Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

Obstructief slaapapneu (OSA) wordt gekenmerkt door een herhaald optreden van episoden van hogere luchtwegobstructie tijdens de slaap, gewoonlijk geassocieerd met zuurstofsaturatiedaling in het bloed. Tijdens de slaap collabeert de absoluut of relatief te nauwe en/of te slappe bovenste luchtweg waardoor geheel of gedeeltelijke onderbreking van de luchtstroom (apneu/hypopneu) optreedt. Hervatting van de ademhaling is pas weer mogelijk na een wekreactie (arousal) en daarbij optredend herstel van de luchtwegdoorgankelijkheid. De prevalentie van OSA in de algemene bevolking is onbekend. Dit heeft onder meer te maken met de verschillende definities die gehanteerd worden voor OSA. Recent Zwitsers onderzoek vond een prevalentie van OSA (gedefinieerd als AHI ≥15) bij 49,7% van de mannen en 23,4% van de vrouwen in een algemene populatie van personen van middelbare en oudere leeftijd (40 tot 85 jaar) (Heinzer, 2015). De prevalentie van OSA in Nederland wordt geschat tussen de 315.000 tot 500.000 patiënten, wat neerkomt op 2 tot 3% van de Nederlandse bevolking (Long Alliantie Nederland, 2013). Mogelijk is dit onderschat gezien de veel hogere Zwitserse cijfers. OSA betreft meer mannen dan vrouwen, en de kans neemt toe naarmate de leeftijd toeneemt.

 

De gevolgen van OSA zijn met name hypersomnolentie overdag en afname van cognitieve functies leidend tot problemen met betrekking tot beroepsuitoefening en sociale participatie, verminderde kwaliteit van leven en vergrote kans op ongevallen. Daarnaast kan OSA een risicofactor zijn voor hypertensie en cardiovasculaire morbiditeit. Door goede en tijdige diagnostiek en adequate behandeling van OSA kan er een aanzienlijke gezondheidswinst geboekt worden. Goede behandeling zal tevens leiden tot minder uitval van deelname aan het arbeidsproces, verminderde zorgvraag door co-morbiditeit en verminderd risico op verkeersongevallen.

 

De ontwikkeling van de richtlijn Diagnostiek en behandeling van obstructief slaapapneu (OSA) betreft een herziening van de richtlijn daterend uit 2009. De richtlijn uit 2009 is verouderd en er was een update nodig van verschillende modules door het verschijnen van nieuwe evidence. Daarnaast zijn nieuwe behandeltechnieken beschikbaar gekomen en is de oude richtlijn met een aantal modules uitgebreid.

 

Afbakening van de richtlijn

Deze richtlijn is van toepassing op volwassen patiënten met OSA.

 

De richtlijn behandelt niet:

 

De modules van deze richtlijn besteden aandacht aan:

 

De meeste modules uit de richtlijn uit 2009 zijn herzien en komen terug in de nieuwe, gereviseerde modules. Een aantal modules zijn komen te vervallen, te weten:

 

Wat zijn de belangrijkste en voor de patiënt relevante uitkomstmaten?

In de modules is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van een uniforme set van uitkomstmaten:

 

Naast deze uitkomstmaten is onder andere gekeken naar de therapietrouw, complicaties, en, wanneer beschikbaar, de mean disease alleviation (MDA). Er is per module beoordeeld welke bovengenoemde uitkomstmaten van toepassing zijn op de gestelde vraag. Daarnaast zijn er ook per module specifieke uitkomstmaten gedefinieerd.

 

In de richtlijnmodule ''Het concept OSA: actuele inzichten'' wordt uiteengezet dat de huidige definitie van OSA leidt tot onduidelijkheid en dat mogelijk de AHI als primaire uitkomstmaat in de toekomst verlaten wordt.

 

Terminologie

In deze richtlijn is gekozen voor OSA in plaats van OSAS conform de recente internationale literatuur.

 

In de uitgangsvragen is gekozen voor AHI als primaire uitkomstmaat omdat in de literatuur tot op heden AHI gezien wordt als de belangrijkste uitkomstmaat. In de module ''Het concept OSA: actuele inzichten'', wordt uiteengezet dat mogelijk in de toekomst AHI als primaire uitkomstmaat verlaten wordt.

 

Lijst met verklaring van begrippen

Obstructief slaapapneu (OSA)

Een verhoogde AHI (hoger dan een arbitrair vastgesteld afkappunt, meestal 5/u).

 

Klinisch relevant OSA

OSA (een verhoogde AHI) met symptomen en/of co-morbiditeit die veroorzaakt kunnen zijn door deze stoornis (bijvoorbeeld overmatige slaperigheid, arteriële hypertensie). De causale relatie kan worden getoetst door partiële of complete verbetering van de klachten/co-morbiditeit onder effectieve behandeling van OSA.

 

Asymptomatisch OSA

Deze term verwijst naar een verhoogde AHI zonder geassocieerde klachten of co-morbiditeit.

 

Toevallig geassocieerd OSA

Deze term kan gebruikt worden voor patiënten met OSA bij wie geassocieerde klachten of co-morbiditeit onvoldoende verbeteren onder effectief ingestelde therapie. Dit impliceert dat vanuit differentiaal diagnostisch oogpunt moet gezocht worden naar andere oorzaken voor de klachten/co-morbiditeit.

 

Obstructieve slaapapneusyndroom

Een oorzakelijk gerelateerde combinatie van OSA (gedefinieerd als verhoogde AHI) met symptomen en/of co-morbiditeit die suggestief zijn voor deze aandoening. Verbetering van symptomen /co-morbiditeit onder therapie is een belangrijk element in de syndroomdefinitie (zie verder).

 

Diagnostische therapie

Bij aandoeningen die gekenmerkt zijn door aspecifieke klachten en verschijnselen, zoals OSA, is de rol van een therapeutische proef essentieel. Duurzame verbetering van de klachten en/of co-morbiditeit onder effectieve behandeling van OSA is bewijskrachtig voor de causale rol. Uitblijven van respons impliceert de aanwezigheid van andere etiologische factoren.

 

Therapie werkzaamheidsfalen

De therapie sorteert onvoldoende fysiologisch effect: de AHI wordt onvoldoende gereduceerd. Zolang deze conditie aanwezig is kan geen uitspraak worden gedaan over het effect van de betreffende therapie op de klachten en/of co-morbiditeit.

 

Therapie symptoomfalen

De therapie heeft voldoende fysiologisch effect, maar onvoldoende symptomatisch effect. Indien er goede therapietrouw is moet worden besloten dat de symptomen aan andere oorzaken dan OSA moeten worden toegeschreven. Indien er onvoldoende therapietrouw is kan geen uitspraak worden gedaan over het effect van de betreffende therapie op de klachten en/of co-morbiditeit.

 

Indien er sprake is van therapie werkzaamheids- en/of symptoomfalen dient de diagnose heroverwogen te worden voordat over gegaan wordt tot een andere OSA-therapie.

 

Therapie ontrouw

De therapie wordt niet goed of onvoldoende lang toegepast door de patiënt.

 

Therapie intolerantie

De therapie wordt niet goed verdragen op basis van neveneffecten en/of psychische aversie.

 

Indien er sprake is van therapie ontrouw of intolerantie is goede educatie en begeleiding essentieel.

 

Secundair therapiefalen

Dit betekent dat er een recidief optreedt na initieel succes. Een bijzondere situatie is het verdwijnen van een initieel placebo-effect (voorbeeld: CPAP-honeymoon).

 

Niet accepteren CPAP

Patiënt wil de voorgestelde CPAP-behandeling niet ondanks goede voorlichting.

 

Succesvolle therapie

Er sprake is van adequate en duurzame verbetering van de fysiologische en symptomatische parameters bij voldoende therapietrouw.

 

Mean Disease Alleviation (MDA)

Maat voor het daadwerkelijke effect van de behandeling in de praktijk, uit te rekenen door de objectieve therapietrouw te vermenigvuldigen met het objectief gemeten effect van de behandeling op de AHI.