CIN, AIS en VAIN - Histologisch onderzoek bij kolposcopie
Disclaimer In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden. |
Zie het PDF-bestand 'Histologisch onderzoek bij kolposcopie' in de bijlagen.
Onderbouwing
Conclusies
Er zijn aanwijzingen dat het nemen van biopten de sensitiviteit van het kolposcopisch onderzoek voor het opsporen van hooggradige CIN-laesies verhoogt.
[Massad, 1996 (1)]
Er zijn aanwijzingen dat bij geringe dysplasie en het ontbreken van kolposcopisch zichtbare afwijkingen de kans op een onderliggende hooggradige CIN-laesies slechts klein is.
[Howells, 2000 (4)]
Samenvatting literatuur
Kolposcopisch onderzoek zonder biopsie heeft een geringe sensitiviteit en laat slechts detectie zien van circa 65% van de hooggradige CIN-laesies [Massad, 1996 (1)]. Met behulp van het verrichten van gerichte en random biopten kan deze sensitiviteit worden verhoogd [Van der Marel, 2015 (2)].
De positief voorspellende waarde van kolposcopische biopten is hoger bij CIN3 (86%) dan bij CIN1 en CIN2 (respectievelijk 16 en 32%) [Hopman, 1998 (3)]. Een retrospectieve studie laat zien dat bij geringe dysplasie en geen zichtbare afwijkingen bij kolposcopisch onderzoek er slechts bij 7,8% CIN2 of CIN 3 werd geconstateerd bij een LETZ [Howells, 2000 (4)].
Idealiter dienen uit alle afwijkende gebieden biopten te worden genomen, echter veel biopten is niet comfortabel voor de patiënte. Studies laten zien dat met twee gerichte biopten de meest afwijkende afwijking wordt gevonden en bij twijfel over het aanwezig zijn van een afwijking twee random biopten. Afhankelijk van ervaring en opleiding kan bij een hooggradige cytologische laesie, zonder directe verdenking op een maligniteit, waarbij een overeenkomstig beeld wordt gezien, worden afgezien van het nemen van biopten en direct een lisexcisie worden verricht (‘see-and-treat'). Kijk hierbij kritisch naar de resultaten van de histologie zodat er niet wordt behandeld bij vrouwen met CIN1 of lager. Leeftijd en kinderwens kunnen ook een rol spelen of er ‘see-and-treat' wordt toegepast.
Referenties
- 4 - Howells RE, O'Mahony F, Tucker H et al. How can the incidence of negative specimens resulting from large loop excision of the cervical transformation zone (LLETZ) be reduced? An analysis of negative LLETZ specimens and development of a predictive model. BJOG : an international journal of obstetrics and gynaecology. 2000;107(9):1075-82 [link]
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 12-11-2015
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based