CIN, AIS en VAIN - Discrepantie tussen cytologie, kolposcop
Disclaimer In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden. |
Zie het PDF-bestand 'Discrepantie tussen cytologie, kolposcopie en histologie' in de bijlagen.
Onderbouwing
Conclusies
Er is geen wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd naar de beste strategie bij klinisch relevante discrepantie tussen cytologisch, kolposcopisch en histologisch onderzoek.
Verschillende retrospectieve studies laten een wisselende frequentie van hooggradige afwijkingen zien wanneer een LETZ wordt verricht vanwege een discrepantie tussen cytologie en histologie.
Samenvatting literatuur
Op het moment dat er een klinisch relevant verschil bestaat tussen de verwachte uitslag van histologisch onderzoek en de uiteindelijke histologische diagnose spreken we van ‘klinisch relevante discrepantie'. De meest relevante discrepantie betreft een hoge mate van dysplasie in het cytologisch preparaat ((≥ Pap3b) en een lage mate van dysplasie of afwezige dysplasie in het histologische preparaat (≤CIN1) welke is afgenomen tijdens kolposcopie. Ook als er een verdacht kolposcopisch beeld is gezien (door een ervaren kolposcopist), maar er komen geen hooggradige afwijkingen uit biopsie, is er sprake van klinisch relevante discrepantie.
Een retrospectieve studie naar discrepantie tussen het cytologisch onderzoek en het histologisch onderzoek laat zien dat na evaluatie van de discrepantie door een multidisciplinaire review van zowel het cytologisch als het histologisch onderzoek, met name aanpassing plaatsvindt van de cytologische uitslag. Hoewel deze studies slechts kleine aantallen betreft, was bij cytologische follow-up in 72% na zes maanden niet afwijkend [Moss, 2010 (1)]. Een andere retrospectieve studie laat echter zien dat er bij 66% van de vrouwen met discrepantie (hooggradige cytologische afwijkingen en geen of laaggradige histologie) bij een LETZ een hooggradige afwijking werd gevonden [Matthews, 2007 (2)]. Er zijn geen studies bekend specifiek over discrepantie HPV-detectie.
Referenties
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 12-11-2015
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based