CIN, AIS en VAIN

Initiatief: IKNL Aantal modules: 64

CIN, AIS en VAIN - Behandeling VAIN

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Behandeling VAIN' in de bijlagen.

Onderbouwing

Het is aangetoond dat VAIN relatief zelden voorkomt, asymptomatisch is, vaak naast CIN of vulvaire intra-epitheliale neoplasie (VIN) bestaat (hrHPV-relatie) en vaak multifocaal in het bovenste 1/3 deel van de vagina voorkomt.

Er zijn aanwijzingen dat het risico van VAIN op maligne ontaarding 3-12% bedraagt.
[Luyten, 2014 (2)]

Er zijn aanwijzingen dat na uitsluiten van invasie VAIN met excisie, ablatie of medicamenteus zou kunnen worden behandeld.

Er zijn aanwijzingen dat de kans op residu/recidief VAIN het kleinst is na preventieve HPV-vaccinatie gevolgd door behandeling.
[Joura, 2012 (3)]

 

Vaginale intra-epitheliale neoplasie (VAIN) is een vrij zeldzame aandoening, slechts 0,4% van alle intra-epitheliale neoplasieën van de lower genital tract (de vulva, vagina en cervix), zijn VAIN.
VAIN wordt vaak gezien naast CIN en heeft ook een sterke associatie met hrHPV. Vaak is er een doorlopende laesie van CIN naar VAIN. In sommige gevallen is dit omdat de congenitale transformatiezone op de vagina ligt (5% van de vrouwen).

VAIN is meestal gelokaliseerd in het bovenste 1/3 deel van de vagina, detectie is dan meestal door aanhoudend afwijkende cytologie, vooral na hysterectomie of herhaalde cytologische afwijkingen terwijl er bij kolposcopie van de portio geen afwijkingen worden gevonden. Dit is een reden om bij kolposcopie ook de vaginawanden te inspecteren en indien afwijkend, te biopteren. Na een hysterectomie voor hooggradige of recidiverende CIN blijft er een risico tot 8% bestaan op VAIN [Soutter, 2006 (1)].
VAIN geeft meestal geen klachten en wordt meestal opgespoord door cytologisch onderzoek. De kans op maligne ontaarding wordt beschreven tussen 3 en 15% [Luyten, 2014 (2)]. Gezien het complexe beeld hoort de diagnostiek en behandeling thuis bij ervaren gynaecologen.
De behandeling van VAIN is niet eenduidig. De primaire behandeling van VAIN moet bestaan uit excisie, omdat er meer dan 10% kans bestaat op occult carcinoom. In een kleine studie van 33 patiënten met weliswaar langer bestaande en therapieresistente VAIN bleken 10 patiënten reeds een occult vaginacarcinoom te hebben [Luyten, 2014 (2)]. De meeste studies zijn beperkt qua omvang en is VAIN niet goed gedefinieerd. Chirurgische excisie is een optie, maar afhankelijk van grootte en lokalisatie, gepaard gaande met grote morbiditeit, ook op psychoseksueel gebied. Laserablatie is een goed alternatief met minder morbiditeit, maar vergt vaak meer dan één behandeling. Er moet bij de behandeling van VAIN rekening worden gehouden met mogelijke multifocaliteit. Voorafgaande aan een ablatieve behandeling dient een invasief proces uitgesloten te worden.
Imiquimod 5% crème lijkt een nieuw succesvol therapeuticum te zijn, hoewel grote prospectieve studies nog ontbreken. In het verleden zijn naast 5-FU en trichloorazijnzuur ook radiotherapie en chemotherapie toegepast. Echter al deze behandelingen zijn inmiddels obsoleet door de hoge morbiditeit.
Tenslotte is een conservatieve aanpak met cytologische controle en vaginoscopie een optie, met name indien een invasief proces is uitgesloten. De kans op regressie bij deze conservatieve aanpak is onduidelijk en hangt mogelijk samen met leeftijd, roken en hrHPV-genotype.
Er wordt steeds meer bekend over de invloed van het type hrHPV dat de laesie veroorzaakt, net als bij de cervix lijken ook bij VAIN HPV16 en 18 de hoogste risico's te geven en zou dit daarom meegenomen kunnen worden in de behandeling en follow-up strategie.

Profylactische hrHPV-vaccinatie lijkt ook effect te hebben op recidiverende VAIN. In een studie van Joura werd een recidief reductie van 60% geobserveerd door hrHPV-vaccinatie voorafgaande aan behandeling [Joura, 2012 (3)].

  1. 1 - Soutter WP, Sasieni P, Panoskaltsis T. Long-term risk of invasive cervical cancer after treatment of squamous cervical intraepithelial neoplasia. International journal of cancer Journal international du cancer. 2006;118(8):2048-55 [link]
  2. 2 - Luyten A, Hastor H, Vasileva T et al. Laser-skinning colpectomy for extended vaginal intraepithelial neoplasia and microinvasive cancer. Gynecologic oncology. 2014 [link]
  3. 3 - Joura EA, Garland SM, Paavonen J et al. Effect of the human papillomavirus (HPV) quadrivalent vaccine in a subgroup of women with cervical and vulvar disease: retrospective pooled analysis of trial data. Bmj. 2012;344:e1401 [link]

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 12-11-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Specifieke patiëntengroepen