Ziekte van Parkinson

Initiatief: NVN / VRA Aantal modules: 58

Rijgeschiktheid en de ziekte van Parkinson

Uitgangsvraag

Welke voorlichting/informatie geef je aan de patiënt over de invloed van de ziekte van Parkinson op de rijgeschiktheid/ rijvaardigheid?

 

Deze uitgangsvraag bevat de volgende deelvragen:

  1. Welke factoren beïnvloeden bij ziekte van Parkinson de rijvaardigheid?
  2. Hoe kan rijvaardigheid/ rijgeschiktheid bij Parkinson het beste beoordeeld worden?
  3. Hoe kan de rijvaardigheid op peil gehouden worden bij mensen met ziekte van Parkinson?
  4. Wet en regelgeving; autorijden bij Parkinson

Aanbeveling

Bespreek met de patiënt vanaf het moment van diagnose de consequenties van de ziekte en medicatiegebruik (zie ook www.rijveiligmetmedicijnen.nl); https://www.parkinson-vereniging.nl/archief/bericht/2018/03/21/Rij-veilig-met-medicijnen), en de daaruit voortvloeiende medicatie op de rijvaardigheid.

 

Wijs de patiënt vanaf het moment van diagnose op de morele plicht om de aandoening via een gezondheidsverklaring bij het CBR te melden. De verantwoordelijkheid voor deze melding ligt bij de patiënt zelf (gezondheidsverklaring). Op verzoek van patiënt, kan de behandelend arts informatie toevoegen.

 

Er dient minimaal jaarlijks gevraagd te worden naar rijvaardigheid/ rijgeschiktheid tijdens het beloop van de ziekte van Parkinson, vanwege de progressieve aard van de ziekte en de heterogeniteit van symptomen. Vraag daarbij ook naar het optreden van onvoorspelbare off-momenten.

 

Bespreek de mogelijkheden tot onderzoek van de rijvaardigheid/ rijgeschiktheid middels:

  • neurologisch onderzoek van visus, motoriek, sensibiliteit en cognitie;
  • neuropsychologisch onderzoek (cognitie);
  • rijsimulator;
  • rijtesten op de weg met CBR instructeur.

Overwegingen

Welke factoren beïnvloeden bij de ziekte van Parkinson de rijvaardigheid/ rijgeschiktheid ?

Slechte rijprestaties bij de ziekte van Parkinson correleren met motorische , visuele en cognitieve beperkingen. Het rijgedrag van patiënten met de ziekte van Parkinson blijkt op alle niveaus van rijvaardigheid verminderd. De meest voorkomende fouten zijn op tactisch niveau, inclusief koers houden op de weg en wisseling van rijstrook (Jacobs, 2017; Devos, 2015).

 

Volgens CBR deskundigen zijn vooral traagheid en het onvermogen om aandacht te verdelen de oorzaken voor slechte rijprestaties (Huitema, 2015).

 

Progressie van de ziekte, ziekteduur, leeftijd en de aanwezigheid van comorbiditeit, beïnvloeden de rijvaardigheid bij de ziekte van Parkinson. Met name in H&Y stadium 3 en bij aanwezigheid van dementie is er een hoog uitvalspercentage wat betreft rijgeschiktheid (Singh, 2007). De meeste studies rapporteren een verband tussen cognitief functioneren en rijvaardigheid (Huitema, 2015).

 

Bij de ziekte van Parkinson zijn het dus met name stoornissen in aandacht en visuo(constructieve) verwerking die interfereren met de rijgeschiktheid en meer specifiek (verdeelde) aandacht, werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit, tempo van informatieverwerking en visuele functies en visuele verwerkingssnelheid en visuo-constructieve functies.

 

Hoe kan rijvaardigheid bij Parkinson het beste gemeten worden?

Met een nauwkeurig samengestelde neuropsychologische testbatterij, waarin bijvoorbeeld ook reactietijden en UFOV worden gemeten, kunnen uitspraken worden gedaan over de hierboven genoemde stoornissen. Ook ziekte-inzicht, en daarmee samenhangend risicogedrag, zou moeten worden geïnventariseerd in een onderzoek, zeker omdat patiënten met een goed ziekte-inzicht eerder geneigd zullen zijn om op een strategisch niveau te compenseren voor stoornissen waarvoor op operationeel of tactisch niveau niet te compenseren is.

 

Een rijsimulator kan een nuttige screeningstool zijn om de rijprestaties te testen, omdat een testrit op de weg mogelijk onveilig kan zijn. Rijsimulatoren bieden de mogelijkheid om uitdagende situaties en gebeurtenissen in een gestandaardiseerde omgeving na te bootsen en dienen als geldige maatstaf. Wel moet de relatie tussen prestaties op de weg en het rijden met een simulator verder worden onderzocht om te bepalen of de uitkomstmaten van de simulator inderdaad overeenstemmen met de rijprestaties op de weg. Een veel voorkomend probleem is de simulatorziekte, vergelijkend met wagenziekte. Momenteel is er beperkte beschikbaarheid, capaciteit en bereikbaarheid van rijsimulatoren, hetgeen de bruikbaarheid als screeningsmethode in grote mate beperkt.

 

Hoe kan de rijvaardigheid op peil gehouden worden bij mensen met de ziekte van Parkinson?

Technische ontwikkelingen

Er is een snel groeiend aantal trainingen en technische aanpassingen voor met name oudere verkeersdeelnemers om de rijgeschiktheid op peil te houden. Konden we tot voor kort alleen terugvallen op de automatische versnelling, en op aanpassing van de bedieningsinstrumenten, nu gaan de technologische ontwikkelingen snel. Bijvoorbeeld op het vlak van intelligente elektronische ondersteuning van de bestuurder, de zogenaamde ADAS (Advanced Driver Assistance Systems). Auto’s kunnen worden geleverd met “lane departure warning” (waarschuwing bij buiten de rijbaan raken) en “adaptive cruise control” (automatisch gas minderen of bijremmen bij onvoldoende afstand tot een voorligger) en “collision avoidance” (ingreep/ automatische noodstop). Er zijn ook systemen ontwikkeld om in te grijpen als de bestuurder de aandacht verliest of zelfs in slaap valt (Dotzauer, 2015). Deze problemen kunnen voorkomen bij parkinson. Een ergotherapeut kan, uitgaande van de cognitieve en fysieke beperkingen en mogelijkheden van de individuele patiënt met Parkinson, een pakket van eisen opstellen ten aanzien van een vervoersmiddel. Een ergotherapeut, met (extra) kennis op het gebied van vervoersmiddelen, kan ook advies en begeleiding bieden over mogelijkheden voor individuele auto aanpassingen of andere vervoersvoorzieningen.

 

Devos (2015) is van mening dat er een rijopleiding voor mensen met de ziekte van Parkinson moet komen om visuele, cognitieve en motorische vaardigheden te kunnen trainen. Tactische rijvaardigheidstraining, met aandacht voor positionering op de weg, signalering, visueel scannen, snelheidsaanpassing en keren op de weg. Het is echter onduidelijk of deze trainingen langdurig positieve invloed zullen hebben op de veiligheid en rijgeschiktheid.

 

Omdat er geen specifieke en bewezen testmethodes voorhanden zijn om bij mensen met de ziekte van Parkinson te discrimineren tussen rijgeschikt en niet rijgeschikt, bepaalt de rijtest op de openbare weg wat het uiteindelijk besluit zal zijn (gouden standaard). Voor de bepaling van de geschiktheid dient een rijtest met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid van de desbetreffende afdeling van het CBR plaats te vinden. Omdat cognitieve stoornissen doorgaans sluipend beginnen en er niet altijd al een diagnose is gesteld, vraagt het CBR bij de leeftijdsgebonden rijbewijskeuringen (screening) aan de keuringsarts om gebruik te maken van de OPS (Oriëntatie, Praktische en Sociale vaardigheden). De OPS is een observatie-instrument dat samen met het CBR is ontwikkeld door een promovenda aan de Rijksuniversiteit Groningen (Withaar, 2000). Naar aanleiding van zijn of haar observaties tijdens de keuring scoort de arts op drie dimensies die het eerst zijn aangedaan bij lichte cognitieve beperkingen. Bij een score beneden de cutoff zal het CBR overgaan tot het opleggen van een rijtest praktisch rijgeschiktheid. Meer informatie over de OPS-methode is te vinden op www.cbr.nl. Het is de vraag of louter tactische training van rijvaardigheden volstaat, of dat er niet ook op meer strategisch niveau training zou moeten plaatsvinden.

 

Rationale

Vanwege de progressieve aard van de ziekte van Parkinson, evenals de heterogeniteit van symptomen, is adequate monitoring en het hebben van een risicobeoordelingsprotocol voor rijgeschiktheid, van groot belang om de veiligheid van zowel patiënten met parkinson als anderen te garanderen. Het optreden van onvoorspelbare off momenten die abrupt optreden en resulteren in forse functionele beperkingen en in de spreekkamer maar ook tijdens een rijtest onder de radar kunnen blijven, kunnen grote impact hebben op de veiligheid; het verdient aanbeveling dit actief uit te vragen.

 

In uitzonderlijke situaties kan vanuit professioneel perspectief bij sommige patiënten aangestuurd worden op het staken van het autorijden of het insturen van een Eigen verklaring naar het CBR. Met name wanneer er in het neuropsychologisch onderzoek duidelijk visuoconstructieve en executieve stoornissen naar voren komen, of indien de heteroanamnese eenduidig is over veranderend rijgedrag. In Nederland geldt wel dat zorgverleners alleen een adviserende functie hebben.

Onderbouwing

Vanuit het perspectief van mensen met de ziekte van Parkinson is verkeersdeelname een belangrijk onderwerp. Het is van groot belang voor participatie in de samenleving, zoals werk, sociale activiteiten en onafhankelijkheidsgevoel. Het besluit om te stoppen, of te moeten stoppen met autorijden, heeft invloed op de kwaliteit van leven en wordt geassocieerd met verminderde mobiliteit, sociaal isolement en verdriet. Vanuit dit oogpunt is het dus van groot belang om veilige verkeersdeelname zo goed en zo lang mogelijk op peil te houden. Veel mensen met de ziekte van Parkinson kunnen nog steeds veilig rijden, dus een beperking van het rijden uitsluitend op basis van een klinische diagnose is ongegrond (Jacobs, 2017). In deze module zullen handvatten worden geboden met betrekking tot voorlichting en informatievoorziening ten aanzien van de rijgeschiktheid bij mensen met de ziekte van Parkinson.

 

Rijgeschiktheid, het lichamelijk en geestelijk geschikt zijn om te rijden, is een van de drie pijlers waarop verantwoorde verkeerdeelname rust. De Nederlandse minimumnormen voor rijgeschiktheid zijn door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgelegd in de bijlage van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (verder de Regeling). Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) is in Nederland de uitvoerder daarvan en de meest actuele versie is te vinden op www.wetten.nl. Verantwoord autorijden is belangrijk voor de openbare veiligheid en het garanderen van rijgeschiktheid is van cruciaal belang om letsel en verkeersdoden op de weg tot een minimum te beperken (Jitskritsadakul, 2016).

 

Het CBR beoordeelt de rijgeschiktheid en rijvaardigheid waarbij het bij een aantal ziektes en aandoeningen, waaronder de ziekte van Parkinson, zich onder meer baseert op de medische informatie, verstrekt door behandelend of keurend artsen. In de regeling staat vermeld dat wanneer er een vermoeden bestaat van functiestoornissen die interfereren met de rijgeschiktheid er, ongeacht de ernst van de functiestoornissen, een rijtest op de weg dient plaats te vinden. Bij de ziekte van Parkinson bestaat dit vermoeden feitelijk per definitie. In de praktijk wordt er dus vrijwel altijd nadere medische informatie gevraagd en ook een rijtest afgenomen.

 

Wet- en regelgeving

Het CBR beoordeelt de rijgeschiktheid op verzoek van de aanvrager van een rijbewijs nadat deze een formulier Gezondheidsverklaring heeft ingediend. Dat kan gaan om vastgelegde periodieke keuringen zoals om de vijf jaar voor groep 2 (ongeschikt tenzij er geen voor het autorijden relevante beperkingen zijn) of om de vijf jaar voor senioren vanaf de 75e verjaardag, maar ook om een verzoek van de bezitter van een geldig rijbewijs waar de gezondheidstoestand drastisch is gewijzigd. Daarnaast kan het CBR ook een verplicht onderzoek opleggen bij personen met een geldig rijbewijs waarover een schriftelijke melding van vermoeden van ongeschiktheid is ontvangen. Een dergelijke melding is meestal van de politie, maar kan ook komen van een hulpverlener die zijn of haar beroepsgeheim doorbreekt of op zeer strikte voorwaarden en in uitzonderingsgevallen ook op basis van een verontrustende brief van de naaste familie.

 

In Nederland is in de regeling een specifieke paragraaf opgenomen voor progressieve neurologische ziektebeelden, namelijk paragraaf 7.4.3. Voor mensen met de ziekte van Parkinson geldt dat zij rijgeschikt zijn voor de rijbewijzen A, B en BE (motorfiets, auto en auto met aanhanger, groep 1) als er geen relevante lichamelijk en of geestelijke functiebeperkingen zijn die interfereren met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR kan gegevens opvragen bij anderen (bijvoorbeeld behandelend neuroloog, (klinisch) neuropsycholoog). Wanneer er wel relevante functiebeperkingen zijn dan kan de persoon met de ziekte van Parkinson goedgekeurd worden na een positief afgelegde rijtest met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid van het CBR. Het CBR heeft voor de rijtest een uitvoerig protocol.

 

Voor de consequenties van parkinsonmedicatie, zoals dopamine-agonisten of parasympaticolytica, geldt paragraaf 10.16. Parkinsonmiddelen (dopamine-agonisten of parasympaticolytica) hebben geen tot een matig negatieve invloed op de rijvaardigheid (categorie I of II). Personen die behandeld worden met dopamine-agonisten zijn ongeschikt nadat een slaapaanval is opgetreden. Als na bijstelling van de therapie de slaapaanvallen wegblijven, kunnen zij weer geschikt worden verklaard.

Om de deelvragen te beantwoorden is er geen systematische literatuuranalyse verricht. Er is gebruik gemaakt van reeds bekende literatuur en relevante wet- en regelgeving om te komen tot praktische aanbevelingen.

  1. Jacobs M, Hart EP, Roos RAC. Driving with a neurodegenerative disorder: an overview of the current literature. Journal of Neurology 2017 Aug;264(8):1678-1696.
  2. Brouwer WH & Withaar FK (1997). Fitness to drive after traumatic brain injury. Neuropsychological Rehabilitation, 7, 149-161
  3. Davidse RJ, Hagenzieker MP, Van Wolffelaar PC & Brouwer WH (2009). Effects of in-car support on mental workload and driving performance of healthy older drivers and drivers diagnosed with Parkinson’s desease. PhD thesis, University of Groningen, 21 January 2015
  4. Devos H, Vandenberghe W, Tant M, Akinwuntan AE, De Weerdt W, Nieuwboer A, Uc EY. Driving and off-road impairments underlying failure on road testing in Parkinson's disease. Mov Disord. 2013 Dec;28(14):1949-56
  5. Devos H, Ranchet M, Emmanuel Akinwuntan A, Uc EY. Establishing an evidence-base framework for driving rehabilitation in Parkinson's disease: A systematic review of on-road driving studies. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26409692
  6. Devos H, Morgan JC, Onyeamaechi A, et al. Use of a driving simulator to improve on-road driving performance and cognition in persons with Parkinson's disease: A pilot study. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/27071987
  7. Dotzauer M (2015). Longer-term effects of ADAS use on driving performance of healthy older drivers and drivers diagnosed with Parkinson’s disease. PH-thesis University of Groningen, 21 January 2015
  8. Dotzauer M, Caljouw SR, De Waard D & Brouwer WH (2013). Intersection assistance: A safe solution for older drivers? Accident Analysis & Prevention, 59, 522-528
  9. Huitema R, Tijdschrift voor Neuropsychologie (2015, nr.3)
  10. Jitskritsadakul O, Bhidayasiri R. Physicians' role in the determination of fitness to drive in patients with Parkinson's disease: systematic review of the assessment tools and a call for national guidelines. J Clin Mov Disord. 2016 Oct 4;3:14. eCollection 2016.
  11. Singh R, Pentland B, Hunter J, Provah F. Parkinson’s disease and driving ability. J.Neurol.. Neurosurg. Psychiatry 2007;78;363-366

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 14-10-2020

Laatst geautoriseerd  : 14-10-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk vijf jaar na de autorisatiedatum besluit het bestuur van de NVN om de richtlijn te updaten. In principe zullen de modules jaarlijks beoordeeld worden of deze nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVN is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Naast de ontwikkelde modules, is een aantal onderwerpen niet uitgewerkt in de huidige richtlijn. De werkgroep adviseert om deze op korte termijn alsnog te ontwikkelen omdat hier in de praktijk vraag naar is, te weten:

  • urogenitale stoornissen;
  • seksuele gezondheid;
  • interacties tussen medicijnen ;
  • visusstoornissen;
  • orthostatische hypotensie;
  • mond- en keelklachten;
  • obstipatie.

 

Tabel 1 Geldigheid en onderhoud richtlijnmodules

Module

Regiehou-der(s)

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Diagnostiek

NVN

NVN

Nieuwe inzichten, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling de Novo patiënt

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling van motorische klachten en responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Geavanceerde therapieën voor responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling houdingsproblematiek bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling valrisico bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Dopamine dysregulatie-stoornis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Angststoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVvP, NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Apathie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Depressie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Wanen en hallucinaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NIP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Pijnklachten bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Coping met de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, V&VN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Werk en arbeidsongeschiktheid

NVN

NVAB

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Rijgeschiktheid

NVN, VRA

NVN, VRA

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Mantelzorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medicinale cannabis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Mucuna Pruriens bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vitamine B12 of D-suppletie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Multidisciplinaire revalidatieprogramma’s bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Palliatieve zorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Advance care planning

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medische symptoombehandeling in de stervensfase

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

eHealth bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Veranderingen in zorg

Netwerkzorg, casemanagement en verwijscriteria

NVN, VRA

NVN, ParkinsonNet

Veranderingen in zorg

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Parkinson Vereniging

Algemene gegevens

Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Parkinson Vereniging (PV)
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Ergotherapie Nederland (EN)
  • Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)
  • ParkinsonNet, beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW)
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVvS)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM)
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)
  • ParkinsonNet

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Doel van deze herziening is om een richtlijn te verkrijgen waarin de meeste recente (para)medische kennis omtrent de zorg voor patiënten met ziekte van Parkinson wordt meegenomen.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson te maken hebben.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. T. (Teus) van Laar (voorzitter), neuroloog, NVN
  • Dr. A.J.W. (Agnita) Boon, neuroloog, NVN
  • Dr. J.I. (Jorrit) Hoff, neuroloog, NVN
  • Dr. M.L. (Mark) Kuijf, neuroloog, NVN
  • Dr. A.G. (Alexander) Munts, neuroloog, NVN
  • Dr. B. (Bart) Post, neuroloog, NVN
  • Dr. G. (Gerrit) Tissingh, neuroloog, NVN (tot ..)
  • Dr. F.J. (Erik) Slim, vicevoorzitter, revalidatiearts, VRA
  • Drs. W.J. (Willem) Oudegeest, , revalidatiearts, VRA
  • Drs. S.P. (Susan) Meuleman, revalidatiearts, VRA
  • Prof. dr. O.A. (Odile) van den Heuvel, psychiater, NVvP
  • Prof. dr. A.F.G. (Albert) Leentjens, psychiater, NVvP
  • Dr. G. (Bert) Ziere, klinisch geriater, NVKG
  • Drs. H.J. (Hannie) Scheper, specialist Ouderengeneeskunde, Verenso
  • Dr. A.L. (Abram) Rutgers, huisarts, NHG
  • Dr. A.A. (Annelien) Duits, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • H.H. (Herma) Lennaerts – Kats MSc, Parkinsonverpleegkundige, V&VN, ParkinsonNet
  • T. (Tiny) van Wieren-Beerda MSc, verpleegkundig specialist parkinson, V&VN
  • Drs. M.M. (Masja) van het Hoofd, beleidsmedewerker, Parkinson Vereniging
  • Drs. K.C. (Kaie) Klaassen, patiënt-onderzoeker, Parkinson Vereniging
  • Drs. M. (Marianne) Luinstra, ziekenhuisapotheker, NVZA
  • Dr. M. (Marlies) van Nimwegen, fysiotherapeut (niet praktiserend), KNGF, ParkinsonNet
  • Dr. I.H.W.M. (Ingrid) Sturkenboom, ergotherapeut, EN, ParkinsonNet
  • K. (Karin) Overbeek-Dekker, diëtist, NVD, ParkinsonNet
  • Dr. M. (Marten) Munneke, ParkinsonNet

 

Klankbordgroep

  • Dr. J.G. (Hanneke) Kalf, logopedist, NVLF, ParkinsonNet
  • K. (Klaas) Kooistra MSc, apotheker, KNMP
  • P.R.I. (Paul) Rabsztyn, verpleegkundig seksuoloog SH (seksuologische hulpverlening) &VPO (voorlichting preventie en onderwijs), NVvS
  • Dr. F.J.A. (Anton) Meijer, Neuro- en hoofd-hals radioloog, NVvR
  • Prof. Dr. Y. (Yasin) Temel, neurochirurg, NVvN
  • Drs. J.P. (Jacqueline) Janssen, Bedrijfsarts, klinisch arbeidsgeneeskundige, NVAB
  • M. (Marlinda) Bakker, Geriatrisch maatschappelijk werker, BPSW
  • Drs. A.L.A.J. (Danny) Hommel, specialist ouderengeneeskunde, Verenso
  • Drs. H. (Hajo) Jongepier, huisarts, NHG

 

Met ondersteuning van

  • Dr. W.J. (Wouter) Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. ir. N.L. (Nikita) van der Zwaluw, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. L. (Linda) Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Guiterrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • S. (Sonja) Wouters, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door twee afgevaardigden van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Parkinson Vereniging.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door stakeholderpartijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn ziekte van Parkinson (NVN, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). De zekerheid van het bewijs wordt beïnvloed door beperkingen in studieopzet- of uitvoering (risk of bias), imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De formulering van de conclusies hangt af van de bewijskracht. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Netwerkzorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten in de bijlagen).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënten) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Volgende:
Overige behandelingen