Tijdspad neonatale diagnostiek en interventie
Uitgangsvraag
Hoe moet het tijdspad van neonatale diagnostiek en zo nodig audiologische zorg eruitzien om het risico op achterstanden in spraak-taal en algehele ontwikkeling te beperken?
Aanbeveling
Realiseer u dat de literatuur duidelijke aanwijzingen geeft dat tijdige diagnostiek en interventie zorgt voor optimale ontwikkeling van kinderen met een gehoorverlies.
Zorg bij kinderen die uitvallen op de NGS voor een accurate diagnose (aard en mate gehoorverlies) en een plan van aanpak binnen de à terme leeftijd van 3 maanden en start, indien nodig, zo snel mogelijk met een passende interventie tenminste binnen de à terme leeftijd van 6 maanden (de 1-3-6 regel).
Streef indien de termijnen van 3 en 6 maanden structureel voor het merendeel van de kinderen worden gehaald, naar een accurate diagnose (aard en mate gehoorverlies) en plan van aanpak binnen à terme leeftijd van 2 maanden en start, indien nodig, met een passende interventie binnen de termijn van 3 maanden (de 1-2-3 regel).
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Wanneer er sprake is van een bilateraal (perceptief) gehoorverlies is er een verhoogd risico op achterstanden in de spraak- en taalontwikkeling. Zoals wordt beschreven in de richtlijn Audiologische zorg 4 - 18 jaar (Richtlijn Audiologische zorg voor slechthorende kinderen 4-18 jaar, 2021) zijn verschillende factoren van invloed op de spraak- en taalontwikkeling. Een belangrijke factor is de leeftijd waarop gestart wordt met passende interventies (zoals hoorrevalidatie en vroegbehandeling). Bij kinderen 0-4 jaar geldt dat het overgrote deel van de slechthorende kinderen gevonden wordt na uitval op de neonatale gehoorscreening. Met het oog op tijdig starten met audiologische zorg is het belangrijk om na te gaan hoe het tijdspad van gehoordiagnostiek en passende interventie(s) eruit zou moeten zien om het risico op achterstanden in spraak, taal en algehele ontwikkeling te beperken. Het traject na uitval op de neonatale screening bestaat achtereenvolgens uit het vaststellen van de diagnose en het zo nodig opstarten van audiologische zorg (i.e. passende interventie).
Voor deze module is een systematische literatuursearch uitgevoerd. Er zijn vier artikelen gevonden die voldoen aan de PICO en zijn geïncludeerd (Ching, 2020; Meinzen-Derr, 2020; Meinzen-Derr, 2022; Vohr, 2008). De cruciale uitkomstmaat was ontwikkeling (inclusief taalontwikkeling, spraakverstaan, auditieve ontwikkeling en auditieve discriminatie). Ching (2020) heeft o.a. gekeken naar de invloed van een interventie met hoortoestellen, waar Meinzen-Derr (2020 & 2022) en Vohr (2008) met name de invloed van vroegbehandeling hebben onderzocht. Alle vier de geïncludeerde studies hebben dezelfde richting van resultaten, namelijk dat eerdere interventie leidt tot betere (taal)ontwikkeling. Door de heterogeniteit in de populatie en in de definitie van de uitkomstmaten was het niet mogelijk de studies te poolen.
Studiegegevens ter beoordeling van de optimale tijdlijn voor screening, diagnostiek en start van interventie bij kinderen van 0-4 jaar met gehoorverlies waren beperkt tot 30-385 deelnemers per studie. Alle drie de observationele onderzoeken suggereren dat vroege interventie klinisch relevante verbeteringen oplevert in taalontwikkeling, maar beoordeelden geen andere uitkomsten die door de werkgroep als cruciaal werden beschouwd (d.w.z. spraakperceptie, auditieve ontwikkeling, auditieve discriminatie). Daarom is een algemene beoordeling van de vraag of vroege interventie het risico op ontwikkelingsachterstand minimaliseert, onvolledig. Bovendien moeten bevindingen met betrekking tot taalontwikkeling, waar betere resultaten werden gevonden door vroege interventie, en die de klinische praktijk volgen (waar interventie zo snel mogelijk wordt aangeboden), met de nodige voorzichtigheid worden bekeken. De onderzoeksvraag is vanuit ethisch oogpunt moeilijk te beantwoorden door middel van randomisatie en dergelijke onderzoeken zijn waarschijnlijk om die reden niet gevonden. Instrumentele variabele analyse waarbij ziekenhuizen die de vroege interventie nauwgezet volgen, worden vergeleken met ziekenhuizen die een later tijdstip van interventie hanteren, zouden een deel van dit probleem van vertekening/bias kunnen oplossen, maar dergelijke studies werden ook niet gevonden.
De uiteindelijke GRADE voor de uitkomstmaat (taal)ontwikkeling is uitgekomen op laag. Omdat in deze situatie de confounding het gevonden effect alleen verder afzwakt, is er besloten niet af te waarderen voor confounding. Zonder confounding zou het effect namelijk mogelijk hoger en sterker zijn, aangezien mogelijke confounding hier zit in de mate van gehoorverlies van de kinderen. Het is aannemelijk dat kinderen met grotere gehoorverliezen eerder gediagnosticeerd en behandeld worden en dat zij hier meer baat bij hebben dan kinderen met lichte verliezen. Daarnaast geven de studies zelf aan dat, waar mogelijk, er gecorrigeerd is voor confounding.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Deelname aan de neonatale screening en het diagnostische vervolgtraject is op vrijwillige basis. In het geval dat ouders/verzorgers na uitval op de neonatale gehoorscreening en verwijzing naar het Audiologisch Centrum ofwel niet wensen deel te nemen aan vervolgdiagnostiek en eventuele audiologische zorg op het Audiologisch Centrum adviseren wij hierover in gesprek te gaan met ouders. Zie voor handvatten module Begeleiden van ouders.
Kosten (middelenbeslag)
Het tijdig opsporen van slechthorendheid en starten van hoorrevalidatie in de neonatale gehoorzorg stelt een aantal belangrijke voorwaarden om dit te kunnen realiseren. Zo kan het strikt naleven van tijdigheids-criteria invloed hebben op patiëntenstroom/inrichting van het spreekuur. Enerzijds dienen pieken in het aantal verwijzingen opgevangen te kunnen worden (i.e. voldoende ruimte voor gehooronderzoek bij verwezen neonaten) en anderzijds worden ‘gereserveerde’ plekken voor deze zorg, in het geval er minder verwijzingen zijn, mogelijk niet opgevuld. Gezien de korte gewenste doorlooptijd, is het soms noodzakelijk dat deze doelgroep voorrang krijgt op andere groepen. De totale hoeveelheid kinderen per jaar is beperkt tot een paar honderd kinderen per jaar (in 2021 werden 654 kinderen verwezen naar een Audiologisch Centrum na uitval op de neonatale gehoorscreening). Het verlenen van voorrang aan deze groep is wat ons betreft derhalve een verantwoorde keuze. Tevens valt te beredeneren dat het direct opsporen en begeleiden van slechthorendheid opweegt tegen de maatschappelijke kosten van kinderen met onbehandelde slechthorendheid.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De JCIH (The Joint Committee on Infant Hearing) stelt, in een publicatie van 2019, voor deze termijnen verder te verkorten (The Joint Committee on Infant Hearing, 2019). Wij signaleren dat dit een uitdaging wordt gezien het feit dat de indicatoren voor de huidige gehoorscreening niet worden gehaald. Door verkorten van deze streeftermijnen komt de haalbaarheid mogelijk nog verder onder druk te staan. Weliswaar verandert het totaal aan kinderen niet maar zal prioritering van deze zorg noodzakelijk zijn om deze termijnen te halen. Een belangrijke voorwaarde voor het tijdig starten van passende audiologische zorg is daarnaast de toegankelijkheid van audiciens en vroegbehandeling. Om de toegankelijkheid te borgen dienen er goede afspraken gemaakt te worden met audiciens en vroegbehandelingsdiensten in de regio.
In de literatuur wordt gesproken over termijnen van maximaal 1, 3 en 6 maanden, waarbij wordt gerefereerd naar respectievelijk afronding gehoorscreening, diagnose en start passende interventie.
Vanuit de NGS wordt de tijdigheid van de diagnose binnen 3 maanden en start interventie binnen 6 maanden gemonitord. Daarnaast wordt de toegangstijd voor het eerste onderzoek bij het Audiologisch Centrum gemonitord (norm binnen 24 dagen na de laatste screening).
Rationale van de aanbeveling
Er is sprake van een lage graad bewijs met betrekking tot het effect van vroege diagnostiek en interventie (tijdspad 1-3-6 maanden) op de ontwikkeling van onder andere taal en spraak bij slechthorende jonge kinderen/neonaten. Ondanks de lage bewijsgraad, suggereren de gevonden onderzoeken dat vroege interventie klinisch relevante verbeteringen oplevert in taalontwikkeling. Er wordt daarnaast geen bewijs gevonden dat vroeg opstarten van audiologische zorg een negatief effect op de ontwikkeling van het kind kan hebben. Het niet tijdig opstarten van audiologische zorg kan daarentegen grote blijvende/onomkeerbare schade geven aan het ontwikkelende kind (Yoshinago-Itano et al., 1998). Gezien bovengenoemde argumenten wordt geadviseerd ten minste uit te gaan van afronding gehoorscreening binnen 1 maand na geboorte, diagnose en plan van aanpak binnen 3 maanden na geboorte rond te hebben en een passende interventie binnen 6 maanden opgestart te hebben. Tevens wordt geadviseerd zoveel mogelijk aan te sluiten bij de internationale consensus (The Joint Committee on Infant Hearing, 2019) waarbij de termijn van 1-3-6 maanden, voor achtereenvolgens afronding gehoorscreening, diagnose en start audiologische zorg, vervroegd wordt naar 1-2-3 maanden.
Onderbouwing
Achtergrond
Kinderen die uitvallen op de neonatale gehoorscreening (NGS) of met op latere leeftijd (een vermoeden van) gehoorverlies, worden doorverwezen naar een Audiologisch Centrum voor diagnose en interventie. Het draaiboek NGS schrijft voor dat audiologische centra de kinderen binnen drie weken na verwijzing zien voor audiologische diagnostiek. Het streven is om uiterlijk met een à terme leeftijd van 3 maanden de diagnose rond te hebben en bij een à terme leeftijd van 6 maanden met passende interventies (zoals hoorrevalidatie en vroegbehandeling) gestart te zijn (genoemde termijnen in vervolg van deze module hebben betrekking op de à terme leeftijd). Voor kinderen die later verwezen zijn geldt dat zo snel mogelijk na de verwijzing het gehooronderzoek, de diagnose en een passende interventie zal moeten starten.
Uit de monitoring van de NGS (Monitor NGS, 2021) blijkt jaarlijks dat de norm van toegangstijd tot het Audiologisch Centrum van maximaal drie weken na verwijzing niet overal wordt gehaald. Soms liggen hier praktische bezwaren van ouders aan ten grondslag, soms ook logistieke/inhoudelijke redenen van het Audiologisch Centrum. De norm van een tijdige diagnose binnen 3 maanden wordt niet altijd gehaald. Kortom: er is praktijkvariatie binnen de uitvoering van de follow-up van de NGS. Tegelijkertijd is er een trend om het tijdspad nog verder te verkorten. In het geval van congenitale cytomegalievirusinfectie (CMV) is tijdige diagnostiek belangrijk ten einde tijdige antivirale behandeling (voor de leeftijd van 3 maanden) mogelijk te maken. Daarnaast pleit de Joint Committee on Infant Hearing (JCIH, 2019) voor diagnose bij 2 maanden en start interventie bij 3 maanden. Gezien het feit dat de huidige termijnen niet gehaald worden, is vervroegen van deze termijnen een grote uitdaging. Wat is een optimaal en haalbaar tijdspad om het risico op ontwikkelingsachterstanden te verkleinen?
Conclusies / Summary of Findings
Low GRADE |
The evidence suggests that adhering to the 1-3-6 rule might increase global development when compared with not adhering to the 1-3-6 rule in children aged 0-4 years with hearing loss.
Source: Vohr (2008), Meinzen-Derr (2022), Meinzen-Derr (2020), Ching (2020) |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Ching (2020) performed a prospective cohort study using data from the Longitudinal Outcomes of Children with Hearing Impairment (LOCHI) study, to investigate the impact of universal newborn hearing screening and early intervention on language outcomes for children with congenital hearing loss. Children were included if they had mild to profound hearing loss and received hearing aids (HA) or cochlear implants (CI) before the age of 3 years. Patients were screened at 6 and 12 months after hearing aid fitting, and at the age of 3, 5 and 9 years. This paper focusses on outcomes in 5-year-olds. In total, 168 children were included for hearing aids. Outcome of interest was labeled by Ching (2020) as global language score, which was an aggregated score of: total language (measured with Pre-school Language Scale version 4 (PLS-4)), receptive vocabulary score (measured with Peabody Picture Vocabulary Test 4th edition (PPVT-4)), articulation score (measured with Diagnostic Evaluation of Articulation and Phonology (DEAP)), Woodcock Diagnostic Reading Battery (WDRB), non-verbal cognitive ability (measured with Wechsler Nonverbal Scale of Ability (WNV)), PEACH, Child Development Inventory (CDI), and the Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Although Ching (2020) labeled the outcome as global language score, due to the diversity of included scores, the guideline working group labeled the outcome as global development score. The global development score has a normative mean of 100 and a standard deviation (SD) of 15. Standard multiple regression analyses with the global development score as a dependent variable were conducted to determine the effect of exposure to newborn hearing screening and the effect of age at intervention on outcomes respectively, while controlling for a range of potential confounders.
Meinzen-Derr (2020) created a comprehensive longitudinal population-based cohort linking hearing screening and diagnostic data of 1746 infants identified with permanent hearing loss born from January 1, 2008, to December 31, 2014, with early intervention (EI) data and educational records. The aim of the study was to investigate kindergarten readiness in children who are deaf or hard of hearing who received EI. EI was defined by using the national EHDI benchmark of enrollment into EI before the age of 6 months. Children were classified as entering EI early if they enrolled before the age of 6 months and classified as entering EI later if they enrolled at or after the age of 6 months. In total, 385 children were included. Of those, 222 children were in the EI-early group (age (months, IQR): 3.4 (2.4 to 4.3); 118 (53.2%) male) and 163 children were in the EI late group (age (months, IQR): 9.2 (7.5 to 15.4); 85 (52.2%) male). The outcome measure of interest was kindergarten readiness assessment (KRA). The KRA consists of 50 questions designed to address a child’s growth and development in four areas of early learning: 1) social foundations, 2) mathematics, 3) language and literacy, and 4) physical wellbeing and motor development.
Meinzen-Derr (2022) reported on the same longitudinal cohort as Meinzen-Derr (2020) to evaluate the association between age of early intervention (EI) enrollment for DHH children and emergent literacy in preschool. In this article, emergent literacy was measured during preschool using the Get it! Got it! Go! (GGG) assessment. The GGG is composed of three individual indicators in children’s language and literacy development: Picture Naming (measuring expressive language development), Rhyming, and Alliteration (measures of phonological awareness associated with early literacy development).
Vohr (2008) performed a prospective longitudinal cohort study to determine the early language outcomes of children with mild to profound hearing loss, compared with hearing control children, at 12 to 16 months of age and to examine the effects of “very early” enrollment (≤3 months) in early intervention (EI). Of the 31129 infants screened for HL in Rhode Island during the enrollment period, 64 infants were diagnosed as having congenital HL, 720 infants had false-positive results, and 30345 passed the screening test. 33 (52%) of the 64 infants identified as having HL were enrolled in the initial study and were seen at 6 to 10 months; 30 of 33 were seen at 12 to 16 months. All infants were screened with a 2-step protocol that included otoacoustic emission testing followed by automated auditory evoked response testing, with outpatient rescreening in cases of hospital testing failure. All patients who experienced screening failure were referred for comprehensive diagnostic testing, which included auditory brainstem response testing, tympanometry, otoacoustic emission testing, and, by 6 months of age, visual reinforcement audiometry. matches for the infants with confirmed HL were in 2 categories, namely, subjects with false-positive hearing screening results and control subjects with hearing screening pass results. Matches were based on a hierarchical matching procedure using the following characteristics: gender, date of birth (±90 days), hospital of birth, normal nursery versus NICU, maternal education, race/ethnicity, and health insurance. Matching criteria were relaxed when necessary to find sufficient matches. Exceptions were necessary for matching of multiple births. Outcomes of interest include auditory brainstem response testing, tympanometry, otoacoustic emission testing, visual reinforcement audiometry; Family Support Scale, Family Resource Scale, Impact on the Family-Adapted Version G, Parenting Stress Index; MacArthur-Bates Communicative Development Inventory (CDI), Words and Gestures. Multivariate models were built, and additional regression analyses were performed to test the effects of age of enrollment in EI for the children with HL included degree of HL, NICU versus well-infant nursery care, and entry into EI at ≤3 months versus >3 months.
Results
Due to heterogeneity in participants, methods, and results, pooling of data (meta-analysis of data) was not possible.
Ching (2020) reported that overall, ‘global development scores’ were higher when intervention was started earlier, for children with moderate or severe hearing loss. However, the absolute difference between >3 months, >6 months, and >9 months was small and did not exceed the threshold of clinical relevance for moderate hearing loss. For severe hearing loss, there were clinically relevant differences noted, but these latter findings should be interpreted with caution as the comparator group did not specify the outer boundary of timing of intervention (could be several months to years). In addition, none of these findings were adjusted for confounding, which may be due to small numbers especially in the Severe group. However, the results indicate that the benefit of earlier intervention is greater for hearing loss that is more severe.
|
Global development score, % Mean (SD; 95% CI) |
|
|||
Hearing loss |
Intervention ≤3 months |
Comparator >3 months |
Absolute difference, % |
||
Moderate |
91.9 (19.9; 84.9–98.9) |
n=34 |
83.2 (21.9; 78.5–87.8) |
n=87 |
8.7 |
Severe |
84.9 (17.2; 75.3–93.4) |
n=15 |
62.6 (25.3; 53.5–71.7) |
n=32 |
22.3 |
|
≤6 months |
>6 months |
|
||
Moderate |
89.5 (19.1; 84.7–94.4) |
n=62 |
81.5 (23.4; 75.4–87.6) |
n=59 |
8.0 |
Severe |
75.9 (23.4; 66.5–85.4) |
n=26 |
61.9 (25.5; 50.4–73.6) |
n=21 |
14.0 |
|
≤9 months |
>9 months |
|
||
Moderate |
86.9 (22.2; 81.6–92.1) |
n=72 |
83.8 (20.7; 77.8–89.7) |
n=49 |
3.1 |
Severe |
- |
|
- |
|
|
Meinzen-Derr (2020) reported an adjusted odds ratio (n=385) for early EI entry (<6 months) vs late entry (> 6 months) of 2.16 (95% CI: 1.33-3.50) using multiple logistic regression analysis (adjusting for disability diagnosis while in EI; Mother education level; type of insurance; and type of hearing loss). This means that children from early EI entry (<6 months) are 2.16 times more likely to achieve on track language and literacy compared to children with late entry (>6 months). This result did exceed the threshold of clinical relevance and was statistically significant but should be viewed with caution due to potential of confounding by indication (non-randomized study).
Meinzen-Derr (2022) reported that children who enrolled in EI early (<6 months) had higher mean scores (mean, 95% CI) over time compared to children who enrolled later for the emergent literacy assessment domains of picture naming (2.42, (0.47, 4.37), approximately 2.4-word difference), rhyming (1.2, (0.35, 2.06), approximately 1-word difference) and alliteration (0.61, (0.15, 1.07)). These results did not exceed the threshold of clinical relevance.
Vohr (2008) reported that overall, CDI scores were higher for children with hearing loss at EI ≤3 months, compared to >3 months. Results are shown in underlying table. Percentile scores for phrases understood, words produced, words understood, and gestures (early, later and total) all exceeded the threshold of clinical relevance. Please note that numbers were small, findings were not adjusted for confounding and that the study was non-randomized, making that these findings should be interpreted with caution.
Table 1: CDI scores at 12 to 16 months for children with HL in EI at ≤3 or>3 months (from Vohr 2008)
|
≤3 months |
>3 months |
N |
13 |
16 |
Phrases understood |
|
|
Raw score, mean ± SD |
16 ± 9 |
13 ± 7 |
Percentile score, mean ± SD |
41 ± 32 |
19 ± 19 |
<10th percentile, n (%) |
5 (38) |
8 (50) |
Imitation, n (%) |
8 (62) |
7 (44) |
Labeling, n (%) |
4 (31) |
2 (13) |
Words understood |
|
|
Raw score, mean ± SD |
112 ± 95 |
67 ± 67 |
Percentile score, mean ± SD |
41 ± 32 |
16 ± 16 |
<10th percentile, n (%) |
5 (38) |
9 (56) |
Words produced |
|
|
Raw score, mean ± SD |
20 ± 30 |
4 ± 7 |
Percentile score, mean ± SD |
47 ± 31 |
12 ± 13 |
<10th percentile, n (%) |
3 (23) |
10 (63) |
Early gestures |
|
|
Raw score, mean ± SD |
13 ± 3 |
8 ± 5 |
Percentile score, mean ± SD |
60 ± 27 |
17 ± 21 |
<10th percentile, n (%) |
2 (15) |
11 (69) |
Later gestures |
|
|
Raw score, mean ± SD |
15 ± 11 |
11 ± 9 |
Percentile score, mean ± SD |
33 ± 29 |
10 ± 8 |
<10th percentile, n (%) |
4 (31) |
10 (63) |
Total gestures |
|
|
Raw score, mean ± SD |
28 ± 13 |
19 ± 13 |
Percentile score, mean ± SD |
35 ± 30 |
11 ± 9 |
<10th percentile, n (%) |
4 (31) |
11 (69) |
1. Speech (perception)
No studies were found reporting speech perception.
2. Auditory development
No studies were found reporting auditory development.
3. Auditory discrimination
No studies were found reporting auditory discrimination.
Level of evidence of the literature
Summary
The level of evidence (GRADE method) is determined per comparison and outcome measure and is based on results from 4 observational studies and starts at level “low”. Subsequently, the level of evidence was downgraded if there were relevant shortcomings in one of the several GRADE domains: risk of bias, inconsistency, indirectness, imprecision, and publication bias. Observational data evaluating the optimal timeline for screening, diagnostics and start of intervention in children aged 0-4 years with hearing loss were limited to 30-385 participants per study. All observational studies do suggest clinically relevant improvements in language but did not assess other study outcomes that were considered as crucial by the working group (i.e., speech perception, auditory development, auditory discrimination). Therefore, an overall assessment on the question if early intervention (EI) minimizes the risk of delays in development is incomplete. In addition, findings on language development, where better outcomes were found through early intervention, and which follows clinical practice (where intervention is offered as soon as possible), should be viewed with caution. Not only are these results potentially confounded as shown by Vohr [2008], where moderate/profound hearing loss was more often found in infants who were preterm born, stayed at ICU, while these infants were less often offered EI at ≤3 months), they are also non-randomized, riddling outcomes with potential confounding (by indication), immortal time bias and selection bias (Vandenbroucke, 2004). The study question is difficult to answer through randomization from an ethical viewpoint and such studies were likely for that reason not found. Although confounding might be present in the current studies, we did not downgrade the level of evidence since the confounding is only weakening the observed effect. Meaning that the real effect might be even stronger.
The level of evidence regarding the outcome measure language started at GRADE low was not downgraded.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: what is the optimal timeline for screening, diagnostics and start of intervention in children aged 0-4 years with hearing loss to minimize the risk of delays in development?
P: | 0–4-year-old children with hearing loss, selected at the NGS |
I: | Timing other than the 1-3-6 guideline |
C: | Timing following the 1-3-6 guideline |
O: | Development (including but not limited to: language, speech (perception), auditory development, auditory discrimination (measured at older age)) |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered development (including language development, speech (perception), auditory development, and auditory discrimination measured at an older age) as a critical outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies. The working group defined a limit of 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 30-03-2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 575 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review (detailed search strategy, risk of bias assessment, and results of individual comparative studies available), randomised control trial or observational comparative study;
- Research question includes all elements of the PICO;
- Full text available;
- Full text written in English or Dutch.
Twenty-eight studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 24 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and four studies were included.
This guideline is developed for children with hearing loss aided with hearing aids or children with mild hearing loss who need monitoring. Hence, publications describing children who received cochlear implants, were excluded from the literature selection. We are aware of the fact that this might be a limitation for answering the current question. This is because children who are possibly in need of a cochlear implant clearly benefit from timely completion of diagnostics and early rehabilitation with hearing aids. On the other hand, these children are a distinct population due to their large hearing loss and receive a different rehabilitation program which both may influence their outcomes. Because of this we have chosen to exclude this group.
Results
Four studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Ching TYC, Leigh G. Considering the impact of Universal Newborn Hearing Screening and early intervention on language outcomes for children with congenital hearing loss. Hearing Balance Commun. 2020;18(4):215-224. doi: 10.1080/21695717.2020.1846923. Epub 2020 Dec 2. PMID: 34249584; PMCID: PMC8270008.
- Meinzen-Derr J, Altaye M, Grove W, Folger AT, Wiley S. Association of Age of Enrollment in Early Intervention with Emergent Literacy in Children Who Are Deaf or Hard of Hearing. J Dev Behav Pediatr. 2022 Feb-Mar 01;43(2):104-110. doi: 10.1097/DBP.0000000000000976. PMID: 34086635; PMCID: PMC8636537.
- Meinzen-Derr J, Wiley S, Grove W, Altaye M, Gaffney M, Satterfield-Nash A, Folger AT, Peacock G, Boyle C. Kindergarten Readiness in Children Who Are Deaf or Hard of Hearing Who Received Early Intervention. Pediatrics. 2020 Oct;146(4):e20200557. doi: 10.1542/peds.2020-0557. PMID: 32989084; PMCID: PMC8388258.
- Vandenbroucke JP. When are observational studies as credible as randomised trials? Lancet. 2004 May 22;363(9422):1728-31. doi: 10.1016/S0140-6736(04)16261-2. PMID: 15158638.
- Vohr B, Jodoin-Krauzyk J, Tucker R, Johnson MJ, Topol D, Ahlgren M. Early language outcomes of early-identified infants with permanent hearing loss at 12 to 16 months of age. Pediatrics. 2008 Sep;122(3):535-44. doi: 10.1542/peds.2007-2028. PMID: 18762523.
- Richtlijn audiologische zorg voor slechthorende kinderen 4-18 jaar, https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/hoorzorg_voor_slechthorende_kinderen_van_4_tot_18_jaar/startpagina_-_hoorzorg_voor_slechthorende_kinderen_van_4_tot_18_jaar.html.
- Monitor Neonatale gehoorscreening jeugd gezondheidszorg 2021, https://www.pns.nl/sites/default/files/2023-01/2021%20Monitor%20NGS_def.pdf.
- The Joint Committee on Infant Hearing. Year 2019 Position Statement: Principles and Guidelines for Early Hearing Detection and Intervention Programs. The Journal of Early Hearing Detection and Intervention. 2019; 4(2): 1-44. doi: https://doi.org/10.15142/fptk-b748.
- Yoshinaga-Itano C, Sedey AL, Coulter DK, Mehl AL. Language of early- and later-identified children with hearing loss. Pediatrics. 1998 Nov;102(5):1161-71. doi: 10.1542/peds.102.5.1161. PMID: 9794949.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Ching (2020) |
Type of study: prospective study
Setting and country: Australia
Funding and conflicts of interest: No conflicts of interest. ‘’Research reported in this paper was partly supported by the National Institute on Deafness and Other Communication Disorders of the National Institutes of Health under Award 2R01DC008080-11A1.’’ |
Inclusion criteria: - children screened and unscreened in UNHS - children with mild to profound hearing loss - HA or CI at before age of 3
Exclusion criteria: Not mentioned
N total at baseline: 168 Intervention: 88 Control: 80
Screened: n=174 Non-screened: n=47
Important prognostic factors2: Mean age screened: 9.1 (8.9) months non-screened: 19.1 (10.7) months
Groups comparable at baseline? No, but this is not a problem. |
Describe intervention: Hearing aid fitting <6 months |
Describe control: Hearing aid fitting >6 months |
Length of follow-up: At 6 and 12 months after hearing aid fitting. At age of 3, 5 and 9 years. This paper focus on 5 yo.
Loss-to-follow-up: Not mentioned
Incomplete outcome data: Not mentioned
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Global language score: which was calculated by: Pre-school Language Scale version 4 (PLS-4); Peabody Picture Vocabulary Test 4th edition (PPVT-4); Diagnostic Evaluation of Articulation and Phonology (DEAP); Woodcock Diagnostic Reading Battery (WDRB); Wechsler Nonverbal Scale of Ability (WNV); PEACH; Child Development Inventory (CDI); and Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ)
|
|
Meinzen-Derr (2020), Meinzen-Derr (2022) |
Type of study: longitudinal population-based database linking hearing screening
Setting and country: USA
Funding and conflicts of interest: No conflicts of interest. Funded in part by the Disability Research and Dissemination Center through its cooperative agreements U19DD001218 and U01DD001007 from the Centers for Disease Control and Prevention. Contents are solely the responsibility of the authors and do not necessarily represent the official views of the granting agencies. |
Inclusion criteria: described elsewhere
Exclusion criteria: described elsewhere
N total at baseline: 2020 article: 385 I: 222 C: 163
2022 article: 276 I: 154 C: 102
Important prognostic factors2: 2020 article: age (months, IQR): I: 3.4 (2.4 to 4.3) C: 9.2 (7.5 to 15.4)
Sex: I: 118 (53.2%) M C: 85 (52.2%) M
Bilateral: I: 156 (70.3%) C: 130 (79.8%) Severe to profound: I: 69 (31.1%) C: 43 (26.4%)
Groups comparable at baseline? Yes
2022 article: age (months, IQR): I: 3.4 (2.3 to 4.6) C: 9.8 (7.9 to 15.5)
Sex: I: 86 (55.8%) M C: 54 (52.9%) M
Hearing loss: Bilateral: I: 127 (82.5%) C: 95 (93.1%) Severe to profound: I: 55 (35.7%) C: 30 (29.4%) |
Describe intervention: Enrolled in EI Early (<6 months) |
Describe control: Enrolled in EI Later (≥6 months) |
Length of follow-up: Ongoing
Loss-to-follow-up: Not mentioned
Incomplete outcome data: 2020 article: Not mentioned 2022 article: Not mentioned (imputation)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
2020 article: Kindergarten-readiness (mathematics, language and literacy (LL), and physical wellbeing and motor development: EI<6 months: 60.0% on track EI≥6 months: 42.4% on track (Compared to 62.5% all Ohio students).
Multiple logistic regression analysis (K-readiness) Early EI entry aOR: 2.02 (95% CI: 1.18-3.45)
Multiple logistic regression analysis (on track LL) Early EI entry aOR: 2.16 (95% CI: 1.33-3.50)
2022 article:
|
|
Vohr (2008) |
Type of study: prospective longitudinal study
Setting and country: USA
Funding and conflicts of interest: No conflicts of interest. ‘’This work was funded by a cooperative agreement from the Centers for Disease Control and Prevention (grant UR3/CCU120033-01) and the Association of University Centers on Disabilities (grant AUCD-RTOI 2006-06-07-1).’’ |
Inclusion criteria: - screened at NHS - born between October 15, 2002, and January 31, 2005. - English or Spanish speaking
Exclusion criteria: - none mentioned
N total at baseline: 30 Intervention: 13 Control: 16
Important prognostic factors2: age ± SD: not reported
Hearing loss 12 had mild/minimal HL (unilateral HL or bilateral mild HL (≤40 dB in the better ear) 18 had bilateral moderate/profound HL (>40 dB).
Groups comparable at baseline? Yes, assumed |
Describe intervention: Early intervention ≤3 months |
Describe control: Early intervention >3 months |
Length of follow-up:
Loss-to-follow-up: N=3 Reason unknown
Incomplete outcome data: Intervention: 0 Control: 0
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
CDI (see TABLE 4 and TABLE 5)
|
|
Risk of bias table
Author, year |
Selection of participants
Was selection of exposed and non-exposed cohorts drawn from the same population?
|
Exposure
Can we be confident in the assessment of exposure?
|
Outcome of interest
Can we be confident that the outcome of interest was not present at start of study? |
Confounding-assessment
Can we be confident in the assessment of confounding factors?
|
Confounding-analysis
Did the study match exposed and unexposed for all variables that are associated with the outcome of interest or did the statistical analysis adjust for these confounding variables? |
Assessment of outcome
Can we be confident in the assessment of outcome? |
Follow up
Was the follow up of cohorts adequate? In particular, was outcome data complete or imputed? |
Co-interventions
Were co-interventions similar between groups? |
Overall Risk of bias
|
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Low, Some concerns, High |
|
Ching (2020) |
Definitely yes
Reason: all children with HL born in Australia were included. |
Definitely yes
Reason: from a database |
Definitely yes
Reason: Not an issue here |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Definitely yes
Reason: very broad outcome definition, many tests were included |
Probably yes
Reason: no reason to assume otherwise |
No information
|
No concerns
|
Meinzen-Derr (2020) |
Definitely yes
Reason: population based |
Definitely yes
Reason: from a database |
Definitely yes
Reason: Not an issue here |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Probably yes
Reason: no reason to assume otherwise |
Definitely yes
Reason: Missing data was imputed |
No information
|
No concerns
|
Meinzen-Derr (2022) |
Definitely yes
Reason: population based |
Definitely yes
Reason: from a database |
Definitely yes
Reason: Not an issue here |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Probably yes
Reason: no reason to assume otherwise |
Definitely yes
Reason: Missing data was imputed |
No information
|
No concerns
|
Vohr (2008) |
Definitely yes
Reason: population based |
Definitely yes
Reason: from a database |
Definitely yes
Reason: Not an issue here |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Definitely no
Reason: confounding by indication cannot be adjusted. However, this is not an issue since possible confounding is weakening the conclusion |
Probably yes
Reason: no reason to assume otherwise |
Probably yes
Reason: Missing data was imputed |
No information
|
No concerns
|
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Alshawi, Y. A. and Al-Gazlan, N. and Alrawaf, F. and Almuhawas, F. Value of Newborn Hearing Screening on Early Intervention in the Saudi Population and Review of International Records. Cureus. 2019; 11 (10) :e5990 |
wrong outcome (effect of NGS) |
Bubbico, L. and Bianchi Di Castelbianco, F. and Tangucci, M. and Salvinelli, F. Early hearing detection and intervention in children with prelingual deafness, effects on language development. Minerva Pediatrica. 2007; 59 (4) :307-313 |
wrong population (no neonatal screening) |
Çelik, P. and Keseroğlu, K. and Er, S. and Sucaklı, İ A. and Saylam, G. and Yakut, H. İ Early-auditory intervention in children with hearing loss and neurodevelopmental outcomes: Cognitive, motor and language development. Turkish Journal of Pediatrics. 2021; 63 (3) :450-460 |
wrong population (also includes children with CI) |
Cupples, L. and Ching, T. Y. C. and Button, L. and Leigh, G. and Marnane, V. and Whitfield, J. and Gunnourie, M. and Martin, L. Language and speech outcomes of children with hearing loss and additional disabilities: identifying the variables that influence performance at five years of age. International journal of audiology. 2018; 57 :S93-S104 |
wrong population (no neonatal screening) |
Downs, M. E. and Yoshinaga-Itano, C. The efficacy of early identification and intervention for children with hearing impairment. Pediatric Clinics of North America. 1999; 46 (1) :79-87 |
wrong publication type (no research article) |
Faistauer, M. and Silva, A. L. and Dominguez, D. D. O. R. and Bohn, R. and Félix, T. M. and Costa, S. S. D. and Rosito, L. P. S. Does universal newborn hearing screening impact the timing of deafness treatment?. Jornal de Pediatria. 2022; 98 (2) :147-154 |
wrong outcome (effect of NGS) |
Holzinger, D. and Fellinger, J. and Beitel, C. Early onset of family centred intervention predicts language outcomes in children with hearing loss. International Journal of Pediatric Otorhinolaryngology. 2011; 75 (2) :256-260 |
wrong outcome (continuous variable) |
Kasai, N. and Fukushima, K. and Omori, K. and Sugaya, A. and Ojima, T. Effects of early identification and intervention on language development in Japanese children with prelingual severe to profound hearing impairment. Annals of Otology, Rhinology and Laryngology. 2012; 121 (4) :16-20 |
wrong outcome (effect of NGS) |
Nicholson, N. and Rhoades, E. A. and Glade, R. E. Analysis of Health Disparities in the Screening and Diagnosis of Hearing Loss: Early Hearing Detection and Intervention Hearing Screening Follow-Up Survey. American journal of audiology. 2022; 31 (3) :764-788 |
wrong publication type (narrative review) |
Patel, H. and Feldman, M. and Amit, M. and Cummings, C. and Gander, S. and Grueger, B. and Rowan-Legg, A. Universal newborn hearing screening. Paediatrics and Child Health. 2011; 16 (5) :301-305 |
wrong outcome (effect of NGS) |
Poonual, W. and Navacharoen, N. and Kangsanarak, J. and Namwongprom, S. Outcome of early identification and intervention on infants with hearing loss under universal hearing screening program. Journal of the Medical Association of Thailand. 2017; 100 (2) :197-206 |
wrong outcome (effect of NGS) |
Shojaei, E. and Jafari, Z. and Gholami, M. Effect of early intervention on language development in hearing-impaired children. Iranian Journal of Otorhinolaryngology. 2016; 28 (1) :13-21 |
wrong population (no neonatal screening) |
Spivak, L. and Sokol, H. and Auerbach, C. and Gershkovich, S. Newborn hearing screening follow-up: Factors affecting hearing aid fitting by 6 months of age. American Journal of Audiology. 2009; 18 (1) :24-33 |
wrong outcome (loss to follow up) |
Stika, C. J. and Eisenberg, L. S. and Johnson, K. C. and Henning, S. C. and Colson, B. G. and Ganguly, D. H. and DesJardin, J. L. Developmental outcomes of early-identified children who are hard of hearing at 12 to 18months of age. Early Human Development. 2015; 91 (1) :47-55 |
wrong comparison (HL vs. NH) |
Sugaya, A. and Fukushima, K. and Kasai, N. and Kataoka, Y. and Maeda, Y. and Nagayasu, R. and Toida, N. and Ohmori, S. and Fujiyoshi, A. and Taguchi, T. and Omichi, R. and Nishizaki, K. Impact of early intervention on comprehensive language and academic achievement in Japanese hearing-impaired children with cochlear implants. International Journal of Pediatric Otorhinolaryngology. 2015; 79 (12) :2142-2146 |
wrong population (CI users only) |
Verhaert, N. and Willems, M. and Van Kerschaver, E. and Desloovere, C. Impact of early hearing screening and treatment on language development and education level: Evaluation of 6 years of universal newborn hearing screening (ALGO®) in Flanders, Belgium. International Journal of Pediatric Otorhinolaryngology. 2008; 72 (5) :599-608 |
wrong outcome (effect of NGS) |
Vohr, B. and Jodoin-Krauzyk, J. and Tucker, R. and Topol, D. and Johnson, M. J. and Ahlgren, M. and Pierre, L. Expressive vocabulary of children with hearing loss in the first 2 years of life: Impact of early intervention. Journal of Perinatology. 2011; 31 (4) :274-280 |
wrong population (no neonatal screening) |
Watkin, P. and McCann, D. and Law, C. and Mullee, M. and Petrou, S. and Stevenson, J. and Worsfold, S. and Yuen, H. M. and Kennedy, C. Language ability in children with permanent hearing impairment: the influence of early management and family participation. Pediatrics. 2007; 120 (3) :e694-701 |
wrong comparison (HL vs. NH) |
Yoshinaga-Itano C, Manchaiah V, Hunnicutt C. Outcomes of Universal Newborn Screening Programs: Systematic Review. J Clin Med. 2021 Jun 24;10(13):2784. doi: 10.3390/jcm10132784. PMID: 34202909; PMCID: PMC8268039. |
wrong outcome (effect of NGS) |
Yoshinaga-Itano C, Sedey AL, Mason CA, Wiggin M, Chung W. Early Intervention, Parent Talk, and Pragmatic Language in Children With Hearing Loss. Pediatrics. 2020 Nov;146(Suppl 3):S270-S277. doi: 10.1542/peds.2020-0242F. PMID: 33139440; PMCID: PMC8237329. |
wrong population (also includes children with CI) |
Yoshinaga-Itano, C. and Sedey, A. L. and Coulter, D. K. and Mehl, A. L. Language of early- and later-identified children with hearing loss. Pediatrics. 1998; 102 (5) :1161-1171 |
wrong comparison (identification) |
Yoshinaga-Itano, C. Benefits of early intervention for children with hearing loss. Otolaryngologic Clinics of North America. 1999; 32 (6) :1089-1102 |
wrong comparison (identification before or after 6 months) |
Yoshinaga-Itano, C. Early Intervention after Universal Neonatal Hearing Screening: Impact on Outcomes. Mental Retardation and Developmental Disabilities Research Reviews. 2003; 9 (4) :252-266 |
wrong publication type (no research article) |
Zhang, F. H. and Jin, X. M. and Shen, X. M. and Wu, H. The efficacy of early intervention for infants and toddlers with hearing loss. National Medical Journal of China. 2006; 86 (40) :2836-2840 |
wrong language (article in chinese) |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 15-01-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de audiologische zorg voor slechthorende kinderen van 0 tot 4 jaar.
Werkgroep
- Dr. Y.J.W. Simis, voorzitter, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. M.S. Toll, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. Ir. W.J.A. Koopmans, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. J.G. Kleinhuis, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. D.C.P.B.M. Breukels, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. Ir. R.A. Boerboom, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. R.J.H. Ensink, KNO-arts, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied (NVKNO)
- Dr. E. Huysmans, klinisch-linguïst/master in audiologie, Vereniging voor Klinische Linguïstiek (VKL)
- Dr. E. Dirks, psycholoog, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
- M.P. van der Heijden, audiologisch maatschappelijk werker, Landelijk Werkverband Maatschappelijk werkers in de Audiologie (LWMA)
Klankbordgroep
- C.P.W.M. van Daelen-Swinkels, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- Dr. A.S. Smeijers, kinderarts, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
- R. Glijsteen, huisarts, persoonlijke titel
- Dr. Ir. P. Brienesse, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- C. ter Huurne, klinisch fysicus audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- J. Hoogeveen, Federatie van Ouders van Dove Kinderen (FODOK)
- L. Zwemmer, audioloog, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
- B. van Malcot, audioloog, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
Met ondersteuning van
- L.W.M. Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten
- L.H.M. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten
- Dr. N. van der Zwaluw, senior adviseur, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten
- Drs. A.E. Sussenbach, adviseur, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten
- Dr. W. Lijfering, senior adviseur, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Dr. Y.J.W. Simis |
klinisch fysicus -audioloog, Amsterdam UMC |
Extern lid van de klachtencommissie voor medewerkers, MOC 't Kabouterhuis, Amsterdam |
Geen |
Geen restricties |
Ir. M.S. Toll |
klinisch fysicus -audioloog, ErasmusMC |
Lid programmacommissie neonatale gehoorscreening |
Geen |
Geen restricties |
Dr. Ir. W.J.A. Koopmans |
klinisch fysicus -audioloog, Pento |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Ir. J.G. Kleinhuis |
klinisch fysicus -audioloog, Pento |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. D.C.P.B.M. Breukels |
klinisch fysicus -audioloog, MUMC+ |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. Ir. R.A. Boerboom |
klinisch fysicus -audioloog, UMC Utrecht |
Geen |
Extern gefinancierd onderzoek: Evaluating cochlear insertion trauma and hearing preservation after cochlear implantation (CIPRES) |
Restricties t.a.v. aanbevelingen m.b.t. cochleaire implantaten |
Dr. R.J.H. Ensink |
KNO-arts |
lid adviescommissie richtlijnen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. E. Huysmans |
Klinisch linguïst, Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. E. Dirks |
Psycholoog, NSDSK |
Docent ontwikkelingspsychologie universiteit Utrecht (gedetacheerd vanuit NSDSK). Docent postmaster opleiding schoolpsycholoog (betaald 35 uur per jaar). bestuurslid sectie jeugd Nip (vrijwillig) |
Geen |
Geen restricties |
M.P. van der Heijden |
Maatschappelijk werker, Libra |
Bestuurslid LWMA |
Geen |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het perspectief van ouders/verzorgers van patiënten door het uitnodigen van patiëntenfederaties FODOK en FOSS voor de invitational conference. Het verslag hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan FODOK en FOSS en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz (wordt na de commentaarfase ingevuld)
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Tijdspad neonatale diagnostiek en behandeling |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor slechthorende kinderen van 0-4 jaar. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.