Diagnostiek
Uitgangsvraag
Wanneer en welke diagnostiek wordt aanbevolen om de diagnose basaalcelcarcinoom (BCC) te stellen?
Wanneer wordt aanvullende diagnostiek aanbevolen?
Aanbeveling
- Zie de algemene inleiding voor overwegingen omtrent samen beslissen en patiëntvoorlichting.
- Stel bij klinische verdenking de diagnose BCC op basis van dermatoscopische kenmerken; hierbij is bekwaamheid in dermatoscopie vereist (opleiding tot dermatoloog dan wel een meerdaagse, gecertificeerde dermatoscopiecursus).
- Verricht een aanvullende diagnostische test in de volgende gevallen:
- Er is geen dermatoscopische bevestiging bij klinische verdenking op BCC
- Het subtype is belangrijk voor de behandelkeuze
- Lokalisatie in de H-zone
- Aanvullend onderzoek bestaat in principe uit een biopt; bij voor BCC verdachte laesies buiten de H-zone kan ook optische coherentie tomografie-geleide diagnostiek overwogen worden.
- Overweeg een CT en/of MRI te verrichten bij klinische verdenking op ossale betrokkenheid en/of infiltratie in diepere weke delen of bij perineurale uitbreiding van de primaire tumor.
Overwegingen
Kwaliteit van het bewijs
De systematische review van Dinnes et al. (2018a) is van zeer goede kwaliteit. Toch werd de bewijskracht voor accuratesse van dermatoscopie met twee niveaus verlaagd vanwege een hoog risico op bias in de geïncludeerde studies en vanwege grote heterogeniteit in de gevonden sensitiviteit en specificiteit. In de meta-analyse werd dermatoscopie significant accurater bevonden voor het diagnosticeren van BCC dan visuele inspectie alleen (relatieve diagnostische odds ratio 8.2, 95% betrouwbaarheidsinterval 3.5 tot 19.3; P < 0.001). In een hypothetische groep van 1000 voor BCC verdachte laesies (waarvan 170 BCC’s, gebaseerd op de gemiddelde prevalentie in de geïncludeerde studies) betekende dit 24 extra gediagnosticeerde BCC’s bij 166 vals-positieve bevindingen (specificiteit gefixeerd op 80%) of, andersom, bij een sensitiviteit gefixeerd op 80%: 183 onnodige excisies minder bij 34 gemiste BCC’s.
Professioneel perspectief
Diagnostiek
In deze module zijn de effectiviteit van de visuele blik, dermatoscopie, RCM en OCT onderzocht met betrekking tot het stellen van de diagnose en het bepalen van de subtypering. Biopsie wordt over het algemeen gezien als de gouden standaard voor het stellen van de diagnose voorafgaand aan de behandeling. Het is echter belangrijk om op te merken dat de bepaling van het subtype door middel van een biopt matig betrouwbaar is. Omdat BCC’s relatief vaak meerdere groeiwijzen tonen, ontstaat er een grote kans op sampling error. (Kadouch 2016) In de systematic review van vijf studies door Kadouch et al. (2020) werd gezien dat de sensitiviteit voor het bepalen van het subtype varieerde van 61% tot 85% en de specificiteit van 79% tot 88%. Dit komt overeen met de matige accuratesse die wordt gezien in biopten genomen vooraf aan Mohs-chirurgie (Izikson, 2010).
Uitgaande van de review van Dinnes et al. (2018a) zouden tenminste 80% van alle BCC-laesies d.m.v. dermatoscopie gediagnosticeerd kunnen worden met een zekerheid van 99%. Hierbij lijkt bekwaamheid in de dermatoscopie cruciaal (Dinnes, 2018a). Bekwaamheid in dermatoscopie kan volgens de werkgroep bereikt worden door een opleiding tot dermatoloog en/of het volgen van een gecertificeerde (meerdaagse) dermatoscopiecursus. Indien de diagnose BCC dermatoscopisch bevestigd is, het subtype niet uitmaakt voor de behandelkeuze en de laesie buiten de H-zone gelokaliseerd is, kan naar mening van de werkgroep een biopt achterwege blijven en direct worden overgegaan tot therapie. In alle overige gevallen, d.w.z. a) geen dermatoscopisch bewijs maar blijvende klinische en/of dermatoscopische verdenking op een BCC, b) subtype belangrijk voor de therapiekeuze en/of c) lokalisatie in de H-zone, zal een extra diagnostische test nodig zijn.
Een volgens de werkgroep belangrijk OCT-onderzoek werd van het literatuuronderzoek geëxcludeerd, omdat de referentietest niet bestond uit een biopt of een excisie. Adan et al. (2022) voerden een multicentrisch gerandomiseerde non-inferioriteitsstudie uit onder 598 patiënten met een indicatie voor een biopt vanwege verdenking op BCC buiten de H-zone. Zij toonden aan dat OCT-geleide diagnostiek ten opzichte van pathologische beoordeling van een biopt niet tot een inferieur behandelresultaat leidde. Bij ongeveer twee derde van de patiënten kon een huidbiopt achterwege gelaten worden omdat OCT een zekere diagnose gaf. Diagnose met OCT bleek ook goedkoper dan een biopt.
De uitkomsten van deze studie leveren samen met de eerder beschreven resultaten voldoende bewijs om te stellen dat OCT-geleide diagnostiek kan worden toegepast als extra diagnostische test in plaats van histopathologisch onderzoek bij alle voor BCC verdachte laesies buiten de H-zone. Het is daarbij van belang om te vermelden dat toepassing van OCT kostenintensiever is dan dermatoscopie en een bepaalde mate van expertise vereist (van Loo, 2020).
In verhouding tot de hierboven beschreven tests ziet de werkgroep tot op heden geen meerwaarde voor het aanbevelen van RCM als diagnostische test in de reguliere dagelijkse praktijk. Recent onderzoek laat zien dat grootschalige implementatie van RCM in de reguliere klinische praktijk voor de diagnostiek en subtypering van het BCC nog onvoldoende betrouwbaar is (Woliner-van der Weg 2020). Desalniettemin kan RCM in voldoende getrainde handen van meerwaarde zijn in specifieke situaties waarbij het stellen van de diagnose BCC belangrijk is (en in mindere mate de subtypering), zoals bijvoorbeeld bij laesies met een brede differentiaaldiagnose of ter mapping van grote, lastig afgrensbare tumoren.
Aanvullende diagnostiek
Een kleine groep patiënten presenteert zich met een lokaal uitgebreid BCC. Om de invasie in diepere structuren in beeld te brengen kan een CT en/of MRI worden verricht. Om de meest geschikte beeldvorming te bepalen, kan overwogen worden om een radioloog van een MDO te raadplegen.
Aanvaardbaarheid en haalbaarheid
Wanneer de diagnose op basis van de dermatoscopie gesteld kan worden, kan er mogelijk worden afgezien van een diagnostisch biopt. Bij onduidelijke dermatoscopie buiten de H-zone kan OCT een rol spelen als alternatief voor een diagnostisch biopt.
Dit zou de patiënt een extra ingreep besparen en, met oog op de hoge incidentie van het BCC, kostenbesparend kunnen zijn (Adan 2022). Bovendien is de bepaling van het subtype door middel van een biopt matig betrouwbaar (Kadouch 2016).
Overbodig aanvullend onderzoek doen, leidt tot onnodige zorgkosten. Aanvullende diagnostiek dient alleen ingezet te worden binnen bepaalde kaders. De huidige herziening geeft handvatten om het toepassen van aanvullend onderzoek kritisch te beoordelen.
Waarden en voorkeuren patiënten
Het is van belang dat er voldoende informatie wordt gegeven over de, voor de individuele patiënt noodzakelijke diagnostiek. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de hulpvraag van de patiënt. De waarden en voorkeuren van de patiënt hebben daardoor invloed op de uiteindelijke keuze die gezamenlijk met de behandelaar gemaakt zal worden.
In de algemene inleiding van deze richtlijn staat nadere informatie beschreven omtrent samen beslissen en goede patiëntvoorlichting.
Onderbouwing
Achtergrond
Een BCC presenteert zich klinisch meestal als een langzaam groeiende huidlaesie. Afhankelijk van het subtype kan het gaan om een glanzende plaque met teleangiëctastieën, erosie en/of ulceratie of een erythematosquameuze laesie.
Voor de keuze van de behandeling is, naast bevestiging van de diagnose, bepaling van het subtype veelal van belang. De gouden standaard in de diagnostiek van het BCC is histopathologisch onderzoek door middel van een biopsie, voorafgaand aan de behandeling. Echter, ook met visuele inspectie, de dermatoscoop en nieuwe beeldvormende methodes zoals reflectie confocale microscoop (RCM) en optische coherentie tomografie (OCT) kan in sommige gevallen de diagnose gesteld en het subtype bepaald worden. Een BCC kan omliggende structuren ingroeien, maar metastaseert zelden. Aanvullende beeldvormende diagnostiek naar lokale uitbreiding is zelden nodig en standaard screening op metastasen wordt niet zinvol geacht. In bepaalde situaties kan het wel nodig zijn om aanvullend beeldvormend onderzoek te verrichten.
In deze module worden verschillende diagnostische middelen tegen elkaar uitgezet en wordt er uitgeweid over de situaties waarin aanvullend onderzoek een rol heeft. De aanbevelingen geven de zorgverlener praktische handvatten.
Conclusies
De bewijskracht voor accuratesse van visuele inspectie en dermatoscopie werd met twee niveaus verlaagd vanwege een hoog risico op bias in de geïncludeerde studies en grote heterogeniteit in de gevonden sensitiviteit en specificiteit.
De bewijskracht voor accuratesse van confocaal microscopie werd met drie niveaus verlaagd vanwege een hoog risico op bias in de geïncludeerde studies, inconsistentie (hoge heterogeniteit) en vanwege onnauwkeurigheid (brede betrouwbaarheidsintervallen rondom het gevonden resultaat).
De bewijskracht voor accuratesse van optische coherentie tomografie werd met drie niveaus verlaagd vanwege een hoog risico op bias in de geïncludeerde studies, inconsistentie (hoge heterogeniteit) en vanwege onnauwkeurigheid (brede betrouwbaarheidsintervallen rondom het gevonden resultaat).
Laag
|
Uitkomstmaat: accuratesse (t.a.v. diagnosestelling BCC)
Het zou kunnen dat dermatoscopie een meer valide methode is voor het diagnosticeren van BCC dan alleen visuele inspectie.
Dinnes et al. (2018a), Gust et al. (2022) |
Laag
|
Uitkomstmaat: accuratesse (t.a.v. diagnosestelling BCC)
Het zou kunnen dat reflectie confocale microscopie en biopsie vergelijkbare valide methodes zijn voor het diagnosticeren van een BCC. Dinnes et al. (2018b), Woliner–van der Weg (2020), Kadouch (2017), Lupu et al. (2019) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: accuratesse (t.a.v. diagnosestelling BCC)
We zijn onzeker over de diagnostische accuratesse (t.a.v. diagnosestelling BCC) van optische coherentie tomografie
Ferrante di Ruffano (2018), Cheng et al. (2016), Sinx et al. (2020), Gust et al. (2022) |
Laag |
Uitkomstmaat: accuratesse (t.a.v. subtypering BCC)
Het zou kunnen dat reflectie confocale microscopie en biopsie vergelijkbare valide methodes zijn voor het subtyperen van een BCC.
|
Zeer laag |
Uitkomstmaat: accuratesse (t.a.v. subtypering BCC)
We zijn onzeker over de diagnostische accuratesse (t.a.v. subtypering BCC) van optische coherentie tomografie
Ferrante di Ruffano (2018), Cheng et al. (2016), Sinx et al. (2020), Gust et al. (2022) |
Laag |
Uitkomstmaat: patiënttevredenheid
|
Geen GRADE
|
Uitkomstmaat: kosten
Er zijn geen studies gevonden waarin deze uitkomstmaat is onderzocht.
|
Should clinical evaluation by the naked eye be used to diagnose basal cell carcinoma in patients with suspected basal cell carcinoma?
Patient or population: patients with suspected basal cell carcinoma
Setting:
New test: [comparator test] |Cut-off value:
Range of sensitivities:0.77 to 0.87|Range of specificities:0.79 to 0.85
Test result |
Number of results per 1.000 patients tested (95% CI) |
Number of participants |
Certainty of the Evidence (GRADE) |
Prevalence0% Zoals gezien bij |
|||
True positives |
0 to 0 |
7017 |
⨁⨁◯◯ |
False negatives |
0 to 0 |
||
True negatives |
790 to 850 |
7017 |
⨁⨁◯◯ |
False positives |
150 to 210 |
CI: confidence interval
Should a dermascopy be used to diagnose basal cell carcinoma in patients with suspected basal cell carcinoma?
Patient or population: patients with suspected basal cell carcinoma
Setting:
New test: [comparator test] |Cut-off value:
Pooled sensitivity:0.93 (95% CI: -- to --)|Pooled specificity:0.99 (95% CI: -- to --)
Test result |
Number of results per 1.000 patients tested (95% CI) |
Number of participants |
Certainty of the Evidence (GRADE) |
Prevalence0% Zoals gezien bij |
|||
True positives |
0 (0 to 0) |
4683 |
⨁⨁◯◯ |
False negatives |
0 (0 to 0) |
||
True negatives |
990 (0 to 0) |
4683 |
⨁⨁◯◯ |
False positives |
10 (1000 to 1000) |
CI: confidence interval
Should a confocal microscope be used to diagnose basal cell carcinoma in patients with suspected basal cell carcinoma?
Patient or population: patients with suspected basal cell carcinoma
Setting:
New test: [comparator test] |Cut-off value:
Pooled sensitivity:0.76 (95% CI: 0.45 to 0.92)|Pooled specificity:0.95 (95% CI: 0.66 to 0.99)
Test result |
Number of results per 1.000 patients tested (95% CI) |
Number of participants |
Certainty of the Evidence (GRADE) |
Prevalence0% Zoals gezien bij |
|||
True positives |
0 (0 to 0) |
912 |
⨁◯◯◯ |
False negatives |
0 (0 to 0) |
||
True negatives |
950 (660 to 990) |
912 |
⨁◯◯◯ |
False positives |
50 (10 to 340) |
CI: confidence interval
Should optical coherence tomography be used to diagnose basal cell carcinoma in patients with suspected basal cell carcinoma?
Patient or population: patients with suspected basal cell carcinoma
Setting:
New test: [comparator test] |Cut-off value:
Pooled sensitivity:0.95 (95% CI: 0.91 to 0.97)|Pooled specificity:0.77 (95% CI: 0.69 to 0.83)
Test result |
Number of results per 1.000 patients tested (95% CI) |
Number of participants |
Certainty of the Evidence (GRADE) |
Prevalence0% Zoals gezien bij |
|||
True positives |
0 (0 to 0) |
396 |
⨁⨁◯◯ |
False negatives |
0 (0 to 0) |
||
True negatives |
770 (690 to 830) |
396 |
⨁⨁◯◯ |
False positives |
230 (170 to 310) |
Zoeken en selecteren
Uitgangsvraag 1
Om de uitgangsvraag van deze module te beantwoorden is een systematische analyse van de literatuur gedaan. De onderzoeksvraag die hiervoor is onderzocht is PICO-gestructureerd en luidt: Wat is de diagnostische accuratesse van de visuele inspectie, dermatoscoop, RCM en OCT?
Populatie Volwassen patiënten met verdenking op BCC
Interventie Visuele inspectie, dermatoscopie, RCM, OCT
Referentie Biopt of excisie
Outcomes Diagnostische accuratesse, kosten, patiënttevredenheid
Cruciaal:
- Diagnostische accuratesse
Belangrijk:
- Kosten
- Patiënttevredenheid
In- en exclusiecriteria
De literatuur is systematisch geselecteerd op basis van de onderstaande, vooraf gestelde criteria:
- Het gaat om systematische reviews, randomized controlled trials (RCT’s) of observationele studies;
- De patiëntengroep bestaat uit mensen met een verdenking op BCC;
- De indextest bestaat uit de klinische blik, dermatoscoop, confocaal microscoop en/of optische coherentie tomografie;
- De referentietest bestaat uit een biopt of excisie;
- De uitkomstmaten zijn gerapporteerd;
Literatuur is geëxcludeerd wanneer de indextest niet duidelijk gedefinieerd was, wanneer slechts een deel van de deelnemers een biopt hadden gekregen, of wanneer de groep was geselecteerd op uiteindelijke diagnose.
Zoeken naar wetenschappelijk bewijs
Op 31 oktober 2022 is in de databases Embase en Medline gezocht naar wetenschappelijke literatuur. De zoekactie leverde na ontdubbelen 560 resultaten op. De volledige zoekactie is beschreven in bijlage ‘Zoekstrategieën’.
De selectiecriteria zijn toegepast op de referenties verkregen uit de zoekactie. In eerste instantie zijn titel en abstract van de referenties beoordeeld. Hierna werden 45 referenties geïncludeerd voor de beoordeling op basis van de volledige artikeltekst. Na de beoordeling van de volledige tekst zijn zeven studies definitief geïncludeerd voor de literatuuranalyse. In de exclusietabel in bijlage ‘Overzicht geëxcludeerde studies’ is de reden voor exclusie van de overige referenties toegelicht.
Uitgangsvraag 2
Voor de tweede uitgangsvraag is geen systematische literatuuranalyse verricht, omdat de werkgroep verwacht dat daar geen goede gerandomiseerde studies van zijn. Overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op basis van expert opinion. Voor de uitwerking is gebruik gemaakt van ondersteunende literatuur.
Resultaten
Onderstaand is een beschrijving gegeven van de geïncludeerde studies die betrekking hebben op uitgangsvraag 1: “Wanneer en welke diagnostiek wordt aanbevolen om de diagnose BCC te stellen?”. Deze vraag heeft zowel betrekking op de diagnosestelling als de subtypering.
Beschrijving van de studies
De zoekactie identificeerde drie systematische reviews die van toepassing zijn voor de onderzoeksvraag. Aanvullend werden nog twee RCT’s en vier observationele studies geïncludeerd die niet in één van de door ons geïncludeerde systematische reviews waren geïncludeerd.
Dinnes et al. (2018a) voerden een systematische review en meta-analyse uit om de diagnostische accuratesse van visuele inspectie en de dermatoscoop, alleen of in combinatie, te bepalen voor de detectie van BCC’s en huidplaveiselcelcarcinomen (Dinnes, 2018a). Ze maakten daarbij onderscheid tussen face-to-face evaluaties en beeld-gebaseerde evaluaties op afstand. De onderzoekers vonden in totaal 24 relevante studies, waarbij 8805 laesies waren beoordeeld middels visuele inspectie en 6855 laesies met behulp van de dermatoscoop.
Dinnes et al. (2018b) voerden een systematische review en meta-analyse uit om de diagnostische accuratesse van reflectie confocale microscopie te bepalen voor de detectie van BCC, cutaan plaveiselcelcarcinoom en andere vormen van huidkanker, en om deze accuratesse te vergelijken met die van visuele inspectie en/of de dermatoscoop (Dinnes, 2018b). De onderzoekers vonden in totaal 10 studies met 11 cohorten, waarbij in totaal 2037 laesies waren beoordeeld middels confocaal microscopie.
Ferrante di Ruffano et al. (2018) voerden een systematische review en meta-analyse uit om de diagnostische accuratesse van optische coherentie tomografie (OCT) te bepalen voor de detectie van verschillende vormen van huidkanker (Ferrante di Ruffano, 2018). Ze vonden in totaal vijf studies, waarvan er drie (n = 396 laesies) rapporteerden over de aanwezigheid van BCC.
Kadouch et al. (2017) voerden een RCT uit onder 100 patiënten die zich presenteerde met een laesie verdacht voor BCC op basis van visuele inspectie en (in de meeste gevallen) dermatoscopie. Patiënten werden gerandomiseerd in de RCM plus excisie of biopsie plus excisie groep om zowel de diagnose als de subtypering te bepalen.
Woliner–van der Weg et al. (2020) voerden een RCT uit onder 288 patiënten die zich presenteerde met een laesie verdacht voor BCC. Patiënten werden gerandomiseerd in de RCM of biopsie groep. Als referentiestandaard werd alleen een excisie of follow-up geaccepteerd (wanneer er geen BCC werd gediagnosticeerd).
Cheng et al. (2016) voerden een prospectieve cohortstudie uit onder 103 patiënten die zich presenteerden met een laesie verdacht van BCC op basis van visuele inspectie en dermatoscopie (Cheng, 2016). Tijdens de afspraak werden beelden gemaakt voor OCT, gevolgd door een biopsie. De beelden werden allemaal door eenzelfde onderzoeker beoordeeld. In totaal werden er 168 laesies beoordeeld.
Gust et al. (2022) voerden een prospectieve cohortstudie uit onder 154 patiënten met 182 laesies verdacht voor BCC (Gust, 2022). Er werden beelden gemaakt voor zowel dermatoscopie en line-field confocale OCT, welke door twee geblindeerde experts werden beoordeeld. Na het maken van de beelden werd een biopt genomen.
Lupu et al. (2019) voerden een retrospectieve cohortstudie uit onder 87 patiënten met 123 laesies verdacht van BCC op basis van visuele inspectie en dermatoscopie, die beoordeeld werden middels RCM en waarbij nadien excisie en histopathologisch onderzoek plaatsvond. (Lupu, 2019). Alleen patiënten waarvan de gegevens compleet waren, werden geïncludeerd. Er moesten beelden zijn gemaakt met behulp van de Vivascoop 1500 (RCM) en er moest een excisie zijn verricht. De beelden werden beoordeeld door twee experts.
Sinx et al. (2020) voerden een prospectieve cohortstudie uit onder 182 patiënten met 250 laesies met een verdenking op een non-melanoma huidkanker (Sinx, 2020). De patiënten ondergingen visuele inspectie, eventueel aangevuld met dermatoscopie, gevolgd door het maken van een OCT-scan en het nemen van een biopt. Twee geblindeerde onderzoekers beoordeelden de OCT-beelden.
Risk of bias
Alle studies zijn onderzocht op het risico op bias. Hieronder zijn bondig de resultaten beschreven. De volledige beoordeling is beschreven in bijlage X.
De systematische review van Dinnes et al. (2018a) is van zeer goede kwaliteit. Deze review heeft zich op één punt na aan alle AMSTAR 2 criteria gehouden. Het enige dat ontbrak is rapportage over de financiering van de geïncludeerde studies.
De systematische review van Dinnes et al. (2018b) is van goede kwaliteit. Ook hier zijn de meeste AMSTAR 2 criteria opgevolgd. Rapportage over financiering van de geïncludeerde studies ontbrak en in de meta-analyse was niet gekeken naar de invloed van de individuele studiekwaliteit op de gepoolde resultaten.
De systematische review van Ferrante di Ruffano (2018) is van goede kwaliteit. Ook hier zijn de meeste AMSTAR 2 criteria opgevolgd. Rapportage over financiering van de geïncludeerde studies ontbrak en in de meta-analyse was niet gekeken naar de invloed van de individuele studiekwaliteit op de gepoolde resultaten.
De RCT van Kadouch et al. (2017) is van goede kwaliteit. De juiste maatregelen werden ondernomen om selectie bias te voorkomen. Echter waren de pathologen niet geblindeerd voor de uitkomsten van het biopt tijdens het beoordelen van de coupes van de excisie.
De RCT van Woliner-van der Weg et al. (2020) is van redelijk tot goede kwaliteit. Er is sprake van selectiebias doordat de gebruikte gouden standaard niet voor alle soorten BCC’s wordt gebruikt.
De observationele studie van Cheng et al. (2016) is van redelijke kwaliteit. Bij alle patiënten was dezelfde indextest en referentietest toegepast op eenzelfde tijdstip. Het was alleen niet duidelijk of de beoordeling van de indextest geblindeerd heeft plaatsgevonden. Ook is onduidelijk of het sample representatief is voor de doelgroep.
De observationele studie van Gust et al. (2022) is van redelijke kwaliteit. De beoordelaren van de indextest waren geblindeerd en alle patiënten hebben dezelfde indextest en referentietest ondergaan. Het is alleen onduidelijk of het sample representatief is voor de doelgroep.
De retrospectieve studie van Lupu et al. (2019) was van matig slechte kwaliteit. Dit was voornamelijk het resultaat van het retrospectieve design, waarbij een groot aantal patiënten werd geëxcludeerd omdat de indextest of de referentietest niet was uitgevoerd. Dit heeft mogelijk geleid tot een niet representatief sample.
De observationele studie van Sinx et al. (2020) is van redelijke kwaliteit. De beoordelaren van de indextest waren geblindeerd en alle patiënten hebben dezelfde indextest en referentietest ondergaan. Het is alleen onduidelijk of het sample representatief is voor de doelgroep.
Beschrijving van de resultaten
Visuele inspectie
De systematische review en meta-analyse van Dinnes et al. (2018a) vond 8 datasets met in totaal 7017 laesies waaronder 1586 BCC’s waarbij face-to-face visuele inspectie had plaatsgevonden. Vanwege de waargenomen heterogeniteit tussen de geïncludeerde studies zijn de gepresenteerde resultaten geschat op basis van samenvattende ROC-curven (Receiver Operating Characteristic curve) in plaats van de gemiddelde sensitiviteit en specificiteit. De sensitiviteit was 77% bij een vastgestelde specificiteit van 80% en de specificiteit was 79% bij een vastgestelde sensitiviteit van 80% voor het diagnosticeren van BCC. Daarnaast waren er 4 datasets met in totaal 853 laesies waaronder 156 BCC’s waarbij visuele inspectie op basis van vastgelegde beelden plaats vond. Hierbij was de sensitiviteit 87% bij een vastgestelde specificiteit van 80% en de specificiteit was 85% bij een vastgestelde sensitiviteit van 80%.
Dermatoscopie
De systematische review en meta-analyse van Dinnes et al. (2018a) vond 7 datasets met in totaal 4683 laesies waaronder 363 BCC’s waarbij zowel face-to-face visuele inspectie als dermatoscopie had plaatsgevonden. Vanwege de waargenomen heterogeniteit tussen de geïncludeerde studies zijn de gepresenteerde resultaten geschat op basis van samenvattende ROC-curven in plaats van de gemiddelde sensitiviteit en specificiteit. De sensitiviteit was 93% bij een vastgestelde specificiteit van 80% en de specificiteit was 99% bij een vastgestelde sensitiviteit van 80% voor het diagnosticeren van BCC. Daarnaast waren er 9 datasets met in totaal 2271 laesies waaronder 737 BCC’s waarbij visuele inspectie en dermatoscopie op basis van vastgelegde beelden plaats vond. Hierbij was de sensitiviteit 93% bij een vastgestelde specificiteit van 80% en de specificiteit was 96% bij een vastgestelde sensitiviteit van 80%. In een hypothetische groep van 1000 voor BCC verdachte laesies (waarvan 170 BCC’s, gebaseerd op de gemiddelde prevalentie in de geincludeerde studies) betekent dit 24 extra gediagnosticeerde BCC’s bij 166 vals-positieve bevindingen of, andersom: 183 biopten minder bij 34 gemiste BCC’s.
In de observationele studie van Gust et al. (2022) werd dermatoscopie uitgevoerd onder 154 patiënten met een verdenking op een BCC. De onderzoekers vonden een sensitiviteit van 90% en een specificiteit van 86%.
Reflectie confocale microscoop
De systematische review en meta-analyse van Dinnes et al. (2018b) rapporteerde de gepoolde sensitiviteit en specificiteit van de reflectie confocale microscoop voor een groep van alle verdachte laesies en een groep van dubbelzinnige laesies. Voor de groep van alle verdachte laesies werden er in totaal 4 datasets gevonden met 912 laesies waaronder 107 BCC’s. De gepoolde sensitiviteit was 76% (95% BI 45%-92%) en de specificiteit 95% (95% BI 66%-99%) voor het diagnosticeren van BCC. Voor de groep van dubbelzinnige laesies werden er in totaal 3 datasets gevonden met 668 laesies waaronder 148 BCC’s. De gepoolde sensitiviteit was 94% (95% BI 79%-98%) en de specificiteit 85% (95% BI 72%-92%).
In de RCT door Woliner–van der Weg (2020) werden 288 patiënten met een verdenking op een BCC geïncludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd voor RCM of biopsie. De referentiestandaard betrof chirurgische excisie of follow-up. De sensitiviteit met betrekking tot het diagnosticeren van een BCC was voor beide interventies hoog en gelijk aan elkaar (99,0% vs. 99,0%, 95%BI -4.9 tot 4.9, p=1,0). De specificiteit was significant lager voor RCM dan voor een biopsie (respectievelijk 59,1% vs. 100%, 95BI -61,8 tot -22,4, p<0,001).
De sensitiviteit voor het bepalen van een agressief subtype was significant lager bij RCM dan bij biopsie (respectievelijk 33,3% vs. 77,3%, 95%BI -67,1 tot -14,6, p=0,003). De sensitiviteit voor het bepalen van een niet superficieel subtype was gelijkwaardig bij RCM en biopsie (respectievelijk 88,9% en 91,0%, 95%BI -13,0 tot 8,3, p=0,724)
In de RCT door Kadouch et al. (2017a) werden 100 patiënten met een verdenking op een BCC geïncludeerd. Twee dermatologen met minder dan een jaar ervaring met RCM werden een week getraind voor het werken met RCM. De sensitiviteit om de diagnose BCC te stellen was vergelijkbaar voor RCM en biopsie (100% (90,77-100) vs. 93,94% (79,77-99,26)). Echter liet biopsie een hogere specificiteit zien dan RCM (79% (49,20-95,34) versus 38% (8,52-75,51)). Nadien werd de beoordeling ook door twee experts uitgevoerd: RCM liet een sensitiviteit van 100% (85,75-100) zien en een specificiteit van 75% (34,91-96,81).
Er werd ook gekeken naar het identificeren van een agressief subtype van het BCC. Voor RCM werd een accuratesse van 68% gezien en bij biopsie 77%. Nadien werd de beoordeling ook door twee experts uitgevoerd: RCM liet een accuratesse van 50% tot 85% zien.
In de retrospectieve studie van Lupu et al. (2019) werden 87 patiënten met een verdenking op een BCC geïncludeerd. Zij berekenden een sensitiviteit van 97% en een specificiteit van 79% voor het stellen van de diagnose BCC.
Optische coherentie tomografie
De systematische review en meta-analyse van Ferrante di Ruffano et al. (2018) berekende de sensitiviteit en specificiteit van OCT op basis van 3 studies met in totaal 396 laesies waaronder 237 BCC’s. Ze vonden een sensitiviteit van 95% (95% BI 91%-97%) en een specificiteit van 77% (95% BI 69%-83%) voor het diagnosticeren van BCC.
In de observationele studie van Cheng et al. (2016) werd OCT toegepast onder 103 patiënten. De onderzoekers vonden een sensitiviteit van 87% en specificiteit van 80%.
In de observationele studie van Sinx et al. (2020) werd OCT toegepast onder 182 patiënten. Voor het bepalen van de sensitiviteit en specificiteit hielden zij rekening met het vertrouwen van de beoordelaar in de diagnose. Bij een vertrouwensscore van 0 werd de diagnose als zijnde negatief beschouwd. Hierbij werd de berekende sensitiviteit 97% en de specificiteit 48%. Van de 83 histologisch bevestigde BCC’s werden er 81 gedetecteerd doormiddel van visuele inspectie en 79 door OCT. De sensitiviteit voor het aantonen van een nodulair en/of agressief BCC was 87,0% voor visuele inspectie plus dermatoscopie en 88,9% voor OCT (P=1). De specificiteit voor het aantonen van superficieel BCC was 47,8% voor visuele inspectie plus dermatoscopie en 78,3% voor OCT (P= 0,031).
Line-field confocale optische coherentie tomografie
In de observationele studie van Gust et al. (2022) werden 154 patiënten onderzocht middels LC-OCT. De onderzoekers vonden een sensitiviteit van 98% en een specificiteit van 80% voor het diagnosticeren van BCC. Daarnaast vonden ze een sensitiviteit van 77% en een specificiteit van 96% voor het diagnosticeren van verschillende subtypes (superficieel, nodulair en gemengd).
Patiënttevredenheid
In de RCT door Woliner-van der weg (2020) naar de effectiviteit van RCM vs. biopsie werden de patiënttevredenheid en de voorkeuren van de patiënt onderzocht. De patiënttevredenheid was goed en ook zeer vergelijkbaar tussen de RCM en biopsie groep. Patiënten die met beide onderzoeken ervaring hadden, verkozen RCM boven biopsie wanneer ervan uit kon worden gegaan dat de diagnostische accuratesse aan elkaar gelijk was.
Kosteneffectiviteit
Geen van de studies rapporteerde over de kosten van de diagnostische instrumenten.
Referenties
- 1 - a. Dinnes J, Deeks JJ, Chuchu N, et al. Visual inspection and dermoscopy, alone or in combination, for diagnosing keratinocyte skin cancers in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018;12(12). doi: 10.1002/14651858.CD011901.PUB2
- 2 - Adan F, Nelemans PJ, Essers BAB, Brinkhuizen T, Dodemont SRP, Kessels JPHM, Quaedvlieg PJF, Dermont GJ, Winnepenninckx VJL, Abdul Hamid M, Kelleners-Smeets NWJ, Mosterd K. Optical coherence tomography versus punch biopsy for diagnosis of basal cell carcinoma: a multicentre, randomised, non-inferiority trial. Lancet Oncol. 2022 Aug;23(8):1087-1096. doi: 10.1016/S1470-2045(22)00347-3.
- 3 - b. Dinnes J, Deeks JJ, Chuchu N, et al. Reflectance confocal microscopy for diagnosing keratinocyte skin cancers in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018;12(12). doi:10.1002/14651858.CD013191
- 4 - Cheng HM, Lo S, Scolyer R, Meekings A, Carlos G, Guitera P. Accuracy of optical coherence tomography for the diagnosis of superficial basal cell carcinoma: a prospective, consecutive, cohort study of 168 cases. Br J Dermatol. 2016;175(6):1290-1300. doi:10.1111/BJD.14714
- 5 - Ferrante di Ruffano L, Dinnes J, Deeks JJ, et al. Optical coherence tomography for the diagnosis of skin cancer in adults. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2018;2018(12):CD013189. doi:10.1002/14651858.CD013189
- 6 - Gust C, Schuh S, Welzel J, et al. Line-Field Confocal Optical Coherence Tomography Increases the Diagnostic Accuracy and Confidence for Basal Cell Carcinoma in Equivocal Lesions: A Prospective Study. Cancers (Basel). 2022;14(4). doi:10.3390/CANCERS14041082
- 7 - Kadouch, D. J., Leeflang, M. M., Elshot, Y. S., Longo, C., Ulrich, M., van der Wal, A. C., Wolkerstorfer, A., Bekkenk, M. W., & de Rie, M. A. (2017). Diagnostic accuracy of confocal microscopy imaging vs. punch biopsy for diagnosing and subtyping basal cell carcinoma. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV, 31(10), 1641-1648. https://doi.org/10.1111/jdv.14253
- 8 - Lupu M, Popa IM, Voiculescu VM, et al. A Retrospective Study of the Diagnostic Accuracy of In Vivo Reflectance Confocal Microscopy for Basal Cell Carcinoma Diagnosis and Subtyping. J Clin Med. 2019;8(4). doi:10.3390/JCM8040449
- 9 - Sinx KAE, van Loo E, Tonk EHJ, et al. Optical Coherence Tomography for Noninvasive Diagnosis and Subtyping of Basal Cell Carcinoma: A Prospective Cohort Study. J Invest Dermatol. 2020;140(10):1962-1967. doi:10.1016/J.JID.2020.01.034
- 10 - van Loo, E., Sinx, K. A. E., Welzel, J., Schuh, S., Kelleners-Smeets, N. W. J., Mosterd, K., & Nelemans, P. J. (2020). Cumulative Sum Analysis for the Learning Curve of Optical Coherence Tomography Assisted Diagnosis of Basal Cell Carcinoma. Acta dermato-venereologica, 100(19), adv00343. https://doi.org/10.2340/00015555-3696
- 11 - Woliner-van der Weg, W., Peppelman, M., Elshot, Y. S., Visch, M. B., Crijns, M. B., Alkemade, H. A. C., Bronkhorst, E. M., Adang, E., Amir, A., Gerritsen, M. J. P., van Erp, P. E. J., & Lubeek, S. F. K. (2021). Biopsy outperforms reflectance confocal microscopy in diagnosing and subtyping basal cell carcinoma: results and experiences from a randomized controlled multicentre trial. The British journal of dermatology, 184(4), 663-671. https://doi.org/10.1111/bjd.19381
Evidence tabellen
Risico op bias analyse
Author, publication year: Dinnes, 2018a
|
||
Item |
Yes, partial yes or no |
Explanation |
1. Did the research questions and inclusion criteria for the review include the components of PICO?
|
Yes |
|
2. Did the report of the review contain an explicit statement that the review methods were established prior to the conduct of the review and did the report justify any significant deviations from the protocol?
|
Yes |
|
3. Did the review authors explain their selection of the study designs for inclusion in the review?
|
Yes |
|
4. Did the review authors use a comprehensive literature search strategy?
|
Partial yes |
Don’t mention consulting experts |
5. Did the review authors perform study selection in duplicate?
|
Yes |
|
6. Did the review authors perform data extraction in duplicate?
|
Yes |
|
7. Did the review authors provide a list of excluded studies and justify the exclusions?
|
Yes |
|
8. Did the review authors describe the included studies in adequate detail?
|
Yes |
|
9. Did the review authors use a satisfactory technique for assessing the risk of bias (RoB) in individual studies that were included in the review?
|
Yes |
|
10. Did the review authors report on the sources of funding for the studies included in the review?
|
No |
|
11. If meta-analysis was performed did the review authors use appropriate methods for statistical combination of results?
|
Yes |
|
12. If meta-analysis was performed, did the review authors assess the potential impact of RoB in individual studies on the results of the meta-analysis or other evidence synthesis?
|
Yes |
|
13. Did the review authors account for RoB in individual studies when interpreting/ discussing the results of the review?
|
Yes |
|
14. Did the review authors provide a satisfactory explanation for, and discussion of, any heterogeneity observed in the results of the review?
|
Yes |
|
15. If they performed quantitative synthesis did the review authors carry out an adequate investigation of publication bias (small study bias) and discuss its likely impact on the results of the review?
|
Yes |
|
16. Did the review authors report any potential sources of conflict of interest, including any funding they received for conducting the review?
|
Yes |
|
Author, publication year: Dinnes, 2018b
|
||
Item |
Yes, partial yes or no |
Explanation |
1. Did the research questions and inclusion criteria for the review include the components of PICO?
|
Yes |
|
2. Did the report of the review contain an explicit statement that the review methods were established prior to the conduct of the review and did the report justify any significant deviations from the protocol?
|
Yes |
|
3. Did the review authors explain their selection of the study designs for inclusion in the review?
|
Yes |
|
4. Did the review authors use a comprehensive literature search strategy?
|
Partial yes |
Don’t mention consulting experts |
5. Did the review authors perform study selection in duplicate?
|
Yes |
|
6. Did the review authors perform data extraction in duplicate?
|
Yes |
|
7. Did the review authors provide a list of excluded studies and justify the exclusions?
|
Yes |
|
8. Did the review authors describe the included studies in adequate detail?
|
Yes |
|
9. Did the review authors use a satisfactory technique for assessing the risk of bias (RoB) in individual studies that were included in the review?
|
Yes |
|
10. Did the review authors report on the sources of funding for the studies included in the review?
|
No |
|
11. If meta-analysis was performed did the review authors use appropriate methods for statistical combination of results?
|
Yes |
|
12. If meta-analysis was performed, did the review authors assess the potential impact of RoB in individual studies on the results of the meta-analysis or other evidence synthesis?
|
No |
|
13. Did the review authors account for RoB in individual studies when interpreting/ discussing the results of the review?
|
Yes |
|
14. Did the review authors provide a satisfactory explanation for, and discussion of, any heterogeneity observed in the results of the review?
|
Yes |
|
15. If they performed quantitative synthesis did the review authors carry out an adequate investigation of publication bias (small study bias) and discuss its likely impact on the results of the review?
|
No |
|
16. Did the review authors report any potential sources of conflict of interest, including any funding they received for conducting the review?
|
Yes |
|
Author, publication year: Ferrante di Ruffano, 2018
|
||
Item |
Yes, partial yes or no |
Explanation |
1. Did the research questions and inclusion criteria for the review include the components of PICO?
|
Yes |
|
2. Did the report of the review contain an explicit statement that the review methods were established prior to the conduct of the review and did the report justify any significant deviations from the protocol?
|
Yes |
|
3. Did the review authors explain their selection of the study designs for inclusion in the review?
|
Yes |
|
4. Did the review authors use a comprehensive literature search strategy?
|
Partial yes |
Don’t mention consulting experts |
5. Did the review authors perform study selection in duplicate?
|
Yes |
|
6. Did the review authors perform data extraction in duplicate?
|
Yes |
|
7. Did the review authors provide a list of excluded studies and justify the exclusions?
|
Yes |
|
8. Did the review authors describe the included studies in adequate detail?
|
Yes |
|
9. Did the review authors use a satisfactory technique for assessing the risk of bias (RoB) in individual studies that were included in the review?
|
Yes |
|
10. Did the review authors report on the sources of funding for the studies included in the review?
|
No |
|
11. If meta-analysis was performed did the review authors use appropriate methods for statistical combination of results?
|
Yes |
|
12. If meta-analysis was performed, did the review authors assess the potential impact of RoB in individual studies on the results of the meta-analysis or other evidence synthesis?
|
No |
|
13. Did the review authors account for RoB in individual studies when interpreting/ discussing the results of the review?
|
Yes |
|
14. Did the review authors provide a satisfactory explanation for, and discussion of, any heterogeneity observed in the results of the review?
|
N.A. |
Insufficient study numbers to investigate. |
15. If they performed quantitative synthesis did the review authors carry out an adequate investigation of publication bias (small study bias) and discuss its likely impact on the results of the review?
|
No |
|
16. Did the review authors report any potential sources of conflict of interest, including any funding they received for conducting the review?
|
Yes |
|
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Random sequence generation (selection bias)2
(high/unclear/ |
Allocation concealment (selection bias)3
|
Blinding of participants and personnel (performance bias)4,6 All outcomes
(high/unclear/ |
Blinding of outcome assessor (detection bias)5,6 All outcomes
(high/unclear/ |
Incomplete outcome data (attrition bias)7 All outcomes
(high/unclear/ |
Selective reporting (reporting bias)8
(high/unclear/ |
Other bias9
|
Kadouch, 2017 |
Patients were randomized between two test-treatment pathways: diagnosing and subtyping using RCM imaging followed by direct surgical excision (RCM one-stop-shop) or planned excision based upon the histological diagnosis and subtype of punch biopsy (standard care). |
Low |
Low |
Unclear |
Unclear
Assessors were not blinded, but it is unclear how this affects the outcomes. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
- Selection bias (biased allocation to interventions) due to inadequate generation of a randomised sequence. Describe the method used to generate the allocation sequence in sufficient detail to allow an assessment of whether it should produce comparable groups.
- Selection bias (biased allocation to interventions) due to inadequate concealment of allocations prior to assignment. Describe the method used to conceal the allocation sequence in sufficient detail to determine whether intervention allocations could have been foreseen in advance of, or during, enrolment.
- Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules.
- Performance bias due to knowledge of the allocated interventions by participants and personnel during the study. Describe all measures used, if any, to blind study participants and personnel from knowledge of which intervention a participant received. Provide any information relating to whether the intended blinding was effective
- Detection bias due to knowledge of the allocated interventions by outcome assessors. Describe all measures used, if any, to blind outcome assessors from knowledge of which intervention a participant received. Provide any information relating to whether the intended blinding was effective.
- Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient assignment influences the process of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
- Attrition bias due to amount, nature or handling of incomplete outcome data: dropout ≤ 10% low, > 20% high, in between is judged as unclear risk. If for example drop out is 15% and unbalanced then judged as high risk. Describe the completeness of outcome data for each main outcome, including attrition and exclusions from the analysis. State whether attrition and exclusions were reported, the numbers in each intervention group (compared with total randomized participants), reasons for attrition/exclusions where reported, and any re-inclusions in analyses performed by the review authors. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear. Describe if there is bias due to violation of intention to treat analysis: participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.
- Reporting bias due to selective outcome reporting. State how the possibility of selective outcome reporting was examined by the review authors, and what was found. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
- Other bias: State any important concerns about bias not addressed in the other domains in the tool: baseline imbalance in disease severity, co-medication such as use of emollients and information about wash-out period from topical corticosteroid use.
Study: Cheng, 2016 |
A. Risk of Bias |
Yes/ no/ unclear |
Notes |
B. Concern of applicability |
Low/ high/ unclear |
Notes |
1. Patient selection |
Was a consecutive or random sample of patients enrolled? |
Yes |
|
Is there concern that the included patients do not match the review question? |
Unclear |
|
|
Was a case-control design avoided? |
Yes |
|
|||
|
Did the study avoid inappropriate exclusions? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
2. Indextest |
Were the index test results interpreted without knowledge of the results of the reference standard? |
Unclear |
|
Is there concern that the index test, its conduct, or interpretation differ from the review question? |
Low |
|
|
If a threshold was used, was it pre-specified? |
N.A. |
|
|||
|
Risk of Bias: Unclear |
|||||
3. Reference standard |
Is the reference standard likely to correctly classify the target condition? |
Yes |
|
Is there concern that the target condition as defined by the reference standard does not match the review question? |
Low |
|
|
Were the reference standard results interpreted without knowledge of the results of the index test? |
Unclear |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
4. Flow and timing |
Was there an appropriate interval between index test(s) and reference standard? |
Yes |
|
N.a. |
n.a. |
n.a. |
|
Did all patients receive a reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Did patients receive the same reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Were all patients included in the analysis? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
Study: Gust, 2022 |
A. Risk of Bias |
Yes/ no/ unclear |
Notes |
B. Concern of applicability |
Low/ high/ unclear |
Notes |
1. Patient selection |
Was a consecutive or random sample of patients enrolled? |
Yes |
|
Is there concern that the included patients do not match the review question? |
Unclear |
|
|
Was a case-control design avoided? |
Yes |
|
|||
|
Did the study avoid inappropriate exclusions? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
2. Indextest |
Were the index test results interpreted without knowledge of the results of the reference standard? |
Yes |
|
Is there concern that the index test, its conduct, or interpretation differ from the review question? |
Low |
|
|
If a threshold was used, was it pre-specified? |
N.A. |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
3. Reference standard |
Is the reference standard likely to correctly classify the target condition? |
Yes |
|
Is there concern that the target condition as defined by the reference standard does not match the review question? |
Low |
|
|
Were the reference standard results interpreted without knowledge of the results of the index test? |
Unclear |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
4. Flow and timing |
Was there an appropriate interval between index test(s) and reference standard? |
Yes |
|
N.a. |
n.a. |
n.a. |
|
Did all patients receive a reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Did patients receive the same reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Were all patients included in the analysis? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
Study: Lupu, 2019 |
A. Risk of Bias |
Yes/ no/ unclear |
Notes |
B. Concern of applicability |
Low/ high/ unclear |
Notes |
1. Patient selection |
Was a consecutive or random sample of patients enrolled? |
No |
|
Is there concern that the included patients do not match the review question? |
Yes |
|
|
Was a case-control design avoided? |
Yes |
|
|||
|
Did the study avoid inappropriate exclusions? |
Unclear |
|
|||
|
Risk of Bias: High |
|||||
2. Indextest |
Were the index test results interpreted without knowledge of the results of the reference standard? |
Yes |
|
Is there concern that the index test, its conduct, or interpretation differ from the review question? |
No |
|
|
If a threshold was used, was it pre-specified? |
N.A. |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
3. Reference standard |
Is the reference standard likely to correctly classify the target condition? |
Yes |
|
Is there concern that the target condition as defined by the reference standard does not match the review question? |
No |
|
|
Were the reference standard results interpreted without knowledge of the results of the index test? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
4. Flow and timing |
Was there an appropriate interval between index test(s) and reference standard? |
Unclear |
|
N.a. |
n.a. |
n.a. |
|
Did all patients receive a reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Did patients receive the same reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Were all patients included in the analysis? |
No |
|
|||
|
Risk of Bias: High |
Study: |
A. Risk of Bias |
Yes/ no/ unclear |
Notes |
B. Concern of applicability |
Low/ high/ unclear |
Notes |
1. Patient selection |
Was a consecutive or random sample of patients enrolled? |
Yes |
|
Is there concern that the included patients do not match the review question? |
Unclear |
|
|
Was a case-control design avoided? |
Yes |
|
|||
|
Did the study avoid inappropriate exclusions? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
2. Indextest |
Were the index test results interpreted without knowledge of the results of the reference standard? |
Yes |
|
Is there concern that the index test, its conduct, or interpretation differ from the review question? |
Low |
|
|
If a threshold was used, was it pre-specified? |
N.A. |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
3. Reference standard |
Is the reference standard likely to correctly classify the target condition? |
Yes |
|
Is there concern that the target condition as defined by the reference standard does not match the review question? |
Low |
|
|
Were the reference standard results interpreted without knowledge of the results of the index test? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
|||||
4. Flow and timing |
Was there an appropriate interval between index test(s) and reference standard? |
Yes |
|
N.a. |
n.a. |
n.a. |
|
Did all patients receive a reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Did patients receive the same reference standard? |
Yes |
|
|||
|
Were all patients included in the analysis? |
Yes |
|
|||
|
Risk of Bias: Low |
Overzicht van geëxcludeerde studies
Studie |
Reden van exclusie |
Bakis S, Irwig L, Wood G, Wong D. Exfoliative cytology as a diagnostic test for basal cell carcinoma: a meta-analysis. Br J Dermatol. 2004 May;150(5):829-36. doi: 10.1111/j.1365-2133.2004.05716.x. PMID: 15149493.
|
Verkeerde indextest |
Cheng HM, Guitera P. Systematic review of optical coherence tomography usage in the diagnosis and management of basal cell carcinoma. Br J Dermatol. 2015 Dec;173(6):1371-80. doi: 10.1111/bjd.14042. Epub 2015 Oct 27. PMID: 26211438.
|
Overlapt met geïncludeerde SR van Ferrante di Ruffano et al. (2018) |
Chuchu N, Dinnes J, Takwoingi Y, Matin RN, Bayliss SE, Davenport C, Moreau JF, Bassett O, Godfrey K, O'Sullivan C, Walter FM, Motley R, Deeks JJ, Williams HC; Cochrane Skin Cancer Diagnostic Test Accuracy Group. Teledermatology for diagnosing skin cancer in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Dec 4;12(12):CD013193. doi: 10.1002/14651858.CD013193. PMID: 30521686; PMCID: PMC6517019.
|
Verkeerde indextest |
Dinnes J, Bamber J, Chuchu N, Bayliss SE, Takwoingi Y, Davenport C, Godfrey K, O'Sullivan C, Matin RN, Deeks JJ, Williams HC; Cochrane Skin Cancer Diagnostic Test Accuracy Group. High-frequency ultrasound for diagnosing skin cancer in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Dec 4;12(12):CD013188. doi: 10.1002/14651858.CD013188. PMID: 30521683; PMCID: PMC6516989.
|
Verkeerde indextest |
Edwards SJ, Mavranezouli I, Osei-Assibey G, Marceniuk G, Wakefield V, Karner C. VivaScope® 1500 and 3000 systems for detecting and monitoring skin lesions: a systematic review and economic evaluation. Health Technol Assess. 2016 Jul;20(58):1-260. doi: 10.3310/hta20580. PMID: 27483991; PMCID: PMC4983709.
|
Overlapt met geïncludeerde studie van Dinnes et al. (2018b) |
Edwards SJ, Osei-Assibey G, Patalay R, Wakefield V, Karner C. Diagnostic accuracy of reflectance confocal microscopy using VivaScope for detecting and monitoring skin lesions: a systematic review. Clin Exp Dermatol. 2017 Apr;42(3):266-275. doi: 10.1111/ced.13055. Epub 2017 Feb 20. PMID: 28218469.
|
Overlapt met geïncludeerde studie van Dinnes et al. (2018b) |
Ferrante di Ruffano L, Dinnes J, Chuchu N, Bayliss SE, Takwoingi Y, Davenport C, Matin RN, O'Sullivan C, Roskell D, Deeks JJ, Williams HC; Cochrane Skin Cancer Diagnostic Test Accuracy Group. Exfoliative cytology for diagnosing basal cell carcinoma and other skin cancers in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Dec 4;12(12):CD013187. doi: 10.1002/14651858.CD013187. PMID: 30521689; PMCID: PMC6517175.
|
Verkeerde indextest |
Ferrante di Ruffano L, Takwoingi Y, Dinnes J, Chuchu N, Bayliss SE, Davenport C, Matin RN, Godfrey K, O'Sullivan C, Gulati A, Chan SA, Durack A, O'Connell S, Gardiner MD, Bamber J, Deeks JJ, Williams HC; Cochrane Skin Cancer Diagnostic Test Accuracy Group. Computer-assisted diagnosis techniques (dermoscopy and spectroscopy-based) for diagnosing skin cancer in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Dec 4;12(12):CD013186. doi: 10.1002/14651858.CD013186. PMID: 30521691; PMCID: PMC6517147.
|
Verkeerde indextest |
Hussain AA, Themstrup L, Jemec GB. Optical coherence tomography in the diagnosis of basal cell carcinoma. Arch Dermatol Res. 2015 Jan;307(1):1-10. doi: 10.1007/s00403-014-1498-y. Epub 2014 Sep 16. PMID: 25223745.
|
Verkeerde uitkomstmaten |
Jung JM, Cho JY, Lee WJ, Chang SE, Lee MW, Won CH. Emerging Minimally Invasive Technologies for the Detection of Skin Cancer. J Pers Med. 2021 Sep 24;11(10):951. doi: 10.3390/jpm11100951. PMID: 34683091; PMCID: PMC8538732.
|
Verkeerde studie design |
Kadouch DJ, Schram ME, Leeflang MM, Limpens J, Spuls PI, de Rie MA. In vivo confocal microscopy of basal cell carcinoma: a systematic review of diagnostic accuracy. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2015 Oct;29(10):1890-7. doi: 10.1111/jdv.13224. Epub 2015 Aug 19. PMID: 26290493.
|
Overlapt met geïncludeerde studie van Dinnes et al. (2018b) |
Lupu M, Popa IM, Voiculescu VM, Caruntu A, Caruntu C. A Systematic Review and Meta-Analysis of the Accuracy of in VivoReflectance Confocal Microscopy for the Diagnosis of Primary Basal Cell Carcinoma. J Clin Med. 2019 Sep 13;8(9):1462. doi: 10.3390/jcm8091462. PMID: 31540342; PMCID: PMC6780971.
|
Overlapt met geïncludeerde studie van Dinnes et al. (2018b) |
Marka A, Carter JB, Toto E, Hassanpour S. Automated detection of nonmelanoma skin cancer using digital images: a systematic review. BMC Med Imaging. 2019 Feb 28;19(1):21. doi: 10.1186/s12880-019-0307-7. PMID: 30819133; PMCID: PMC6394090.
|
Verkeerde indextest |
Mogensen M, Jemec GB. Diagnosis of nonmelanoma skin cancer/keratinocyte carcinoma: a review of diagnostic accuracy of nonmelanoma skin cancer diagnostic tests and technologies. Dermatol Surg. 2007 Oct;33(10):1158-74. doi: 10.1111/j.1524-4725.2007.33251.x. PMID: 17903149.
|
Verkeerde studie design |
Reddy N, Nguyen BT. The utility of optical coherence tomography for diagnosis of basal cell carcinoma: a quantitative review. Br J Dermatol. 2019 Mar;180(3):475-483. doi: 10.1111/bjd.17201. Epub 2018 Nov 2. PMID: 30216419.
|
Overlapt met geïncludeerde SR van Ferrante di Ruffano et al. (2018) |
Reiter O, Mimouni I, Gdalevich M, Marghoob AA, Levi A, Hodak E, Leshem YA. The diagnostic accuracy of dermoscopy for basal cell carcinoma: A systematic review and meta-analysis. J Am Acad Dermatol. 2019 May;80(5):1380-1388. doi: 10.1016/j.jaad.2018.12.026. Epub 2018 Dec 21. PMID: 30582991.
|
Overlapt met geïncludeerde studie van Dinnes et al. (2018a) |
Sharma AN, Shwe S, Mesinkovska NA. Current state of machine learning for non-melanoma skin cancer. Arch Dermatol Res. 2022 May;314(4):325-327. doi: 10.1007/s00403-021-02236-9. Epub 2021 May 15. PMID: 33991230.
|
Verkeerde studie design |
Wolner ZJ, Yélamos O, Liopyris K, Rogers T, Marchetti MA, Marghoob AA. Enhancing Skin Cancer Diagnosis with Dermoscopy. Dermatol Clin. 2017 Oct;35(4):417-437. doi: 10.1016/j.det.2017.06.003. Epub 2017 Aug 7. PMID: 28886798; PMCID: PMC5659633.
|
Verkeerde studie design |
Alex A, Weingast J, Hofer B, Eibl M, Binder M, Pehamberger H, Drexler W, Povazay B. 3D optical coherence tomography for clinical diagnosis of nonmelanoma skin cancers. Imaging in Medicine. 2011 3(6):653-674.
|
Verkeerde studie design |
Lin MJ, Xie C, Pan Y, Jalilian C, Kelly JW. Dermoscopy improves diagnostic accuracy for clinically amelanotic nodules. Australas J Dermatol. 2019 Feb;60(1):45-49. doi: 10.1111/ajd.12902. Epub 2018 Aug 19. PMID: 30123971.
|
Verkeerde patiëntengroep |
Matteucci P, Pinder R, Magdum A, Stanley P. Accuracy in skin lesion diagnosis and the exclusion of malignancy. J Plast Reconstr Aesthet Surg. 2011 Nov;64(11):1460-5. doi: 10.1016/j.bjps.2011.06.017. Epub 2011 Jul 7. PMID: 21741335.
|
Definitie indextest onduidelijk |
Simic MI, Gajic B, Ogorelica D, Gajinov Z. Diagnostic accuracy of basal cell carcinoma in dermatology setting in Serbia – a single center study. Vojnosanit Pregl. 2022; 79(6):599-604. Doi: https://doi.org/10.2298/VSP201207012I.
|
Definitie indextest onduidelijk |
Sinx KAE, van Loo E, Kelleners-Smeets NWJ, Nelemans PJ, Mosterd K. Detection and subtyping of basal cell carcinoma with optical coherence tomography: a prospective cohort study. Ned Tijds Derm Ven. 2017; 27(0):568-571.
|
Artikel niet vindbaar, mogelijk protocol publicatie |
Yuki A, Takatsuka S, Abe R, Takenouchi T. Diagnostic accuracy of dermoscopy for 934 basal cell carcinomas: A single-center retrospective study. J Dermatol. 2022 Oct 13. doi: 10.1111/1346-8138.16607. Epub ahead of print. PMID: 36229917.
|
Verkeerde patiëntengroep |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 03-06-2024
Laatst geautoriseerd : 03-06-2024
Geplande herbeoordeling : 30-06-2026
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn actinische keratose en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Aanleiding
Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn Basaalcelcarcinoom (BCC) in de periode van 2022-2024 modulair herzien. Er is gekozen voor een gedeeltelijke herziening in de wetenschap dat er nieuwe literatuur beschikbaar is over de volgende onderwerpen: diagnostiek, het basaalcelnaevus syndroom, classificatie, lokale (niet-invasieve) behandeling bij een laag-risico BCC en systemische behandeling. Ook de Leidraad tot keuze van een behandeling werd aangepast zodat deze aansluit op wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor patiënten met een BCC.
De uitgangsvragen van de vorige en huidige herziening staan beschreven onder het volgende hoofdstuk ‘Uitgangsvragen’.
Afbakening onderwerp
Deze richtlijn bevat aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering van de zorg rondom een patiënt met BCC en dient als leidraad voor de dermatoloog en andere betrokken zorgprofessionals.
Definities
Laag- en hoog-risico BCC, lokaal gevorderd BCC, laBCC en mBCC
Voor een uitgebreide toelichting op deze termen wordt verwezen naar de module ‘Classificatie’.
Overige inleidende teksten
Samen beslissen
Het BCC (of basocellulair carcinoom of basalioom) is de meest voorkomende vorm van huidkanker. Ongeveer 1 op de 6 Nederlanders krijgt een BCC in zijn of haar leven. Voor patiënten is het van belang om samen met de behandelaar een afgewogen beslissing te maken over een passend beleid. In de aangescherpte Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) wordt expliciet het ‘samen beslissen’ benoemd. Het is de taak van een behandelaar om de patiënt te informeren over de verschillende behandelopties, ook wanneer daarvoor verwezen moet worden. Dat wil zeggen dat per behandeloptie uitleg wordt gegeven over de procedure en eventuele herstelperiode, de te verwachten duur van de behandeling; het resultaat en de mogelijke complicaties. Daarnaast moet ook de mogelijkheid van afzien van behandeling besproken worden en het te verwachten beloop bij een expectatief beleid.
Voorlichting
Egmond et al. (2019) interviewde 42 patiënten met basaal- of plaveiselcelcarcinoom in verschillende focusgroepen om hun ervaringen en behoeften met betrekking tot de verleende zorg in kaart te brengen. De auteurs concludeerden dat patiënten het belangrijk vinden dat de arts de patiënt serieus neemt, kundig is en informatie verstrekt die afgestemd is op de individuele situatie van de patiënt. Ook werd het belang van een gestructureerde follow-up besproken.
Naar mening van de werkgroep moet de gegeven voorlichting tenminste informatie bevatten over de diagnose, (eventuele) diagnostiek, behandelmogelijkheden, prognose, zelfinspectie van de huid na BCC, follow-up en preventie. Het is belangrijk dat deze informatie aansluit op de individuele patiënt en diens waarden en voorkeuren.
Naast de mondelinge voorlichting door de betrokken behandelaars verdient het aanbeveling om patiënten en hun naasten te wijzen op voorlichtingsmiddelen en informatiebronnen, te weten:
- HUKAS, De Huidkanker Stichting: www.hukas.nl
- www.kanker.nl (betrouwbare informatie over kankersoorten, zo ook basaalcelcarcinoom, gecontroleerd door artsen of andere experts)
- KWF Kankerbestrijding: www.kwfkankerbestrijding.nl
- Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties: www.nfk.nl
- www.nvdv.nl
- Folder Basaalcelcarcinoom - BCC, basalioom, huidkanker
- Folder Herken huidkanker (inclusief zelfonderzoek)
- Folder Zonlicht en de huid
- Standpunt Zon-tijdig beschermen gewoon doen!
- Artikel Veiligheid Zonnebrandmiddelen
- Standpunt Zonnebank-gewoon niet doen!
- www.huidziekten.nl
- Folder Basaalcelcarcinoom
- Verstandig zonnen
- De zon en de huid
- www.thuisarts.nl
- Ik heb basaalcelkanker
- Zon en zonnebrand
Tabel Overzicht betrokken partijen (modulaire herziening) 2024
Overzicht betrokken partijen Basaalcelcarcinoom 2024* |
Zitting neming in werkgroep |
Knelpunten analyse |
Commentaarfase |
Autorisatie |
Opmerkingen |
Wetenschappelijke verenigingen |
|||||
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Keel- Neus- en Oorheelkunde |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Pathologie |
X |
|
X |
X |
|
Nederlandse Internisten Vereniging |
X |
|
X |
X |
|
Vereniging Klinische Genetica Nederland |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie |
|
|
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde |
|
|
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie |
|
|
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie |
X |
|
X |
X |
|
Overige organisaties |
|
|
|
|
|
Integraal Kankercentrum Nederland |
|
|
X |
|
|
Nederlands Huisartsen Genootschap |
|
|
X |
X |
|
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Associatie Physician Assistants |
|
|
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging van Huidtherpeuten |
|
|
X |
X |
|
Patiëntenverenigingen |
|||||
De Huidkanker Stichting |
X |
X |
X |
X |
|
Huid Nederland |
|
|
|
X |
|
Stakeholders |
|||||
Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) |
|
|
X |
|
|
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) |
|
|
|
|
|
Zelfstandige klinieken Nederland (ZKN) |
|
|
|
|
|
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) |
|
|
X |
|
|
Zorginstituut Nederland (ZiN) |
|
|
X |
|
|
Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) |
|
|
|
|
|
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) |
|
|
|
|
|
Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA) |
|
|
|
|
|
*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.
Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.
Financiering
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met BCC.
Doelgroep
De richtlijn is bedoeld voor alle betrokken beroepsgroepen. Voor huisartsen geldt primair de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen, die aansluit op deze MDR.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.
Werkgroepleden – (modulaire herziening) 2024 |
Vereniging |
Nicole Kelleners-Smeets (voorzitter, dermatoloog) |
NVDV |
Satish Lubeek (dermatoloog) |
NVDV |
Marcus Muche (dermatoloog) |
NVDV |
Marloes Wondergem (KNO-arts) |
NVKNO |
Willemijn Kolff (radiotherapeut-oncoloog) |
NVRO |
Avital Amir (patholoog) |
NVvP |
Maureen Aarts (internist-oncoloog) |
NIV |
Kim van Kaam (klinisch geneticus) |
VKGN |
Cathelijn de Hartog-Jorissen (verpleegkundig specialist) |
V&VN |
Harun Jacobs van den Hof (verpleegkundig specialist en patiëntvertegenwoordiger) |
HUKAs |
Ondersteuning werkgroep |
Vereniging |
Annefloor van Enst (directeur NVDV, epidemioloog) |
NVDV |
Carin Smit (arts-onderzoeker) |
NVDV |
Ayla de Waal (arts-onderzoeker) |
NVDV |
Esther van Veen |
NVDV |
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
Werkgroeplid |
Hoofdfunctie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Nicole Kelleners-Smeets (voorzitter) |
Dermatoloog Maastricht UMC |
N.v.t. |
Geen |
Geen |
N.v.t. |
N.v.t. |
Geen |
5-2-2021 |
Satish Lubeek |
Dermatoloog Radboud UMC |
Bestuurslid stichting fonds onderzoek huidziekten |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
25-5-2022 |
Marcus Muche |
Dermatoloog en mede-bestuurder Mohs Klinieken |
Geen |
Aandeelhouder Mohs Klinieken Adviesraad Eucerin, Beiersdorf b.v. |
Geen |
Geen |
Ik zal eerder kennis van de richtlijn hebben dan anderen die niet in de werkgroep zitten. Dit met alle voor- en nadelen. |
Geen |
15-4-2022 |
Maureen Aarts |
Internist-oncoloog Maastricht UMC |
- Bestuurslid Werkgroep Immunotherapie Nederland voor Oncologie – melanoom (onbetaald). - Bestuurslid Werkgroep Immunotherapie Nederland voor Oncologie – nierkanker (onbetaald) - Bestuurslid Tumor focus groep – melanoom (IKNL, onbetaald) - Bestuurslid Prospectief Nederlands Nierkanker Cohort (onbetaald) - Bestuurslid Oncologisch Netwerk Zuid-Oost Nederland – melanoom
- Adviesraad (betaald): BMS, Novartis, AMGEN, MSD, Roche, Ipsen, Pfizer, Eisai, Merck, Sanofi, Astellas |
Geen |
Geen |
Financier: Pfizer |
Geen |
Geen |
10-5-2022 |
Kim van Kaam |
Klinisch geneticus Maastricht UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
20-5-2022 |
Marloes Wondergem |
KNO-arts Bergman Clinics KNO-arts Maurits Kliniek |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
30-5-2022 |
Willemijn Kolff |
Radiotherapeut-oncoloog |
- Lid Onderwijscommissie NVRO (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-6-2022 |
Avital Amir |
Patholoog Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-6-2022 |
Cathelijn den Hartog-Jorissen |
Verpleegkundig specialist AGZ dermatologie Erasmus MC Kanker Instituut |
Voorzitter vakgroep verpleegkundig specialisten dermatologie |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-5-2022 |
Harun Jacobs van den Hof |
Verpleegkundig specialiste dermatologie Bravis ziekenhuis Bergen op Zoom, Roosendaal en Etten-Leur |
- Raad van Advies, HUKAs. Dit betreft een volledig onbetaalde functie - Commissielid ulcus cruris/dermatologie bij WCS kenniscentrum wondzorg. Commissiewerk is onbetaald, maar er staat een vergoeding tegenover het geven van scholing/gastlessen. |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
17-5-2022 |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiëntvertegenwoordiger in de werkgroep en de opname van een stuk over samen beslissen en patiëntvoorlichting in de algemene inleiding van de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Huidkanker Stichting en Huid Nederland.
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst Raming |
Toelichting |
Diagnostiek |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Het volledige implementatieplan is opgenomen in het bijlagedocument.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.
Knelpuntenanalyse
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV, NVKNO, NVRO, NVvP, NIV, VKGN, V&VN en HUKAs. Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog
|
|
Redelijk
|
|
Laag
|
|
Zeer laag
|
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).
Beoordelen van het niveau van het wetenschappelijke bewijs (oude modules)
Bij de EBRO-methode (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling) wordt een andere classificatie voor de beoordeling van de kwaliteit van studies aangehouden (van Everdingen 2004). Hierbij ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgraden en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.
Kwaliteit |
Interventie |
Diagnostisch accuratesse-onderzoek |
Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek) |
|
|
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Bij het werken volgens de EBRO-methode zijn op basis van de beschikbare literatuur een of meerdere conclusies geformuleerd. Afhankelijk van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs is een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusie (van Everdingen 2004).
Niveau |
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg
Indicatorontwikkeling
Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlagen per module).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel Overzicht betrokken partijen (modulaire herziening) 2024). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.
Literatuur
- Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
- Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
- Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]
- Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.