Ziekte van Parkinson

Initiatief: NVN / VRA Aantal modules: 58

Behandeling van dopamine dysregulatiesyndroom bij de ziekte van Parkinson

Uitgangsvraag

Hoe kunnen patiënten met een dopamine dysregulatiesyndroom (DDS) bij de ziekte van Parkinson het beste behandeld worden?

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Hoe stel je de diagnose DDS en hoe kun je hierop screenen?
  2. Welke behandelingen zijn mogelijk bij DDS?

Aanbeveling

Gebruik de klinische criteria zoals beschreven door Giovannoni (2000) om DDS vast te stellen (zie de inleiding van deze module).

 

Wees extra alert op vroege verschijnselen van DDS bij mensen die in korte tijd een stijging van de dosering dopaminerge medicatie laten zien, en/of in ‘on’ periodes (vaak zelfs met dyskinesieën) toch vragen om extra dopaminerge medicatie, en/of zeer frequent extra dopaminerge ‘escape’-medicatie gebruiken vanwege subjectief ervaren ‘off’ periodes.

 

Screen bij verdenking op impulscontrolestoornissen of DDS patiënten met de QUIP-RS. Aanvullend kan de patiënt of naaste een beweegdagboekje (bijvoorbeeld de Meerwaldtkaart of Parkinson in Beeld) invullen om goed inzicht te krijgen in de fluctuaties over de dag, in relatie tot de medicatie-inname en symptomen van wearing-off.

 

  1. Eerste stap in de behandeling is het opnieuw instellen van de patiënt op een verantwoord schema van de dopaminerge medicatie, waarbij de toegang tot extra medicatie, of medicatie op tijden dat er geen medicatie is voorgeschreven, voor de patiënt onmogelijk wordt gemaakt.
  2. Voer verdere diagnostiek naar bijdragende factoren voor DDS pas uit wanneer een doseringsschema bereikt wordt waarop de patiënt optimaal is ingesteld. Denk hierbij aan het bestaan van angstklachten (bijvoorbeeld in het kader van niet-motorische wearing-off klachten), een stemmingsstoornis, of andere impulscontrolestoornissen. Deze neuropsychiatrische symptomen zullen conform de symptoom- of stoornisspecifieke behandelrichtlijnen behandeld moeten worden.
  3. Overweeg dopaminerge medicatie blijvend gecontroleerd uit te reiken om terugval in DDS klachten te voorkomen. Bijvoorbeeld middels een medicatie-box met tijdklok (box gaat alleen open op de vooraf ingestelde tijden) of uitreiking via derden (thuiszorg of mantelzorger).
  4. Overweeg behandeling met LCIG of diepe hersenstimulatie in geval van ernstige responsfluctuaties die onvoldoende op te vangen zijn met orale medicatie. Voor de behandeling met apomorfine voor DDS is geen evidentie.

Overwegingen

Beknopte samenvatting van de literatuur

De beschikbare literatuur die behandeling van DDS beschrijft, bestaat slechts uit observationele ziektebeschrijvingen en patiëntenseries, waarbij veelal patiënten met impulscontrolestoornissen ook meegenomen werden. De studies staan samengevat in onderstaande tabel 1. De toegepaste en onderzochte behandelmethoden waren valproïnezuur, levodopa/carbidopa intestinale gel (LCIG) en diepe hersenstimulatie (DBS). Valproïnezuur (dosering tussen de 250 mg en 1000 mg) werd in twee studies onderzocht, met in totaal 7 patiënten met DDS. Bij alle patiënten werd een verbetering van gedrag gezien (Sriram, 2013; Hicks, 2011). Er werden geen bijwerkingen van valproïnezuur gerapporteerd (Sriram, 2013; Hicks, 2011). Door de retrospectieve en beschrijvende studie-opzet, is het echter mogelijk dat bij patiënten bij wie behandeling met valproïnezuur niet werkte, niet zijn gerapporteerd en/of dat het beschreven effect door het natuurlijk beloop verklaard wordt.

 

Catalan (2013) onderzocht het effect van het vervangen van oraal levodopa door LCIG (duodopa) bij patiënten met gevorderde parkinson. Bij een groep van 24 patiënten die deze behandeling kregen, hadden 4 patiënten DDS. Bij alle vier patiënten was verbetering te zien; één patiënt bleef lichte DDS klachten houden.

 

Het effect van DBS op DDS werd in meerdere patiëntenseries onderzocht. In de prospectieve studie van Eusebio (2013) over DBS (n=110) waren, voorafgaand aan de operatie, 18 patiënten (16%) compulsieve gebruikers van dopaminerge medicatie en 12 patiënten (11%) voldeden aan alle criteria voor DDS. Een jaar na de operatie had één patiënt nog klachten passende bij DDS. Patiënten die pre-operatief geen DDS hadden, ontwikkelden dit ook niet na de operatie. Andere studies die het effect van DBS onderzochten op DDS beschreven wisselende effecten (Moum, 2012; Lim, 2009; Lhomee, 2012). Een review dat alle cases op een rij zette, concludeerde dat pre-operatief aanwezige DDS en ICS soms, maar niet altijd in remissie gaan na DBS (Broen, 2012; De la Casa-Fages, 2012).

 

Tabel 1 Overzicht onderzochte behandelingen bij dopamine dysregulatiestoornis bij de ziekte van Parkinson

Studie

Studiedesign

Baseline karakteristieken

Behandeling

Resultaten

Sriram (2013)

Case series

 

Inclusiecriteria

Criteria voor DDS volgens Giovannoni (2000) en DDS bevestigd door een psychiater.

N=4 DDS patiënten

 

3 patiënten (75%) had DBS ondergaan en hadden symptomen van DDS pre- en postoperatief.

Valproïnezuur (dosering tussen 250 mg en 1000 mg)

Bij alle patiënten was alproïnezuur effectief in de behandeling van DDS. Er werden geen bijwerkingen gerapporteerd en er was geen verergering van parkinson-gerelateerde klachten. Drie van de vier patiënten kregen DBS en hadden symptomen van DDS zowel voor als na de operatie.

Hicks, 2011

Case series

 

Inclusiecriteria

patiënten met medicijn-geïnduceerde ICS

N=3 ICS patiënten, waarvan 1 DDS

Valproïnezuur (gebruikte dosering lag tussen de 500 en 1000 mg per dag)

De behandeling met valproïnezuur leek de motorische functies niet te verslechteren en het gedrag te verbeteren. Deze conclusie werd gedaan op basis van klinische assessments en niet op basis van objectieve meetinstrumenten.

Catalán (2013)

Case series

 

Inclusiecriteria

Patiënten met gevorderd parkinson, die behandeld werden met Duodopa. Op basis van een gestructureerd interview werden gedragsaandoeningen geëvalueerd.

N=4 met DDS (en n=4 met ICS) uit een grotere serie (n=24) van patiënten die behandeld werden met Duodopa.

Duodopa (gedurende 15 uur, dagelijkse dosering

1007.2±302,5 mg).

Klachten van DDS verdwenen bij 3 patiënten; bij 1 patiënt verminderden de klachten.

Eusebio (2013)

Prospectieve studie

 

Inclusiecriteria

parkinsonpatiënten die DBS hebben ondergaan (n=110)

Voor de operatie bleken 18 patiënten (16%) compulsief gebruik van dopaminerge medicatie te hebben en 12 van de 110 patiënten voldeden aan alle DDS-criteria (11%).

Subthalamic nucleus stimulation (DBS, bilateraal).

Voor en na de operatie ondergingen de patiënten uitgebreid neuro-psychologisch en psychiatrisch onderzoek.

Uitval; n=2

Een jaar na de operatie had 1 patiënt (van de 16 gemeten) nog DDS. Van de patiënten die voor de operatie geen DDS hadden, ontwikkelden niemand alsnog DDS na de operatie.

Lim (2009)

retrospectieve case series

 

Inclusiecriteria

parkinsonpatiënten die DBS hebben ondergaan

N=17 DDS patiënten

DBS

Na de operatie kregen 2 patiënten DDS die dat pre-operatief nog niet hadden. Bij 5 patiënten die DDS hadden pre-oepratief, verdwenen de klachten.

Lhommée (2012)

Prospectieve case series

 

Inclusiecriteria

parkinsonpatiënten die DBS kregen; ernstige L-dopa-gerelateerde motorfuncties; leeftijd <70 jaar; geen contra-indicaties voor de operatie.

N=4 DDS patiënten (volgens Giovanni criteria)

DBS

In de 4 patiënten met pre-operatief DDS waren de klachten post-operatief verdwenen.

Moum (2012)

Retrospectieve chart review

 

Inclusiecriteria

Patiënten met parkinson die DBS (uni- of bilateraal) ondergingen

Van de 159 onderzochte patiënten voldeden 7 patiënten (4,4%) aan de DDS-criteria (pre- en postoperatief). Voor de operatie hadden 5 patiënten DDS (3%). Deze diagnose veranderde niet na DBS.

DBS

Na unilaterale DBS hadden de 5 patiënten nog steeds DDS.

 

Overige overwegingen

Diagnostiek kan gedaan worden op basis van de klinische criteria zoals beschreven door Giovannoni (2000) (zie tabel 1). Eenvoudige screening op DDS (tezamen met andere impulscontrolestoornissen) kan gedaan worden met behulp van de QUIP-RS (questionnaire for impulsive-compulsive disorders in Parkinson’s disease; Weintraub, 2012). Om goed inzicht te krijgen in de fluctuaties over de dag, in relatie tot de medicatie-inname en symptomen van wearing-off, kan in meer detail de Meerwaldtkaart ingevuld laten worden door patiënt of naaste, of kan gebruik worden gemaakt van een digitale vorm van frequente symptoom monitoring. Goede instructie is daarvoor noodzakelijk. Wanneer dat in de praktijk niet mogelijk blijkt, kan een diagnostische opname overwogen worden, waarbij de verpleegkundige de monitoring van symptomen over de tijd bijhoudt en vastlegt. Voor vroegtijdige signalering is ook een belangrijke rol weggelegd voor de parksinonverpleegkundige of een verpleegkundig specialist.

 

Voor de effectiviteit van medicamenteuze of psychotherapeutische behandeling van DDS is momenteel onvoldoende wetenschappelijk bewijs ten gevolge van gebrek aan gecontroleerd onderzoek op dit terrein. Onderstaande aanbevelingen zijn daardoor gebaseerd op de hierboven beschreven niet-gecontroleerde studies en expert opinion.

Onderbouwing

Het dopamine dysregulatiesyndroom (DDS) is als klinisch beeld beschreven in de literatuur. DDS kenmerkt zich door een toegenomen behoefte aan en excessief gebruik van dopaminerge medicatie, meer dan geïndiceerd ter behandeling van de motorische symptomen, wat gepaard kan gaan met motorische klachten (met name ernstige dyskinesieën, leidend tot uitputting), het compulsief bezig zijn met de beschikbaarheid van medicatie, en de met de hoge dopaminerge dosering gepaard gaande opwinding, (hypo)manie, agressie, of hallucinaties, en de grote weerstand tegen het verlagen van de dopaminerge suppletie en/of het ontstaan van onttrekkingsverschijnselen bij het verlagen van de dosering (irritatie, dysforie, somberheid, angst). Waar sommige experts de DDS zien als een complicatie van een niet (h)erkende en niet behandelde niet-motorische anticipatie-angst, spanning of paniek die ontstaat bij wearing-off, zien andere experts het meer als 1 van de aan verslaving-gerelateerde impulscontrolestoornissen (ICS). Klinische trials naar de effectiviteit van behandelingen voor DDS zijn vooralsnog niet gedaan.

 

Herkenning van dopamine dysregulatiesyndroom :

De klinische kenmerken voor DDS staan goed beschreven in Giovannoni (2000), zijn in onderstaande tabel weer gegeven:

  1. Ziekte van Parkinson met gedocumenteerde levodopa-respons.
  2. Behoefte aan hogere dosering dopaminerge medicatie dan die normaliter nodig is om de symptomen en klachten van parkinson te verlichten.
  3. Patroon van pathologisch gebruik: geuite behoefte aan verhoogde dosering dopaminerge medicatie in de aanwezigheid van overmatige en significante dyskinesieën ondanks "on" zijn, medicijnen hamsteren of medicatie-zoekgedrag, onwil/onvermogen om dosering dopaminerge medicatie te verminderen, afwezigheid van pijnlijke dystonieën.
  4. Stoornissen in gedrag, sociaal en/of beroepsmatig functioneren (bijvoorbeeld agressief gedrag, verlies van vrienden, afwezigheid van het werk, verlies van baan, juridische problemen, ruzies of problemen met familie).
  5. Ontwikkeling van hypomaan/manisch of cyclothymisch affectief beeld in relatie tot hoge dosering dopaminerge medicatie.
  6. Ontwikkeling van onttrekkingsverschijnselen, zoals dysforie, depressie, prikkelbaarheid en angst, bij vermindering/normalisering van de dosering dopaminerge medicatie.
  7. Duur van verstoring van minstens 6 maanden.

-

GRADE

Er is geen wetenschappelijk bewijs voor een behandeling van het dopamine dysregulatiesyndroom.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag (vragen):

 

P: patiënten met de ziekte van Parkinson en DDS;

I: 1. medicamenteuze behandeling;

2. gedragsmatige of psychotherapeutische behandeling;

3. levodopa-carbidopa intestinal gel (LCIG; duodopa);

4. diepe hersen stimulatie (DBS);

C: placebo, andersoortige behandeling;

O: motorische complicaties, medicatie-overconsumptie.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID) en Embase (via Embase.com) is op 23 juli 2018 met relevante zoektermen gezocht naar studies die mogelijk antwoord konden geven op de zoekvraag. Hierbij werden alle soorten onderzoeksopzetten meegenomen. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 162 treffers op. In eerste instantie werden studies geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: vergelijkende studie naar effect van behandeling, minimaal 10 patiënten met de ziekte van Parkinson en DDS. Toen bleek dat er weinig studies beschikbaar zijn, werd de grens van > 10 patiënten los gelaten. Op basis van titel en abstract werden 21 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens alle studies geëxcludeerd omdat het geen vergelijkende studies waren en ze een te lage studiekwaliteit hadden (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording). De beschikbare casusbeschrijvingen staan samengevat in de overwegingen.

  1. Broen M, Duits A, Visser-Vandewalle V, Temel Y, Winogrodzka A. Impulse control and related disorders in Parkinson's disease patients treated with bilateral subthalamic nucleus stimulation: A review. 2011; Parkinsonism and Related Disorders. 17(6):413-7.
  2. Catalán MJ, de Pablo-Fernández E, Villanueva C, Fernández-Diez S, Lapeña-Montero T, García-Ramos R, et al. Levodopa infusion improves impulsivity and dopamine dysregulation syndrome in Parkinson's disease. 2013; Movement Disorders. 28(14):2007-10.
  3. De La Casa-Fages B, Grandas F. Dopamine dysregulation syndrome after deep brain stimulation of the subthalamic nucleus in Parkinson's disease. 2012; Journal of the Neurological Sciences. 312(1-2):191-3.
  4. Eusebio A, Witjas T, Cohen J, Fluchère F, Jouve E, Régis J, et al. Subthalamic nucleus stimulation and compulsive use of dopaminergic medication in Parkinson's disease. 2013; Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry. 84(8):868-74.
  5. Giovannoni G, O'Sullivan JD, Turner K, Manson AJ, Lees AJ. Hedonistic homeostatic dysregulation in patients with Parkinson's disease on dopamine replacement therapies. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2000 Apr;68(4):423-8
  6. Hicks CW, Pandya MM, Itin I, Fernandez HH. Valproate for the treatment of medication-induced impulse-control disorders in three patients with Parkinson's disease. 2011; Parkinsonism and Related Disorders. 17(5):379-81.
  7. Lim SY, O'Sullivan SS, Kotschet K, Gallagher DA, Lacey C, Lawrence AD, et al. Dopamine dysregulation syndrome, impulse control disorders and punding after deep brain stimulation surgery for Parkinson's disease. 2009; Journal of Clinical Neuroscience. 16(9):1148-52.
  8. Lhommée E, Klinger H, Thobois S, Schmitt E, Ardouin C, Bichon A, et al. Subthalamic stimulation in Parkinson's disease: Restoring the balance of motivated behaviours. 2012; Brain. 135(5):1463-77.
  9. Moum SJ, Price CC, Limotai N, Oyama G, Ward H, Jacobson C, et al. Effects of stn and gpi deep brain stimulation on impulse control disorders and dopamine dysregulation syndrome. 2012; PLoS ONE. 7(1).
  10. Sriram A, Ward HE, Hassan A, Iyer S, Foote KD, Rodriguez RL, et al. Valproate as a treatment for dopamine dysregulation syndrome (DDS) in Parkinson's disease. 2013; Journal of Neurology. 260(2):521-7.
  11. Weintraub D, Mamikonyan E, Papay K, Shea JA, Xie SX, Siderowf A. Questionnaire for Impulsive-Compulsive Disorders in Parkinson's Disease-Rating Scale. Mov Disord. 2012 Feb;27(2):242-7.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 14-10-2020

Laatst geautoriseerd  : 14-10-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk vijf jaar na de autorisatiedatum besluit het bestuur van de NVN om de richtlijn te updaten. In principe zullen de modules jaarlijks beoordeeld worden of deze nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVN is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Naast de ontwikkelde modules, is een aantal onderwerpen niet uitgewerkt in de huidige richtlijn. De werkgroep adviseert om deze op korte termijn alsnog te ontwikkelen omdat hier in de praktijk vraag naar is, te weten:

  • urogenitale stoornissen;
  • seksuele gezondheid;
  • interacties tussen medicijnen ;
  • visusstoornissen;
  • orthostatische hypotensie;
  • mond- en keelklachten;
  • obstipatie.

 

Tabel 1 Geldigheid en onderhoud richtlijnmodules

Module

Regiehou-der(s)

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Diagnostiek

NVN

NVN

Nieuwe inzichten, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling de Novo patiënt

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling van motorische klachten en responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Geavanceerde therapieën voor responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling houdingsproblematiek bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling valrisico bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Dopamine dysregulatie-stoornis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Angststoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVvP, NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Apathie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Depressie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Wanen en hallucinaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NIP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Pijnklachten bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Coping met de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, V&VN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Werk en arbeidsongeschiktheid

NVN

NVAB

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Rijgeschiktheid

NVN, VRA

NVN, VRA

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Mantelzorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medicinale cannabis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Mucuna Pruriens bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vitamine B12 of D-suppletie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Multidisciplinaire revalidatieprogramma’s bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Palliatieve zorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Advance care planning

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medische symptoombehandeling in de stervensfase

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

eHealth bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Veranderingen in zorg

Netwerkzorg, casemanagement en verwijscriteria

NVN, VRA

NVN, ParkinsonNet

Veranderingen in zorg

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Parkinson Vereniging

Algemene gegevens

Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Parkinson Vereniging (PV)
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Ergotherapie Nederland (EN)
  • Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)
  • ParkinsonNet, beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW)
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVvS)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM)
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)
  • ParkinsonNet

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Doel van deze herziening is om een richtlijn te verkrijgen waarin de meeste recente (para)medische kennis omtrent de zorg voor patiënten met ziekte van Parkinson wordt meegenomen.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson te maken hebben.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. T. (Teus) van Laar (voorzitter), neuroloog, NVN
  • Dr. A.J.W. (Agnita) Boon, neuroloog, NVN
  • Dr. J.I. (Jorrit) Hoff, neuroloog, NVN
  • Dr. M.L. (Mark) Kuijf, neuroloog, NVN
  • Dr. A.G. (Alexander) Munts, neuroloog, NVN
  • Dr. B. (Bart) Post, neuroloog, NVN
  • Dr. G. (Gerrit) Tissingh, neuroloog, NVN (tot ..)
  • Dr. F.J. (Erik) Slim, vicevoorzitter, revalidatiearts, VRA
  • Drs. W.J. (Willem) Oudegeest, , revalidatiearts, VRA
  • Drs. S.P. (Susan) Meuleman, revalidatiearts, VRA
  • Prof. dr. O.A. (Odile) van den Heuvel, psychiater, NVvP
  • Prof. dr. A.F.G. (Albert) Leentjens, psychiater, NVvP
  • Dr. G. (Bert) Ziere, klinisch geriater, NVKG
  • Drs. H.J. (Hannie) Scheper, specialist Ouderengeneeskunde, Verenso
  • Dr. A.L. (Abram) Rutgers, huisarts, NHG
  • Dr. A.A. (Annelien) Duits, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • H.H. (Herma) Lennaerts – Kats MSc, Parkinsonverpleegkundige, V&VN, ParkinsonNet
  • T. (Tiny) van Wieren-Beerda MSc, verpleegkundig specialist parkinson, V&VN
  • Drs. M.M. (Masja) van het Hoofd, beleidsmedewerker, Parkinson Vereniging
  • Drs. K.C. (Kaie) Klaassen, patiënt-onderzoeker, Parkinson Vereniging
  • Drs. M. (Marianne) Luinstra, ziekenhuisapotheker, NVZA
  • Dr. M. (Marlies) van Nimwegen, fysiotherapeut (niet praktiserend), KNGF, ParkinsonNet
  • Dr. I.H.W.M. (Ingrid) Sturkenboom, ergotherapeut, EN, ParkinsonNet
  • K. (Karin) Overbeek-Dekker, diëtist, NVD, ParkinsonNet
  • Dr. M. (Marten) Munneke, ParkinsonNet

 

Klankbordgroep

  • Dr. J.G. (Hanneke) Kalf, logopedist, NVLF, ParkinsonNet
  • K. (Klaas) Kooistra MSc, apotheker, KNMP
  • P.R.I. (Paul) Rabsztyn, verpleegkundig seksuoloog SH (seksuologische hulpverlening) &VPO (voorlichting preventie en onderwijs), NVvS
  • Dr. F.J.A. (Anton) Meijer, Neuro- en hoofd-hals radioloog, NVvR
  • Prof. Dr. Y. (Yasin) Temel, neurochirurg, NVvN
  • Drs. J.P. (Jacqueline) Janssen, Bedrijfsarts, klinisch arbeidsgeneeskundige, NVAB
  • M. (Marlinda) Bakker, Geriatrisch maatschappelijk werker, BPSW
  • Drs. A.L.A.J. (Danny) Hommel, specialist ouderengeneeskunde, Verenso
  • Drs. H. (Hajo) Jongepier, huisarts, NHG

 

Met ondersteuning van

  • Dr. W.J. (Wouter) Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. ir. N.L. (Nikita) van der Zwaluw, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. L. (Linda) Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Guiterrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • S. (Sonja) Wouters, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door twee afgevaardigden van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Parkinson Vereniging.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door stakeholderpartijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn ziekte van Parkinson (NVN, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). De zekerheid van het bewijs wordt beïnvloed door beperkingen in studieopzet- of uitvoering (risk of bias), imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De formulering van de conclusies hangt af van de bewijskracht. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Netwerkzorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten in de bijlagen).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënten) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Volgende:
Psychosociale en maatschappelijke aspecten