CIN, AIS en VAIN

Initiatief: IKNL Aantal modules: 64

CIN, AIS en VAIN - Risicofactoren ontwikkelen CIN

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Risicofactoren ontwikkelen CIN' in de bijlagen.

Onderbouwing

Het is aangetoond dat roken, langdurig orale anticonceptie gebruik, immuunsuppressie en hoge pariteit risicofactoren zijn voor een hrHPV-infectie, CIN en cervixcarcinoom.
[Campaner, 2006 (6), Castellsague, 2003 (1), Holschneider, 2005 (7), Jensen, 2012 (4), Moktar, 2011 (5), Smith, 2003 (9), Strickler, 2005 (14)]

Het is aannemelijk dat co-infectie van hrHPV met Chlamydia trachomatis en/of Herpes simplex een hogere kans geeft op persisterende hrHPV-infectie en CIN.
[Anttila, 2001 (10), Samoff, 2005 (11), Smith, 2004 (12), Smith, 2002 (13)]

Het is aangetoond dat er onvoldoende bewijs is om een relatie tussen voeding en hrHPV-infectie, CIN en cervixcarcinoom aan te tonen.
[Chih, 2013 (3)]

Het is aangetoond dat infectie met meerdere hrHPV-types en infectie met hrHPV16 en/of 18 het risico op persistentie van de hrHPV-infectie en progressie van CIN vergroot.
[Ho, 2011 (17)]

Het risico op het ontwikkelen van CIN hangt samen met het risico op het hebben van een (persisterende) hrHPV-infectie. Al in de negentiende eeuw was bekend dat het ontwikkelen van een cervixcarcinoom samenhing met seksuele activiteit. Er is veel onderzoek gedaan naar de potentiële risicofactoren. Deze risicofactoren zijn onder te verdelen in drie groepen:  

  • omgevingsfactoren of exogene factoren zoals bijvoorbeeld:
    • hormonale anticonceptie
    • roken
    • pariteit
    • co-infectie met andere seksueel overdraagbare aandoeningen
  • virale factoren zoals bijvoorbeeld:
    • infectie met specifieke hoog risico HPV-types (hrHPV)
    • infectie met meerdere hrHPV-types en een hoge viral load
  • gastheerfactoren zoals bijvoorbeeld:
    • endogene hormonen
    • genetische factoren
    • factoren gerelateerd aan het immuunsysteem

Een aantal omgevingsfactoren reflecteren een hogere kans op besmetting met hrHPV, zoals meer seksuele activiteit, meer seksuele partners en een hogere pariteit [Castellsague, 2003 (1)]. De International Collaboration of Epidemiological Studies of Cervical Cancer (ICESCC) heeft in 2006 een uitgebreide analyse gepubliceerd waarin naar voren komt dat het aantal voldragen zwangerschappen is gecorreleerd met het risico op cervixcarcinoom, ook als gecorrigeerd wordt voor het aantal seksuele partners en leeftijd van sexarche [International Collaboration of Epidemiological Studies of Cervical, 2006]. Het relatieve risico op cervixcarcinoom stijgt naarmate er meer zwangerschappen zijn geweest (RR = 1,10; 95%BI 1,08 - 1,12 voor elke additionele zwangerschap). Het relatieve risico stijgt ook naarmate de leeftijd van de eerste zwangerschap lager is (RR = 1,07; 95%BI 1,06 - 1,09 per jaar) [Cortecchia, 2013 (2)]. De hypothese is dat een hogere pariteit een hoger risico geeft op CIN en cervixcarcinoom omdat tijdens een zwangerschap de transformatiezone zich meer op de ectocervix bevindt, waardoor een besmetting met hrHPV gemakkelijker kan plaatsvinden.

Chih heeft in 2013 een review gepubliceerd over de relatie tussen voeding en hrHPV-infectie, CIN en cervixcarcinoom [Chih 2013]. Zij concludeerden dat er te weinig evidence is dat de intake van bepaalde nutriënten het risico op CIN zouden verkleinen of vergroten [Chih, 2013 (3)].

In diverse studies wordt roken beschreven als een risicofactor voor een persisterende infectie met hrHPV, CIN en cervixcarcinoom [Castellsague, 2003 (1), Jensen, 2012 (4)]. Roken veroorzaakt oxidatieve stress en creëert daarmee DNA-schade [Moktar, 2011 (5)]. Roken kan leiden tot inactivering van het fragiele histidine tumor suppressor gen, zoals ook bij longkanker beschreven is. Eveneens kan door roken een verlaging van epitheliale cel-gemedieerde immuunrespons optreden [Campaner, 2006 (6), Holschneider, 2005 (7)]. Uit onderzoek van Appleby [International Collaboration of Epidemiological Studies of Cervical, 2006] is gebleken dat, na correctie voor confounders, rooksters een significant hoger risico op cervixcarcinoom hebben dan vrouwen die nooit gerookt hebben. Het relatieve risico is 1,60 (95%BI: 1,48 - 1,73). Voor rooksters werd het risico hoger naarmate ze meer sigaretten per dag rookten. Het aantal jaar dat gerookt werd, bleek niet van invloed [International Collaboration of Epidemiological Studies of Cervical, 2006]. Stoppen met roken is effectief, maar pas na 20 jaar zijn de effecten op het cervicale epitheel verdwenen en is het risico op het ontwikkelen van afwijkingen aan de cervix gelijk aan dat van vrouwen die nooit hebben gerookt [Roura, 2014 (8)].

Uit een systematische review van Smith komt dat (langdurig) gebruik van orale anticonceptiva (OAC) carcinogeen is voor de cervix [Smith, 2003 (9)]. Kortweg hebben vrouwen die tien jaar OAC gebruikt hebben een verdubbeling van het risico op cervixcarcinoom ten opzichte van vrouwen die nooit OAC hebben gebruikt [Smith, 2003 (9)]. Dit risico daalt langzaam als het gebruik van OAC gestopt is; acht jaar na stoppen van de OAC was het risico nog steeds verhoogd. Er wordt gedacht dat met name de oestrogenen zorgen voor meer expositie van de transformatiezone op de ectocervix, wat een hrHPV-infectie vergemakkelijkt. Verder kunnen oestrogenen en progestagenen HPV-genexpressie vergemakkelijken [Smith, 2003 (9)
Vrouwen met een infectie met Chlamydia trachomatis en/of Herpes simplex hebben een verhoogd risico op een persisterende infectie met hrHPV en op CIN [Anttila, 2001 (10), Samoff, 2005 (11), Smith, 2004 (12), Smith, 2002 (13)].
HIV-geïnfecteerden hebben een hogere kans om een hrHPV-infectie te krijgen, evenals de daarmee geassocieerde aandoeningen. Hoge HIV RNA load en lage CD4 counts zijn geassocieerd met zowel incidente als persisterende hrHPV-infecties [Strickler, 2005 (14)]. Indien een HIV-positief persoon geïnfecteerd wordt met hrHPV dan zullen degenen met een lage CD4 count eerder CIN ontwikkelen dan personen met een hoge CD4 count [Harris, 2005 (15)]. Zie ook de module Immuungecompromitteerde patiënten.

Vrouwen met een verminderde werking van hun immuunsysteem hebben een hogere kans om persisterende infecties met hrHPV, CIN en cervixcarcinoom te krijgen [Wieland, 2014 (16)]. Naast vrouwen met een HIV-besmetting zijn vrouwen die immunosuppressiva gebruiken na orgaantransplantatie een risicogroep. Zie ook de module Immuungecompromitteerde patiënten.

Ho [Ho, 2011 (17)] heeft vrouwen met een CIN1 of 2 in een biopt gedurende twaalf maanden gevolgd om te kijken wat de risicofactoren voor progressie waren. Hij concludeert dat infectie met meerdere HPV-types, infectie met een hoog risico type of infectie met hrHPV16 en/of 18 risicofactoren waren voor persistentie dan wel progressie [Ho, 2011 (17)].

  1. 1 - Castellsague X, Munoz N. Chapter 3: Cofactors in human papillomavirus carcinogenesis--role of parity, oral contraceptives, and tobacco smoking. Journal of the National Cancer Institute Monographs. 2003(31):20-8 [link]
  2. 2 - Cortecchia S, Galanti G, Sgadari C et al. Follow-up study of patients with cervical intraepithelial neoplasia grade 1 overexpressing p16Ink4a. International journal of gynecological cancer : official journal of the International Gynecological Cancer Society. 2013;23(9):1663-9 [link]
  3. 3 - Chih HJ, Lee AH, Colville L et al. A review of dietary prevention of human papillomavirus-related infection of the cervix and cervical intraepithelial neoplasia. Nutrition and cancer. 2013;65(3):317-28 [link]
  4. 4 - Jensen KE, Schmiedel S, Frederiksen K et al. Risk for cervical intraepithelial neoplasia grade 3 or worse in relation to smoking among women with persistent human papillomavirus infection. Cancer epidemiology, biomarkers & prevention : a publication of the American Association for Cancer Research, cosponsored by the American Society of Preventive Oncology. 2012;21(11):1949-55 [link]
  5. 5 - Moktar A, Singh R, Vadhanam MV et al. Cigarette smoke condensate-induced oxidative DNA damage and its removal in human cervical cancer cells. International journal of oncology. 2011;39(4):941-7 [link]
  6. 6 - Campaner AB, Piato S, Galvao MA et al. Langerhans cells in cervical intraepithelial neoplasia related to smoking habits. Journal of lower genital tract disease. 2006;10(4):223-8 [link]
  7. 7 - Holschneider CH, Baldwin RL, Tumber K et al. The fragile histidine triad gene: a molecular link between cigarette smoking and cervical cancer. Clinical cancer research : an official journal of the American Association for Cancer Research. 2005;11(16):5756-63 [link]
  8. 8 - Roura E, Castellsague X, Pawlita M et al. Smoking as a major risk factor for cervical cancer and pre-cancer: results from the EPIC cohort. International journal of cancer Journal international du cancer. 2014;135(2):453-66 [link]
  9. 9 - Smith JS, Green J, Berrington de Gonzalez A et al. Cervical cancer and use of hormonal contraceptives: a systematic review. Lancet. 2003;361(9364):1159-67 [link]
  10. 10 - Anttila T, Saikku P, Koskela P et al. Serotypes of Chlamydia trachomatis and risk for development of cervical squamous cell carcinoma. JAMA : the journal of the American Medical Association. 2001;285(1):47-51 [link]
  11. 11 - Samoff E, Koumans EH, Markowitz LE et al. Association of Chlamydia trachomatis with persistence of high-risk types of human papillomavirus in a cohort of female adolescents. American journal of epidemiology. 2005;162(7):668-75 [link]
  12. 12 - Smith JS, Bosetti C, Munoz N et al. Chlamydia trachomatis and invasive cervical cancer: a pooled analysis of the IARC multicentric case-control study. International journal of cancer Journal international du cancer. 2004;111(3):431-9 [link]
  13. 13 - Smith JS, Herrero R, Bosetti C et al. Herpes simplex virus-2 as a human papillomavirus cofactor in the etiology of invasive cervical cancer. Journal of the National Cancer Institute. 2002;94(21):1604-13 [link]
  14. 14 - Strickler HD, Burk RD, Fazzari M et al. Natural history and possible reactivation of human papillomavirus in human immunodeficiency virus-positive women. Journal of the National Cancer Institute. 2005;97(8):577-86 [link]
  15. 15 - Harris TG, Burk RD, Palefsky JM et al. Incidence of cervical squamous intraepithelial lesions associated with HIV serostatus, CD4 cell counts, and human papillomavirus test results. JAMA : the journal of the American Medical Association. 2005;293(12):1471-6 [link]
  16. 16 - Wieland U, Kreuter A, Pfister H. Human papillomavirus and immunosuppression. Current problems in dermatology. 2014;45:154-65 [link]
  17. 17 - Ho GY, Einstein MH, Romney SL et al. Risk factors for persistent cervical intraepithelial neoplasia grades 1 and 2: managed by watchful waiting. Journal of lower genital tract disease. 2011;15(4):268-75 [link]

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 12-11-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Preventie