Basaalcelcarcinoom

Initiatief: NVDV Aantal modules: 15

Classificatie

Uitgangsvraag

Hoe wordt aanbevolen basaalcelcarcinomen (BCC) te classificeren?

Aanbeveling

  • Classificeer afzonderlijke BCC’s als laag- of hoog-risico aan de hand van de kans op een radicale behandeling/recidiefkans na behandeling voor het maken van beleidsafwegingen. Zie die tabel hieronder.

Tabel Criteria voor laag- en hoog-risico BCC

1. Naast de H-zone, zijn de L (low-risk) en M (medium-risk) zone in combinatie met de maximale tumordiameter overgenomen uit de Britse en Amerikaanse richtlijn (grotendeels gebaseerd op expert opinie). De werkgroep is van mening dat grotere tumoren een andere benadering behoeven dan kleinere tumoren en heeft derhalve gekozen om deze indeling over te nemen.

2. L-zone= romp en extremiteiten, met uitzondering van handen, nagels, genitaliën, enkels en voeten

3.  M-zone= wangen, voorhoofd, scalp, nek, pretibiaal, handen, nagels, genitaliën, enkels en voeten

4.  H-zone= zie figuur ‘De H-zone’ voor de H-zone van het gelaat.

  • Gebruik de vier histopathologische subtypen (nodulair, superficieel, infiltratief/sprieterig of micronodulair) om het groeipatroon te definiëren in de pathologie- en algemene rapportage.
  • Benoem de volgende kenmerken in het pathologieverslag indien aanwezig:
    - (Lymf)angioinvasie
    - Perineurale invasie
    - Basosquameus carcinoom
  • Gebruik de term lokaal gevorderd BCC voor BCC’s met uitgebreide destructie van het omliggende weefsel waarbij genezing middels chirurgie en/of radiotherapie niet haalbaar wordt geacht. De term wordt ook wel afgekort tot laBCC (locally advanced BCC).

Overwegingen

Kwaliteit van het bewijs

Er is niet systematisch naar literatuur gezocht en er is geen GRADE analyse verricht.

 

Balans van gewenste en ongewenste effecten

Niet van toepassing

 

Professioneel perspectief
Een BCC is op verschillende manieren te classificeren. De gebruikelijke TNM classificatie (UICC/ AJCC) is voor het merendeel van de BCC’s niet geschikt aangezien hierbij de voor een behandeling belangrijke factoren (zoals locatie en histologisch subtype) niet worden meegenomen. Het BCC kan onder andere ingedeeld worden op basis van het histopathologisch subtype en/of het natuurlijk beloop en/of het risico op recidief na behandeling (bijvoorbeeld hoog- versus laag-risico). Daarnaast wordt er in het kader van systemische therapieën gesproken over irresectabel (lokaal) gevorderde of gemetastaseerde ziekte. Afhankelijk van het doel van de classificatie, wordt hier een passende indeling voor gekozen. De hier beschreven classificatie komt overeen met de Britse (British Association of Dermatologists guidelines for the management of adults with basal cell carcinoma 2021) en de Amerikaanse richtlijn (NCCN Guidelines Version 2.2022 Basal Cell Skin Cancer) en in mindere mate met de Europese richtlijn opgenomen in het artikel door Peris et al. (2023), omdat laatstgenoemde minder concrete aanbevelingen geeft en de focus ligt op classificatie van moeilijk te behandelen BCC’s. De basis van de Britse en Amerikaanse richtlijnen ten aanzien van de classificatie is gebruikt om de huidige classificatie/indeling op te stellen. Hieronder volgt een uiteenzetting van de verschillende classificatiemogelijkheden en wordt er een toelichting gegeven op de termen ‘lokaal gevorderd BCC’ en ‘gemetastaseerd BCC’.

 

Histopathologische indeling
De histopathologische indeling berust op de verschillende groeipatronen die BCC’s kennen. Er worden in de literatuur verschillende indelingen op basis van histopathologische subtypes genoemd, doch de alhier beschreven indeling heeft de voorkeur gezien de (mogelijke) implicaties voor de klinische praktijk. Met het oog op de groeiwijze van de tumor zijn er vier varianten te onderscheiden die hieronder nader worden toegelicht.

In de Britse, Amerikaanse en Europese richtlijn is basosquameus carcinoom separaat opgenomen als hoog-risico criterium. De histologische definitie, zoals hieronder gegeven is afgeleid van de definitie zoals genoemd in WHO classification of skin tumors, 5th edition 2022.

 

1. Superficieel BCC

Zeer oppervlakkige nesten, die steeds uitgaan van/in contact staan met de epidermis.

 

2. Nodulair BCC

Grote nesten, en kleine nesten groeiend in een nodulair patroon, met duidelijke begrenzing naar het omgevende niet-aangedane weefsel.

 

3. Micronodulair BCC

Kleine afgeronde (en langgerekte) nestjes, diffuus infiltrerend tussen het preexistente weefsel met weinig tot geen stromareactie.

 

4.Infiltratief/sprieterig BCC

Kleine strengetjes omgeven door desmoplastisch stroma. De begrenzing naar het omgevende weefsel is vaak onscherp. Infiltratief BCC en sprieterig BCC zijn synoniemen van elkaar.

 

Basosquameus carcinoom

Een basosquameus carcinoom is een tumor die zowel gebieden met (histomorfologische en immuunfenotypische) karakteristieken van een BCC als gebieden met uitsluitend plaveiselcellige differentiatie (gelijkend op plaveiselcelcarcinoom) bevat, in variabele verhoudingen. Er kan een overgangszone zijn tussen de twee groeipatronen, of ze kunnen nauw met elkaar verweven zijn. De als BCC herkenbare component toont vaak een infiltratieve groeiwijze; de plaveiselcellige component toont histologische atypie. Dit betreft een zeldzame tumor.

NB: het gaat dus niet om BCC’s die centraal in de tumorveldjes plaveiselcellige differentiatie laten zien, zoals zeer frequent voorkomt met name bij de nodulair groeiende variant.

 

Hoog- vs. laag-risico BCC
BCC’s kunnen ook worden geclassificeerd op basis van het te verwachten natuurlijk beloop en/of risico op terugkeer van ziekte in laag- en hoog-risico. Deze indeling heeft als doel om te ondersteunen bij het maken van een beleidsafweging (wel/niet behandelen en welke behandelopties) en om een adequate excisiemarge te bepalen bij (conventionele) chirurgische excisie. De risicoschatting is gebaseerd op histopathologische kenmerken, klinische presentatie en de patiëntkarakteristieken. De criteria ten aanzien van het laag-risico/hoog-risico BCC worden toegelicht in tabel 1 ‘Criteria voor laag- en hoog-risico BCC’. Deze tabel is gebaseerd op de risicofactoren die benoemd worden in de Britse richtlijn. De volgende risicofactoren werden uit de tabel verwijderd omdat de werkgroep twijfelde aan de prognostische waarde en er geen onderbouwende literatuur voor werd gevonden: gebruik immuun suppressie, invasiediepte > 6 mm en specifieke T stadia (T2, T3 en T4a/b)

Tabel Criteria voor laag- en hoog-risico BCC

1. Naast de H-zone, zijn de L (low-risk) en M (medium-risk) zone in combinatie met de maximale tumordiameter overgenomen uit de Britse en Amerikaanse richtlijn (grotendeels gebaseerd op expert opinie). De werkgroep is van mening dat grotere tumoren een andere benadering behoeven dan kleinere tumoren en heeft derhalve gekozen om deze indeling over te nemen.

2. L-zone= romp en extremiteiten, met uitzondering van handen, nagels, genitaliën, enkels en voeten
3.  M-zone= wangen, voorhoofd, scalp, nek, pretibiaal, handen, nagels, genitaliën, enkels en voeten
4.  H-zone= zie figuur ‘De H-zone’ voor de H-zone van het gelaat.


Figuur  De H-zone 
Met toestemming overgenomen uit de NHG-Standaard verdachte huidafwijkingen (2017)

Lokaal gevorderd en/of gemetastaseerd BCC
Naast een gewoon hoog-risico BCC wordt er ook een lokaal gevorderd BCC gedefinieerd. Er wordt gesproken van een lokaal gevorderd BCC (laBCC), ook wel beschreven als ‘locally advanced basal cell carcinoma’, bij gevorderde ziekte. Deze term is ontstaan met de komst van (nieuwe) systemische therapieën. Er is geen wereldwijde consensus over de definitie van deze term. Lokaal gevorderd BCC impliceert over het algemeen dat er sprake is van een patiënt met een BCC met lokaal gevorderde destructie van het omliggende weefsel, waarbij genezing middels chirurgie en/of radiotherapie niet haalbaar wordt geacht. Vaststelling van de haalbaarheid van chirurgie en/ of radiotherapie vindt plaats in een multidisciplinair overleg met dermatoloog, oncologisch (hoofd-hals) chirurg, plastisch/reconstructief chirurg, radiotherapeut, radioloog/nucleair-geneeskundige, patholoog en medisch oncoloog. Gemetastaseerd BCC verwijst naar ziekte met één of meerdere metastasen (mBCC). In de literatuur wordt ook wel gesproken over ‘advanced basal cell carcinoma’ of ‘metastatic basal cell carcinoma’ (NCCN Guidelines Version 2.2022 Basal Cell Skin Cancer, Peris 2019, Amici 2015).

Onderbouwing

Op basis van de huidige literatuur, de bestaande (internationale) richtlijnen en dagelijkse praktijkervaring zijn er verschillende manieren om BCC’s te classificeren. Dit kan mede variëren afhankelijk van het doel van de classificatie (bijvoorbeeld de inschatting van het natuurlijk beloop, de therapieselectie of de kans op recidief na behandeling). Naast klinische en histopathologische tumorkarakteristieken, dienen patiëntkarakteristieken in ogenschouw genomen te worden.

Voor deze vraag is geen systematische literatuuranalyse verricht. Overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op reeds bestaande richtlijnen, ondersteunende artikelen en op basis van expert opinion.

  1. 1 - NCCN Clinical Practice Guidelines in Oncology (NCCN Guidelines®) Basal Cell Skin Cancer Version 2.2022 - March 24, 2022
  2. 2 - British Association of Dermatologists guidelines for the management of adults with basal cell carcinoma 2021
  3. 3 - Peris, K., Fargnoli, M. C., Kaufmann, R., Arenberger, P., Bastholt, L., Seguin, N. B., Bataille, V., Brochez, L., Del Marmol, V., Dummer, R., Forsea, A. M., Gaudy-Marqueste, C., Harwood, C. A., Hauschild, A., Höller, C., Kandolf, L., Kellerners-Smeets, N. W. J., Lallas, A., Leiter, U., Malvehy, J., … EADO”A, EDF”B, ESTRO”C, UEMS”D and EADV”E (2023). European consensus-based interdisciplinary guideline for diagnosis and treatment of basal cell carcinoma-update 2023. European journal of cancer (Oxford, England : 1990), 192, 113254. https://doi.org/10.1016/j.ejca.2023.113254
  4. 5 - Amici, J. M., Battistella, M., Beylot-Barry, M., Chatellier, A., Dalac-Ra, S., Dreno, B., Falandry, C., Froget, N., Giacchero, D., Grob, J. J., Guerreschir, P., Leccia, M. T., Malard, O., Mortier, L., Routier, E., Stefan, A., Stefan, D., Stoebner, P. E., & Basset-Seguin, N. (2015). Defining and recognising locally advanced basal cell carcinoma. European journal of dermatology : EJD, 25(6), 586-594. https://doi.org/10.1684/ejd.2015.2641
  5. 6 - Afbeelding H-zone, NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen, 2017. Beschikbaar via: https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/verdachte-huidafwijkingen

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 03-06-2024

Laatst geautoriseerd  : 03-06-2024

Geplande herbeoordeling  : 30-06-2026

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).

 

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn actinische keratose en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Mond- Kaak- en Aangezichtschirurgie
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Huid Nederland
  • Huidkanker Stichting
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants

Algemene gegevens

Aanleiding

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn Basaalcelcarcinoom (BCC) in de periode van 2022-2024 modulair herzien. Er is gekozen voor een gedeeltelijke herziening in de wetenschap dat er nieuwe literatuur beschikbaar is over de volgende onderwerpen: diagnostiek, het basaalcelnaevus syndroom, classificatie, lokale (niet-invasieve) behandeling bij een laag-risico BCC en systemische behandeling. Ook de Leidraad tot keuze van een behandeling werd aangepast zodat deze aansluit op wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor patiënten met een BCC.

De uitgangsvragen van de vorige en huidige herziening staan beschreven onder het volgende hoofdstuk ‘Uitgangsvragen’.

 

Afbakening onderwerp 

Deze richtlijn bevat aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering van de zorg rondom een patiënt met BCC en dient als leidraad voor de dermatoloog en andere betrokken zorgprofessionals.

Definities

Laag- en hoog-risico BCC, lokaal gevorderd BCC, laBCC en mBCC
Voor een uitgebreide toelichting op deze termen wordt verwezen naar de module ‘Classificatie’

 

Overige inleidende teksten
Samen beslissen

Het BCC (of basocellulair carcinoom of basalioom) is de meest voorkomende vorm van huidkanker. Ongeveer 1 op de 6 Nederlanders krijgt een BCC in zijn of haar leven. Voor patiënten is het van belang om samen met de behandelaar een afgewogen beslissing te maken over een passend beleid. In de aangescherpte Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) wordt expliciet het ‘samen beslissen’ benoemd.  Het is de taak van een behandelaar om de patiënt te informeren over de verschillende behandelopties, ook wanneer daarvoor verwezen moet worden. Dat wil zeggen dat per behandeloptie uitleg wordt gegeven over de procedure en eventuele herstelperiode, de te verwachten duur van de behandeling; het resultaat en de mogelijke complicaties. Daarnaast moet ook de mogelijkheid van afzien van behandeling besproken worden en het te verwachten beloop bij een expectatief beleid.

 

Voorlichting
Egmond et al. (2019) interviewde 42 patiënten met basaal- of plaveiselcelcarcinoom in verschillende focusgroepen om hun ervaringen en behoeften met betrekking tot de verleende zorg in kaart te brengen. De auteurs concludeerden dat patiënten het belangrijk vinden dat de arts de patiënt serieus neemt, kundig is en informatie verstrekt die afgestemd is op de individuele situatie van de patiënt. Ook werd het belang van een gestructureerde follow-up besproken.

 

Naar mening van de werkgroep moet de gegeven voorlichting tenminste informatie bevatten over de diagnose, (eventuele) diagnostiek, behandelmogelijkheden, prognose, zelfinspectie van de huid na BCC, follow-up en preventie. Het is belangrijk dat deze informatie aansluit op de individuele patiënt en diens waarden en voorkeuren. 

 

Naast de mondelinge voorlichting door de betrokken behandelaars verdient het aanbeveling om patiënten en hun naasten te wijzen op voorlichtingsmiddelen en informatiebronnen, te weten:

 

  • HUKAS, De Huidkanker Stichting: www.hukas.nl
  • www.kanker.nl (betrouwbare informatie over kankersoorten, zo ook basaalcelcarcinoom, gecontroleerd door artsen of andere experts) 
  • KWF Kankerbestrijding: www.kwfkankerbestrijding.nl
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties: www.nfk.nl
  • www.nvdv.nl
    • Folder Basaalcelcarcinoom - BCC, basalioom, huidkanker
    • Folder Herken huidkanker (inclusief zelfonderzoek)
    • Folder Zonlicht en de huid
    • Standpunt Zon-tijdig beschermen gewoon doen!
    • Artikel Veiligheid Zonnebrandmiddelen
    • Standpunt Zonnebank-gewoon niet doen!
  • www.huidziekten.nl
    • Folder Basaalcelcarcinoom
    • Verstandig zonnen
    • De zon en de huid
  • www.thuisarts.nl
    • Ik heb basaalcelkanker
    • Zon en zonnebrand

Tabel Overzicht betrokken partijen (modulaire herziening) 2024

Overzicht betrokken partijen Basaalcelcarcinoom 2024*

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Keel- Neus- en Oorheelkunde

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Pathologie

X

 

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging

X

 

X

X

 

Vereniging Klinische Genetica Nederland

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie

 

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Heelkunde

 

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie

 

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

X

 

X

X

 

Overige organisaties

 

 

 

 

 

Integraal Kankercentrum Nederland

 

 

X

 

 

Nederlands Huisartsen Genootschap

 

 

X

X

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland

X

X

X

X

 

Nederlandse Associatie Physician Assistants

 

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging van Huidtherpeuten

 

 

X

X

 

Patiëntenverenigingen

De Huidkanker Stichting

X

X

X

X

 

Huid Nederland

 

 

 

X

 

Stakeholders

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

 

 

 

Zelfstandige klinieken Nederland (ZKN)

 

 

 

 

 

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

X

 

 

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

X

 

 

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)

 

 

 

 

 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

 

 

 

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

 

 

 

 

 

*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

Financiering

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met BCC.

 

Doelgroep

De richtlijn is bedoeld voor alle betrokken beroepsgroepen. Voor huisartsen geldt primair de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen, die aansluit op deze MDR.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Werkgroepleden – (modulaire herziening) 2024

Vereniging

Nicole Kelleners-Smeets (voorzitter, dermatoloog)

NVDV

Satish Lubeek (dermatoloog)

NVDV

Marcus Muche (dermatoloog)

NVDV

Marloes Wondergem (KNO-arts)

NVKNO

Willemijn Kolff (radiotherapeut-oncoloog)

­­­NVRO

Avital Amir (patholoog)

NVvP

Maureen Aarts (internist-oncoloog)

NIV

Kim van Kaam (klinisch geneticus)

VKGN

Cathelijn de Hartog-Jorissen (verpleegkundig specialist)

V&VN

Harun Jacobs van den Hof (verpleegkundig specialist en patiëntvertegenwoordiger)

HUKAs

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Annefloor van Enst (directeur NVDV, epidemioloog)

NVDV

Carin Smit (arts-onderzoeker)
Januari 2023 t/m juni 2024

NVDV

Ayla de Waal (arts-onderzoeker)
Mei 2022 t/m december 2022

NVDV

Esther van Veen
April 2022 t/m mei 2022

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

Nicole Kelleners-Smeets (voorzitter)

Dermatoloog Maastricht UMC

N.v.t.

Geen

Geen

N.v.t.

N.v.t.

Geen

5-2-2021

Satish Lubeek

Dermatoloog Radboud UMC

Bestuurslid stichting fonds onderzoek huidziekten

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

25-5-2022

Marcus Muche

Dermatoloog en mede-bestuurder Mohs Klinieken

Geen

Aandeelhouder Mohs Klinieken

Adviesraad Eucerin, Beiersdorf b.v.

Geen

Geen

Ik zal eerder kennis van de richtlijn hebben dan anderen die niet in de werkgroep zitten. Dit met alle voor- en nadelen.

Geen

15-4-2022

Maureen Aarts

Internist-oncoloog Maastricht UMC

- Bestuurslid Werkgroep Immunotherapie Nederland voor Oncologie – melanoom  (onbetaald).

- Bestuurslid Werkgroep Immunotherapie Nederland voor Oncologie – nierkanker (onbetaald)

- Bestuurslid Tumor focus groep – melanoom (IKNL, onbetaald)

- Bestuurslid Prospectief Nederlands Nierkanker Cohort (onbetaald)

- Bestuurslid Oncologisch Netwerk Zuid-Oost Nederland – melanoom

 

- Adviesraad (betaald): BMS, Novartis, AMGEN, MSD, Roche, Ipsen, Pfizer, Eisai, Merck, Sanofi, Astellas

Geen

Geen

Financier: Pfizer
Onderzoek: Tyrosine Kinase Inhibitor effect op trombocyten
Rol: co-promotor

Geen

Geen

10-5-2022

Kim van Kaam

Klinisch geneticus Maastricht UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

20-5-2022

Marloes Wondergem

KNO-arts Bergman Clinics

KNO-arts Maurits Kliniek

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

30-5-2022

Willemijn Kolff

Radiotherapeut-oncoloog

- Lid Onderwijscommissie NVRO (onbetaald)
- Lid ESHO Board (onbetaald)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

24-6-2022

Avital Amir

Patholoog Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

24-6-2022

Cathelijn den Hartog-Jorissen

Verpleegkundig specialist AGZ dermatologie Erasmus MC Kanker Instituut

Voorzitter vakgroep verpleegkundig specialisten dermatologie

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

24-5-2022

Harun Jacobs van den Hof

Verpleegkundig specialiste dermatologie Bravis ziekenhuis Bergen op Zoom, Roosendaal en Etten-Leur

- Raad van Advies, HUKAs. Dit betreft een volledig onbetaalde functie

- Commissielid ulcus cruris/dermatologie bij WCS kenniscentrum wondzorg. Commissiewerk is

onbetaald, maar er staat een vergoeding tegenover het geven van scholing/gastlessen.

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

17-5-2022

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiëntvertegenwoordiger in de werkgroep en de opname van een stuk over samen beslissen en patiëntvoorlichting in de algemene inleiding van de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Huidkanker Stichting en Huid Nederland.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Classificatie

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Het volledige implementatieplan is opgenomen in het bijlagedocument.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV, NVKNO, NVRO, NVvP, NIV, VKGN, V&VN en HUKAs. Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

 

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

 

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

 

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

 

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).

Beoordelen van het niveau van het wetenschappelijke bewijs (oude modules)

Bij de EBRO-methode (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling) wordt een andere classificatie voor de beoordeling van de kwaliteit van studies aangehouden (van Everdingen 2004). Hierbij ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgraden en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.

 

Kwaliteit

Interventie

Diagnostisch accuratesse-onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek)

 

 

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Bij het werken volgens de EBRO-methode zijn op basis van de beschikbare literatuur een of meerdere conclusies geformuleerd. Afhankelijk van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs is een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusie (van Everdingen 2004).

 

Niveau

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlagen per module).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel Overzicht betrokken partijen (modulaire herziening) 2024). De commentaren zijn  verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.

 

Literatuur

  • Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
  • Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
  • Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]
  • Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
  • Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
Volgende:
Conventionele chirurgische excisie BCC