende studie (bijvoorbeeld: patëntencontrole onderzoek, cohortonderzoek)

Zeer laag (1)

Niet-systematische klinische observaties (bijvoorbeeld: case series of case reports)

RCTs beginnen 'hoog'(4), observationele studies beginnen 'laag'(2)
Bij RCTs: vb. totaal 1 punt downgraden: dan van hoog (4) naar matig (3); bij RCTs: vb. totaal 2 punten downgraden: dan van hoog (4) naar laag (2); bij RCTs: in totaal ≥ punten downgraden van hoog (4) naar zeer laag (1)
Bij observationele studies: vb. 1 pint upgraden: dan van laag (2) naar matig (3)

 

Formuleren van conclusies

Voor vragen over de waarde van diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose wordt het wetenschappelijke bewijs samengevat in één of meerdere conclusies, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.

Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt de conclusie getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maken de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans worden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.

Voor een conclusie die gebaseerd is op (een) studie(s) die niet uit een systematisch literatuuronderzoek naar voren is/zijn gekomen, wordt geen niveau van bewijskracht bepaald. In een dergelijk geval staat bij de conclusie "geen beoordeling" vermeld.

 

Tabel 2. Niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het aan de conclusie ten grondslag liggend bewijs

Niveau

Conclusie gebaseerd op

Hoog

Onderzoek van niveau A1 of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken

Matig

één onderzoek van niveau A2 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

Laag

één onderzoek van niveau B of C

Zeer laag

Mening van deskundigen

 

Overwegingen

Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.

 

Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn wordt expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg’.

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn zijn er interne en externe kwaliteitsindicatoren ontwikkeld. Het doel van de indicatoren is om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. De werkgroepleden is gevraagd om bestaande indicatoren en indicatoren gebaseerd op aanbevelingen uit de richtlijn te scoren op relevantie en registreerbaarheid. De indicatoren die het hoogst scoorden, zijn in de (concept)richtlijn opgenomen. Een overzicht treft u aan in de bijlage Indicatoren. De indicatoren zijn ook terug te vinden bij de betreffende uitgangsvraag.

Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Lacunes in kennis

De zorg voor patiënten met epilepsie kent nog veel aspecten waarover onzekerheid bestaat wat als optimaal kan worden aangewezen. In vrijwel alle modules van de richtlijn ‘Epilepsie’ zijn lacunes in kennis te onderkennen. Het is daarom zeer gewenst dat er verder wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt naar de zorg voor patiënten met epilepsie. De werkgroep inventariseert de lacunes in kennis breed en heeft een aantal onderwerpen benoemd waarvan zij van mening is dat onderzoek hiernaar prioriteit verdient. Een overzicht treft u aan in de bijlage Kennislacunes.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De richtlijn is in 2013 aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Vanaf 2013 wordt de richtlijn jaarlijks geactualiseerd (zie onder Herziening). De werkgroep doet aan het einde van het jaar een voorstel met welke modules zij denkt dat een commentaarronde nodig is aan de commissie Kwaliteit/subcommissie Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN). Hierbij is het uitgangspunt dat alleen die wijzigingen die eventueel tot discussie binnen de diverse beroepsgroepen kunnen leiden ter commentaar en tevens ter autorisatie voorgelegd worden. Alle andere wijzigingen worden doorgevoerd onder eigen verantwoordelijkheid van de werkgroep. De  subcommissie Richtlijnen van de NVN beslist uiteindelijk welke modules aan de betrokken beroepsverenigingen worden voorgelegd. Voor die modules wordt eerst een commentaarfase gestart. Al het commentaar dat digitaal binnenkomt wordt gebundeld en in de werkgroep besproken en eventueel verwerkt in de richtlijnmodule. Vervolgens worden de aangepaste modules van de richtlijn voor autorisatie aangeboden. Bij akkoord van de beroepsverenigingen worden de geactualiseerde teksten definitief gepubliceerd op de website. De beroepsverenigingen worden hiervan op de hoogte gebracht.

Nieuwe uitgangsvragen

Als gebruikers van de richtlijn een belangrijk onderwerpen missen, kunnen zij een suggestie voor een nieuwe uitgangsvraag aanleveren bij de werkgroep (met motivering). De werkgroep zal jaarlijks de ontvangen suggesties bespreken en besluiten welke vragen opgenomen worden in de richtlijn.

 

Economische evaluaties

Doelmatigheid van behandeling

Sinds mei 2016 wordt aan de richtlijn ook kennis over de doelmatigheid (kosteneffectiviteit) van de epilepsiebehandeling meegenomen, ook wel economische evaluatie genoemd. Om deze kennis te verkrijgen is een systematische literatuur studie uitgevoerd (Wijnen et al., 2017, Wijnen et al., 2015). De gebruikte methodologie om de economische evaluaties in te bouwen in klinische richtlijnen is beschreven in een drietal papers (Wijnen et al., 2016, Mastrigt van et al.,  2016, Thielen et al.,  2016).

 

Databases

In MEDLINE (via PubMed), EMBASE en NHS economische evaluatie Database (NHS EED) is gezocht op kosteneffectiviteitsstudies. Voor bestaande systematische reviews, werden Cochrane Reviews, Cochrane DARE en Cochrane Health Technology Assessment Databases gebruikt.

 

Zoekstrategieën

Voor de identificatie van relevante studies zijn vooraf gedefinieerde klinische zoekstrategieën gecombineerd met een gevalideerd zoekfilter van McMaster University om economische evaluaties te identificeren (McMaster). Bij de zoekstrategieën hebben we ons beperkt tot therapeutische interventies.

 

Beoordeling van de studies

Om te beoordelen of de economische evaluaties kunnen worden opgenomen in de richtlijn is iedere gevonden studie beoordeeld aan de hand van zeven vragen. In deze pdf is de uitwerking van de verschillende vragen te vinden. Deze vragen zijn gebaseerd op de Consensus on Health Economics Criteria checklist (Evers et al., 2005) en de Welte transferability checklist (Welte et al., 2004).

 

Referenties

  • Atkins, D., Best, D., Briss, P.A., Eccles, M., Falck-Ytter, Y., Flottorp, S., Guyatt, G.H., Harbour, R.T., Haugh, M.C., Henry, D., Hill, S., Jaeschke, R., Leng, G., Liberati, A., Magrini, N., Mason, J., Middleton, P., Mrukowicz, J., O’Connell, D., Oxman, A.D., Phillips, B., Schünemann, H.J., Edejer, T.T., Varonen, H., Vist, G.E., Williams, J.W. Jr, Zaza, S. GRADE Working Group. (2004). Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ Jun; 19, 328(7454):1490.
  • van Everdingen, J.J.E., Burgers, J.S., Assendelft, W.J.J., Swinkels, J.A., van Barneveld, T.A., van de Klundert, J.L.M. (2004). Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum.
  • Evers, S., Goossens, M., De Vet, H., Van Tulder, M., Ament, A. (2005). Criteria list for assessment of methodological quality of economic evaluations: Consensus on Health Economic Criteria. International journal of technology assessment in health care. 21(02):240-245.
  • van Mastrigt, G. A., Hiligsmann, M., Arts, J. J., Broos, P. H., Kleijnen, J., Evers, S. M., & Majoie, M. H. (2016). How to prepare a systematic review of economic evaluations for informing evidence-based healthcare decisions: a five-step approach (part 1/3). Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res (Nov 2), 1-16. doi: 10.1080/14737167.2016.1246960.
  • McMaster University. (2016, Feb 09). Search Strategies for EMBASE in Ovid Syntax, from http://hiru.mcmaster.ca/hiru/HIRU_Hedges_EMBASE_Strategies.aspx.
  • Thielen, F. W., Van Mastrigt, G., Burgers, L. T., Bramer, W. M., Majoie, H., Evers, S., & Kleijnen, J. (2016). How to prepare a systematic review of economic evaluations for clinical practice guidelines: database selection and search strategy development (part 2/3). Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res (Nov 2), 1-17. doi: 10.1080/14737167.2016.1246962.
  • Welte, R., Feenstra, T., Jager, H., & Leidl, R. (2004). A decision chart for assessing and improving the transferability of economic evaluation results between countries. Pharmacoeconomics, 22(13), 857-876.
  • Wijnen, B., van Mastrigt, G., Evers, G., Gershuni, O., Lambrechts, D., Majoie, H., & De Kinderen, R. (2015). Review of economic evaluations of treatments for patients with epilepsy. Prospero: International prospective register of systematic reviews. Retrieved from http://www.crd.york.ac.uk/PROSPERO/display_record.asp?ID=CRD42015019278.
  • Wijnen, B., van Mastrigt, G., Redekop, W. K., Majoie, H., de Kinderen, R., & Evers, S. (2016). How to prepare a systematic review of economic evaluations for informing evidence-based healthcare decisions: data extraction, risk of bias, and transferability (Part 3/3). Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res (Oct 21). doi: 10.1080/14737167.2016.1246961.
  • Wijnen, B. F., van Mastrigt, G. A., Evers, S. M., Gershuni, O., Lambrechts, D. A., Majoie, M. H., . . . de Kinderen, R. J. (2017). A systematic review of economic evaluations of treatments for patients with epilepsy. Epilepsia. doi: 10.1111/epi.13655.
Volgende:
Neurostimulatie