Invasieve beademing bij COVID-19
Waar gaat deze richtlijnmodule over?
Deze richtlijnmodule behandelt de principes voor invasieve beademing bij patiënten met COVID-19-gerelateerd hypoxemisch falen. De plaats van vroege endotracheale intubatie wordt behandeld, evenals de optimale positieve eind-expiratoire druk (PEEP). De indicaties en randvoorwaarden voor niet-invasieve ademhalingsondersteuning bij patiënten met COVID-19 worden in andere modules behandeld.
Voor wie is deze richtlijnmodule bedoeld?
Deze richtlijnmodule is bedoeld voor alle zorgprofessionals die betrokken zijn bij invasieve beademing van patiënten met COVID-19-gerelateerd hypoxemisch falen.
Voor patiënten
In het ziekenhuis kunt u meer behandelingen krijgen dan thuis of in een verpleeghuis. Bijvoorbeeld meer medicijnen en meer zuurstof. Als u meer zorg nodig heeft, kunt u opgenomen worden op de intensive care (IC). Daar moet u soms beademd worden. Of dit in uw situatie kan en zin heeft, beslist de specialist in het ziekenhuis samen met u.
Zie ook de informatie op Thuisarts.nl:
https://www.thuisarts.nl/corona-in-ziekenhuis/ik-heb-corona-en-krijg-behandeling-in-ziekenhuis
Hoe is de richtlijnmodule tot stand gekomen?
Op initiatief van de Federatie Medisch Specialisten is begin 2021 gestart met de ontwikkeling van de richtlijn COVID-19. Deze richtlijn beschrijft de infectiepreventie, diagnostiek, behandeling en revalidatie en nazorg voor alle COVID-19 (verdachte) patiënten. Hierbij is op initiatief van diverse wetenschappelijke verenigingen een aantal aanvullende modules ontwikkeld, waaronder over invasieve beademing. Voor de module over invasieve beademing bij COVID-19 is begin 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Daarnaast is er aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het meelezen van de patiëntenorganisatie Stichting Family and patient Centered Intensive Care (FCIC) en IC Connect. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de modules.
Status van de richtlijn
Gedurende de pandemie zijn diverse leidraden gepubliceerd. Voor onderwerpen die momenteel (nog) niet als modules zijn gepubliceerd, verwijzen we u naar de website: https://www.demedischspecialist.nl/onderwerp/details/richtlijnen-handreikingen-leidraden.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 09-02-2023
Laatst geautoriseerd : 09-02-2023
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij invasieve beademing van patiënten met COVID-19.
Werkgroep
- Prof. dr. L.M.A. (Leo) Heunks (voorzitter), longarts-intensivist, NVIC
- dr. P.R. (Pieter Roel) Tuinman, intensivist, NVIC
- dr. M.V. (Mark) Koning, anesthesioloog-intensivist, NVA
- dr. M. (Marjolein) de Kruijf, anesthesioloog-intensivist, NVA
- drs. R.G. (Ronald) Pauw, longarts-intensivist, NVALT
- A.J.A.M. (Arné) van Hees, IC ventilation practitioner, V&VN
- dr. F. (Frederique) Paulus, IC verpleegkundige, V&VN
Klankbordgroep
- dr. Ir. C. (Carola) van Pul, klinisch fysicus, NVKF
- dr. L. (Lilian) Vloet, Voorzitter, FCIC/IC Connect
Met ondersteuning van:
- drs. I. (Ingeborg) van Dusseldorp, senior-literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- dr. M.S. (Matthijs) Ruiter, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Werkgroep |
||||
Heunks |
Longarts-intensivist, hoogleraar experimentele intensive care Amsterdam UMC, afdeling intensive care |
1. Associate editor American Journal Respiratory and Critical Care Medicine (betaald) 2. Chair assembly respiratory intensive Care of the European Respiratory Society (onbetaald) 3. Visiting Professor Zhejiang University of Medicine, Hangzhou, China (onbetaald) |
Liberate medical: consulting services; TOP grant ZonMw 2020-2024 2. CRC grant, European respiratory Society 3. InflaRx grant (local study PI) 4. Getinge, Sweden: speakers fee 5. Liberate Medical USA, speakers fee |
Geen restricties |
De Kruijf |
Anesthesioloog-Intensivist Beatrix ziekenhuis Gorinchem |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Van Hees |
Ventilation practitioner |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Tuinman |
intensivist VUmc, |
editor NJCC, opleider intensive care AUMC locatie VUmc |
Geen |
Geen restricties |
Pauw |
longarts-intensivist Martini Ziekenhuis Groningen |
Lid GIC |
Geen |
Geen restricties |
Koning |
Anesthesioloog-Intensivist, Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Paulus |
Onderzoeker AmsterdamUMC |
Lector Hoge School van Amsterdam |
beademingsonderzoek ZonMw |
Geen restricties |
Ruiter |
Adviseur Kennisinstituut van Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Klankbordgroep |
||||
Van Pul |
Klinisch fysicus Maxima Medisch Centrum |
Universitair Hoofddocent TU Eindhoven |
Geen |
Geen restricties |
Vloet |
Voorzitter FCIC, vrijwilligersfunctie Lector Acute Intensieve zorg HAN |
Bestuurslid Venticare (onbetaald) |
Vanuit lectoraat diverse gesubsidieerde trajecten op IC gebied |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het betrekken van patiëntenorganisatie Stichting Family and patient Centered Intensive Care (FCIC) en IC Connect in de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de overwegingen van de module. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan FCIC / IC Connect en Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en zo veel mogelijk verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Submodule timing |
geen substantiële financiële gevolgen |
De aanbeveling heeft mogelijk een kostenbesparend effect, omdat vroege inzet van invasieve beademing mogelijk minder zal worden ingezet dan in de huidige situatie. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Submodule PEEP |
geen substantiële financiële gevolgen |
Op basis van de trends in de pandemie in de afgelopen jaren wordt ingeschat dat de aanbevelingen niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten), er zullen daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zijn voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de coronapandemie zijn knelpunten op verschillende manieren geïnventariseerd:
1. De expertiseteams benoemde de knelpunten in de zorg voor patiënten met COVID-19.
2. Er is een mailadres geopend (covid19@demedischspecialist.nl) waar verschillende partijen knelpunten konden aandragen, die vervolgens door de expertiseteams geprioriteerd werden.
3. Door de Federatie van Medisch Specialisten zijn webinars georganiseerd waarbij vragen konden worden ingestuurd. Deze vragen zijn na afloop van de webinars voorgelegd aan de expertiseteams en geprioriteerd.
Op basis van de uitkomsten van de bovenstaande knelpuntenanalyses zijn door de expertiseteams concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.