Implementatieplan

Aanbeveling

Tijdspad voor implementatie:
<1 jaar,

1-3 jaar of

>3 jaar

Verwacht effect op kosten

Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad)

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijken voor acties3

Overige opmerkingen

Module Inclusiecriteria screening

Screen prematuren op ROP als zij voldoen aan de volgende criteria:

  • zwangerschapsduur (GA) van <30 weken EN geboortegewicht (BW) <1250 g of
  • zwangerschapsduur (GA) van 30-32 weken EN/OF geboortegewicht (BW) 1250-1500 g EN één of meer van de volgende risicofactoren:
    • Kunstmatige ventilatie
    • Sepsis
    • Necrotiserende enterocolitis (NEC)
    • Cardiotonica vanwege hypotensie
    • Postnatale behandeling met corticosteroïden

Rapporteer de bevindingen van screening terug aan de kinderarts-neonatoloog, verpleging en ouders.

< 1 jaar

Geen

Kennis van nieuwe screeningscriteria bij neonatologen en oogartsen

Onvoldoende communicatie naar neonatologen en oogartsen

Informeren van alle neonatologen en oogartsen door middel van mail en congressen

Alle neonatologen/kinderartsen en oogartsen

 

Module Screeningsschema ROP

Verricht de eerste screening 5 weken (35 – <42 dagen) na de geboorte (PNA) maar niet voor de postconceptieleeftijd (PMA) van 31 weken.

 

Vervolg de controle op de volgende momenten:

Criteria

Frequentie

  • ROP met plus disease wanneer besloten wordt nog niet te behandelen (zie module Behandelcriteria en -opties ROP)

Meer dan 1x per week

  • Avasculair in zone I of posterieure zone II
  • ROP 1 of 2 in zone I, geen plus
  • ROP 2 of 3 in zone II, geen plus
  • ROP in regressie, zone I
  • Fundus onvoldoende te beoordelen

1x per week

  • Avasculair zone II, geen ROP
  • ROP 1 zone II
  • ROP 1 of 2 zone III
  • ROP in regressie, zone II en zone III

1x per 2 weken

Verhoog de screeningsfrequentie indien er sprake is van snel progressieve ROP.

Screen bij ROP die alleen met anti-VEGF behandeld is tenminste tot 65 weken PMA met de hoogste frequentie op leeftijd 45-55 weken PMA (zie module Behandelcriteria en -opties ROP).

 

Bouw de screeningsfrequentie af indien:

  • Bij meerdere vervolgonderzoeken afname ernst ROP te zien is
  • Op de uitgerekende datum geen ROP (PMA 40 weken) ontwikkeld is

 

Beëindig de screening indien één van de volgende criteria bereikt is:

  • Volledige vascularisatie
  • Geen ROP, vaten zone III bereikt (= temporaal avasculair, nasaal vascularisatie voltooid)
  • Duidelijke regressie ROP als uitgerekende datum bereikt is (PMA 40 weken), waarbij er geen sprake mag zijn van plus disease.
  • Bij 45 weken PMA als geen type 1 ROP (stadium 3 in Zone II of ROP in zone I) of ernstiger ROP aanwezig is
  • Duidelijke groei van vaten over de demarcatielijn richting ora serrata
  • Duidelijke regressie van ROP met verandering van de kleur van de wal van roze naar wit

 

Bij uitstel van screening:

  • Bespreek de consequenties met de behandelend arts
  • De behandelend arts/hoofdbehandelaar bespreekt de reden van uitstel en mogelijke consequenties met de ouders

Noteer in dossier de reden voor uitstel en de gemaakte afspraken.

< 1 jaar

Geen

Al bestaand

Geen, onveranderd t.o.v. richtlijn uit 2011

Geen

Screenende oogarts

NEDROP App voor screening nalopen

Module Logistiek rondom ROP screening

Beperk de belasting voor het kind op de dag van ROP screening. Houd rekening met het plannen van andere interventies.

 

Een ervaren zorgverlener assisteert de oogarts zodat tijdens de screening het kind goed gepositioneerd wordt.

 

Zorg voor maximaal comfort tijdens screening, door middel van sucrose, speen, moedermelk en/of inbakeren van het kind.

 

Bespreek met ouders/verzorgers en assisterende zorgverlener hoe optimale efficiëntie bereikt en comfort geboden kan worden, bepaal samen welke maatregelen worden ingezet voor kind en ouders en bespreek de rolverdeling bij uitvoeren van het onderzoek.

 

Monitor de saturatie en hartslag tijdens het onderzoek als dit plaatsvindt tijdens klinische opname en overweeg extra maatregelen voor comfort bij instabiliteit.

Monitor saturatie en hartslag tijdens het onderzoek en overweeg extra maatregelen voor comfort bij instabiliteit.

< 1 jaar

Geen

 Integreren van ‘objective structured assessment of technical skills (OSATS)’ in de beoordelingssystematiek van de opleiding tot oogarts.

Geen, inhoud van aanbeveling onveranderd t.o.v. richtlijn uit 2011

Geen

Screenende oogarts

 

Gebruik bij voorkeur niet-medicamenteuze interventiesvoor optimaal comfort van het kind.

<1 jaar

Geen

N.v.t.

Geen

Geen

N.v.t.

Geen

Maak lokale afspraken over de logistiek voor het regelen van de eerste- en de vervolg screening en het opvangen van acute situaties.

 

Plan direct een nieuwe afspraak als een screeningsonderzoek niet door kan gaan.

 

Leg deze afspraken schriftelijk vast.

< 1 jaar

Geen

Al bestaand

Geen, onveranderd t.o.v. richtlijn uit 2011

Geen

Screenende oogarts

 

Dien vanaf 1 uur voor screening mydriatica toe. Geef beiderzijds 1 druppel tropicamide 0.5% en 1 druppel fenylefrine 2.5%. Herhaal dit na 15 minuten en doe dit in totaal 2 of 3 keer.

 

Informeer de oogarts als de pupil niet wijd wordt bij druppelen.

 

Houd gedurende 2-3 uur na druppelen van mydriatica rekening met meer lichtgevoeligheid.

 

Dien tenminste 30 seconden voor het plaatsen van de ooglidspreider een lokaal anestheticum toe.

< 1 jaar

Geen

Al bestaand

Geen, onveranderd t.o.v. richtlijn uit 2011

Geen

Screenende oogarts

 

Module Behandelcriteria en -opties ROP

Behandel ROP volgens de ETROP-criteria:

Type 1 ROP: behandelindicatie

  • ROP zone I met plus disease
  • ROP 3 zone I met/ of zonder plus disease
  • ROP 3 (posterieure) zone II met plus disease
  • ROP 2 (posterieure) zone II met progressie van of ernstige plus disease

 

Type 2 ROP: Screen strikt volgens schema om overgang naar behandelstadium tijdig te detecteren

  • ROP 1 of 2, zone I zonder plus disease
  • ROP 3 zone II zonder plus disease

 

Overleg tijdig/laagdrempelig met een centrum met ROP expertise wanneer behandeling mogelijk geïndiceerd is.

 

Leg in het geval van ernstige ROP of behandelindicatie de situatie bij voorkeur vast met fundusfoto’s.

<1 jaar

Geen

Hetzelfde gebleven

Geen

Geen

N.v.t.

Geen

Behandel type 1 ROP/A-ROP in Zone I bij voorkeur primair met anti-VEGF.

 

Overweeg behandeling met anti-VEGF, in plaats van laser, bij type 1 ROP in posterieure Zone II, met name wanneer er sprake is van A-ROP, ROP die zeer vroeg ontwikkelt (<35 weken PMA) of wanneer de conditie van de patiënt een laserbehandeling onder narcose niet toelaat.

 

Behandel met laser wanneer er sprake is van type 1 ROP in Zone II.

 

Gebruik voor behandeling met anti-VEGF een voor de doelgroep geregistreerd middel en gebruik de daarvoor ontwikkelde toedieningsmethodiek.

 

Behandel niet met een intra-oculaire injectie als er sprake is van een ooginfectie.

 

Controleer na laserbehandeling binnen 7-10 dagen, daarna afhankelijk van respons iedere 1-3 weken tot ROP in remissie is. Plan 6 maanden na de laatste ROP screening een oogheelkundige controle (zie Stroomschema).

 

Controleer na anti-VEGF behandeling binnen 24-48 uur op tekenen van endophthalmitis, binnen 3-5 dagen het effect op ROP stadium en daarna wekelijks in de eerste maand en, in afbouwende frequentie, elke 2-12 weken gedurende 2 jaar of tot laserbehandeling verricht is, of tot volledige vascularisatie van de retina over 360˚ gerealiseerd is (zie Stroomschema).

 

Laat behandeling met laser of anti-VEGF uitvoeren in een centrum met oogheelkundige, neonatologische en anesthesiologische ervaring bij prematuur geborenen en prematurenretinopathie.

 

Stuur kinderen met een indicatie voor vitrectomie (stadium 4 of 5) en kinderen die progressie van ROP laten zien ondanks primaire behandeling door naar een centrum dat ervaring heeft met vitrectomie bij prematuur geborenen.

 

Zie ook het Stroomschema.

<1 jaar

Niet significant vergeleken met vorige richtlijn

Beschikbaarheid medicatie en toedieningsmateriaal

Theoretische training behandelend oogarts anti VEGF indien geen ervaring bij prematuur

Geen

Beschikbaar maken van medicatie in toedieningsvorm bij prematuren met snelle levering (<48u) in behandelcentra voor ROP

Behandelcentra voor ROP

Geen

Module Invloed van zuurstof op progressie ROP

Houd bij prematuren met gediagnosticeerde ROP zonder pre-plus disease standaard zuurstof saturatiegrenzen aan.

Dit is voor prematuren met een post menstruele leeftijd (PMA) <37 weken een ondergrens tussen de 88 en 90% en een bovengrens tussen de 93 en 95% en voor prematuren met een PMA >37 weken tussen de 92 en 96%.

<1 jaar

Geen

Hetzelfde gebleven

Geen

Geen

N.v.t.

Geen

Overweeg bij patiënten met pre-plus ROP gedurende maximaal 2 weken zuurstof saturatiegrenzen van >95% aan te houden, met name bij patiënten met een verhoogd risico bij anesthesie of transport of met frequente zuurstofsaturatiedalingen.

 

Bepaal de saturatiegrenzen in overleg met de kinderarts-neonatoloog.

 

Herhaal tenminste wekelijks de ROP screening en evalueer het effect van de hogere zuurstof saturatiegrenzen, ook na het staken van deze interventie.

< 1 jaar

Geen

Kennis van nieuwe richtlijn bij neonatologen en oogartsen

Onvoldoende communicatie naar neonatologen en oogartsen

Informeren van alle neonatologen en oogartsen door middel van mail en congressen

Alle neonatologen/kinderartsen en oogartsen

NEDROP app aanpassen!

Module Invloed van Hb op het beloop van ROP

Monitor bij patiënten met pre-plus ROP het Hb.

 

Geef een erythrocytentransfusie op geleide van de geldende richtlijn.

< 1 jaar

geen

Kennis van nieuwe richtlijn bij neonatologen en oogartsen

Onvoldoende communicatie naar neonatologen en oogartsen

Informeren van alle neonatologen en oogartsen door middel van mail en congressen

Alle neonatologen/kinderartsen en oogartsen

NEDROP app aanpassen!

Module Overplaatsing en verwijzing bij ROP

Aandachtspunten bij overplaatsing

  • Bij geboorte: kalenderweek waarin eerste screening plaats moet vinden wordt vastgelegd en bij overplaatsing in brief vermeld.
  • Screening vindt plaats volgens protocol. Na screening dienen de volgende gegevens in het dossier te staan:
    • bij onvolledige vascularisatie zone aangeven
    • bij ROP, stadium, zone en aan- of afwezigheid van (pre)-plus disease
    • vervolg van screening
    • mogelijke behandelindicatie zodat de kinderarts-neonatoloog weet dat het om een hoog risico kind gaat en het neonatale beleid zo nodig aangepast kan worden.
  • Overplaatsing aan de orde en screening nog niet afgerond:
    • Inschatten risico op ROP
    • Kinderarts-neonatoloog overlegt, zo nodig, met de oogarts in eigen ziekenhuis om te bepalen of er voldoende expertise en continuïteit voor de ROP screening aanwezig is bij het ontvangende ziekenhuis?
      • Ja: Overplaatsen
      • Nee: Niet overplaatsen naar dit centrum
  • In de overplaatsingsbrief van de kinderarts-neonatoloog dient specifieke informatie over ROP vastgelegd te zijn: bevindingen van oogheelkundig onderzoek en afspraken over vervolgscreening of vermelding dat screening nog niet heeft plaats gevonden. Het advies is om ook de kalenderweek te vermelden waarin (vervolg)screening moet plaatsvinden.

 

Overplaatsing naar een centrum met meer faciliteiten en/of expertise?*

  • Als beoordeling en/of behandeling in het betreffende centrum niet mogelijk is
  • Als sprake is van onduidelijkheid over stagering en/of beloop
  • Als behandeling noodzakelijk is en in het huidige centrum onvoldoende faciliteiten en/of expertise voor behandeling aanwezig zijn

 

Geadviseerd wordt om regionale afspraken te maken over het overplaatsingsbeleid van prematuren met een verhoogd risico op ROP

 

Toelichting:

Centrum met faciliteiten en/of expertise:

  • Expertise en logistiek voor ROP screening is aanwezig.

De continuïteit van de screening (NB absenties van oogarts, waarneming) is gewaarborgd.

<1 jaar

Geen

Hetzelfde gebleven

Geen

Geen

Nvt

Geen

Module Het informeren van ouders over ROP

Zorg dat ouders volledig geïnformeerd zijn door de kinderarts-neonatoloog of verpleegkundige over de reden en de manier waarop het onderzoek zal plaatsvinden, zodat zij zelf een gewogen beslissing kunnen nemen of zij bij het onderzoek aanwezig willen zijn. Geef daarbij aan dat het onderzoek plaatsvindt met gebruik van een ooglidspreider en dat het kind onderzocht wordt in couveuse, bedje of op een aankleedkussen.

 

Reik ter ondersteuning in de week voorafgaande aan het eerste onderzoek de ROP folder uit aan de ouders of verwijs naar digitale informatie. Vraag na of de informatie gelezen en begrepen is en beantwoord eventuele vragen. Zorg dat in het dossier is gedocumenteerd dat de informatie is verstrekt en wat besproken is.

 

Informeer de ouders over het dag(deel) waarop de screening plaats vindt. Geef daarbij aan dat door onvoorziene omstandigheden, van kind of oogarts, het onderzoek op een ander tijdstip dan gepland plaats kan vinden.

 

Stel de ouders na de screening op de hoogte van de bevindingen. Bij (dreigende) ernstige afwijkingen gebeurt dit door de oogarts. Maak een notitie in het dossier over de inhoud van het gesprek met de ouders.

 

Maak lokale, gedocumenteerde afspraken waarin duidelijk is vastgelegd:

  • Wie de folder en informatie over de screeningen aan ouders vertrekt
  • Waar ouders terecht kunnen met vragen over de screening of over het beloop van de ROP
  • Hoe informatie verstrekt wordt over tijdstip en wijze waarop screening plaatsvindt
  • Hoe de terugkoppeling van de bevindingen van het onderzoek wordt gegeven
  • Wie de verantwoordelijkheid draagt voor de vervolgafspraken van de ROP screening
  • Wie zorg en verantwoordelijkheid draagt voor de oogheelkundige controles op langere termijn.
  • Hoe alle informatie over de verstrekte voorlichting aan ouders, bevindingen van het onderzoek en zonodig behandeling en de vervolgafspraken worden gedocumenteerd.
  • Wie voor informatieoverdracht aan huisarts zorgt.

 

Evalueer regelmatig de informatieverstrekking aan ouders. Bespreek knelpunten die ervaren worden bij ouders en betrokken zorgpersoneel.

 

Zorg dat er voldoende tijd en middelen zijn om ouders goed te informeren en te ondersteunen. Indien er knelpunten zijn over inzet van personeel of middelen bespreek dit dan binnen de betrokken afdelingen.

<1 jaar

Gerelateerd aan ontwikkelen materialen en inzet van personeel

Informatie materiaal geüpdatet en aangepast met behulp van uitkomsten enquête Care4Neo

Persoonlijke mening t.a.v. de screening bij betrokken verpleegkundige en artsen.

Met Care4Neo nieuw informatie materiaal ontwikkelen.

Leden werkgroep informatie/ voorlichtingsmateriaal

(nog afspreken wie)

Alle neonatologen/kinderartsen en oogartsen (praktische implementatie)

OP Congressen uitkomsten van ouderenquête bespreken.

Module Lange termijn follow-up

Plan bij prematuren met een ROP type 1 of stadium 3, die spontaan in regressie is gegaan, of een behandelde ROP een oogheelkundige controle bij de oogarts 6 maanden na het laatste ROP onderzoek.

 

Wijs ouders van prematuren, die geen ROP of een stadium 1 of 2 ROP hebben doorgemaakt, erop dat het belangrijk is om naar de standaard oogheelkundige screeningsmomenten te gaan bij het consultatiebureau, met name de visusscreening bij 3 jaar en 9 maanden.

 

Benadruk het belang van orthoptische en oogheelkundige controles bij premature kinderen die niet de standaard follow-up bij het consultatiebureau volgen.

1-3 jaar

Extra oogheelkundige controles, zorgbudget

Betrokken professionals zijn op de hoogte van deze afspraken

Onvoldoende bewustzijn van deze afspraak

Knelpunten voor plannen oogheelkundige controles op afgesproken termijn

Communicatie tussen 1e lijn en 2e lijn (waar follow-up plaatsvindt)

Informeren neonatologen, kinderartsen en betrokken oogartsen en jeugdartsen (consultatiebureau)

Werkgroep trekkers

Geen


1
Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land m.b.t. de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, etc.

2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.

3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang.