Cervixcytologie en hrHPV

Initiatief: NVVP pathologie Aantal modules: 39

Epidemiologie en pathofysiologie

Voor epidemiologie en pathologie zie de richtlijn CIN, AIS en VAIN.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 24-06-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging van Biomedische Laboratoriummedewerkers
  • Stichting Olijf
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
  • Stichting Palga

Algemene gegevens

De voorliggende richtlijn betreft een gedeeltelijke herziening van de richtlijn Cervixcytologie uit 2016. Alle modules zijn beoordeeld op actualiteit. Vervolgens is een prioritering aangebracht welke modules een daadwerkelijke update zouden moeten krijgen. Hieronder staan de modules genoemd met de wijzigingen.

Onderwerpen

Wijzigingen richtlijn 2024/2025

Module 1 Algemeen

Vervangen door de startpagina

Module 1.1 Procesbeschrijving

Vervangen door de startpagina

Module 2 Epidemiologie en pathofysiologie

Onveranderd

Module 3 Aanvraag, uitvoering en verwerking

 

Module 3.1 Indicaties voor cervixcytologisch onderzoek

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 3.2 Geldigheidsduur van het BVO-advies

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 3.3 Vereiste klinische gegevens

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 3.4 Methode afname materiaal

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 3.5 Logistiek van het materiaal

Onveranderd

Module 3.6 Eerste opvang en verwerking laboratorium

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4 Diagnostiek

 

Module 4.1 Keuze voor test/test traject

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.1.1 Type cytologische test

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.1.2 Nieuwe moleculaire en cytologische technieken detectie CIN2+

Nieuw ontwikkeld

Submodule 4.1.2.1 Moleculaire technieken detectie CIN2+

Nieuw ontwikkeld

Submodule 4.1.2.2 Cytologische technieken detectie CIN2+

Nieuw ontwikkeld

Module 4.1.3 Primaire beoordeling van cervixcytologie

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.1.4 Codering van de uitslag

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.1.5 Beoordeelbaarheid

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.1.6 Beoordeling bij atrofie

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.2 Multiple screen protocol

Onveranderd

Module 4.3 Computer Ondersteunend Screenen (COS) en digitale cytologie met AI

Nieuw ontwikkeld

Module 4.4 hrHPV-test

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.4.1 Type hrHPV-test/Keuze hrHPV-test

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.4.2 Beoordeling resultaat van hrHPV-test

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.4.3 Uitslag hrHPV-test en beoordeling cervixcytologie

Komt te vervallen

Module 4.5 Verslaglegging

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 4.6 Rapportage

Onveranderd

Module 4.7 Wijziging in het verslag en versiebeheer

Onveranderd

Module 5 Follow-up

 

Module 5.1 Follow-up na behandeling aan de cervix

Komt te vervallen, met een verwijzing naar de CIN, AIS en VAIN richtlijn

Module 5.2 Self sampling bij follow-up van behandelde cervicale laesies

Komt te vervallen, met een verwijzing naar de CIN, AIS en VAIN richtlijn

Module 5.3 Controle van de uitvoering van het advies

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 6 Organisatie van zorg

 

Module 6.1 Eisen aan de methodologie en setting

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 6.2 Volumenormen

Minimale (tekstuele) aanpassingen

Module 6.3 Indicaties voor revisie

Onveranderd

Module 6.4 Bewaarcondities

Minimale (tekstuele) aanpassingen

 

 

Flowcharts

 

Flowchart Cytologisch onderzoek en hrHPV bij klachten

geüpdatet

Flowchart Bevolkingsonderzoek

geüpdatet

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van vorige versie

Er zijn drie nieuwe (sub)modules aan de richtlijn toegevoegd, namelijk de module “Moleculaire technieken detectie CIN2+”, de module “Cytologische technieken detectie CIN2+” en de module “Computer Ondersteunend Screenen en digitale cytologie met AI”. De overige modules zijn opnieuw beoordeeld waarbij er aanpassingen zijn gedaan ter uniformering met het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, de NVOG richtlijn CIN, AIS en VAIN (2021) en de NHG standaard Vaginaal bloedverlies (laatste aanpassing: januari 2024).

 

De herziening van deze richtlijn werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule(s).

Samenstelling werkgroep

Voor de herziening van de richtlijn is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor personen die cervixcytologisch onderzoek krijgen.

 

Werkgroep

  • Mw. dr. A.M. (Anne) Uyterlinde (voorzitter), klinisch patholoog (met pensioen per 01-01-2024), Amsterdam UMC, NVVP
  • Mw. drs. L.F.S. (Loes) Kooreman, patholoog, Maastricht UMC+, NVVP
  • Dhr. dr. A.J.C. (Adriaan) van de Brule, klinisch moleculair bioloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, NVVP
  • Mw. C.H.M. (Lianne) Marijnissen - van Gils, teamleider cytologie, Pathologie Zuid-West Nederland, NVML
  • Mw. L. (Liselore) Moenis, teamleider cytologie, Symbiant, NVML
  • Mw. dr. N.E. (Nienke) van Trommel, gynaecoloog-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, NVOG
  • Mw. drs. A.M.L.D. (Anne-Marie) van Haaften-de Jong, gynaecoloog, HagaZiekenhuis, NVOG
  • Mw. drs. R. (Roosmarijn) Luttmer, gynaecoloog, OLVG, NVOG
  • Mw. dr. W.W. (Wieke) Kremer, gynaecoloog in opleiding, Amsterdam UMC, NVOG
  • Dhr. ing. P.A. (Paul) Seegers, senior adviseur protocollen, Stichting Palga
  • Dhr. dr. A.G. (Bert) Siebers, adviseur gegevensaanvragen, Stichting Palga
  • Mw. drs. E. (Esther) Brouwer, senior programmamedewerker bevolkingsonderzoeken naar kanker, RIVM
  • Mw. J. (Joyce) Nouwens, huisarts, Huisartsenpraktijk Jongsma & Nouwens, NHG
  • Mw. ir. J.G. (Josée) Diepstraten, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Olijf

 Met ondersteuning van

  • Mw. dr. E.V. (Ekaterina) Baranova - van Dorp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Mw. dr. L. (Lotte) Houtepen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Mw. dr. N. (Nikita) van der Zwaluw, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Adriaan van de Brule

Klinisch Moleculair Bioloog in de Pathologie (KMBP),
Jeroen Bosch ziekenhuis, Pathologie-DNA

Beroepenveldcie. Fontys Hogescholen (onbetaald),
verschillende commissiewerkzaamheden NVVP en HPB-BVO programma(deels onbetaald, deels onkostenvergoeding), waaronder:
-cieBOD (onkostenvergoeding)
-cie Kwaliteit, Monitoring&Informatie (KMI) ikv HPV-BVO programma (onkostenvergoeding),
Organisatie European Molecular Diagnostics Meeting (onkostenvergoeding)

Deel van eigen HPV onderzoek vindt plaats ism bedrijven, waarbij gratis testkits ter beschikking gesteld worden.
* CCDiagnostics - Validatie van methyleringsmarkers op BMH uitstrijken - Geen projectleider
* Hologic - Relatie vaginoom en HPV infecties; bijdrage in de vorm van gratis testkits - Projectleider
* Roche diagnostics - Validatie CINtec op uistrijken binnen HPV-BVO; betreft vergoeding testkits en tijd analyses.

Ikv. STZ erkenning HPV expertise-centrum Jeroen Bosch ziekenhuis,

Kennis tbv eigen HPV-diagnostiek binnen Jeroen Bosch ziekenhuis en P-DNA

 

Geen restrictie (onderzoek CCDiagnostics: geen projectleider; onderzoek Hologic en Roche: niet gerelateerd aan uitgangsvraag module)

Anne Uyterlinde (vz.)

Universitair medisch specialist,

patholoog (O-aanstelling sinds 1-1-2024) bij Amsterdam UMC locatie VUMC (onbetaald);

Landelijke Referentie Functionaris Cytologie bij BVO Nederland (16 u/week, betaald)

* Landelijke Referentiefunctionaris Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker, gedetacheerd bij Bevolkingsonderzoek Nederland (FSB), (0,4 FTE) vanuit Amsterdam UMC. Geen persoonlijke vergoeding
* Regionaal Coördinerend Patholoog voor Bevolkingsonderzoek Darmkanker voor regio Midden-west (0,2 FTE), gedetacheerd vanuit AmsterdamUMC. Geen persoonlijke vergoeding
* Vakdeskundige voor de pathologie bij de Raad voor de Accreditatie voor de NEN-EN-ISO 15189 (incidenteel). Betaald ber audit
* Toegevoegd expert-lid bij de Gezondheidsraad (2021). Geen persoonlijke vergoeding

*Technical Assessor Pathologie Laboratoira voor ISO 15189 (2022) ad hoc bij RVA. Beeordeling van werkzaamheden tijdens een audit. (betaald)

Geen deelname aan onderzoek met extra financiering. Wel pilotonderzoek gecoördineerd als Landelijke Referentie Functionaris naar de inzet van COS binnen het bevolkingsonderzoek in opdracht van RIVM en screeningsorganisatie. De uitkomsten zijn beoordeeld en goedgekeurd door de Gezondheidsraad (2022).

Geen restrictie

Anne-Marie van Haaften-de Jong

Gynaecoloog Haga Ziekenhuis (betaald)

* Werkgroep NVVP - Cervixcytologie, modulaire revisie landelijke richtlijn, vacatiegelden
* Secretaris WCU/NVOG, niet betaald
* Lid WG kwaliteit BVO BMHK (KMI), vacatiegelden
* Lid Europese WG kwaliteitsindicatoren premaligne afwijkingen cervix (EFC), niet betaald
* Gynaecoloog HagaZiekenhuis (betaald)

Geen

Geen restrictie

Bert Siebers

Adviseur gegevensaanvragen, Stichting Palga

Geen

"PREFER studie

* ZonMW - Risk profiling in cervical cancer screening to reduce unnecessary referrals and follow-up - Geen projectleider"

Geen restrictie

Esther Brouwer

Sr. programmamedewerker / projectleider (in dienstverband) RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek

Niet van toepassing

Werkzaam bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CvB). Voor de positie van het RIVM en de taakomschrijving van het CvB zie: www.rivm.nl.

Geen restrictie

Josée Diepstraten

Lid werkgroep Kwaliteit van Zorg van Stichting Olijf (onbetaald)

Namens Stichting Olijf tevens betrokken bij Programmacommissie Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker en bij andere richtlijnrevisies (onbetaald).

Geen

Geen restrictie

Joyce Nouwens

Functienaam:  huisarts werkgever: NHG

- Programma commissie baarmoederhalskanker, rol consulent vanuit NHG (vergoeding)
- Opleider en gastdocent curriculum urogyn als huisarts en kaderhuisarts urogyn bij het EMC (vergoeding/betaald)
- Organisatie vaardigheden dag, startersdag en praktijkstart bij LHV als huisarts(betaald)
- Onderwijs geven als kader arts urogyn bij LOVAH (betaald)

Geen

Geen restrictie

Lianne van Gils

Teamleider cytologie, Pathologie Zuid-West Nederland B.V.
Betaalde functie voor 32 u pw. Functie betreft leidinggeven aan de afdeling cytologie en daarnaast meewerkend m.b.t. diagnostiek (cervix en klinische cytologie)

Niet van toepassing

Geen

Geen restrictie

Liselore Moenis

Teamleider Cytologie, Symbiant

Geen

Geen

Geen restrictie

Loes Kooreman

Maastricht Universitair Medisch Centrum+, patholoog

Voorzitter Nederlandse werkgroep gynaecopathologie, onbetaald.

Roche PDL1 mamma, deelname aan onderzoek waarvoor vergoeding aan het ziekenhuis. Novartis PIK3CA mamma, deelname adviesraad eenmalig. SCEM 1x per jaar, vergoeding voor onderwijs gynaecopathologie WOG.

* Roche - PDL1 interobserver studie mammacarcinoom - Geen projectleider

* Novartis - Eenmalige adviesraad PIK3CA mammacarcinoom - Geen projectleider

* SCEM – Onderwijs

Geen advieswerk gedurende richtlijn traject. Extern gefinancierd onderzoek niet-gerelateerd.

Nienke van Trommel

Gynaecoloog- oncoloog

kort project met RIVM in 2022/2023 over communicatie met 9-jarigen en hun ouders over HPV vaccinatie

* KWF - Fertiliteit sparende behandeling cervix carcinoom - Projectleider

* KWF - Kwaliteit van leven na fertiliteit sparende behandeling gynaecologische kanker - Geen projectleider

* Maarten van der Weijden Stichting – vroege detectie ovariumcarcinoom

Geen restrictie

Paul Seegers

Sr. Adviseur Landelijke Pathologie en Moleculaire protocollen
Stichting Palga

Member of the digitalization working group of the Belgium Society of Pathology
Member of the Structured Reporting Implementation Committee (SRIC)
Member of the SNOMED International Cancer Synoptic Reporting Clinical Project Group

Geen

Geen restrictie

Roosmarijn Luttmer

Gynaecoloog - Ziekenhuis Amstelland, Amstelveen

Werkgroep preventie cervixcarcinoom Suriname

Geen

Geen restrictie

Wieke Kremer

Arts-assistent in opleiding tot gynaecoloog, Amsterdam UMC.

2022-11 Online webinar op uitnodiging van Qiagen over gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek over het gebruik van methyleringsmarkers (waaronder QiaSure) in behandeling van voorloperstadia van baarmoederhalskanker. Vergoeding uitbetaald aan werkgever.

2022-04 Wetenschappelijke presentatie op congres op uitnodiging van Qiagen over gebruik van methyleringsmarkers in opsporen en behandelen van vrouwen met (voorloperstadia van) baarmoederhalskanker. Vergoeding bestaande uit reiskosten, congreskosten en vergoeding voor presentatie.

Concerve studie

ZonMw - Preventing overtreatment of CIN2/3: role of methylation markers in predecting regression (CONCERVE) - Geen projectleider

Geen presentaties/activiteiten voor commerciële partij gedurende richtlijntraject.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Stichting Olijf en Patiëntenfederatie Nederland voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en afgevaardigde patiëntenvereniging (Stichting Olijf) in de werkgroep. Het verslag van de schriftelijke knelpuntenanalyse (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Stichting Olijf en de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de nieuwe richtlijnmodules is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten die een uitstrijkje krijgen voor cervixcytologisch onderzoek. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVVP, 2016) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via een schriftelijke uitvraag. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Aanvraag, uitvoering en verwerking