Diabetische nefropathie

Initiatief: NIV Aantal modules: 14

Informatie-uitwisseling bij diabetische nefropathie

Uitgangsvraag

Hoe dient de uitwisseling van informatie met de patiënt en in het behandelteam te worden georganiseerd?

Aanbeveling

Hanteer bij uitwisseling van informatie met de patiënt en in het behandelteam de volgende uitgangspunten:

  • Ga na, of er bruikbare regionale afspraken of kanalen voor gegevensuitwisseling zijn zoals telenefrologie, of er een patiëntportaal bestaat waarbinnen gewerkt kan worden en welke andere hulpverleners hierop zijn aangesloten.
  • Definieer eenduidig en concreet de door de patiënt en de zorgverlener ervaren knelpunten, ook als ze niet allemaal oplosbaar zijn en geef die weer binnen het dossier.
  • Draag in ieder geval zorg voor een goede uitwisseling van nierfunctiegegevens, medicatiegegevens en informatie met betrekking tot interacties, contra-indicaties, bijwerkingen en allergieën (zie richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten; ZIN, 2019).
  • Zorg voor goede coördinatie van de zorg:
    • Overweeg om de zorg voor oudere diabetespatiënten met complexe zorgvragen op één zorglocatie en, waar mogelijk, bij één zorgverlener te concentreren.
    • Zorg voor goede gegevensuitwisseling tussen de relevante hulpverleners en hulpinstanties.
  • Denk ook aan technologische hulpmiddelen die ouderen thuis kunnen ondersteunen (zie NDF module Zorg op maat voor ouderen met diabetes; NDF, 2019).

 

Bespreek met de zorgvrager over nut en noodzaak van een centraal aanspreekpunt of een aantal personen (inclusief de zorgvrager zelf), die verantwoordelijkheid nemen voor het invullen van de rol van coördinator; noteer die informatie in het dossier.

 

Zie deze rol niet als iets dat uitsluitend binnen de medische sector kan worden ingevuld. De aard van de afwijkingen en complexiteit van de casuïstiek bepalen mede de keuze.

Overwegingen

Delen en uitwisselen van informatie

Uitwisseling van informatie tussen de zorgvrager en de zorgverleners kent een aantal aspecten. In een ideale wereld zouden zorgvrager en zorgverleners een goed omschreven relevante hoeveelheid informatie delen. Bij dit delen en uitwisselen van informatie kan het doel zijn informatie te delen tussen zorgverleners om patiëntveiligheid te bevorderen (bijvoorbeeld ter bevordering van medicatieveiligheid) met als neveneffect dat er geen onnodige (‘dubbele’) aanvragen en onderzoek optreedt. In deze informatie heeft de zorgvrager dan inzage in een (soms beperkte) selectie van de bij verschillende bronnen aanwezige informatie. Telenefrologie kan hierbij een goed functionerend vehikel zijn.

 

Als een volgende stap kunnen zorgverleners in een gemeenschappelijk dossier werken waardoor de informatie in zijn volledigheid ter beschikking staat aan de betrokken hulpverleners. Ook hier kan de zorgvrager participeren, door zelf bij te dragen aan de dossiervorming. In sommige gremia wordt gepleit voor het in beheer zijn van alle aanwezige informatie door de zorgvrager zelf. Het delen van informatie kan alleen maar met toestemming van de zorgvrager zelf. Soms is deze toestemming impliciet aan het aangaan van een behandelrelatie (bijvoorbeeld binnen de ziekenhuismuren).

 

Uitwisseling van patiënteninformatie: gegevens uit de literatuur (narratieve review)

Er kan gebruik worden gemaakt van de informatie zoals beschreven en onderbouwd in de NDF module Zorg op maat voor ouderen met diabetes (NDF, 2019).

 

Bij het binnen Medline (PubMed) zoeken op de termen “electronic medical record” en “kidney disease” (("electronic health records"(MeSH Terms) OR ("electronic"(All Fields) AND "health"(All Fields) AND "records"(All Fields)) OR "electronic health records"(All Fields) OR ("electronic"(All Fields) AND "medical"(All Fields) AND "record"(All Fields)) OR "electronic medical record"(All Fields)) AND ("kidney diseases"(MeSH Terms) OR ("kidney"(All Fields) AND "diseases"(All Fields)) OR "kidney diseases"(All Fields) OR ("kidney"(All Fields) AND "disease"(All Fields)) OR "kidney disease"(All Fields)) werden er op 9 december 2018 819 hits gevonden.

 

De afgelopen jaren komen er uit de algemene literatuur, maar ook uit de nierziektespecifieke literatuur weinig overtuigende bewijzen naar voren dat inzet van een elektronisch patiëntendossier alleen leidt tot een verbetering van uitkomsten. Er loopt nu wel een RCT, die mogelijk antwoord kan geven op de vraag naar de meerwaarde van een elektronisch patiëntendossier, overigens in combinatie met de inzet van ook andere communicatiemiddelen (Nash, 2017). Er zijn ook een aantal Cochrane reviews, waarbij met name de effecten van het goed uitwisselen van medicatie informatie zijn onderzocht. Redmond (2018) komt tot de conclusie dat het effect van verbeterde informatie-uitwisseling, met name tussen apothekers onzeker is, met name vanwege de zeer lage bewijskracht van de evidence. Khalil (2017) komt tot de conclusie dat het niet duidelijk is dat een interventie gericht op een vermindering van medicatiefouten leidt tot veranderingen in uitkomsten met betrekking tot ziekenhuisopnames, spoedeisende hulp bezoeken en kans op overlijden.

 

Het feit dat bij de genoemde studies eigenlijk teleurstellende effecten worden gezien, betekent niet dat er onvoldoende redenen zijn om tot een goede en relevante informatie uitwisseling te komen, integendeel. Het tot nu toe niet gevonden zijn van overtuigende resultaten zegt meer over de matige tot lage kwaliteit van de studies. Wel lijkt het zo, dat het alleen vertrouwen op een elektronisch patiëntendossier (en zeker als dit maar in een van de bij de behandeling betrokken echelons wordt gebruikt) onvoldoende is om tot de uitwisseling van goede en relevante informatie te komen.

 

Medicatie-onveiligheid

Medicatie-onveiligheid tegengaan is van groot belang. Bij onderzoek op dat terrein door een aantal partijen (Erasmus MC, NIVEL, Radboud UMC en PHARMO, jaar 2017; zie NICTIZ, 2018) wordt aangegeven, dat er zo’n 27.000 onnodige ziekenhuisopnames per jaar zijn. De onderzoekers hebben als conclusie dat een belangrijke oorzaak van medicatiefouten is dat er bij het voorschrijven, uitgifte en toediening van medicatie, onvoldoende informatie beschikbaar is over welke medicatie de patiënt al gebruikt, welke allergieën en overgevoeligheden er bestaan; ook patiëntkenmerken zoals nierfunctie zijn vaak niet bekend bij de voorschrijver of bij uitgifte. Adequate uitwisseling van relevante gegevens is essentieel, zeker ook als het om de nierfunctie gaat (zie richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten; ZIN, 2019). Er is geen onderzoek gevonden waarbij specifiek de effecten van informatie-uitwisseling bij mensen met diabetische nefropathie zijn bestudeerd. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat er bij cognitieve klachten niet alleen medicatie wordt vergeten, maar dat er ook medicatie dubbel kan worden ingenomen.

 

Inzetten van een centraal aanspreekpunt: gegevens uit de literatuur (narratieve review)

Hoewel het heel logisch lijkt om bij meer complexe problematiek en bij het betrokken zijn van meerdere zorgverleners te streven naar één coördinerende zorgverlener, is dat in de praktijk best ingewikkeld. De coördinator kan de zorgvrager zelf zijn, een mantelzorger, een medicus of paramedicus in de nulde, eerste of tweede lijn, of zelfs een persoon uit de niet-medische sector (bijvoorbeeld lid van een wijkteam van de gemeente). Ook zal er vaker sprake zijn van een centraal aanspreekpunt/ coördinator binnen het medische/ hulpverlenersveld en een aanspreekpunt/ coördinator binnen de eigen familie-, of kennissenkring. In voorkomende gevallen zal het ook noodzakelijk zijn te zoeken naar een aanspreekpunt binnen het sociale domein. Kortom, een eenduidige definitie gericht op één persoon is onmogelijk.

 

De keuze voor een specifieke coördinator hangt daarnaast ook af van de bestaande momentane problematiek; deze rol kan dan ook door een ander worden ingenomen als de complexiteit bij het individu verandert. In theorie kan weliswaar worden uitgegaan van één persoon, maar in de praktijk zal er vaak een verdeling van taken zijn tussen een beperkt aantal personen. Hierover dienen in overleg met de zorgvrager goede afspraken gemaakt te worden. Er kan geen sprake zijn van “one size fits all”.

 

Bij het binnen Medline (PubMed) zoeken op de termen “case manager” en “kidney disease” ("kidney diseases"(MeSH Terms) OR ("kidney"(All Fields) AND "diseases"(All Fields)) OR "kidney diseases"(All Fields) OR ("kidney"(All Fields) AND "disease"(All Fields)) OR "kidney disease"(All Fields)) AND ("case managers"(MeSH Terms) OR ("case"(All Fields) AND "managers"(All Fields)) OR "case managers"(All Fields) OR ("case"(All Fields) AND "manager"(All Fields)) OR "case manager"(All Fields)) werden op 9 december 2018 41 hits gevonden. Hiervan bleek een recent artikel bruikbaar om het nut van casemanagement vanuit medisch perspectief aan te tonen (Everett, 2017). Er waren minder kosten, dialysefistels werden eerder aangelegd, en er leken minder ziekenhuisopnames plaats te vinden. Binnen deze studie is geen onderscheid gemaakt tussen ouderen en jongeren.

Onderbouwing

Tijdig delen van relevant informatie is essentieel om tot een zo gepast mogelijk beleid te komen en de kansen op te lang voortbestaan van negatieve gevolgen van een ingezet beleid zo klein mogelijk te maken. In de dagelijkse praktijk ontbreekt het hieraan vaak door een veelheid aan redenen. Op deze redenen wordt in dit bestek niet verder ingegaan. In deze submodule wordt enerzijds gekeken naar informatie met betrekking tot het al dan niet nuttig zijn van (al dan niet elektronisch) delen en uitwisselen van informatie, en anderzijds naar de effecten van het inzetten/ aanstellen van een centraal aanspreekpunt.

Er is vrijwel geen onderzoek gedaan met de vraag hoe uitwisseling van informatie met de (oudere) patiënt met (risico op) diabetische nefropathie en binnen het behandelteam moet worden georganiseerd. Omdat veel aspecten van de organisatie van zorg specifiek zijn voor de Nederlandse situatie, is voor de uitgangsvraag (en deelvragen) geen systematische literatuuranalyse uitgevoerd, maar een narratieve review uitgevoerd mede op basis van een beperkte zoekactie (zie Overwegingen).

  1. Abaterusso C, Lupo A, Ortalda V, et al. Treating elderly people with diabetes and stages 3 and 4 chronic kidney disease. Clin J Am Soc Nephrol. 2008 Jul;3(4):1185-94. doi: 10.2215/CJN.00410108. Epub 2008 Apr 16. Review. PubMed PMID: 18417749.
  2. Alfaadhel TA, Soroka SD, Kiberd BA, et al. Frailty and mortality in dialysis: evaluation of a clinical frailty scale. Clin J Am Soc Nephrol. 2015 May 7;10(5):832-40. doi: 10.2215/CJN.07760814. Epub 2015 Mar 4. PubMed PMID: 25739851; PubMed Central PMCID: PMC4422241.
  3. Bloemendal H, van Boven J. (2019). Privacywet onnodig streng uitgelegd. Medisch Contact; 24 januari 2019: 24-26.
  4. Clark DA, Khan U, Kiberd BA, et al. Frailty in end-stage renal disease: comparing patient, caregiver, and clinician perspectives. BMC Nephrol. 2017 May 2;18(1):148. doi: 10.1186/s12882-017-0558-x. PubMed PMID: 28464924; PubMed Central PMCID: PMC5412047.
  5. Cukor D, Cohen LM, Cope EL, et al. Patient and Other Stakeholder Engagement in Patient-Centered Outcomes Research Institute Funded Studies of Patients with Kidney Diseases. Clin J Am Soc Nephrol. 2016 Sep 7;11(9):1703-12. doi: 10.2215/CJN.09780915. Epub 2016 May 19. Review. PubMed PMID: 27197911; PubMed Central PMCID: PMC5012486.
  6. Everett B, Castel LD, McGinnis M, et al. Economic and Clinical Outcomes Resulting From the Stage 4 Chronic Kidney Disease Case Management Quality Improvement Initiative. Prof Case Manag. 2017 Nov/Dec;22(6):291-298. doi: 10.1097/NCM.0000000000000253. PubMed PMID: 28902768; PubMed Central PMCID: PMC5636199.
  7. Gobbens RJ, Luijkx KG, Wijnen-Sponselee MT, Schols JM. Towards an integral conceptual model of frailty. J Nutr Health Aging. 2010 Mar;14(3):175-81. PubMed PMID: 20191249.
  8. Hernandez-Tejada MA, Campbell JA, Walker RJ, et al. Diabetes empowerment, medication adherence and self-care behaviors in adults with type 2 diabetes. Diabetes Technol Ther. 2012 Jul;14(7):630-4. doi: 10.1089/dia.2011.0287. Epub 2012 Apr 23. PubMed PMID: 22524548; PubMed Central PMCID: PMC3389377.
  9. IKNL (2017). Palliatieve zorg bij eindstadium nierfalen. Richtlijnendatabase. Link: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/nierfalen/inleiding.html (geraadpleegd 27 september 2019).
  10. Jang YJ, Choy YS, Nam CM, et al. The effect of continuity of care on the incidence of end-stage renal disease in patients with newly detected type 2 diabetic nephropathy: a retrospective cohort study. BMC Nephrol. 2018 Jun 5;19(1):127. doi: 10.1186/s12882-018-0932-3. PubMed PMID: 29871604; PubMed Central PMCID: PMC5989468.
  11. KDIGO (2018). KDIGO CLINICAL PRACTICE GUIDELINE ON THE EVALUATION AND MANAGEMENT OF CANDIDATES FOR KIDNEY TRANSPLANTATION. Link: https://kdigo.org/wp-content/uploads/2018/08/KDIGO-Txp-Candidate-GL-Public-Review-Draft-Oct-22.pdf (geraadpleegd op 17 april 2019).
  12. Khalil H, Bell B, Chambers H, et al. Professional, structural and organisational interventions in primary care for reducing medication errors. Cochrane Database Syst Rev. 2017 Oct 4;10:CD003942. doi: 10.1002/14651858.CD003942.pub3. Review. PubMed PMID: 28977687.
  13. Lloyd A, Komenda P. Optimizing care for Canadians with diabetic nephropathy in 2015. Can J Diabetes. 2015 Jun;39(3):221-8. doi: 10.1016/j.jcjd.2014.11.001. Epub 2015 Mar 21. Review. PubMed PMID: 25805325.
  14. LUMC (2019). Nier-alvleeskliertransplantatie. Links: https://www.lumc.nl/org/heelkunde/ziekte-en-behandeling/nier-pancreastransplantatie/ en https://www.lumc.nl/org/transplantatie-centrum/patienten/orgaantransplantaties/nier-alvleeskliertransplantatie/onze-zorg/ (geraadpleegd 17 april 2019).
  15. Moreira AM, Marobin R, Rados DV, et al. Effects of nurse telesupport on transition between specialized and primary care in diabetic patients: study protocol for a randomized controlled trial. Trials. 2017 May 18;18(1):222. doi: 10.1186/s13063-017-1954-z. PubMed PMID: 28521796; PubMed Central PMCID: PMC5437415.
  16. Nash DM, Ivers NM, Young J, et al. Improving Care for Patients With or at Risk for Chronic Kidney Disease Using Electronic Medical Record Interventions: A Pragmatic Cluster-Randomized Trial Protocol. Can J Kidney Health Dis. 2017 Apr 5;4:2054358117699833. doi: 10.1177/2054358117699833. eCollection 2017. PubMed PMID: 28607686; PubMed Central PMCID: PMC5453629.
  17. NDF (2019). Module Zorg op maat voor ouderen met diabetes. Verdiepende module als onderdeel van de NDF Zorgstandaard Diabetes. Versie september 2019. Link: http://www.zorgstandaarddiabetes.nl/wp-content/uploads/2013/06/Module_zorg_op_maat_ouderen_sept_2019_def.pdf (geraadpleegd 12 november 2019).
  18. NfN (2018). Richtlijn Behandeling van patiënten met diabetes mellitus en chronische nierschade stadium 3b of hoger (eGFR < 45 ml/min/1,73 m2). Link: https://www.nefro.nl/sites/www.nefro.nl/files/richlijnen/DM%20bij%20CNS%203b%20of%20hoger%2C%202018.pdf (geraadpleegd 15 februari 2019).
  19. NHG (2018a). NHG-Standaard Chronische nierschade. Link: https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-chronische-nierschade (geraadpleegd 18 december 2018).
  20. NHG (2018b). NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2. Actualisering juli 2018. Link: https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-diabetes-mellitus-type-2-derde-herziening (geraadpleegd 18 december 2018).
  21. NHG/NIV/NVvC (2019). Cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Richtlijnendatabase. Link: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/cardiovasculair_risicomanagement_cvrm/samenvatting_richtlijn_cvrm.html (geraadpleegd 8 april 2019).
  22. NICTIZ (2018). Medicatieveiligheid en patiënt. Link: https://www.nictiz.nl/programmas/medicatieveiligheid-en-patient/ (geraadpleegd 17 december 2018).
  23. NIDDK (2018). National Institute of Diabetes and Digestive and Kidney Diseases. Link: https://www.niddk.nih.gov/health-information/communication-programs/ndep/health-professionals/practice-transformation-physicians-health-care-teams/team-based-care/chronic-care-model (geraadpleegd 18 december 2018).
  24. NIV (2016). Nierfunctievervangende behandeling. Richtlijnendatabase. Link: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/nierfunctievervangende_behandeling/nierfunctievervangende_behandeling_-_startpagina.html (geraadpleegd 27 september 2019).
  25. NIV/NHG (2018). Richtlijn Diagnostiek en beleid bij volwassenen met Chronische Nierschade (CNS). Link: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/chronische_nierschade_cns/startpagina_-_chronische_nierschade_cns.html (geraadpleegd 17 december 2018).
  26. Redmond P, Grimes TC, McDonnell R, et al. Impact of medication reconciliation for improving transitions of care. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Aug 23;8:CD010791. doi: 10.1002/14651858.CD010791.pub2. Review. PubMed PMID: 30136718.
  27. SCP (2011). Kwetsbare ouderen. C. van Kampen (red.). Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, februari 2011. Link: https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2011/Kwetsbare_ouderen (geraadpleegd 17 december 2018).
  28. Sluiter AC, Van Wijland JJ, Arntzenius AB, et al. Landelijke Transmurale Afspraak Diabetes mellitus type 2. Huisarts Wet 2012;55(1):S1-12. Link: https://www.nhg.org/themas/publicaties/lta-diabetes-mellitus-type-2 (geraadpleegd 18 december 2018).
  29. Triebswetter S, Gutjahr-Lengsfeld LJ, Schmidt KR, et al. Long-Term Survivor Characteristics in Hemodialysis Patients with Type 2 Diabetes. Am J Nephrol. 2018;47(1):30-39. doi: 10.1159/000485842. Epub 2018 Jan 10. PubMed PMID: 29320770.
  30. Tsutsui H, Nomura K, Ohkubo T, et al. Identification of physical and psychosocial problems associated with diabetic nephropathy using the International Classification of Functioning, Disability and Health Core Set for Diabetes Mellitus. Clin Exp Nephrol. 2016 Apr;20(2):187-94. doi: 10.1007/s10157-015-1143-x. Epub 2015 Jul 4. PubMed PMID: 26141244.
  31. UMCG (2019). Pancreastransplantatie of Nierpancreastransplantatie. Link: https://www.umcg.nl/NL/Zorg/Volwassenen/zob2/Transplantatie-gecombineerd/Paginas/default.aspx (geraadpleegd 12 november 2019).
  32. van der Sande NG, Dorresteijn JA, Visseren FL, et al. Individualized prediction of the effect of angiotensin receptor blockade on renal and cardiovascular outcomes in patients with diabetic nephropathy. Diabetes Obes Metab. 2016 Nov;18(11):1120-1127. doi: 10.1111/dom.12708. Epub 2016 Aug 12. PubMed PMID: 27337598.
  33. van Loon IN, Goto NA, Boereboom FTJ, et al. Frailty Screening Tools for Elderly Patients Incident to Dialysis. Clin J Am Soc Nephrol. 2017 Sep 7;12(9):1480-1488. doi: 10.2215/CJN.11801116. Epub 2017 Jul 17. PubMed PMID: 28716855; PubMed Central PMCID: PMC5586582.
  34. van Loon IN, Goto NA, Boereboom FTJ, et al. Frailty Screening Tools for Elderly Patients Incident to Dialysis. Clin J Am Soc Nephrol. 2017 Sep 7;12(9):1480-1488. doi: 10.2215/CJN.11801116. Epub 2017 Jul 17. PubMed PMID: 28716855; PubMed Central PMCID: PMC5586582.
  35. Verenso (2014). Handreiking Geriatrisch assessment door de specialist ouderengeneeskunde. link: https://www.verenso.nl/_asset/_public/Richtlijnen_kwaliteit/richtlijnen/database/VER-003-29_handrGeriatrischAssesement_v4ap.pdf (geraadpleegd 26 februari 2019).
  36. Vrijhoef B (2010). Chronische zorg in Nederland anno 2010: leidt verandering tot verbetering? TSG, 88, p55-58.
  37. <p align="left">ZIN (2020). Zorginstituut Nederland. Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten. Herziening 2018/2019, versie: 28 november 2019. Link: https://www.zorginzicht.nl/kwaliteitsinstrumenten/medicatieoverdracht (geraadpleegd 17 juli 2020).

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 07-08-2020

Laatst geautoriseerd  : 07-08-2020

Geplande herbeoordeling  : 07-08-2020

Uiterlijk in 2022 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de module komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De NIV is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie
  • Diabetesvereniging Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Doel van de richtlijn is om een duidelijk en zoveel mogelijk evidence-based overzicht te bieden van kansen op nierschade bij diabetes, en de mogelijkheden om het proces richting (progressieve) nierschade te beïnvloeden, met aandacht voor de overeenkomsten en verschillen tussen volwassenen met diabetes mellitus type 1 (DM1) en volwassenen met diabetes mellitus type 2 (DM2). Doel is daarbij om de kansen op nierschade (met name als dit ook bijdraagt aan een verhoogde ziektelast) zo klein mogelijk te maken. In de laatste 20 jaar is er al veel bereikt, maar er zijn nog steeds mogelijkheden voor verbetering in preventie en behandeling, juist ook door consequente implementatie van reeds aanwezige kennis. De NIV richtlijn Diabetische nefropathie uit 2006 is verouderd. Dit project heeft ten doel de richtlijn diabetische nefropathie te herzien, zodat er een actuele en modulaire richtlijn diabetische nefropathie beschikbaar is. Daarnaast zal patiënteninformatie worden ontwikkeld die aansluit bij de informatie die al beschikbaar is op de website voor publieks- en patiënteninformatie Thuisarts.nl.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg en patiëntvoorlichting voor mensen (in het bijzonder volwassenen) met diabetes.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor personen met diabetische nefropathie (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep). De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. H.J.G. (Henk) Bilo, internist niet-praktiserend, Universitair Medisch Centrum, Groningen (voorzitter); Nederlandse Internisten Vereniging
  • Dr. J. (Jan) Westerink, internist-vasculair geneeskundige, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht; Nederlandse Internisten Vereniging
  • Prof. dr. S.J.L. (Stephan) Bakker, internist-nefroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen; Nederlandse Internisten Vereniging en Nederlandse Federatie voor Nefrologie
  • Dr. E.K. (Ellen) Hoogeveen, internist-nefroloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch, en UMC Leiden (nefrologie en epidemiologie); Nederlandse Internisten Vereniging en Nederlandse Federatie voor Nefrologie
  • Dr. H. (Henk) Boom, internist-nefroloog, Reinier de Graaf Ziekenhuis, Delft; Nederlandse Internisten Vereniging en Nederlandse Federatie voor Nefrologie
  • P.M. (Pauline) Heijstee, huisarts en kaderarts diabetes, Huisartsenpraktijk Lambermon&Heijstee, Rosmalen; Nederlands Huisartsen Genootschap
  • J.M. (Anne-Margreeth) Krijger-Dijkema, apotheker, Apotheek Stevenshof, Leiden; Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie en Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • P. (Petra) Philipse, diabetesverpleegkundige, Tergooi Ziekenhuis, Hilversum; Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • E. (Eglantine) Barents, senior beleidsmedewerker Diabetesvereniging Nederland, Leusden; Diabetesvereniging Nederland
  • C. (Cora) van Dorp, patiëntvertegenwoordiger Diabetesvereniging Nederland, Leusden; Diabetesvereniging Nederland

 

Klankbordgroep

  • Prof dr. S.P. (Stefan) Berger, internist-nefroloog, Hoofd Nier en Pancreastransplantatieprogramma, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen; Nederlandse Internisten Vereniging en Nederlandse Federatie voor Nefrologie
  • Dr. A.P.M. (Angèle) Kerckhoffs, Internist-ouderengeneeskunde, internist-nefroloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch; Nederlandse Internisten Vereniging
  • N. (Nienke) Snitjer, specialist ouderengeneeskunde GERION/afdeling huisartsengeneeskunde en ouderengeneeskunde, VUmc en Amstelring Amsterdam; Verenso

 

Met ondersteuning van

  • Dr. K.N.J. (Koert) Burger, epidemioloog, senior adviseur Kennisinstituut Federatie van Medisch Specialisten
  • L. (Linda) Niesink (MSc), medisch informatiespecialist Kennisinstituut, Federatie van Medisch Specialisten
  • N.F. (Natalia) Bullock, secretaresse, Kennisinstituut Federatie van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd (KNAW/KNMG/GR/NHG/FMS, 2016). Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bilo (voorzitter)

Hoogleraar inwendige geneeskunde UMC Groningen (nulaanstelling), directeur Kenniscentrum voor Ketenzorg Zwolle (deels betaald)

Lid Stichting Langerhans (deels betaald), aandeelhouder IPADIC (organisatie opgezet om een nieuw model implanteerbare insulinepomp te ontwikkelen), directeur onderzoekstichting chronische ziekten in Zwolle (waarbij op basis van eigen vragen, maar ook op basis van vragen van derden , dus ook de farmaceutische industrie) data worden geanalyseerd afkomstig uit het databestand van het Kenniscentrum en de met andere partijen gekoppelde gegevens (bv Vektis, ziekenhuis, IKNL)

Het overgrote deel van het onderzoek wordt voorgelegd aan de METC. Als het gaat om de contracten op farmaceutisch gebied, dan wordt er op projectbasis gewerkt aan projecten voor Novo Nordisk, Sanofi Aventis en MSD. Deze samenwerkingsverbanden worden omschreven in een onderzoeksopzet, vastgelegd in contracten die aan alle wettelijke eisen voldoen, en waar opportuun voorgelegd aan de METC.

Er zijn geen door de farmaceutische industrie ondersteunde onderzoeken, die betrekking hebben op de onderwerpen zoals aan de orde komend in de NIV-richtlijn diabetische nefropathie.

Wel betrokkenheid met een door de Nierstichting gesubsidieerd promotie traject gericht op het uit VEKTIS data opbouwen van een nieratlas voor Nederland. Echter, ook hierbij geen belangen die elkaar raken.

Geen actie nodig (insulinepompen zijn geen onderwerp in de huidige richtlijn)

Bakker

Internist-Nefroloog werkgever: Universitair Medisch Centrum Groningen

Lid van de vaste commissie Voeding van de Gezondheidsraad (onbetaald)

Geen. In toekomst mogelijk betrokken bij trial over SGLT-2-remmers.

Geen voortrekker op module SGLT-2-remmers

Westerink

Internist-vasculair geneeskundige, Universitair Medisch Centrum Utrecht

Lid van de redactie van www.diabetesgeneeskunde.nl (onkostenvergoeding). De website geeft informatie over ontwikkelingen in de behandeling van diabetes met als focus POH/HA en internist. Voor ontwikkelen en onderhouden van deze website is sponsoring ontvangen van meerdere sponsoren. Op de website is meer informatie te vinden over de onafhankelijkheid van de website en de redactie.

Momenteel en in het verleden ben ik lokale PI in meerdere door de farmacie gedreven studies geweest waarbij SGLT2 inhibitoren en een GLP1 analoog onderzocht werden/worden. In mijn hoedanigheid coördineerde ik de studie lokaal. Gelden voortkomend uit deze studies komen ten goede aan de afdeling vasculaire geneeskunde in het UMCU en niet aan mijn persoon.

Geen voortrekker op module SGLT-2-remmers of GLP-1 analogen

Krijger-Dijkema

Openbaar apotheker (apotheek Stevenhof Leiden) en Senior onderzoeker Sir institute for Pharmacy Practice and Policy Leiden

Lid Special Interest Group (SIG) diabetes KNMP en afgevaardigde (namens KNMP) in bestuur Nederlands diabetes federatie (NDF) (beide vacatiegelden). Lid Wetenschappelijke Advies Raad van het Diabetes Fonds (alleen reiskosten vergoeding).

Geen

Geen

Phillipse-Visscher

Gespecialiseerd verpleegkundige diabetes, ziekenhuis Tergooi, Hilversum

Geen

Geen

Geen

Heijstee

Huisarts, huisartsenpraktijk Lambermon en Heijstee te Rosmalen

Kaderarts diabetes zorggroep BeRoEmD (2 uur per week, betaald). Adviseur diabetes, Saltro eerstelijns diagnostisch centrum (1 dag/week, betaald). Kaderarts diabetes Beter in Bommelerwaard (1uur/maand, betaald).

Geen

Geen

Hoogeveen

Internist-nefroloog Jeroen Bosch Ziekenhuis, nefroloog-epidemioloog afdeling nefrologie en klinische epidemiologie LUMC

Geen

Geen

Geen

Dorp, van

Ervaringsdeskundige namens Diabetesvereniging Nederland (DVN), Regiosecretaris bij DVN

Ervaringsdeskundige: feedback vanuit patiëntenperspectief (onbetaald). Regiosecretaris DVN (onbetaald)

Geen

Geen

Barents

Senior beleidsadviseur Diabetesvereniging Nederland

Bestuurslid Stichting BIDON (onbetaald). Werkgroep lid NHG standaard DM 2 (2017) en

NIV richtlijn DM 2 in de 2de lijn (2017)

Geen

Geen

Boom

Internist-nefroloog, Reinier de Graaf Gasthuis, Delft

Geen

bijdrage (vergoeding gastvrijheid) van Farma/MD Roche Nederland B.V. voor lezing tijdens de nephroweek 2016 (San Diego); niet specifiek voor diabetes

Geen

Klankbordgroep leden (meelezers bij specifieke modules)

Kerckhoffs

Internist nefroloog Jeroen Bosch ziekenhuis en Dialysecentrum Ravenstein; internist ouderen geneeskunde Jeroen Bosch Ziekenhuis

Kerngroep interne ouderengeneeskunde NIV, sectie kwaliteit en richtlijnen (onbetaald)

Geen

Geen

Berger

Internist-nefroloog, hoofd onderafdeling nefrologie UMCG

Bestuurslid Nefrovisie (onbetaald).

Bestuurslid Groningen Transplantatie Centrum. Voorzitter Landelijk Overleg Niertransplantatie (onbetaald).

Lid adviesraad Transplantatie Novartis

Geen. Alleen meelezer op modules met betrekking tot nierfunctievervangende therapie en nier-pancreas-transplantatie.

Snitjer

Specialist ouderengeneeskunde (16 uur/week), Onderwijsontwikkelaar VUmc/geriatrie (20 uur/week)

Geen

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afvaardiging van Diabetesvereniging Nederland in de werkgroep. Nierpatiënten Vereniging Nederland en de Nierstichting (als stichting waarbinnen patiënten ook vaak hun stem laten horen) zijn eveneens gevraagd om knelpunten aan te leveren, en de conceptrichtlijn is voor commentaar voorgelegd aan genoemde organisaties.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten van de afzonderlijk (sub)modules. Voor deze richtlijn zijn geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld (zie Indicatorontwikkeling onder Werkwijze).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen via een Invitational conference en een schriftelijke knelpuntanalyse op basis van het conceptraamwerk en de conceptnotulen van de invitational conference door: Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Federatie voor Nefrologie, Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde, Nederlands Huisartsen Genootschap, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Diabetesvereniging Nederland, Nierpatiënten Vereniging Nederland, Nederlandse Diabetes Federatie, Bijwerkingencentrum Lareb, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Diëtisten Nierziekten Nederland, en Vereniging Maatschappelijk Werk Nefrologie. Een verslag van de invitational conference en schriftelijke knelpuntanalyse met toelichting van de richtlijnwerkgroep is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases (zie hiervoor Zoeken en selecteren onder Onderbouwing). In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II - voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van patiënten (patient values and preferences), kosten, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’. Hierbij is gebruik gemaakt van het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016).

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016), en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Randvoorwaarden.

 

Indicatorontwikkeling

Voor deze richtlijn zijn geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. Daarnaast werden de volgende verenigingen en organisaties benaderd voor commentaar: Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde, Nierpatiënten Vereniging Nederland, Nierstichting, Nederlandse Diabetes Federatie, Bijwerkingencentrum Lareb, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Diëtisten Nierziekten Nederland, Vereniging Maatschappelijk Werk Nefrologie, Nefemed, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Nederlandse Vereniging voor Urologie, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Zelfstandige Klinieken Nederland, Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen, Nederlandse Zorgautoriteit, Patiëntenfederatie Nederland, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (voorheen Nefarma), Diagnostica Associatie Nederland (Diagned), Zorginstituut Nederland en Zorgverzekeraars Nederland. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas, T., Merglen, A., Heen, A. F., Kristiansen, A., Neumann, I., Brito, J. P., ... & Guyatt, G. H. (2017). UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ open, 7(11), e018593.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, et al.; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al.; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, et al. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184.

KNAW/KNMG/GR/NHG/FMS (2016). Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling. Link: https://www.knaw.nl/shared/resources/actueel/publicaties/pdf/gedragscode-belangenverstrengeling

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. Link: https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Neumann I., Santesso N., Ak, EA, et al. (2016). A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. Journal of clinical epidemiology, 72, 45-55.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al, editors. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.