Ziekte van Parkinson

Initiatief: NVN / VRA Aantal modules: 58

Behandeling vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

Uitgangsvraag

Hoe kunnen vermoeidheidsklachten het beste worden behandeld bij patiënten met de ziekte van Parkinson?

Aanbeveling

Informeer altijd naar vermoeidheid, en differentieer tussen primaire of secundaire vermoeidheid, met aandacht voor niet-motorische symptomen, de gezondheidsstatus en medicatie.

 

Meet de vermoeidheidsklachten met een gevalideerde vermoeidheidsschaal, zoals de Fatigue Severity Scale (FSS), om een beeld te krijgen van de ernst van de klachten.

 

Behandel bij secundaire vermoeidheid eerst de onderliggende oorzaak.

 

Start met (psycho)-educatie over vermoeidheid, eventueel gevolgd door paramedische interventies zoals:

  • verbeteren van fysieke fitheid;
  • aanpassen van activiteitenpatroon en belasting van activiteiten;
  • bijstellen van cognities (CGT) Overweeg het voorschrijven van rasagiline indien paramedische interventies onvoldoende effectief zijn.

Overweeg verwijzing voor multidisciplinaire revalidatie indien de patiënt meerdere hulpvragen heeft.

Overwegingen

In de literatuursamenvatting worden slechts enkele interventies beschreven die zich richten op het verbeteren van vermoeidheidsklachten en kwaliteit van leven van patiënten met de ziekte van Parkinson. Vermoeidheid komt vaak voor bij patiënten met de ziekte van Parkinson en heeft een grote invloed op hun kwaliteit van leven. Het is dan ook van belang dat zorgprofessionals vragen naar vermoeidheid en de invloed hiervan op het dagelijkse, sociale en eventueel beroepsmatige leven. Andere oorzaken dan de ziekte van Parkinson moeten worden uitgesloten op basis van de aanwezigheid van andere niet-motorische symptomen zoals depressie, apathie en slaapstoornissen. Ook moet de medicatie kritisch worden beoordeeld in verband met vermoeidheid als mogelijke bijwerking. Aanvullend laboratoriumonderzoek kan nodig zijn om te differentiëren tussen primaire en secundaire vermoeidheid.

 

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

In alle studies zijn vermoeidheidsklachten en in sommige studies ook de kwaliteit van leven meegenomen als primaire uitkomst in de analyse om het effect van de interventie te duiden. Er zijn drie type interventies beschreven en zij hebben allen een lage bewijskracht. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat de studiegroepen klein zijn en risico op bias doordat de interventie niet geblindeerd kon worden. Met deze lage bewijskracht is het lastig om één type behandeling voor vermoeidheid aan te bevelen. In deze sectie worden in afweging van de literatuur generieke principes besproken die kunnen worden gevolgd wanneer een patiënt met de ziekte van Parkinson zich presenteert met vermoeidheidsklachten.

 

De eerste stap naar behandeling is psycho-educatie, uitleggen aan patiënt en familie dat vermoeidheid een belangrijk en veel voorkomend symptoom is van de ziekte van Parkinson. Vervolgens kan rasagiline overwogen worden als specifieke behandeling van vermoeidheid en recent zijn ook de effecten van bewegen met en zonder spelelement onderzocht in kleine groepen en gericht op niet alleen vermoeidheid maar ook op onder andere de kwaliteit van leven en mentale gezondheid (Ribas, 2017; Carvalho, 2018). Bewegen en blijven bewegen kunnen de fysieke en mentale fitheid bevorderen en achteruitgang als zodanig voorkomen. Bij therapieën gerelateerd aan bewegen kan gedacht worden aan paramedische interventies met onder andere het verbeteren van fysieke fitheid, maar ook aandacht voor verdeling activiteiten en rustmomenten (aanpassen van dag- en weekstructuur, activiteitenpatroon en belasting van activiteiten). Bij patiënten met complexe problematiek, gekarakteriseerd door meerdere hulpvragen, kan een multidisciplinair revalidatie interventietraject overwogen worden. (zie module multidisciplinaire revalidatie bij de ziekte van Parkinson). Cognitieve gedragstherapie kan worden gebruikt om angst (voor inspanning) te verminderen, gedragsverandering te vergemakkelijken en vermoeidheidsklachten te beheersen. Tenslotte kan de Ergotherapierichtlijn vermoeidheid (Evenhuis, 2012) worden nageslagen.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Het is van belang om in samenspraak met de patiënt te komen tot een ideale behandelvorm die past bij de wensen en behoefte van de patiënt. Educatie voor patiënt maar ook de omgeving is van belang in alle gevallen.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

Gezien de hoge prevalentie van vermoeidheid bij patiënten met de ziekte van Parkinson en de invloed die deze heeft op de kwaliteit van leven moet er tijdens controle bij de neuroloog/ verpleegkundige/ physician assistant/ verpleegkundig specialist aandacht zijn hiervoor. Gelet op de bovengenoemde overwegingen die naar voren komen vanuit het klinisch perspectief, adviseren wij bij patiënten met de ziekte van Parkinson de vermoeidheidsklachten ook te meten met behulp van klinische schalen, bijvoorbeeld de FSS, aanbevolen voor zowel het screenen als het in kaart brengen van de ernst van vermoeidheid. Hierbij dient aandacht te zijn voor andere niet-motorische symptomen, de behandeling hiervan en de impact hiervan op de vermoeidheidsklachten. Vervolgens dienen patiënt en de omgeving goed te worden geïnformeerd en kunnen zowel farmacologische als niet-farmacologische behandelingen overwogen worden met bij voorkeur start (uitbreiding) van paramedische interventies gericht op de fysieke fitheid en aanpassen van activiteitenpatroon en belasting van activiteiten.

Onderbouwing

Vermoeidheid komt vaak voor als symptoom van diverse medische aandoeningen en neurologische aandoeningen in het bijzonder. Het gaat bij ‘pathologische’ vermoeidheid om vermoeidheid in rust, moeizaam herstel na inspanning of gebrek aan energie en/of kracht, in alle gevallen met interferentie in het dagelijkse functioneren. Een belangrijk onderscheid in de taxonomie van vermoeidheid is enerzijds de perceptie van vermoeidheid en anderzijds de vermoeibaarheid met een objectieve afname in prestaties veroorzaakt door voortdurende activiteit. Definities van vermoeidheid variëren sterk met concepten zoals voorgenoemde subjectieve/objectieve vermoeidheid, maar ook perifere/centrale en fysieke/mentale vermoeidheid (Kruger, 2016).

 

De prevalentie van vermoeidheid als symptoom van de ziekte van Parkinson varieert van 33 tot 70% op basis van de gebruikte meetmethode en patiëntenpopulatie. Vermoeidheid kan zich al vroeg in het beloop van de ziekte presenteren en wordt als zeer beperkend ervaren met invloed op werk, hobby’s en het sociale leven. Vermoeidheid gaat vaak samen met andere niet motorische symptomen, onder andere depressie, apathie en slaapstoornissen, maar staat op zichzelf en kan blijven bestaan indien bijvoorbeeld depressieve klachten of slaapstoornissen succesvol zijn behandeld. Vermoeidheid wordt daarom als een primair symptoom beschouwd hoewel er nog weinig bekend is over het onderliggend neurobiologisch substraat dan wel de pathofysiologie specifiek voor vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson. Secundaire vermoeidheid is vermoeidheid als gevolg van bijvoorbeeld een laag testosterongehalte, anemie, comorbide (medische ziekte) of medicatie (Kruger, 2016).

 

Herkennen vermoeidheid:

Vermoeidheid kan worden uitgevraagd waarbij het belangrijk is onderscheid te maken tussen klinisch significante vermoeidheid en normale fysiologische vermoeidheid. Daarbij kan het relevant zijn de patient te vragen wat hij/zij zelf verstaat onder vermoeidheid. Daarnaast moet inzicht verkregen worden in mogelijke andere oorzaken dan de ziekte van Parkinson (uitsluiten secundaire vermoeidheid). Aanvullend kunnen patiënten dagregistratielijsten invullen om zicht te krijgen op vermoeidheid in relatie tot het activiteiten patroon en medicatie-inname (zie Richtlijn Ergotherapie bij de ziekte van Parkinson). Vermoeidheid wordt meestal gemeten door middel van zelfrapportage/klinische schalen omdat er geen specifieke biomarkers zijn voor vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson die een objectieve meting mogelijk maken. In 2010 heeft een werkgroep van de internationale vereniging voor bewegingsstoornissen, de Task Force Movement Disorder Society (MDS) diverse klinische vermoeidheidsschalen geëvalueerd, de psychometrische en klinische eigenschappen, evenals het bewijsmateriaal ter ondersteuning van het gebruik van deze schalen in klinische studies met parkinsonpatiënten. Zie Box 1 voor een overzicht van de relevante (aanbevolen en/of geadviseerde) schalen. De aanbevolen klinische schalen voor het bepalen van de ernst van vermoeidheid zijn de FSS (Krupp, 1989) en de MFI (Smets, 1996). De FSS wordt ook aanbevolen voor het screenen van vermoeidheid, samen met de FACIT-F en de PFS. Overige vermoeidheidsschalen worden na evaluatie ‘geadviseerd’ of alleen maar ‘genoemd’. Het wordt niet noodzakelijk bevonden een nieuwe schaal specifiek voor de ziekte van Parkinson op te stellen en te valideren (Friedman, 2010). Tevens kan de ergotherapeut verschillende assessments afnemen om de invloed van de vermoeidheid op het dagelijks handelen in kaart te brengen (Richtlijn Vermoeidheid Ergotherapie bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson, 2012). Verschillende farmacologische en niet-farmacologische behandelingen van vermoeidheid zijn onderzocht, maar vooralsnog niet effectief bevonden. Er zijn derhalve nog geen formele richtlijnen voor behandeling van vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson.

 

Box 1. Klinische schalen (aanbevolen of geadviseerd) voor het meten van vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

  • Fatigue Assessment Inventory (FAI), 29 items, afname duur 10 tot 30 min.
  • Fatigue Severity Scale (FSS), 9 items, afname duur 5 min.
  • Functional Assessment of Chronic Illnes Therapy-Fatigue (FACIT-F), 13 items, afnameduur 5 min.
  • Multidimensional Fatigue Inventory (MFI)-20, 20 items, afname duur 10 tot 20 min.
  • Parkinson’s Fatigue Scale (PFS), 16 items, afnameduur 15 min*.

* geen Nederlandse versie beschikbaar

Vermoeidheidsklachten

Laag

GRADE

Modafinil lijkt niet effectiever dan placebo in het verminderen van vermoeidheidsklachten bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Lou, 2009; Tyne, 2015)

 

Laag

GRADE

Rasagiline lijkt vermoeidheidsklachten te verbeteren bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Lim, 2015)

 

Laag

GRADE

Acupunctuur lijkt niet effectiever dan sham-acupunctuur in het verbeteren van vermoeidheidsklachten bij patiënten met de ziekte van Parkinson .

 

Bronnen: (Kong, 2018; Kluger, 2016)

 

Laag

GRADE

Rasagiline lijkt de kwaliteit van leven kunnen verbeteren bij patiënten met de ziekte van Parkinson met vermoeidheidsklachten.

 

Bronnen: (Lim, 2015)

 

Laag

GRADE

Acupunctuur lijkt niet effectiever dan sham-acupunctuur in het verbeteren van kwaliteit van leven bij patiënten met de ziekte van Parkinson met vermoeidheidsklachten.

 

Bronnen: (Kong, 2018; Kluger, 2016)

Beschrijving studies

Het review van Elbers (2015) onderzocht verschillende behandelmogelijkheden voor vermoeidheid in patiënten met de ziekte van Parkinson. RCT’s werden geïncludeerd wanneer subjectieve vermoeidheid als uitkomstmaat en een inactieve controlegroep was meegenomen. In totaal voldeden 11 studies aan de inclusiecriteria. De studies beperkten zich echter niet tot mensen met vermoeidheidsklachten. Slechts 2 studies hadden als inclusiecriterium (matig-ernstige) vermoeidheid. Alleen deze studies worden hier besproken (Lou, 2009; Tyne, 2010):

  • Lou (2009) voerde een RCT uit bij patiënten met de ziekte van Parkinson en vermoeidheidsklachten (MFI-20 totaal >48 punten). Patiënten kregen modafinil (100 mg twee keer per dag) gedurende twee maanden lang (n=9) of een placebotablet (n=10).
  • Tyne (2010) voerde een RCT uit bij patiënten met de ziekte van Parkinson en vermoeidheidsklachten (FSS score ≥ 4 (van de 7)). De interventiegroep (n=6) kreeg modafinil, startend met 100 mg/dag en in de eerste vier weken oplopend tot 400 mg/dag. De maximumdosis die getolereerd werd, werd vijf weken aangehouden. De placebogroep (n=7) kreeg een placebotablet. De studie duurde in totaal 9 weken.

 

Kong (2018) onderzocht in een gerandomiseerd, patiënt- en testafnemergeblindeerd onderzoek de effecten van acupunctuur bij patiënten met de ziekte van Parkinson en matig ernstige vermoeidheid. Vermoeidheid was gedefinieerd als een score ≥ 10 op het General Fatigue domein van de MFI-20. In totaal werden 40 patiënten geïncludeerd, waarvan 90% de studie afmaakte. Patiënten kregen twee keer per week, met ten minste 3 dagen ertussen, acupunctuur gedurende 5 weken lang (totaal 10 sessies acupunctuur). De placebogroep kreeg in hetzelfde schema sham-acupuntuur. Follow-up metingen werden na 9 weken gedaan. De duur van de ziekte verschilde significant tussen beide groepen (interventiegroep: 87.2±53.2 maanden versus placebogroep 50,1±26,4 maanden). Er werden geen ernstige bijwerkingen gemeld als gevolg van de behandeling.

 

In de RCT van Kluger (2016) werd ook het effect van acupunctuur onderzocht. Inclusiecriteria waren onder andere patiënten met de ziekte van Parkinson en zelf-gerapporteerde matige en ernstige vermoeidheid volgens het vermoeidheidsitem op de UPDRS. De interventiegroep bestond uit 47 patiënten die twee keer per week een acupunctuursessie kregen aangeboden. De placebogroep (n=47) onderging sham-acupunctuur. De studie duurde 6 weken.

 

Lim (2015) onderzocht in een dubbelblind, multicenter RCT het effect van rasagiline in patiënten met Parkinson en matige tot ernstige vermoeidheidsklachten, gedefinieerd als een FSS ≥4 punten. In de interventiegroep (n=16) kregen de patiënten 12 weken lang 1 mg/dag rasagiline. De placebogroep (n=13) kreeg gedurende de studieperiode een placebotablet. Er waren (niet-significante) trends voor verschillen tussen de groepen op verdeling van geslacht (69% versus 36% in interventie- en placebogroep respectievelijk) en baseline vermoeidheidsscore (mediane FSS in interventiegroep: 52 (IQR 45, 57); placebogroep: 47 (42, 50)). Geen van de patiënten stopte voortijdig met de studie. Er werden geen ongebruikelijke bijwerkingen gemeld in de rasagilinegroep. De meest-voorkomende bijwerkingen waren luchtweginfectie (n=2), misselijkheid (n=2) en hoofdpijn (n=2).

 

Resultaten

Modafinil versus placebo

Ernst van de vermoeidheidsklachten

Twee studies uit het review van Elbers (2015) onderzochten het effect van modafinil op vermoeidheidsklachten bij parkinsonpatiënten (Lou, 2009; Tyne, 2010). Vanwege onvolledige data kon Tyne (2009) niet gebruikt worden voor een meta-analyse. Lou (2009) zag een vermoeidheidsscore (MFI-fatigue) na de interventie van 54,5 (SD=15,4) in de modafinilgroep en 61 (SD= 15,2) in de placebogroep. De gemiddelde verandering in ernst van vermoeidheidsklachten over de tijd verschilde niet tussen beide groepen (standardized mean difference= -0,40 (95%BI -1,43 tot 0,62).

 

Tyne (2010) gebruikte de Fatigue Severity Inventory (FSI), een volgens de MDS niet aanbevolen en geadviseerde schaal, als primaire uitkomstmaat. Ook de FSS werd gebruikt. Op beide schalen werd geen significant verschil gevonden na behandeling (FSI modafinil: van mediaan 5,6 (range 1,7) naar 5,4 (range 2); placebo van 5 (range 1,3) naar 4,7 (range 1,9).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat vermoeidheidsklachten na behandeling met modafinil is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en voor imprecisie van de resultaten. De bewijskracht van de literatuur is ‘laag’.

 

Kwaliteit van leven

De geïncludeerde studies (Lou, 2009; Tyne, 2010) rapporteerden geen data over kwaliteit van leven.

 

Rasagiline versus placebo

Ernst van de vermoeidheidsklachten

Lim (2015) gebruikte de Multidimensional Fatigue Impact Scale (MFIS) als primaire uitkomstmaat om het effect van rasagiline te meten op vermoeidheid. Bij zowel de groep die rasagiline kreeg, als de placebogroep verbeterde de vermoeidheidsscore op de MFIS (interventiegroep ging van een mediaan van 69,5 (IQR= 62,75 tot 72) naar 57,5 (IQR= 43,75 tot 67,5); placebogroep ging van 63,5 (IQR= 54,25 tot 80) naar 55 (IQR= 51 tot 67)). De verbetering in de rasagilinegroep was significant hoger dan die in de placebogroep (3,1 punten; cohen’s = 1,36, p=0,003). De FSS score verbeterde alleen in de rasagilinegroep en niet in de placebogroep (13 punten versus 3 punten, respectievelijk; cohen’s d=1,12, p=0,01). De MFIS verbeterde niet in de rasagilinegroep (58; IQR= 52,5 tot 67) en wel in de placebogroep (61; IQR= 56 tot 71). Dit verschil was significant (cohen’s d=0,96; p=0,04).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat vermoeidheidsklachten na behandeling met rasagiline is met 1 niveau verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias ten aanzien van randomisatieprocedure); en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht laag.

 

Kwaliteit van leven

Lim (2015) vond een significante verbetering op de PDQ-39 na 12 weken rasagilime vergeleken met de placebogroep (interventiegroep ging van een mediaan 86 (IQR= 70 tot 97) naar 67 (IQR= 52,5 tot 87,75), p=0,15; placebogroep ging van 75 (IQR= 66 tot 101) naar 81 (IQR= 68 tot 99), p=0,13; verschil tussen de groepen: cohen’s d=0,94; p=0,038).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven na behandeling met rasagiline is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias ten aanzien van randomisatieprocedure); het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is laag.

 

Acupunctuur versus placebo

Ernst van de vermoeidheidsklachten

Kong (2018) vond na 5 weken acupunctuur geen significant verschil tussen beide groepen op de MFI-general fatigue (direct na interventieperiode (5 weken): p=0,09; na 9 weken p=0,60). De verandering in de acupunctuurgroep was -2,7 (SD=2,9; p=0,006) en in de sham-groep -4,6 (SD=2,8; p<0,001).

 

Ook Kluger (2016) vond geen verschil tussen de acupunctuur en de sham-groep (ANCVOA p=0.44) op de MFIS. In beide groepen waren vermoeidheidsklachten verbeterd (acupunctuur: van 48,7 (SD=10,5) naar 35,5 (SD=14,7), p<0,001; sham-acupunctuur: van 50,0 (SD=12,9) naar 34,1 (SD=17,5), p<0,001.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat vermoeidheidsklachten na behandeling met acupunctuur is met twee niveaus verlaagd gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is laag.

 

Kwaliteit van leven

Kong (2018) vond geen significant verschil tussen de acupunctuurgroep en de sham-groep op de PDQ-39 (ANCOVA p=0,74 na 5 weken en p=0,21 na 9 weken). De PDQ-39 op baseline was significant hoger in de acupunctuurgroep (38,4, SD=25,1) dan in de sham-groep (23,7, SD=17,5). Na 5 en 9 weken was de score in de acupunctuurgroep respectievelijk 30,3 (SD=25,5); p=0,12; en 34,3 (SD= 25,8); p=0,19. In de shamgroep was de score na 5 en 9 weken respectievelijk: 19,5 (SD=15,2), p=0,07; en 18,6 (SD=16,0), p=0,07, geen verschil tussen beide groepen. Ook Kluger (2016) vond geen verschil tussen de groepen op de PDQ-39 na 6 weken acupunctuur. Wel toonden beide groepen een significante verbetering na de behandeling.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven na behandeling met acupunctuur is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias ten aanzien van randomisatieprocedure); het geringe aantal patiënten (imprecisie). Bewijskracht is laag.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag (vragen):

 

P: patiënten met de ziekte van Parkinson en vermoeidheidsklachten;

I: medicamenteuze behandeling (levodopa-carbidopa, memantine, rasagiline, cafeïne, methylphenidate, modafinil or doxepin), niet-medicamenteuze behandeling (inspanningstraining, educatie, cognitieve gedragstherapie, acupunctuur, voeding, energy conservation management);

C: controle, placebo, gebruikelijke zorg (usual care);

O: vermoeidheidschalen, vermoeidheidscore (FSS, FACIT-F, PFS, MFI, FAI), kwaliteit van leven, functioneren.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte vermoeidheidsklachten en daarnaast kwaliteit van leven en dagelijks functioneren voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten. De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities voor vermoeidheid.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley)) is op 18 december 2018 met relevante zoektermen gezocht naar (systematische) reviews en vergelijkend onderzoek. Als startpunt is het Cochrane review van Elbers (2015) gebruikt; daarom beperkte de zoekactie zich tot studies vanaf 2015. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 370 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: patiënten met de ziekte van Parkinson en (zelf-gerapporteerde) vermoeidheid, en kwaliteit van leven als uitkomstmaat, RCT. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 22 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 18 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 4 studies definitief geselecteerd (1 review en 3 RCT’s).

 

Resultaten

Uit het review zijn 2 studies geselecteerd om verder uit te werken. In totaal zijn er dus 5 onderzoeken opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-bias tabellen.

  1. Da Carvalho AO, Fihlo ASS, Murillo-Rodriguez E, et al., Physical Exercise For Parkinson’s Disease: Clinical And Experimental Evidence. Clinical Practice & Epidemiology in Mental Health 2018; 14, 89-98.
  2. Elbers RG, Verhoef J, van Wegen EEH, Berendse HW, Kwakkel G. Interventions for fatigue in Parkinson’s disease. Cochrane Database of Systematic Reviews 2015, Issue 10. Art. No.: CD010925. DOI: 10.1002/14651858.CD010925.pub2.
  3. Evenhuis E, Eyssen ICJM. Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson. Amsterdam: VUmc afdeling Revalidatiegeneeskunde, sectie Ergotherapie, 2012
  4. Friedman JH, Alves G, Hagell P et al. Fatigue rating scales critique and recommendations by the Movement Disorders Society task force on rating scales for Parkinson's disease. Mov Disord. 2010 ; 25(7) : 805-822.
  5. Friedman JH, Beck JC, Chou KL et al. Fatigue in Parkinson’s disease: report from a mutidisciplinary symposium. NPJ Parkinson’s Disease 2016; 2:15025.
  6. Kluger BM, Rakowski D, Christian M, Cedar D, Wong B, et al. Randomized, Controlled Trial of Acupuncture for Fatigue in Parkinson’s Disease. Mov Disord. 2016 Jul;31(7):1027-32.
  7. Kluger BM, Herlofson K, Chou KL et al. Parkinson's Disease-related Fatigue: A Case Definition and Recommendations for Clinical Research. Mov. Disord. 2016 31(5):625-631_
  8. Kong KH, Ng HL, Li W, Ng DW, Tan SI, et al. Acupuncture in the treatment of fatigue in Parkinson’s disease: A pilot, randomized, controlled, study. Brain Behav. 2017 Dec 29;8(1):e0089.
  9. Krupp LB, LaRocca NG, Muir-Nash J, Steinberg AD. The fatigue severity scale. Application to patients with multiple sclerosis and systemic lupus erythematosus. Arch Neurol 1989; 46:1121–1123.
  10. Lim TT, Kluger BM, Rodriguez RL, Malaty IA, Palacio R Jr, et al. Rasagiline for the Symptomatic Treatment of Fatigue in Parkinson’s Disease. Mov Disord. 2015 Nov;30(13):1825-30.
  11. Lou J, Dimitrova D, Park B, Johnson S, Eaton R, Arnold G, et al. Using modafinil to treat fatigue in Parkinson disease: a double-blind, placebo-controlled pilot study. Clinical Neuropharmacology 2009;32:305–10.
  12. Ribas CG, da Silva LA, Ribas Correa M et al. Effectiveness of exergaming in improving functional balance, fatigue and quality of life in Parkinson's disease: A pilot randomized controlled trial. Parkinsonism and Rel Dis. 2017; 38:13-18.
  13. Smets EMA, Garssen B, Bonke B, de Haes JCJM. The multidimensional fatigue inventory (MFI) psychometric qualities of an instrument to assess fatigue. J Psychosom Res 1995;39: 315–325.
  14. Tyne H, Taylor J, Baker G, Steiger M. Modafinil for Parkinson’s disease fatigue. Journal of Neurology 2010;257:452–6.
  15. Zedlitz AM, Rietveld TC, Geurts AC, Fasotti L. Cognitive and graded activity training can alleviate persistent fatigue after stroke: a randomized, controlled trial. Stroke. 2012 Apr;43(4):1046-51.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 14-10-2020

Laatst geautoriseerd  : 14-10-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk vijf jaar na de autorisatiedatum besluit het bestuur van de NVN om de richtlijn te updaten. In principe zullen de modules jaarlijks beoordeeld worden of deze nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVN is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Naast de ontwikkelde modules, is een aantal onderwerpen niet uitgewerkt in de huidige richtlijn. De werkgroep adviseert om deze op korte termijn alsnog te ontwikkelen omdat hier in de praktijk vraag naar is, te weten:

  • urogenitale stoornissen;
  • seksuele gezondheid;
  • interacties tussen medicijnen ;
  • visusstoornissen;
  • orthostatische hypotensie;
  • mond- en keelklachten;
  • obstipatie.

 

Tabel 1 Geldigheid en onderhoud richtlijnmodules

Module

Regiehou-der(s)

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Diagnostiek

NVN

NVN

Nieuwe inzichten, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling de Novo patiënt

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling van motorische klachten en responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Geavanceerde therapieën voor responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling houdingsproblematiek bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling valrisico bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Dopamine dysregulatie-stoornis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Angststoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVvP, NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Apathie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Depressie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Wanen en hallucinaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NIP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Pijnklachten bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Coping met de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, V&VN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Werk en arbeidsongeschiktheid

NVN

NVAB

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Rijgeschiktheid

NVN, VRA

NVN, VRA

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Mantelzorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medicinale cannabis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Mucuna Pruriens bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vitamine B12 of D-suppletie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Multidisciplinaire revalidatieprogramma’s bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Palliatieve zorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Advance care planning

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medische symptoombehandeling in de stervensfase

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

eHealth bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Veranderingen in zorg

Netwerkzorg, casemanagement en verwijscriteria

NVN, VRA

NVN, ParkinsonNet

Veranderingen in zorg

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Parkinson Vereniging

Algemene gegevens

Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Parkinson Vereniging (PV)
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Ergotherapie Nederland (EN)
  • Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)
  • ParkinsonNet, beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW)
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVvS)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM)
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)
  • ParkinsonNet

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Doel van deze herziening is om een richtlijn te verkrijgen waarin de meeste recente (para)medische kennis omtrent de zorg voor patiënten met ziekte van Parkinson wordt meegenomen.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson te maken hebben.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. T. (Teus) van Laar (voorzitter), neuroloog, NVN
  • Dr. A.J.W. (Agnita) Boon, neuroloog, NVN
  • Dr. J.I. (Jorrit) Hoff, neuroloog, NVN
  • Dr. M.L. (Mark) Kuijf, neuroloog, NVN
  • Dr. A.G. (Alexander) Munts, neuroloog, NVN
  • Dr. B. (Bart) Post, neuroloog, NVN
  • Dr. G. (Gerrit) Tissingh, neuroloog, NVN (tot ..)
  • Dr. F.J. (Erik) Slim, vicevoorzitter, revalidatiearts, VRA
  • Drs. W.J. (Willem) Oudegeest, , revalidatiearts, VRA
  • Drs. S.P. (Susan) Meuleman, revalidatiearts, VRA
  • Prof. dr. O.A. (Odile) van den Heuvel, psychiater, NVvP
  • Prof. dr. A.F.G. (Albert) Leentjens, psychiater, NVvP
  • Dr. G. (Bert) Ziere, klinisch geriater, NVKG
  • Drs. H.J. (Hannie) Scheper, specialist Ouderengeneeskunde, Verenso
  • Dr. A.L. (Abram) Rutgers, huisarts, NHG
  • Dr. A.A. (Annelien) Duits, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • H.H. (Herma) Lennaerts – Kats MSc, Parkinsonverpleegkundige, V&VN, ParkinsonNet
  • T. (Tiny) van Wieren-Beerda MSc, verpleegkundig specialist parkinson, V&VN
  • Drs. M.M. (Masja) van het Hoofd, beleidsmedewerker, Parkinson Vereniging
  • Drs. K.C. (Kaie) Klaassen, patiënt-onderzoeker, Parkinson Vereniging
  • Drs. M. (Marianne) Luinstra, ziekenhuisapotheker, NVZA
  • Dr. M. (Marlies) van Nimwegen, fysiotherapeut (niet praktiserend), KNGF, ParkinsonNet
  • Dr. I.H.W.M. (Ingrid) Sturkenboom, ergotherapeut, EN, ParkinsonNet
  • K. (Karin) Overbeek-Dekker, diëtist, NVD, ParkinsonNet
  • Dr. M. (Marten) Munneke, ParkinsonNet

 

Klankbordgroep

  • Dr. J.G. (Hanneke) Kalf, logopedist, NVLF, ParkinsonNet
  • K. (Klaas) Kooistra MSc, apotheker, KNMP
  • P.R.I. (Paul) Rabsztyn, verpleegkundig seksuoloog SH (seksuologische hulpverlening) &VPO (voorlichting preventie en onderwijs), NVvS
  • Dr. F.J.A. (Anton) Meijer, Neuro- en hoofd-hals radioloog, NVvR
  • Prof. Dr. Y. (Yasin) Temel, neurochirurg, NVvN
  • Drs. J.P. (Jacqueline) Janssen, Bedrijfsarts, klinisch arbeidsgeneeskundige, NVAB
  • M. (Marlinda) Bakker, Geriatrisch maatschappelijk werker, BPSW
  • Drs. A.L.A.J. (Danny) Hommel, specialist ouderengeneeskunde, Verenso
  • Drs. H. (Hajo) Jongepier, huisarts, NHG

 

Met ondersteuning van

  • Dr. W.J. (Wouter) Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. ir. N.L. (Nikita) van der Zwaluw, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. L. (Linda) Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Guiterrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • S. (Sonja) Wouters, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door twee afgevaardigden van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Parkinson Vereniging.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door stakeholderpartijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn ziekte van Parkinson (NVN, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). De zekerheid van het bewijs wordt beïnvloed door beperkingen in studieopzet- of uitvoering (risk of bias), imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De formulering van de conclusies hangt af van de bewijskracht. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Netwerkzorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten in de bijlagen).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënten) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Volgende:
Psychosociale en maatschappelijke aspecten