CIN, AIS en VAIN - Classificatie CIN
Disclaimer In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden. |
Zie het PDF-bestand 'Classificatie CIN' in de bijlagen.
Onderbouwing
Conclusies
[Castle, 2007 (5), Ismail, 1989 (9), Mittal, 2014 (10)]
Het is aannemelijk dat CIN3-detectie of de vermindering van CIN3 een door internationale experts geaccepteerde robuuste surrogaatmarker is om baarmoederhalskankerpreventieprogramma's op effectiviteit te beoordelen en in te richten.
[Arbyn, 2008 (8), IARC]
Samenvatting literatuur
Klassiek worden de intra-epitheliale cervixafwijkingen ingedeeld in geringe, matige en ernstige dysplasie of CIN1, 2 en 3 [Kurman, 2010 (1)]. Cytonucleaire atypie en mitosen (met name atypische mitosen) worden tezamen gebruikt om de epitheelafwijkingen te graderen. Bij CIN1 beperken deze zich tot de onderste eenderde epitheellaag; CIN2 laat afwijkingen zien tot de onderste tweederde laag en wanneer het gehele epitheel is aangedaan is er sprake van CIN3. Daarbij dient de mate van cytonuclaire atypie toe te nemen van gering tot sterk voor de drie graden.
Deze indeling wordt in Europa en ook in Nederland nog steeds het meest gebruikt [Arbyn, 2010 (2), Bulten, 2011 (3)].
Met name in de VS wordt er de laatste jaren voor gepleit om over te gaan op een indeling in laag- en hooggradige cervixlaesies. Geringe dysplasie (CIN1) is dan laaggradig en matige en ernstige dysplasie zijn hooggradige afwijkingen [Darragh, 2012 (4)]. Argumenten die hiervoor aangedragen worden zijn dat CIN1 een zelflimiterende HPV-infectie is en hooggradige laesies de potentie hebben over te kunnen gaan in cervixcarcinoom. Verder blijkt CIN2 niet goed reproduceerbaar door pathologen [Castle, 2007 (5), Stoler, 200 (6)1]. Bovendien sluit een tweegradige indeling voor cervixafwijkingen in de histologie goed aan bij de eveneens tweegradige Bethesda classificatie (TBS 1989 en 1989) van LSIL en HSIL voor squameuze celafwijkingen van de cervix in het cytologische onderzoek [Darragh, 2012 (4)].
De diagnose van CIN2 is zoals boven gesteld slecht reproduceerbaar. In een recente studie (n = 9630 vrouwen, met uiteindelijk 424 histologie coupes) werd voor CIN2 een geringe reproduceerbaarheid gevonden en voor CIN3 een veel betere (voldoende) reproduceerbaarheid. De overeenkomst voor CIN2 bleek verder sterk te verbeteren als alleen hrHPV-positieve casussen werden beschouwd [Mittal, 2014]. Oudere studies wezen al eerder op de slechte reproduceerbaarheid van CIN2 en niet van CIN3 [Ismail, 1989]. Voor CIN3 werd er tussen acht ervaren pathologen een redelijk goede overeenkomst gevonden en voor CIN1 en CIN2 slechts een geringe reproduceerbaarheid. CIN2 is kennelijk een intermediaire categorie die zowel overgediagnosticeerde CIN1 en ondergediagnosticeerde CIN3 kan omvatten. Bovendien is er meestal weinig overlap tussen CIN1 en CIN3 [Herbert, 2008 (7)].
Wereldwijd en op Europees niveau beschouwen experts de cumulatieve detectie van CIN3 of de vermindering van de incidentie ervan als een zeer geschikte surrogaatmarker om de effectiviteit van nog te ontwikkelen nieuwe cervicale strategieën voor de preventie van cervixcarcinoom te beoordelen [Arbyn, 2008 (8), IARC].
Referenties
- 4 - Darragh TM, Colgan TJ, Cox JT et al. The Lower Anogenital Squamous Terminology Standardization Project for HPV-Associated Lesions: background and consensus recommendations from the College of American Pathologists and the American Society for Colposcopy and Cervical Pathology. Journal of lower genital tract disease. 2012;16(3):205-42 [link]
- 6 - Stoler MH, Schiffman M, Atypical Squamous Cells of Undetermined Significance-Low-grade Squamous Intraepithelial Lesion Triage Study G. Interobserver reproducibility of cervical cytologic and histologic interpretations: realistic estimates from the ASCUS-LSIL Triage Study. JAMA : the journal of the American Medical Association. 2001;285(11):1500-5 [link]
- 10 - Mittal S, Ghosh I, Banerjee D et al. Reproducibility of cervical intraepithelial neoplasia diagnosis on histological review of cervical punch biopsies from a visual inspection with acetic acid and HPV detection-based screening program. International journal of gynaecology and obstetrics: the official organ of the International Federation of Gynaecology and Obstetrics. 2014;126(3):227-31 [link]
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 12-11-2015
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based