Diagnostiek en behandeling reuscelarteriitis

Initiatief: NVR Aantal modules: 33

Rol verpleegkundig specialist/gespecialiseerd reumaverpleegkundige

Uitgangsvraag

Wat is de rol van de verpleegkundig specialist/gespecialiseerd reumaverpleegkundige?

Aanbeveling

Overweeg bij een patiënt met reuscelarteriitis begeleiding door een gespecialiseerd reumaverpleegkundige en/of verpleegkundig specialist (voor o.a. informatie, educatie, zorgbehoefte inventariseren en (aanvullende) ziektebegeleiding), rondom het stellen van de diagnose en tijdens de follow-up.

Een verpleegkundig specialist is bevoegd tot het zelfstandig aangaan van een behandelrelatie en het indiceren en uitvoeren van voorbehouden handelingen en kan ook het medisch domein van de behandeling uitvoeren.

Overwegingen

Inleiding

Op dit moment is er onvoldoende zicht op de rol van de verpleegkundige bij de begeleiding en behandeling van patiënten met reuscelarteriïtis (RCA). Eén van de overkoepelende principes van de EULAR recommendations for the management of large vessel vasculitis is dat patiënten toegang moeten hebben tot educatie omtrent het ziektebeeld, de behandeling en de mogelijke complicaties (Hellmich, 2020). Het is echter niet duidelijk of patiënten altijd toegang hebben tot deze educatie bijvoorbeeld in een verpleegkundig consult.

Een van de belangrijkste taken van verpleegkundigen binnen de reumatologie is het geven van voorlichting en informatie omtrent reumatische aandoeningen (Benoy- De Keuster, 2018; Schuurmans, 2012). Onderzoek wijst uit dat educatie door een verpleegkundige bij chronische inflammatoire artritis kan leiden tot betere uitkomsten (van Eijk-Hustings, 2012). Uit literatuur blijkt dit ook specifiek voor patiënten met RCA (Mukhtyar, 2021). Bovendien kan therapietrouw verbeteren op basis van de kwaliteit van informatie-uitwisseling tussen zorgverlener en patiënt (Combe, 2017). Daarnaast speelt de verpleegkundige een belangrijke rol in het samen beslissen over de behandeling.

 

Achtergrondinformatie verpleegkundige

Binnen de reumatologie zijn vooral gespecialiseerd verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten (VS) werkzaam. Verpleegkundigen binnen de reumatologie spelen in toenemende mate een rol in het zorgproces van de patiënt en werken veelal in een poliklinische setting.

De gespecialiseerd reumaverpleegkundige is een MBO of HBO-verpleegkundige die zich heeft gespecialiseerd in de reumatologie door het volgen van zowel een theorie- als praktijkopleiding (Benoy-De Keuster, 2018). Een VS is een HBO-verpleegkundige die een geaccrediteerde HBO-masteropleiding ‘Advanced Nursing Practice’ heeft gevolgd. De titel ‘nurse practitioner’ is vervangen door ‘verpleegkundig specialist’ (Benoy-De Keust, 2018).

In een enkele setting zijn ook physician assistants (PA) werkzaam. De PA heeft een hbo-gezondheidszorg opleiding en een geaccrediteerde HBO-masteropleiding tot PA gevolgd (Benoy-De Keuster, 2018). Hierbij hoeft de instroom geen hbo-verpleegkunde te zijn, om deze reden is de PA niet altijd een verpleegkundige.[1]

 

(Hoofd-/regie)behandelaar
De hoofd-/regiebehandelaar is de medisch dan wel verpleegkundig specialist die inhoudelijk verantwoordelijk is voor het zorgproces dat een individuele patiënt doorloopt (Benoy-De Keuster, 2018). Het begrip regiebehandelaar is sinds 2021 geïntroduceerd. Deze term is echter niet doorgevoerd in alle (lokale) protocollen en ziekenhuizen, zie link.
Sinds 2012 zijn verpleegkundig specialisten (VS)wettelijk bevoegd om een aantal voorbehouden handelingen zelfstandig te indiceren en uit te voeren of te delegeren, waardoor zij taken van de hoofd-/regiebehandelaar kunnen overnemen ("Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg" 2022). Daarnaast kunnen VS een eigen behandelrelatie aangaan met de patiënt binnen het deskundigheidsgebied en hebben een zelfstandige behandelbevoegdheid (V&VN VS, 2019).

 

Rol verpleegkundigen
Gespecialiseerd verpleegkundige
Zoals ook beschreven in de richtlijn Medicamenteuze behandeling van Reumatoïde Artritis wordt de rol van gespecialiseerd reumaverpleegkundigen vooral gekenmerkt als die van “een zorgverlener die de patiënt ondersteunt in het verwerven van vaardigheden gericht op zelfmanagement en zelfredzaamheid met inachtneming van zowel ziekte gerelateerde als sociale, psychische en functionele factoren. Het geven van voorlichting en informatie over ziekte, behandeling en het omgaan met een reumatische aandoening in het dagelijkse leven is een van de belangrijkste taken van de gespecialiseerd reumaverpleegkundige”.
Om patiënten met RCA zo optimaal mogelijk te begeleiden bij hun ziekteproces is het van belang dat zij toegang hebben tot een verpleegkundige welke uitleg en begeleiding kan geven.

 

Verpleegkundig specialist
De verpleegkundig specialisten (VS) onderscheiden zich van gespecialiseerd reumaverpleegkundigen. Naast de taken die beschreven staan onder de gespecialiseerd verpleegkundige, zijn de VS bevoegd tot het zelfstandig aangaan van een behandelrelatie en het indiceren en uitvoeren van voorbehouden handelingen (Benoy-De Keuster, 2018). Daarnaast zijn VS zelf verantwoordelijk voor de medische indicatiestelling, uitvoering en eventuele delegatie ("Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg" 2022).  De VS biedt een geïntegreerde medische en verpleegkundige behandeling aan. Kortom, een VS kan een regiebehandelaar zijn die zowel het verpleegkundig- als het medisch deel kan begeleiden.

 

Educatie

Educatie is een belangrijk onderdeel van het takenpakket van verpleegkundigen. Voorlichting omtrent ziektebeelden en medicamenteuze behandelingen wordt veelal gegeven door verpleegkundigen (van Eijk Hustings, 2017). Onderzoek toont aan dat goede voorlichting leidt tot grotere zelfredzaamheid en dat therapietrouw mede afhankelijk is van de kwaliteit van de informatie-uitwisseling tussen patiënt en zorgverlener (van Eijk-Hustings, 2013; van Eijk Hustings, 2017; Combe, 2017). Er is statistisch significante toename in kennis over de aandoening, (medicamenteuze) behandeling, fysio-/oefentherapie en zelfmanagement strategieën bij patiënten die voorlichting hebben gekregen door verpleegkundigen (van Eijk-Hustings, 2012).

Ook specifiek gericht op RCA is er onderbouwing voor betere uitkomsten bij patiënten welke voorlichting van een verpleegkundige hebben ontvangen (Mukhtyar, 2021). Door de holistische benadering van verpleegkundigen wordt de empowerment van de patiënt bevorderd op het gebied van het bespreken van de behandelopties, ziekteactiviteit en psychologische aspecten. Regelmatig contact met een verpleegkundige geeft patiënten met RCA de kans om vragen te stellen omtrent de diagnose en behandeling (Mooney, 2013). Daarnaast is er ook ruimte om te praten over eventuele angst of onrust met betrekking tot mogelijke complicaties bij het ziektebeeld en mogelijke bijwerkingen van de voorgeschreven medicatie (Mukhtyar, 2021). Begeleiding door een verpleegkundige geeft een hoge mate van tevredenheid bij patiënten met RCA (Poder, 2018).

Het is wenselijk om te zorgen voor zowel mondelinge als schriftelijke informatie op papier of digitaal. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met o.a. gezondheidsvaardigheden, opleidingsniveau en migratie-achtergronden welke mogelijk een belemmerende factor kunnen zijn in de begeleiding van de patiënt.

Een belangrijk knelpunt kan zijn dat patiënten met RCA over het algemeen een hogere leeftijd hebben. Hierdoor kan toegang tot digitale informatie en het verwerken van deze informatie meer tijd kosten. Ruim de tijd nemen voor uitleg betreffende de ziekte en de behandeling is van belang hierbij.

 

Monitoren en medicatie

Verpleegkundig specialisten met expertise op het gebied van RCA kunnen ingezet worden voor de organisatie van zorg, het monitoren van de ziekteactiviteit en waar nodig aanpassen van de medicatie (Poder, 2018) in centra met beschikking over een VS. Dit gebeurt ook al bij andere (chronisch) inflammatoire reumatische aandoeningen. Voor gespecialiseerd verpleegkundigen kan dit met (geprotocolleerde) schriftelijke instructies. Voor VS zijn deze instructies niet noodzakelijk gezien de bevoegdheid tot het zelfstandig aangaan van een behandelrelatie. Locoregionale afspraken kunnen hier worden overwogen.

 

Patientenperspectief

Een van de belangrijkste doelen voor de patiënt is de behandeling van de aandoeningen om hierover samen te beslissen. De diagnose RCA en de behandeling van RCA met onder andere prednisolon hebben een grote impact op het dagelijks functioneren van de patiënten zowel op lichamelijk als psychisch vlak. Dit kwam ook naar voren in een Nederlandse case studie met kwalitatieve interviews met patiënten. (Toonder, 2020). Ook blijkt er een kennis tekort bij patiënten omtrent de aandoening, bijwerkingen en preventieve medicatie te bestaan.

Verpleegkundigen hebben een positieve impact op patiëntenzorg bij RCA en patiënten hechten ook veel waarde aan de begeleiding van een verpleegkundige met kennis over de aandoening en de behandeling (Mukhtyar, 2021). Patienten vinden dat verpleegkundigen deze informatie kunnen geven en patiënten verwachten dit ook van verpleegkundigen. (van Eijk-Hustings, 2013; Van Eijk, 2014).

Patiënten geven aan dat het zeer belangrijk voor hen is dat er duidelijke afspraken zijn welke behandelaar verantwoordelijk is voor de (preventieve) behandeling, welke controles er plaats dienen te vinden en hoe vaak. Daarnaast is het van belang te weten bij wie ze moeten wezen voor hun vragen (Toonder, 2020).

 

Kosten (middelenbeslag)

Door verschuiving in de zorg, waarbij verschillende taken met betrekking tot behandeling van RCA door een VS overgenomen kunnen worden, is het mogelijk kosten te besparen. Tot op heden zijn geen gegevens hierover bekend. Daarnaast beschikt niet elk centrum over een VS.

 

Toekomstperspectief
Ten aanzien van de zorg in het algemeen, vindt de laatste jaren al een verschuiving plaats waarbij verschillende taken door gespecialiseerde reumaverpleegkundigen, VS of PA kunnen worden overgenomen. Bij de verpleegkundigen gaat het daarbij om taakdelegatie, bij VS en de PA om taakherschikking. Oplopende zorgkosten en zorg op de juiste plek zijn ontwikkelingen binnen de zorg welke ook binnen de reumatologie van belang zijn. Verdere ontwikkelingen in de samenleving kunnen van invloed zijn op de zorgvraag en het zorgaanbod, waarbij de autonomie, de regie en het zelfmanagement van de zorgvrager steeds meer op de voorgrond staat. Een gespecialiseerd reumaverpleegkundige kan dit optimaal ondersteunen en bevorderden.
Ook andere ontwikkelingen zoals eHealth, videoconsult bellen en het gebruik van diverse app’s zouden kunnen zorgen voor optimalisering van de zorg en verbeteren van de communicatie(mogelijkheden) tussen patiënt en zorgverlener. Diverse (wetenschappelijke) onderzoeken (en pilotstudies) die momenteel lopen in verschillende zorginstellingen/-centra zullen aantonen wat de mogelijke voordelen hiervan zijn.

 

Rationale aanbeveling:
Patiënten met RCA hebben de behoefte aan en recht op aanvullende informatie en uitleg omtrent hun diagnose en behandeling om mee te kunnen beslissen over hun zorg en behandeling. Verpleegkundigen zijn bij uitstek de aangewezen personen om deze informatie te verstrekken. Literatuur onderbouwd dat deze informatie betere uitkomsten kan geven binnen meerdere domeinen. Gezien de (mogelijke) impact van de diagnose en de medicamenteuze behandeling moet het eerste consult bij een gespecialiseerd verpleegkundige binnen afzienbare tijd worden gepland.

Onderbouwing

  1. Benoy-De Keuster, S., Demirel, H., Flendrie, M., Geurts, M., van der Giesen, F., Gossens, L., . .. Smith-van der Meijde, P. (2018). NVR consensus document taakherschikking. https://www.napa.nl/dl-file.php?file=2018/02/Definitief-Consensusdocument-taakherschikking-reumatologie-25.1.2018.pdf, geraadpleegd op 05-06-2022.
  2. Combe B, Landewe R, Daien CI, Hua C, Aletaha D, Álvaro-Gracia JM, Bakkers M, Brodin N, Burmester GR, Codreanu C, Conway R, Dougados M, Emery P, Ferraccioli G, Fonseca J, Raza K, Silva-Fernández L, Smolen JS, Skingle D, Szekanecz Z, Kvien TK, van der Helm-van Mil A, van Vollenhoven R. 2016 update of the EULAR recommendations for the management of early arthritis. Ann Rheum Dis. 2017 Jun;76(6):948-959. doi: 10.1136/annrheumdis-2016-210602. Epub 2016 Dec 15. PMID: 27979873.
  3. van Eijk-Hustings Y, van Tubergen A, Boström C, Braychenko E, Buss B, Felix J, Firth J, Hammond A, Harston B, Hernandez C, Huzjak M, Korandová J, Kukkurainen ML, Landewé R, Mezieres M, Milincovic M, Moretti A, Oliver S, Primdahl J, Scholte-Voshaar M, de la Torre-Aboki J, Waite-Jones J, Westhovens R, Zangi HA, Heiberg T, Hill J; EULAR. EULAR recommendations for the role of the nurse in the management of chronic inflammatory arthritis. Ann Rheum Dis. 2012 Jan;71(1):13-9. doi: 10.1136/annrheumdis-2011-200185. Epub 2011 Oct 28. PMID: 22039168.
  4. van Eijk-Hustings Y, Ammerlaan J, Voorneveld-Nieuwenhuis H, Maat B, Veldhuizen C, Repping-Wuts H. Patients' needs and expectations with regard to rheumatology nursing care: results of multicentre focus group interviews. Ann Rheum Dis. 2013 Jun;72(6):831-5. doi: 10.1136/annrheumdis-2012-202810. Epub 2013 May 10. PMID: 23667170.
  5. Van Eijk-Hustings, Y. (2017). Reumaverpleegkundigen in actie: onderzoek naar de rol en positionering van gespecialiseerde verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten in de reumatologie in Nederland, Inzet, taken en verantwoordelijkheden. [https://www.venvn.nl/media/gnpd2qev/vvnr-werkgroep-onderzoek-2017-01-17-reumavpk-in-actie-eindrapport.pdf]
  6. Van Eijk, Y. (2014). Improving care for patients with rheumatic diseases.https://cris.maastrichtuniversity.nl/ws/portalfiles/portal/1735786/guid-61299bde-193d-4039-b038-f5067a0032cb-ASSET1.0.pdf , geraadpleegd op 09-06-2022.
  7. Hellmich B, Agueda A, Monti S, Buttgereit F, de Boysson H, Brouwer E, Cassie R, Cid MC, Dasgupta B, Dejaco C, Hatemi G, Hollinger N, Mahr A, Mollan SP, Mukhtyar C, Ponte C, Salvarani C, Sivakumar R, Tian X, Tomasson G, Turesson C, Schmidt W, Villiger PM, Watts R, Young C, Luqmani RA. 2018 Update of the EULAR recommendations for the management of large vessel vasculitis. Ann Rheum Dis. 2020 Jan;79(1):19-30. doi: 10.1136/annrheumdis-2019-215672. Epub 2019 Jul 3. PMID: 31270110.
  8. Mooney J, Poland F, Spalding N, Scott DG, Watts RA. 'In one ear and out the other - it's a lot to take in': a qualitative study exploring the informational needs of patients with ANCA-associated vasculitis. Musculoskeletal Care. 2013 Mar;11(1):51-9. doi: 10.1002/msc.1030. Epub 2012 Jul 9. PMID: 22778039.
  9. Mukhtyar C, Ducker G, Fordham S, Mansfield-Smith S, Jones C. Improving the quality of care for people with giant cell arteritis. Clin Med (Lond). 2021 Jul;21(4):e371-e374. doi: 10.7861/clinmed.2021-0126. PMID: 35192480; PMCID: PMC8313211.
  10. Poder M, Esbensen B, Pedersen M, et alFRI0743-HPR?Nurse-led outpatient management for improved treatment of giant cell arteritis (GCA) and polymyalgia rheumatic (PMR) in a rheumatology outpatient clinicAnnals of the Rheumatic Diseases 2018;77:1818.
  11. Physician assistants en verpleegkundig specialisten wettelijk op eigen benen. (2012). [www.platformzorgmasters.nl/cms/wp-content/uploads/2012/09/Physician-assistants-en-verpleegkundig-specialisten-ook-wettelijk-op-eigen-benen1.pdf]. Geraadpleegd op 05-06-2022.
  12. Schuurmans, M., Lambregts, J., & Grotendorts, A. (2012). Beroepsprofiel verpleegkundige. V&VN 2020 deel 3.
  13. Toonder, B., Meesterproef (2020), Steroïdmyopathie bij RCA/PMR. Ervaringen omtrent het fysiek en psychisch functioneren. Op te vragen bij auteur.
  14. V&VN VS, https://venvnvs.nl/venvnvs/over-de-verpleegkundig-specialist/taakherschikking/, geraadpleegd op 07-05-2022.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 25-07-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Vasculitis Stichting

Algemene gegevens

Autorisatie van deze richtlijn is afgestemd met  Nederlands Huisartsen Genootschap.

 

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

 

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met reuscelarteriitis.

 

Samenstelling van de werkgroep

Werkgroep

  • Prof. Dr. E. Brouwer, reumatoloog, werkzaam in UMC Groningen, NVR, voorzitter van de werkgroep.
  • Drs. D. Boumans, reumatoloog, werkzaam in Ziekenhuisgroep Twente (t/m december 2022), NVR.
  • Prof. Dr. J. van der Laken, reumatoloog, werkzaam in Amsterdam UMC, NVR.
  • Dr. A. van der Maas, reumatoloog, werkzaam in Sint Maartenskliniek, NVR.
  • Dr. M. Sandovici, reumatoloog, werkzaam in UMC Groningen, NVR
  • Dr. K. Visser, reumatoloog, werkzaam in Hagaziekenhuis, NVR.
  • Dr. W. Eizenga, huisarts, NHG.
  • Dr. A.E. Hak, internist-klinisch immunoloog, werkzaam in Amsterdam UMC, NIV/NVvAKI.
  • Dr. D.J. Mulder, internist-vasculair geneeskundige werkzaam in UMC Groningen, NIV/NVIVG.
  • Dr. J.W. Pott, oogarts, werkzaam in UMC Groningen, NOG.
  • Mw. O. Vos, verpleegkundig specialist, werkzaam in Tergooi MC, V&VN.
  • Dhr. H. Spijkerman, fysiotherapeut, KNGF.
  • Mw. M. Deinema, patiëntvertegenwoordiger, vasculitis stichting.

Klankbordgroep

  • Dr. D. Paap, fysiotherapeut, werkzaam in UMC Groningen, KNGF.
  • Dr. R. Ruiter, internist ouderengeneeskunde, klinisch farmacoloog, werkzaam in Maasstad ziekenhuis, NIV/OGK.
  • Dr. T. Balvers, neuroloog, werkzaam in LUMC, NVN.
  • Prof. Dr. R.H.J.A. Slart, nucleair geneeskundige, werkzaam in UMC Groningen, NVNG.
  • Drs. G. Mecozzi, chirurg, werkzaam in UMC Groningen, NVT.
  • Dr. B.R. Saleem, chirurg, werkzaam in UMC Groningen, NVvH.
  • Mw. M. Esseboom, oefentherapeut, VvOCM.
  • Mw. J. Korlaar- Luigjes, verpleegkundige gespecialiseerd in reumatologie en vasculitis, werkzaam in Meander MC, V&VN.
  • Mw. M. van Engelen, patiëntvertegenwoordiger, vasculitis stichting.
  • Mw. O. van Eden, patiëntvertegenwoordiger, vasculitis stichting.

Met ondersteuning van

  • Drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
  • Dr. M.M.A. Verhoeven, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. E. Brouwer (voorzitter)

internist, reumatoloog

- Vanaf 2 april 2022 Bestuurslid stichting Auto-immune Research Collaboration Hub ARCH

 

Geen

Drs. D. Boumans

reumatoloog

- Lid OMERACT-US Large Vessel Vasculitis

- Consulterend reumatoloog Prisma Netwerk Siilo B.V.

-

Geen

Prof. Dr. J. van der Laken

reumatoloog

-

-

Geen

Dr. A. van der Maas

reumatoloog

Lid van de wetenschappelijke adviesraad van Medidact, werkzaamheden: meedenken over kopij/onderwerpen, soms artikelen en af en toe voorwoord/editorial schrijven

1. In ons ziekenhuis zijn we bezig met onderzoek naar PMR. Er loopt een korte proof-of-concept studie naar rituximab bij PMR, vooralsnog ongesubsidieerd. Er zijn geen partijen betrokken met financiële belangen bij de uitkomst. 2. We zijn verder een RCT aan het opzetten naar methotrexaat bij patiënten bij wie recent de diagnose PMR is gesteld. We hebben hiervoor subsidie toegezegd gekregen van ReumaNederland. Zij hebben geen financieel belang bij de uitkomst van dit onderzoek. 3. Onze afdeling werkt mee aan een sponsor geïnitieerde studie met sarilumab bij PMR. Onze afdeling krijgt een vergoeding voor het includeren en behandelen van patiënten in het kader van dit onderzoek. Los daarvan is er geen bijkomend financieel belang.

Geen

Dr. M. Sandovici

reumatoloog

-

PI ReumaNederland project: “A novel disease model for Giant Cell Arteritis: the antibody-independent role of B cells in the pathogenesis of Giant Cell Arteritis”

Geen

Dr. K. Visser

reumatoloog

commissie kwaliteit NVR, onbetaald; EULAR werkgroep aanbevelingen t.a.v. reumatische immuun gerelateerde bijwerkingen immunotherapie, onbetaald

HAGA reumatologie – sarilumab studie Sanofi

Geen

Dr. W. Eizenga

Huisarts

 

 

Geen

Dr. A.E. Hak

Internist, Klinisch immunoloog

 

Dr. A.E. Hak is coördinator van het door het Ministerie van VWS erkend Vasculitis Expertisecentrum AMC (actueel Amsterdam UMC, locatie AMC). Binnen dit expertisecentrum zijn patiënten met GCA in zorg, dan wel wordt van elders om expertise gevraagd (naast overige vormen van vasculitis). In dit kader wordt regelmatig overleg gevoerd met de Vasculitis Stichting (Patiëntenorganisatie).

Geen

Dr. D.J. Mulder

Internist, Vasculair geneeskundige

-

-

Geen

Dr. J.W. Pott

oogarts

Opleider Oogheelkunde UMCG, secretaris werkgroep Nederlandse Neuro-ophthalmology (NeNDS), Lid bestuur European Neuro-ophthalmology Society (EUNDS)

 

Geen

Mw. O. Vos

verpleegkundig specialist,

-

-

Geen

Dhr. H. Spijkerman

Fysiotherapeut

Lid stuurgroep Netwerk Multipele Sclerose Groningen (onbetaald), Lid Geriatrie Netwerk Groningen (onbetaald), Student post HBO - master Geriatrie - fysiotherapie te Breda. Verwachte afstudeerdatum: juni 2020 (onbetaald)

 

Geen

Mw. M. Deinema

patiëntvertegenwoordiger

 

--

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door patiëntenverenigingen uit te nodigen voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en een lid van de patiëntenvereniging af te vaardigen in de werkgroep. Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module verwijzing

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module diagnostiek

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module medicamenteuze behandeling

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module niet- medicamenteuze behandeling

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module monitoring

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met de schriftelijk knelpuntenanalyse. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door VvOCM, NIV, ZN, NVZ, NVR, IGJ, KNGF, VIG, NVZA, ReumaNederland, V&VN, Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland, NHG, KNMP, NOG via de schriftelijke knelpuntenanalyse. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten (Bijlage 1).

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

 

Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

 

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.