CIN, AIS en VAIN - Glandulaire afwijkingen/adenocarcinoom i
Disclaimer In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden. |
Zie het PDF-bestand 'Glandulaire afwijkingen/adenocarcinoom in situ endocervix' in de bijlagen.
Onderbouwing
Conclusies
Samenvatting literatuur
Adenocarcinoma in situ (AIS) is de precursor laesie van het adenocarcinoom van de cervix [Azodi, 1999 (1), Hepler, 1952 (2)]. AIS wordt niet ingedeeld in graden zoals bij CIN (1-3). Geringe glandulaire afwijkingen kunnen histologisch slecht worden ingedeeld en het biologisch gedrag is onzeker, reden om alle glandulaire afwijkingen onder AIS in te delen [Zaino, 2000 (3)]. Klachten van AIS zijn er vaak niet en zeker niet eenduidig. Bij kolposcopie tonen deze laesies geen typische herkenbare beeld. AIS wordt moeilijk herkend en/of niet gezien omdat de afwijking vaak endocervicaal ligt. AIS komt in 15% van de gevallen multifocaal voor.
Na de behandeling met exconisatie of LETZ is er een kleine kans op recidief (LETZ 5% en exconisatie met negatieve snijranden 3%) en een kleine kans op een maligniteit (<1%). Negatieve snijranden bij de excisie zijn van belang. Positieve snijranden van een conus toonde in 16,5% recidieven terwijl er bij negatieve snijranden slechts in 2,3% recidieven optraden. AIS kan conservatief worden behandeld maar de mogelijkheid tot een hysterectomie moet besproken worden [Baalbergen, 2014 (4)].
Referenties
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 12-11-2015
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based