Diagnostiek en behandeling van bijniertumoren

Initiatief: NVVH Aantal modules: 16

Biopsie bij ongedefinieerde retroperitoneale massa

Uitgangsvraag

Wat is de diagnostische accuratesse en wat zijn de risico’s van een CT-geleid biopt in het diagnostisch traject bij patiënten met een ongedefinieerde retroperitoneale massa die radiologisch uit lijkt te gaan van de bijnier?

Aanbeveling

Biopteer een tumor in de bijnier(loge) alleen indien:

  1. een feochromocytoom is uitgesloten en
  2. een verdenking bijnierschorscarcinoom of benigne tumor niet al op andere gronden (klinisch, biochemisch, beeldvorming) is vastgesteld (conform module ‘Diagnostiek bijnier incidentaloom’) en
  3. verwacht wordt dat de uitkomst van het biopt klinische behandelconsequenties heeft en
  4. dit vooraf besproken is in een multidisciplinair overleg (endocrien en/of bijnier MDO).

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Het is tot op heden onduidelijk wat de rol van CT-geleide biopsie is in het diagnostisch traject bij patiënten met een ongedefinieerde retroperitoneale massa mogelijk uitgaande van de bijnier. Literatuuronderzoek leverde geen studies op die een directe vergelijking maakten tussen een CT-geleide biopsie en geen biopsie waarin de diagnostische accuratesse of complicaties (inclusief tumor seeding) werden gerapporteerd. Rekening houdend met het gebrek aan vergelijkende data, hebben we vervolgens gekeken naar een systematic review (Bancos, 2016) waarin 32 studies met 2174 patiënten waren opgenomen. In deze studie werd gekeken naar de diagostische accuratesse, het optreden van complicaties en de frequentie van niet-diagnostische puncties. In 8.7% (95%CI: 6-11%) van 2013 biopsien was er sprake van een niet-diagnostische punctie. In 2.5% (95%CI:1.5-3.4%) was er sprake van een complicatie. Dit getal is waarschijnlijk een onderschatting onder andere vanwege het retrospectieve karakter van de studies. De diagnose maligniteit (in 8 studies) werd beschreven met een sensitiviteit van 87% en specificiteit van 100%. Voor metastasen was de sensitiviteit hoger (87%) dan voor bijnierschorscarcinoom (70%).

Andere primaire tumoren die in de bijnierloge kunnen voorkomen zijn bijvoorbeeld een weke delen tumor ofwel sarcoom. Voor een (retroperitoneaal) sarcoom moet soms ook een neoadjuvante therapie kunnen worden overwogen, daarom is een biopsie voor het stellen van die diagnose belangrijk. Het biopteren van een weke delen tumor/sarcoom is veilig en geeft geen verhoogd risico op lokaal recidief (Wilkinson, 2015). Bovendien is tumorseeding door biopsie zeer zeldzaam (Berger-Richardson, 2017). Dit geldt eveneens voor het pathologisch vaststellen van andere tumoren in de bijnierloge zoals bijvoorbeeld een maligne lymfoom. Het doen van een biopsie in bovenstaande situaties wordt bij voorkeur gedaan na bespreking in een bijniertumoren MDO of ander relevant MDO met consultatie van bijnier experts.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

De beslissing om een biopsie te doen zal door de arts, vaak na overleg in een MDO, moeten worden genomen. Deze kan de afwegingen maken wat de risico’s zijn bij de biopsie en wat de consequentie kan zijn voor de uitkomsten van de eventuele biopsie. Die kennis zal gedeeld moeten worden met de patiënt zodat hij/zij goed geïnformeerd is over de overwegingen en het besluit van wel of niet biopsie.

 

Kosten (middelenbeslag)

Een biopsie is zelden nodig in geval van een tumor in de bijnier en de kosten van een ongecompliceerde procedure zijn als laag te beschouwen. Wanneer de indicatie bestaat zal het biopt gedaan worden om een specifieke diagnose te stellen en gerichte therapie te kunnen geven. Hiermee wordt kosteneffectief gehandeld.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De indicatie voor een biopsie in een tumor in de bijnier(loge) is zeldzaam. Met kennis van de richtlijn en de overwegingen zal er draagvlak zijn om de richtlijn te volgen. Het risico is gelegen in het gegeven dat er situaties zullen zijn dat er een tumor wordt gezien in een bijnier, bij toeval gevonden en er waarborging van good practice besloten wordt tot een biopsie. Een advies door radioloog en/of clinicus om de patiënt met de gevonden tumor eerst in een multidisciplinair overleg (MDO) binnen een expertisecentrum te bespreken kan helpen dit risico te reduceren.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de diagnostische procedure

Wanneer klinisch en biochemisch een bijnierschorscarcinoom of een feochromocytoom is bewezen, of aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is vastgesteld, wordt een biopsie afgeraden, maar een behandeling volgens de richtlijn van die diagnose, in het algemeen een operatie. Wanneer een goedaardige aandoening van een bijniertumor met non-invasieve functionele diagnostiek is vastgesteld, is een biopsie van die aandoening eveneens niet aangewezen. Echter, wanneer een grote bijnier tumor van onbekende origine in de bijnierloge wordt aangetoond met op beeldvorming met maligne kenmerken en functioneel niet typisch voor een diagnose, kan een radiologisch gestuurd biopt worden aangeraden om een andere diagnose dan ACC aan te tonen wanner verwacht wordt dat dit behandeling beïnvloedt. Voorbeelden zijn het vaststellen van metastasen van andere primaire tumoren met behandelconsequenties, of het vaststellen van een andere primaire tumor, zoals bijvoorbeeld een sarcoom om te voorkomen dat de patiënt in het verkeerde behandeltraject terecht komt.

Onderbouwing

Wanneer een retroperitoneale tumor mogelijk uitgaande van de bijnier middels beeldvorming wordt vastgesteld, zal de differentiaaldiagnose een primaire bijniertumor (goedaardig of kwaadaardig), een metastase of een tumor uitgaande van ander weefsel (bijvoorbeeld lymfoom, sarcoom niercelcarcinoom ) betreffen. Andere redenen voor bijniervergroting zijn inclusief: metabole stoornissen, stapelingsziekten, spontane bloeding of inflammatie/infectie.

 

De differentiaaldiagnose van de primaire bijniertumoren kan voor het merendeel via de kliniek, middels verschillende radiologische en nucleaire geneeskundige technieken en biochemische testen vastgesteld worden. In geval van metastasen is er in de grote meerderheid van de gevallen een primaire tumor bekend. De diagnose metastase is met aanvullende diagnostiek (radiologie, nucleair geneeskundige en evt. middels biochemie uitsluiten primaire bijniertumor) goed te stellen. De overige boven gemelde diagnoses zijn zeldzaam. Zo is een bloeding via de kliniek en met radiologisch onderzoek vast te stellen en zullen stapelingsziekten en inflammatie via andere onderzoeken diagnosticeerd worden (klinisch en biochemisch).

 

Bij sommige patiënten, kan er, ondanks alle relevante niet-invasieve onderzoeken (verschillende scans en laboratorium onderzoek) nog geen diagnose zijn vastgesteld en kan het zijn dat in een dergelijke situatie een biopt wordt geadviseerd na beoordeling van de casus in een multidisciplinair overleg (endocrien en/of bijnier MDO) dat bestaat uit de relevante experts. Een biopt van een bijniertumor, of tumor daarnaast, is geassocieerd met bepaalde risico’s en ook met een lage sensitiviteit voor bijnierschorscarcinoom. Dus de diagnostische nauwkeurigheid en de kans voor het optreden van complicaties zijn relevante overwegingen binnen de besluitvorming in het multidisciplinaire team en zijn de focus van deze module.

Diagnostic accuracy, complications

 

 

-

GRADE

No evidence was found specifically comparing CT guided biopsy with no biopsy in the diagnostic trajectory of patients with an atypical retroperitoneal mass in the adrenal lodge, not diagnosed after prior imaging and laboratory investigations.


Source: -

Description of studies

Not applicable.

 

Results

Diagnostic accuracy, complications

No studies were found that directly compared CT guided biopsy with no biopsy in patients with an atypical retroperitoneal mass in the adrenal lodge, undiagnosable after prior imaging, on the outcomes: diagnostic accuracy and complications.

 

Level of evidence of the literature

Diagnostic accuracy, complications

The level of evidence for the comparison CT guided biopsy versus no biopsy could not be assessed for the outcomes diagnostic accuracy and complications since no appropriate studies were found.

A systematic review of the literature was performed to answer the following questions:

What is the diagnostic performance of CT guided biopsy in patients with an atypical retroperitoneal mass in or near to the adrenal gland which has not been diagnosed with adequate certainty by non-invasive imaging and laboratory tests? And what are the complications, including the risk of tumor seeding?

 

P (Patients)

patients with an atypical retroperitoneal mass in or near the adrenal gland, undiagnosable after prior imaging and laboratory testing (CT, MRI, PET/CT, biochemistry etc.)

I (Intervention)

CT guided biopsy

C (Control)

non-invasive investigation (no CT guided biopsy)

R (Reference)

pathology after surgery, follow-up

O (Outcomes)

diagnostic accuracy (other tumor in the region; sensitivity, specificity, positive predictive value, negative predictive value, area under the ROC curve), complications (including risk of tumor seeding)

T (Timing)

in the diagnostic phase (before definitive treatment)

S (Setting)

in the hospital

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered diagnostic accuracy (other tumor in the region) and complications (e.g. bleeding) as critical outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed as above but used the definitions used in the studies.

 

Table 1 - consequences of diagnostic test properties

Outcome

Consequence

True positives (TP)

Patient has a tumor and the tumor is correctly identified, the patient will get the appropriate treatment

True negatives (TN)

Patient is correctly identified as not having a tumor and will be managed appropriately

False positives (FP)

Patient is wrongly diagnosed with a tumor, with a risk of getting inappropriate treatment

False negatives (FN)

Patient is incorrectly diagnosed as not having a tumor, with a risk of getting inappropriate treatment

Inconclusive outcome

No diagnosis made, with the result that further investigation is needed and diagnostic delay is possible

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 2000 until 08-02-2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 268 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic reviews, randomized controlled trials, or observational comparative studies;
  • Full-text English or Dutch language publication;
  • Complying with the PICROTS criteria.

 

Fifty-eight studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 58 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Bancos I, Tamhane S, Shah M, Delivanis DA, Alahdab F, Arlt W, Fassnacht M, Murad MH. DIAGNOSIS OF ENDOCRINE DISEASE: The diagnostic performance of adrenal biopsy: a systematic review and meta-analysis. Eur J Endocrinol. 2016 Aug;175(2):R65-80. doi: 10.1530/EJE-16-0297. Epub 2016 Jun 2. PMID: 27257146.
  2. Berger-Richardson D, Swallow CJ. Needle tract seeding after percutaneous biopsy of sarcoma: Risk/benefit considerations. Cancer. 2017 Feb 15;123(4):560-567. doi: 10.1002/cncr.30370. Epub 2016 Nov 2. PMID: 27859013.
  3. Wilkinson MJ, Martin JL, Khan AA, Hayes AJ, Thomas JM, Strauss DC. Percutaneous core needle biopsy in retroperitoneal sarcomas does not influence local recurrence or overall survival. Ann Surg Oncol. 2015 Mar;22(3):853-8. doi: 10.1245/s10434-014-4059-x. Epub 2014 Sep 5. PMID: 25190132.

Evidencetabellen

Niet van toepassing.

 

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Luca Alatzides G, Luisa Steinberg H, Schildhaus HU, Hamacher R, Kaths M, Grueneisen J, Treckmann J, Bauer S, Umutlu L, Schaarschmidt B. Is preoperative CT-guided biopsy a valuable tool in the diagnostic workup of patients with visceral and retroperitoneal sarcoma? Eur J Radiol. 2022 Oct;155:110470. doi: 10.1016/j.ejrad.2022.110470. Epub 2022 Aug 10. PMID: 35985092.

Wrong P (suspected soft tissue sarcoma)

Albertsmeier M, Lindner LH, Werner J, Angele MK. Wann Biopsie, wann primäre Resektion? [Initial management of a suspected retroperitoneal soft tissue tumor - biopsy vs. primary resection]. MMW Fortschr Med. 2017 Oct;159(18):60-64. German. doi: 10.1007/s15006-017-0178-1. PMID: 29071612.

Full-text unavailable, article in German

Alguraan Z, Agcaoglu O, El-Hayek K, Hamrahian AH, Siperstein A, Berber E. Retroperitoneal masses mimicking adrenal tumors. Endocr Pract. 2012 May-Jun;18(3):335-41. doi: 10.4158/EP11240.OR. PMID: 22068255.

Wrong study design (case series)

Almond LM, Tirotta F, Tattersall H, Hodson J, Cascella T, Barisella M, Marchianò A, Greco G, Desai A, Ford SJ, Gronchi A, Fiore M, Morosi C. Diagnostic accuracy of percutaneous biopsy in retroperitoneal sarcoma. Br J Surg. 2019 Mar;106(4):395-403. doi: 10.1002/bjs.11064. Epub 2019 Jan 24. PMID: 30675910.

Wrong P (suspected retroperitoneal sarcoma)

Anand D, Barroeta JE, Gupta PK, Kochman M, Baloch ZW. Endoscopic ultrasound guided fine needle aspiration of non-pancreatic lesions: an institutional experience. J Clin Pathol. 2007 Nov;60(11):1254-62. doi: 10.1136/jcp.2006.045955. Epub 2007 Jan 12. PMID: 17220205; PMCID: PMC2095489.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Avancès C, Camparo P, Quenet F, Durand X, Culine S, Sèbe P, Soulié M, Rigaud J; Comité de Cancérologie de l'Association Française d'Urologie - groupe Organes Génitaux Externes (CCAFU-OGE). Histoire naturelle et prise en charge des sarcomes du rétropéritoine : état des lieux par le comité de cancérologie de l'association française d'urologie sous comité Organes génitaux externes [Natural history and management of retroperitoneal sarcoma: Review of the literature by the Oncology committee of the French association of urology]. Prog Urol. 2011 Jul;21(7):441-7. French. doi: 10.1016/j.purol.2010.09.029. Epub 2011 Apr 14. PMID: 21693353.

Full-text unavailable, article in French

Chander, R., Singh, S., Singh, A., & Singh, B. (2014). Role of Spiral Computed Tomography Scan in Evaluation of Retroperitoneal Pathologies. JK Science, 16(1), 11.

Wrong I (CT scan)

Chew C, Reid R, O'Dwyer PJ. Value of biopsy in the assessment of a retroperitoneal mass. Surgeon. 2006 Apr;4(2):79-81. doi: 10.1016/s1479-666x(06)80034-x. PMID: 16623162.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Chhieng DC, Jhala D, Jhala N, Eltoum I, Chen VK, Vickers S, Heslin MJ, Wilcox CM, Eloubeidi MA. Endoscopic ultrasound-guided fine-needle aspiration biopsy: a study of 103 cases. Cancer. 2002 Aug 25;96(4):232-9. doi: 10.1002/cncr.10714. PMID: 12209665.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Chojniak R, Isberner RK, Viana LM, Yu LS, Aita AA, Soares FA. Computed tomography guided needle biopsy: experience from 1,300 procedures. Sao Paulo Med J. 2006 Jan 5;124(1):10-4. doi: 10.1590/s1516-31802006000100003. Epub 2006 Apr 3. PMID: 16612456.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Chung AD, Krishna S, Schieda N. Primary and secondary diseases of the perinephric space: an approach to imaging diagnosis with emphasis on MRI. Clin Radiol. 2021 Jan;76(1):75.e13-75.e26. doi: 10.1016/j.crad.2020.06.022. Epub 2020 Jul 22. PMID: 32709392.

Wrong study design (non-systematic review)

Daneshmand S, Youssefzadeh D, Chamie K, Boswell W, Wu N, Stein JP, Boyd S, Skinner DG. Benign retroperitoneal schwannoma: a case series and review of the literature. Urology. 2003 Dec;62(6):993-7. doi: 10.1016/s0090-4295(03)00792-1. PMID: 14665342.

Wrong study design (case series)

Das A, Gahine R, Patre V, Hussain N. Retroperitoneal Tumor: A Silent Trespasser - Role of Image-Guided Fine-Needle Aspiration Cytology with Histopathological Correlation in Early Diagnosis. Acta Cytol. 2019;63(3):189-197. doi: 10.1159/000497077. Epub 2019 Mar 20. PMID: 30893686.

Wrong P (only a few adrenal retroperitoneal masses)

Das C, Sengupta M, Mukhopadhyay M, Saha AK. Critical clinical appraisal of the role of computed tomography-guided minimally invasive aspiration cytology in evaluation of retroperitoneal masses. Indian J Med Paediatr Oncol. 2014 Jan;35(1):60-5. doi: 10.4103/0971-5851.133723. PMID: 25006286; PMCID: PMC4080665.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

De Filippo M, Saba L, Azzali E, Milanese G, Mostardi M, Borgia D, Capasso R, Nizzoli R. CT-guided fine-needle aspiration of abdominal and retroperitoneal small lesions with the coaxial technique using MPR images. Acta Biomed. 2016 Jul 28;87 Suppl 3:57-62. PMID: 27467869.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

De Filippo M, Saba L, Rossi E, Nizzoli R, Tiseo M, Pedrazzi G, Brunese L, Rotondo A, Rossi C. Curved Needles in CT-Guided Fine Needle Biopsies of Abdominal and Retroperitoneal Small Lesions. Cardiovasc Intervent Radiol. 2015 Dec;38(6):1611-6. doi: 10.1007/s00270-015-1107-2. Epub 2015 Apr 25. PMID: 25910970.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Wu, D., Ding, X., & Chen, K. (2006). CT-guided biopsy of malignant lymphoma. Journal of Interventional Radiology, 15(1), 25-27.

Full-text unavailable.

Dvorak P, Hoffmann P, Balik M, Hoffmannova M, Kopecky J, Dvorakova R, Nova M. Percutaneous biopsy of retroperitoneal lesions - 10 year experience of a single centre. Biomed Pap Med Fac Univ Palacky Olomouc Czech Repub. 2020 Dec;164(4):435-443. doi: 10.5507/bp.2019.028. Epub 2019 Jun 17. PMID: 31219106.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Erickson RA, Tretjak Z. Clinical utility of endoscopic ultrasound and endscopic ultrasound-guided fine needle aspiration in retroperitoneal neoplasms. Am J Gastroenterol. 2000 May;95(5):1188-94. doi: 10.1111/j.1572-0241.2000.02008.x. PMID: 10811326.

Wrong P (nonadrenal)

Feng Y, Zhang W, Luo C. Evaluation of clinical application of multi-slice computerized tomography in primary retroperitoneal tumors. J Clin Lab Anal. 2020 May;34(5):e23169. doi: 10.1002/jcla.23169. Epub 2019 Dec 27. PMID: 31880021; PMCID: PMC7246388.

Non-diagnostic (already diagnosed with retroperitoneal tumor)

Guo Z, Kurtycz DF, De Las Casas LE, Hoerl HD. Radiologically guided percutaneous fine-needle aspiration biopsy of pelvic and retroperitoneal masses: a retrospective study of 68 cases. Diagn Cytopathol. 2001 Jul;25(1):43-9. doi: 10.1002/dc.2000. PMID: 11466812.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Gupta P, Rajwanshi A, Nijhawan R, Srinivasan R, Gupta N, Saikia UN, Dey P. Fine needle aspiration in retroperitoneal lesions. APMIS. 2017 Jan;125(1):16-23. doi: 10.1111/apm.12627. Epub 2016 Nov 2. PMID: 27807894.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Gupta RK, Cheung YK, alAnsari AG, Naran S, Lallu S, Fauck R. Value of image-guided needle aspiration cytology in the assessment of pelvic and retroperitoneal masses. A study of 112 cases. Acta Cytol. 2003 May-Jun;47(3):393-8. doi: 10.1159/000326539. PMID: 12789920.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Han C, Lin R, Zhang Q, Liu J, Ding Z, Hou X. Role of endoscopic ultrasound-guided fine needle aspiration in the diagnosis of mass lesions. Exp Ther Med. 2016 Aug;12(2):1085-1092. doi: 10.3892/etm.2016.3433. Epub 2016 Jun 7. PMID: 27446324; PMCID: PMC4950895.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Hwang SY, Warrier S, Thompson S, Davidson T, Yang JL, Crowe P. Safety and accuracy of core biopsy in retroperitoneal sarcomas. Asia Pac J Clin Oncol. 2016 Mar;12(1):e174-8. doi: 10.1111/ajco.12125. Epub 2013 Oct 31. PMID: 24176000.

Wrong P (sarcoma)

Ikoma N, Torres KE, Somaiah N, Hunt KK, Cormier JN, Tseng W, Lev D, Pollock R, Wang WL, Feig B. Accuracy of preoperative percutaneous biopsy for the diagnosis of retroperitoneal liposarcoma subtypes. Ann Surg Oncol. 2015 Apr;22(4):1068-72. doi: 10.1245/s10434-014-4210-8. Epub 2014 Oct 30. PMID: 25354575; PMCID: PMC4520392.

Wrong P (liposarcoma)

Ishikawa T, Mohamed R, Heitman SJ, Turbide C, Kumar PR, Goto H, Hirooka Y, Belletrutti PJ. Diagnostic yield of small histological cores obtained with a new EUS-guided fine needle biopsy system. Surg Endosc. 2017 Dec;31(12):5143-5149. doi: 10.1007/s00464-017-5580-3. Epub 2017 May 10. PMID: 28493167.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Kaffes AJ, Chen RY, Tam W, Norton I, Cho S, Devereaux B, Vaughan R. A prospective multicenter evaluation of a new side-port endoscopic ultrasound-fine-needle aspiration in solid upper gastrointestinal lesions. Dig Endosc. 2012 Nov;24(6):448-51. doi: 10.1111/j.1443-1661.2012.01302.x. Epub 2012 Apr 8. PMID: 23078438.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Kariniemi J, Blanco Sequeiros R, Ojala R, Tervonen O. MRI-guided abdominal biopsy in a 0.23-T open-configuration MRI system. Eur Radiol. 2005 Jun;15(6):1256-62. doi: 10.1007/s00330-004-2566-z. Epub 2004 Dec 31. PMID: 15627187.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Kipp BR, Pereira TC, Souza PC, Gleeson FC, Levy MJ, Clayton AC. Comparison of EUS-guided FNA and Trucut biopsy for diagnosing and staging abdominal and mediastinal neoplasms. Diagn Cytopathol. 2009 Aug;37(8):549-56. doi: 10.1002/dc.21042. PMID: 19217057.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Koh, D. M., & Moskovic, E. (2000). Imaging tumours of the retroperitoneum. Imaging, 12(1), 49-60.

Wrong study design (non-systematic review)

Koike Y, Matsui S, Takase K, Tannai H. CT-Guided Percutaneous Needle Biopsy in Patients with Suspected Retroperitoneal Fibrosis: A Retrospective Cohort Study. Cardiovasc Intervent Radiol. 2019 Oct;42(10):1434-1440. doi: 10.1007/s00270-019-02266-x. Epub 2019 Jun 18. PMID: 31292673.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Lagos C C, Gallardo E, Huete Á. Biopsia percutánea core con aguja gruesa guiada por tomografía computada en lesiones retroperitoneales: Experiencia de 10 años [CT-guided core biopsy for retroperitoneal lesions. Experience in 136 procedures]. Rev Med Chil. 2019 Oct;147(10):1266-1272. Spanish. doi: 10.4067/s0034-98872019001001266. PMID: 32186634.

Full-text unavailable, article in Spanish

Lai, J. H., Lin, H. H., Chen, M. J., & Lin, C. C. (2022). Safety and Effectiveness of Endoscopic Ultrasound-Guided Fine Needle Biopsy for Retroperitoneal and Gastrointestinal Tumors in Elderly Patients. International Journal of Gerontology, 16(3).

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Li Q, Gao C, Juzi JT, Hao X. Analysis of 82 cases of retroperitoneal schwannoma. ANZ J Surg. 2007 Apr;77(4):237-40. doi: 10.1111/j.1445-2197.2007.04025.x. PMID: 17388825.

Wrong P (retroperitoneal Schwannoma)

Marcu, R. D., Diaconu, C. C., Constantin, T., Socea, B., Ionita‑Radu, F., Mischianu, D. L. D., & Bratu, O. G. (2019). Minimally invasive biopsy in retroperitoneal tumors. Experimental and Therapeutic Medicine, 18(6), 5016-5020.

Wrong study design (non-systematic review)

Mazzaglia PJ, Monchik JM. Limited value of adrenal biopsy in the evaluation of adrenal neoplasm: a decade of experience. Arch Surg. 2009 May;144(5):465-70. doi: 10.1001/archsurg.2009.59. PMID: 19451490.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Merran, S., Karila-Cohen, P., & Vieillefond, A. (2004). Primary retroperitoneal tumors in adults. Journal de radiologie, 85(2 Pt 2), 252-264.

Full-text unavailable, article in French

Meyer S, Bittinger F, Keth A, Von Mach MA, Kann PH. Endosonographisch gesteuerte transluminale Feinnadelpunktion: Untersuchung zur diagnostischen Qualität [Endosonographically controlled transluminal fine needle aspiration biopsy: diagnostic quality by cytologic and histopathologic classification]. Dtsch Med Wochenschr. 2003 Jul 25;128(30):1585-91. German. doi: 10.1055/s-2003-40933. PMID: 12884145.

Full-text unavailable, article in German

Miyake M, Fukui S, Gotoh D, Matsumura Y, Samma S, Matsumoto Y, Momose H, Hori S, Watanabe S, Owari T, Morizawa Y, Itami Y, Nakai Y, Inoue T, Anai S, Torimoto K, Aoki K, Tanaka N, Fujimoto K. The diagnostic utility of retroperitoneoscopic tissue biopsy for unresectable retroperitoneal lesions excluding urogenital cancers. World J Surg Oncol. 2019 Feb 18;17(1):35. doi: 10.1186/s12957-019-1581-0. PMID: 30777073; PMCID: PMC6379945.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Morosi C, Stacchiotti S, Marchianò A, Bianchi A, Radaelli S, Sanfilippo R, Colombo C, Richardson C, Collini P, Barisella M, Casali PG, Gronchi A, Fiore M. Correlation between radiological assessment and histopathological diagnosis in retroperitoneal tumors: analysis of 291 consecutive patients at a tertiary reference sarcoma center. Eur J Surg Oncol. 2014 Dec;40(12):1662-70. doi: 10.1016/j.ejso.2014.10.005. Epub 2014 Oct 15. PMID: 25454827.

Wrong P (suspected retroperitoneal sarcoma)

O'Connor K, Cheriyan DG, Li-Chang HH, Kalloger SE, Garrett J, Byrne MF, Weiss AA, Donnellan F, Schaeffer DF. Gastrointestinal Endoscopic Ultrasound-Guided Fine-Needle Aspiration Biopsy Specimens: Adequate Diagnostic Yield and Accuracy Can Be Achieved without On-Site Evaluation. Acta Cytol. 2015;59(4):305-10. doi: 10.1159/000439398. Epub 2015 Sep 5. PMID: 26339900.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Oldrini G, Leroux A, Vogin G, Rios M, Marchal F, Sirveaux F, Verhaeghe JL, Renard-Oldrini S, Lesanne G, Salleron J, Henrot P. Comparison of the histopathological results of the radioguided percutaneous microbiopsies and the operative specimens of soft tissue tumors of limbs, trunk and retroperitoneum. Presse Med. 2016 Nov;45(11):e363-e368. doi: 10.1016/j.lpm.2016.01.036. Epub 2016 Sep 3. PMID: 27597301.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Pham V, Henderson-Jackson E, Doepker MP, Caracciolo JT, Gonzalez RJ, Druta M, Ding Y, Bui MM. Practical Issues for Retroperitoneal Sarcoma. Cancer Control. 2016 Jul;23(3):249-64. doi: 10.1177/107327481602300308. PMID: 27556665.

Wrong P (retroperitoneal sarcoma)

Sauthier PG, Bélanger R, Provencher DM, Gauthier P, Drouin P. Clinical value of image-guided fine needle aspiration of retroperitoneal masses and lymph nodes in gynecologic oncology. Gynecol Oncol. 2006 Oct;103(1):75-80. doi: 10.1016/j.ygyno.2006.01.039. Epub 2006 Mar 10. PMID: 16530253.

Wrong P (gynecologic oncology)

Sood SK, Balasubramanian SP, Harrison BJ. Percutaneous biopsy of adrenal and extra-adrenal retroperitoneal lesions: beware of catecholamine secreting tumours! Surgeon. 2007 Oct;5(5):279-81. doi: 10.1016/s1479-666x(07)80026-6. PMID: 17958227.

Wrong study design (case series)

Spillane AJ. Retroperitoneal sarcoma: time for a change in attitude? ANZ J Surg. 2001 May;71(5):303-8. doi: 10.1046/j.1440-1622.2001.02109.x. PMID: 11374482.

Wrong study design (non-systematic review)

Stattaus J, Kalkmann J, Kuehl H, Metz KA, Nowrousian MR, Forsting M, Ladd SC. Diagnostic yield of computed tomography-guided coaxial core biopsy of undetermined masses in the free retroperitoneal space: single-center experience. Cardiovasc Intervent Radiol. 2008 Sep-Oct;31(5):919-25. doi: 10.1007/s00270-008-9317-5. Epub 2008 Mar 6. PMID: 18322731.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Strauss DC, Qureshi YA, Hayes AJ, Thomas JM. Management of benign retroperitoneal schwannomas: a single-center experience. Am J Surg. 2011 Aug;202(2):194-8. doi: 10.1016/j.amjsurg.2010.06.036. PMID: 21810500.

Wrong P (Schwannoma)

Strauss DC, Hayes AJ, Thomas JM. Retroperitoneal tumours: review of management. Ann R Coll Surg Engl. 2011 May;93(4):275-80. doi: 10.1308/003588411X571944. PMID: 21944791; PMCID: PMC3363075.

Wrong study design (non-systematic review)

Tirotta F, Morosi C, Hodson J, Desai A, Barisella M, Ford SJ, Gronchi A, Almond LM, Fiore M. Improved Biopsy Accuracy in Retroperitoneal Dedifferentiated Liposarcoma. Ann Surg Oncol. 2020 Oct;27(11):4574-4581. doi: 10.1245/s10434-020-08519-1. Epub 2020 May 4. PMID: 32367501.

Wrong P (suspected primary retroperitoneal sarcoma)

Tomozawa Y, Inaba Y, Yamaura H, Sato Y, Kato M, Kanamoto T, Sakane M. Clinical value of CT-guided needle biopsy for retroperitoneal lesions. Korean J Radiol. 2011 May-Jun;12(3):351-7. doi: 10.3348/kjr.2011.12.3.351. Epub 2011 Apr 26. PMID: 21603294; PMCID: PMC3088852.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

van Dalus T, van Geel AN, van Coevorden F, Hoekstra HJ, Albus-Lutter C, Slootweg PJ, Coebergh JW, Hennipman A; Dutch Soft Tissue Sarcoma Group. Soft tissue carcinoma in the retroperitoneum: an often neglected diagnosis. Eur J Surg Oncol. 2001 Feb;27(1):74-9. doi: 10.1053/ejso.2000.1057. PMID: 11247632.

Full-text unavailable.

Vanderveen KA, Thompson SM, Callstrom MR, Young WF Jr, Grant CS, Farley DR, Richards ML, Thompson GB. Biopsy of pheochromocytomas and paragangliomas: potential for disaster. Surgery. 2009 Dec;146(6):1158-66. doi: 10.1016/j.surg.2009.09.013. PMID: 19958944.

Wrong P (pheochromocytomas and paragangliomas)

Weigl H, Hohenberger P, Marx A, Vassos N, Jakob J, Galata C. Accuracy and Safety of Ultrasound-Guided Core Needle Biopsy of Soft Tissue Tumors in an Outpatient Setting: A Sarcoma Center Analysis of 392 Consecutive Patients. Cancers (Basel). 2021 Nov 12;13(22):5659. doi: 10.3390/cancers13225659. PMID: 34830814; PMCID: PMC8616355.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Young R, Snow H, Hendry S, Mitchell C, Slavin J, Schlicht S, Na L, Hofman MS, Gyorki DE. Correlation between percutaneous biopsy and final histopathology for retroperitoneal sarcoma: a single-centre study. ANZ J Surg. 2020 Apr;90(4):497-502. doi: 10.1111/ans.15723. Epub 2020 Feb 16. PMID: 32064728.

Wrong P (sarcoma)

Zangos S, Eichler K, Wetter A, Lehnert T, Hammerstingl R, Diebold T, Reichel P, Herzog C, Hansmann ML, Mack MG, Vogl TJ. MR-guided biopsies of lesions in the retroperitoneal space: technique and results. Eur Radiol. 2006 Feb;16(2):307-12. doi: 10.1007/s00330-005-2870-2. Epub 2005 Jul 30. PMID: 16059677.

Wrong/no comparison as in the PICROTS

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 07-05-2024

Laatst geautoriseerd  : 07-05-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen en patiëntvertegenwoordigers (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met bijniertumoren.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. M.R. (Menno) Vriens, endocrien oncologisch chirurg, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht, NVvH (voorzitter)
  • Prof. dr. S. (Schelto) Kruijff, endocrien oncologisch chirurg, werkzaam in het UMCG te Groningen, NVvH (voorzitter)
  • Prof. dr. R.A. (Richard) Feelders, internist-endocrinoloog, werkzaam in het Erasmus MC te Rotterdam, NIV
  • Prof. dr. H.R. (Harm) Haak, internist, werkzaam in het Máxima MC te Eindhoven, NIV
  • Drs. J.F. (Julia) Heusdens, anesthesioloog, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht, NVA
  • Prof. dr. R.R. (Ronald) de Krijger, patholoog, werkzaam in het UMC Utrecht/Prinses Máxima Centrum te Utrecht, NVVP
  • Drs. J. (Jeroen) Vister, radioloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen, NVvR
  • Dr. M.R. (Max) Dahele, radiotherapeut-oncoloog, werkzaam in het Amsterdam UMC te Amsterdam, NVRO
  • Dr. J.F. (Hans) Langenhuijsen, uroloog, werkzaam in het Radboudumc te Nijmegen, NVU
  • Dr. B.P.M. (Bernadette) van Nesselrooij, klinisch geneticus, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht, VKGN
  • J.G. (Johan) Beun, manager/coördinator BijnierNET, BijnierNET
  • D.D. (Diana) Kwast-Hoekstra, MScN.RN. Verplegingswetenschapper en patientvertegenwoordiger, Bijniervereniging NVACP (tot 31-12-2022)
  • Drs. N.T.M. (Nick) van der Meij, verpleegkundig specialist, werkzaam in het UMC Utrecht, te Utrecht, LWEV

Met ondersteuning van

  • dr. A. (Anja) van der Hout, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • drs. S. (Sarah) van Duijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • drs. M. (Miriam) te Lintel Hekkert, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • drs. I. (Ingeborg) van Dusseldorp, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Vriens (voorzitter)

Chirurg UMC Utrecht

Bestuurslid NVvH (tot mei 2021)

Geen

Geen restricties

Kruijff (voorzitter)

Endocrien chirurg UMCG Groningen

Geen

Geen

Geen restricties

Feelders

- Professor -internist-endocrinoloog Erasmus MC

- Adjunct Professor of Medicine New York University U.S.A.

- Medisch adviseur NVCAP, onbetaald

- Bestuurslid Dutch Adrenal Network, onbetaald

- Consultant Recordati, betaald

Geen

Geen restricties

Beun

Coordinator van de Stichting BijnierNET, parttime

Geen

Geen

Geen restricties

Langenhuijsen

Uroloog Radboudumc, Niijmegen

Bestuurslid Radboudumc Expertisecentrum Bijnierziekten

Voorzitter eUROGEN WS 3 Rare genito-urological cancers en Expertise Area coordinator Adrenal tumours

ZonMw gefinancieerd onderzoek, DoelmatigheidsOnderzoek "Pentixafor PET/CT vs veneuze bijniervenesampling bij subtypering primair hyperaldosteronisme" i..s.m. PentixaPharm GmBH

Geen restricties

De Krijger

- Patholoog, UMC Utrecht, 0,2 fte
- Patholoog, Prinses Maxima Centrum voor kinderoncologie, 0,7 fte

- Board member of Perined, Dutch organization supporting perinatal registries (vacatiegeld)

- Council Member European Society of Pathology (onbetaald)

- International Panel Member of Wilms tumor panel of SIOP Renal Tumor Study Group (onbetaald)

- Chair International (European) pediatrie liver tumor panel (PHITT trial) (onbetaald)

- Chairmen Dutch/Belgian working group on Pediatrie Pathology (onbetaald)

- Associate editor Pediatrie and Developmental Pathology (onbetaald)

- Member editorial board Endocrine Pathology (onbetaald)

- Member editorial board Virchows Archiv (onbetaald)

- Member editorial board Frontiers in Endocrinology (onbetaald)

- Editor-in-Chief Cancers, section Pediatrie Oncology (honorarium)

- Member editorial board WHO Endocrine and Neuroendocrine Tumors, 5th edition (onbetaald)

Geen

Geen restricties

Heusdens

Anesthesioloog UMC Utrecht

 

Geen

Geen

Geen restricties

Haak

- Internist- endocrinoloog Maxima MC tot 01-09-2023, daarna nul-aanstelling en pensioen

- Hoogleraar acute interne geneeskunde MUMC/UM, tot 01-02-2024

- Lid algemeen bestuurd BijnierNET

- Voorzitter Bijniernetwerk Nederland D.A.N.

- Raad van Toezicht Kempenhaeghe, betaald

Incidenteel grant van HRA

 

Geen restricties

Dahele

Radiotherapeut/VHD afdeling radiotherapie Amsterdam UMC (locatie VUmc)

 

Geen

Onderzoek financiering van: Varian Medical Systems (niet gerelateerd aan bijniertumoren)

Geen restricties

Van Nesselrooij

Klinisch Genetica, UMC Utrecht (0,8fte)

 

Secretaris van de VKGN (tot 01-01-2023)

 

Geen

Geen restricties

Kwast (tot 13-12-2022)

 

Bestuurslid Bijniervereniging NVACP te Nijkerk (onbetaald) (tot 13-12-2022)

Redactielid Bijniervereniging NVACP (onbetaald) (tot 13-12-2022)

Geen

Geen restricties

Vister

 

Radioloog, UMCG

 

Geen

Geen

Geen restricties

van der Meij

 

Verpleegkundig specialist AGZ, UMC Utrecht, afdeling Endocriene oncologie

Geen

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door Patiëntenfederatie Nederland, BijnierNET, Bijniervereniging NVACP, Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten organisaties (NFK), Nierstichting, Nierpatiëntenvereniging Nederland uit te nodigen voor de invitational conference en afgevaardigden van BijnierNET en Bijniervereniging NVACP in de werkgroep. Het verslag van de invitational conference (zie bijlage) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenorganisaties: Bijniervereniging NVACP, Patiëntenfederatie Nederland, BijnierNET, Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten organisaties (NFK), Nierstichting, Nierpatiëntenvereniging Nederland, Nederlandse Hypofyse Stichting en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Diagnostiek morbus Conn

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Behandeling morbus Conn

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Behandeling Cushing

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Behandeling feochromocytoom

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Expertisecentrum ACC

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Biopsie bij ongedefinieerde retroperitoneale massa

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Kenmerken CT-scan incidentaloom

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Autonome cortisol (hyper)secretie (subklinische Cushing)

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Behandeling bijniermetastasen

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Minimaal invasieve chirurgie

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Genetisch testen en chirurgisch beleid

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Pathologieverslag

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Radiologieverslag

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Follow-up

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Aandacht bijnierschorsinsufficiëntie

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met bijniertumoren. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de NVvH, NVU, NOV, NVRO, VKGN, Bijniervereniging NVACP, IKNL, NAPA (vakgroep interne geneeskunde), Belangenvereniging Von Hippel-Lindau via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlage.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Behandeling bijniermetastasen