Ziekte van Parkinson

Initiatief: NVN / VRA Aantal modules: 58

Behandeling slaapproblemen bij de ziekte van Parkinson

Uitgangsvraag

Hoe kunnen slaapstoornissen het beste worden behandeld bij parkinsonpatiënten?

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Hoe kan slaperigheid gedurende de dag het beste worden behandeld bij Parkinsonpatiënten?
  2. Hoe kan nachtelijke slaapproblematiek het beste worden behandeld bij Parkinsonpatiënten?

Aanbeveling

Evalueer de slaapproblematiek met een gevalideerde slaap-schaal om een eerste indruk te krijgen van de ernst van de slaapproblematiek, en vraag uit of de patiënt slecht in- of doorslaapt.

 

Beoordeel of de aard van de slaapproblematiek voortvloeit uit slaperigheid overdag of dat het om nachtelijke slaapproblematiek gaat.

 

Beoordeel of de problematiek wordt veroorzaakt door parkinsonsymptomen bij onder- of overmedicatie in de nacht. Wanneer dit het geval is, pas dan de medicatie aan.

 

Informeer de patiënt over slaaphygiënische maatregelen.

 

Overweeg het voorschrijven van cafeïne, modafinil, en/of lichttherapie bij slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Overweeg een verwijzing naar een slaapcentrum voor behandeling met natriumoxybaat bij slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Overweeg het voorschrijven van melatonine, rotigotine of lichttherapie bij nachtelijke slaapproblemen bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Overweeg rivastigmine voor te schrijven bij patiënten met de ziekte van Parkinson en REM-slaap gerelateerde gedragsstoornissen.

 

Verwijs zo nodig naar een multidisciplinair centrum voor slaapgeneeskunde.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

In de literatuursamenvatting worden zowel medicamenteuze als niet-medicamenteuze interventies beschreven die zich richten op het verbeteren van de slaapproblematiek van patiënten met de ziekte van Parkinson. Studies worden beschreven waarin interventies werden onderzocht die zich zowel richten op slaapproblematiek gedurende de dag als op nachtelijke slaapproblematiek. Hoewel meerdere interventies zijn beschreven hebben zij allen een lage tot zeer lage bewijskracht. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat de studiegroepen erg klein zijn (één enkele RCT) en groot risico op bias. Met deze lage tot zeer lage bewijskracht is het lastig om één type behandeling voor slaapproblematiek gedurende de dag of nachtelijke slaapproblematiek aan te bevelen. Vermeld dient te worden dat de gebruikelijke medicatie die bij slaapstoornissen kan worden voorgeschreven zoals benzodiazepinen als temazepam en zopiclon niet bij de ziekte van Parkinson zijn onderzocht.

 

Gezien de relatief kleine patiëntengroepen in de door Rodrigues (2016) samengevatte studies naar het effect van cafeïne, doxepine en rivastigmine en de grote betrouwbaarheidsintervallen in de genoemde studies is de evidentie van de gevonden resultaten niet optimaal. Er lijkt dan ook onvoldoende evidentie om hun effectiviteit te ondersteunen dan wel te weerleggen. Ook voor de studie naar melatonine geldt enige waakzaamheid. De dosering van 50 mg /dag imponeert als veel te hoog, echter een dosering van 5 mg was ook statistisch significant. Helaas zijn er geen klinisch relevante verschillen beschikbaar. Gezien de meta-analyse van modafinil en het robuuste effect van natriumoxybaat lijken deze resultaten wel klinisch relevant. Ten aanzien van de niet-medicamenteuze interventies kan gesteld worden dat slaap hygiënische maatregelen onderzocht werden in de controle-arm, maar wel een statistisch significante verbetering lieten zien in slaapscore, die onder de grens lag van wat door de auteurs als klinisch significant werd beschouwd. Echter slaap hygiënische maatregelen zijn relatief makkelijk in te passen, relatief goedkoop, en hebben weinig tot geen bijwerkingen. Daarnaast zijn deze maatregelen zinvol voor zowel problemen tijdens de nachtslaap als voor slaperigheid overdag. Dit laatste geldt mogelijk ook voor lichttherapie. Hoewel er sinds vorige richtlijn meer onderzoek is verricht naar slaapstoornissen blijft de bewijskracht laag. Er is dus nog steeds behoefte aan goed opgezette RCT’s met voldoende patiëntaantallen en follow-up.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Het is van belang om in samenspraak met de patiënt te komen tot een ideale behandelvorm die past bij de wensen en behoefte van de patiënt. Maak onderscheidt in slaperigheid overdag of nachtelijke slaapproblematiek omdat deze elkaar beïnvloeden en daarmee mogelijk een andere behandelstrategie wenselijk is. De voornaamste behandeldoelen van de patiënt zijn het optimaliseren van de nachtslaap en zo min mogelijk slaperigheid overdag. Dit komt niet alleen ten gunste aan de patiënt maar ook de partner dan wel mantelzorger, voor wie de nachtslaap kwalitatief beter zal zijn.

 

Kosten (middelenbeslag)

Het geven van educatie ten aanzien van slaaphygiënischemaatregelen zal weinig extra kosten met zich meebrengen. De kosten voor lichttherapie bestaan uit de aanschaf van een 10.000 lux-lamp welke voor bedrag van 30 tot 70 euro verkrijgbaar zijn. Ook de studie van Rutten (2019) waarin lichttherapie werd toegepast voor depressie bij mensen met parkinson, toonde dat er weliswaar geen verschil was met de controlegroep met betrekking tot de primaire uitkomstmaat depressie, maar wel een verbeterde slaap. Hierbij was het effect op de slaap groter bij de 10.000 lux-lamp in vergelijking met de 200 lux-lamp. Dit laat eveneens zien dat met deze eenvoudige relatief goedkope maatregelen positieve effecten bereikt kunnen worden.

 

Haalbaarheid en implementatie

Zowel modafinil als natriumoxybaat zijn niet geregistreerd als medicatie voor slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson. Dit betekent dat de middelen off-label voorgeschreven zouden worden. Indien de behandelaar geen specifieke ervaring heeft in het indiceren en voorschrijven van natriumoxybaat wordt geadviseerd dit over te laten aan artsen in een gespecialiseerd slaapcentrum.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

In deze sectie worden in afweging van de literatuur generieke principes besproken die kunnen worden gevolgd wanneer een patiënt met de ziekte van Parkinson zich presenteert met slaapproblematiek. Gezien het hoge percentage patiënten met de ziekte van Parkinson bij wie slaapproblematiek voorkomt en de invloed die dit heeft op de kwaliteit van leven moet er tijdens controle bij de neuroloog of parkinsonverpleegkundige/verpleegkundig specialist aandacht zijn voor slaapproblematiek. Allereerst is het belangrijk om na te gaan of er sprake is van slaperigheid gedurende de dag, welke mogelijk interfereert met nachtelijke slaapproblematiek of pur sec nachtelijke slaapproblematiek. Indien slaapproblematiek aanwezig is kan gelet op de literatuursamenvatting en de overwegingen vanuit het klinisch perspectief, het volgende stappenplan geadviseerd worden.

 

Gestoorde nachtslaap

Wanneer er een gestoorde nachtslaap is, onderzoek of er onderliggende pathologie is. Als er een “klassieke” RBD is, kan medicamenteuze behandeling overwogen worden met clonazepam. Indien dit niet het gewenste effect heeft dient verdere diagnostiek middels video-PSG overwogen te worden om de diagnose te ondersteunen alvorens andere medicatie als melatonine of rivastigmine voor te schrijven. Zo nodig kan hiervoor verwijzing naar een gespecialiseerd slaapcentrum plaatsvinden. Een alternatief is een short-stay opname in verpleeghuis met Parkinson expertise voor observatie/diagnostiek en begeleiden in slaap/waakritme. Indien er slaap gerelateerde ademhalingsproblemen zijn, RLS of PLMS behandel dan op geleide van bevindingen. Omdat behandeling van deze problemen bij de ziekte van Parkinson lastig kan zijn kan ook hier meedenken door een somnoloog zinvol zijn. Indien er geen sprake is van RBD, slaap gerelateerde ademhalingsproblemen, RLS of PLMS dan kan men het volgende stappenplan aanhouden.

 

Stap 1

  • Beoordeel of de problematiek wordt veroorzaakt door parkinsonsymptomen bij onder- of overmedicatie in de nacht. Wanneer dit het geval is, pas dan de medicatie aan.

Stap 2

  • Start met educatie aangaande slaaphygiënische maatregelen.

Stap 3

  • Wanneer slaaphygiënische maatregelen onvoldoende effect hebben overweeg dan lichttherapie (10.000 Lux, 30 tot 60 minuten in de avond) omdat dit een redelijk laagdrempelige behandeling betreft.

Stap 4

  • Als slaaphygiënische maatregelen en lichttherapie onvoldoende effect hebben, overweeg verdere diagnostiek middels polysomnografie met videoregistratie of verwijzing naar een slaapcentrum alvorens te starten met melatonine. Alhoewel in de studie doseringen van 50 en 5 mg werden gebruikt is het advies om te starten met 1 mg en dit op geleide van het effect op te hogen tot maximaal 5 mg.

Stap 5

  • Indien het effect van melatonine niet het gewenste resultaat heeft verwijs patiënt dan naar een multidisciplinair gespecialiseerd slaapcentrum als dit nog niet heeft plaatsgevonden.

 

Hypnotica zijn in het algemeen niet geïndiceerd maar kunnen om een cirkel te doorbreken kortdurend, bijvoorbeeld enkele dagen tot maximaal 2 weken, worden voorgeschreven. Houd bij het voorschrijven van hypnotica rekening met een verhoogd valrisico.

 

Slaperigheid overdag

Onderzoek bij slaperigheid overdag of er sprake is van nachtelijke slaapproblematiek. Wanneer deze aanwezig is, behandel dan eerst de nachtelijke slaapproblemen. Omdat slaperigheid overdag het gevolg kan zijn van medicatiewijzigingen of intercurrente problematiek is het van belang om dit te evalueren en zo nodig de medicatie aan te passen en de comorbiditeit te behandelen. Indien er geen sprake is van nachtelijke slaapproblematiek, medicatiewijzigingen of intercurrente problematiek dan kan het volgende stappenplan gevolgd worden.

 

Stap 1

  • Start met educatie aangaande slaaphygiënische maatregelen.

Stap 2

  • Wanneer slaaphygiënische maatregelen onvoldoende effect hebben overweeg dan lichttherapie (10.000 Lux, 1 uur tussen 9 en 11, en tussen 17 en 19 uur) omdat dit een redelijk laagdrempelige behandeling betreft.

Stap 3:

  • Wanneer slaap hygiënische maatregelen en lichttherapie onvoldoende effect hebben overweeg dan te starten met een medicamenteuze behandeling, als eerste modafinil. Indien dit onvoldoende effect heeft en men geen specifieke ervaring heeft in het voorschrijven van natriumoxybaat verwijs dan patiënt naar een gespecialiseerd slaapcentrum.

 

Indien bovenstaande adviezen niet het gewenste resultaat hebben bij zowel gestoorde nachtslaap als slaperigheid overdag:

  • Overweeg, voor zover dit nog niet heeft plaatsgevonden, verwijzing naar multidisciplinair centrum voor slaapgeneeskunde.

Onderbouwing

Tussen de 70% en 90% van de parkinsonpatiënten ervaart slaapproblemen. Deze problemen zijn van grote invloed op het functioneren van de patiënt en diens omgeving. Slaapproblemen kunnen ‘s nacht aanwezig zijn, maar ook in de vorm van slaperigheid gedurende de dag. Veel voorkomende oorzaken van slaperigheid overdag zijn een verstoorde nachtelijke slaap en bijwerkingen van met name dopamine-agonisten. De ziekte van Parkinson kan ook gepaard gaan met een primaire vorm van excessieve slaperigheid overdag, die gelijkenissen met narcolepsie vertoont.

Slaapproblemen ‘s nachts zijn vaak het gevolg van nachtelijke motorische onrust. Deze kan worden veroorzaakt door nachtelijke ‘off’-symptomen zoals tremor, rigiditeit, akinesie, bradykinesie en dystonie. Maar ook dyskinesieën, REM-slaapgedragsstoornissen en rusteloze benen kunnen de slaap verstoren. Daarnaast kunnen slaapstoornissen veroorzaakt worden door nycturie, nachtelijke pijn, bijwerkingen van medicatie, bijkomende neuropsychiatrische aandoeningen, levendig dromen, nachtmerries, psychofysiologische insomnie en slaap gerelateerde ademhalingsstoornissen. Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson kunnen uitermate complex zijn en er zijn weinig goede studies verricht. Derhalve berust behandeling vaak op klinische ervaring. Deze module evalueert medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandelingen voor slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Herkenning slaapproblematiek:

Slaapproblematiek wordt vaak onvoldoende herkend. Parkinsongerelateerde klachten kunnen voor nachtelijke slaapproblemen zorgen (zoals tremors, stijfheid et cetera) en daarmee grote invloed hebben op het dagelijks functioneren. Het is daarom van belang om aandacht te hebben voor slaapproblemen in het gesprek met de mens met de ziekte van Parkinson. Zowel de nachtelijke slaapproblematiek als slaperigheid overdag worden uitgevraagd. Indien er problemen zijn met de nachtslaap dan wel er slaperigheid overdag is, dient er aandacht te zijn voor de activiteiten en eet- en drinkgewoonten in de avond, inslaaplatentie, slaapduur, kwaliteit van de slaap, (frequentie van) nycturie, onrust in de nacht, medicatiegebruik voor- en in de nacht, slaap gerelateerde ademhalingsstoornissen en gepland en ongewild in slaap vallen overdag. Eventueel kan hierbij gebruik gemaakt worden van een screenende slaapschaal zoals de Parkinson’s Disease Sleep Scale.

Slaperigheid gedurende de dag

Laag

GRADE

Cafeïne vermindert mogelijk slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Rodrigues, 2016)

 

Laag

GRADE

Doxepine vermindert mogelijk niet de slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson

 

Doxepine vermindert mogelijk niet de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Rodrigues, 2016)

 

Laag

GRADE

Modafinil vermindert mogelijk de slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Rodrigues, 2016)

 

Laag

GRADE

Natriumoxybaat vermindert mogelijk de slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Natriumoxybaat vermindert mogelijk niet de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Büchele, 2018)

 

Laag

GRADE

Lichttherapie vermindert mogelijk de slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Videnovic, 2017)

 

Laag

GRADE

Cognitieve gedragstherapie vermindert mogelijk niet de slaperigheid overdag, in vergelijking met instructie om slaaphygiëne te verbeteren, bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Patel, 2017)

 

Laag

GRADE

Het is onduidelijk of cognitieve gedragstherapie gecombineerd met lichttherapie, vergeleken met placebo, de slaperigheid overdag bij patiënten met de ziekte van Parkinson vermindert.

 

Bronnen: (Rios Romenets, 2013)

 

Nachtelijke slaapproblematiek

Laag

GRADE

Eszopiclone vermindert mogelijk niet de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Rodrigues, 2016)

 

Laag

GRADE

Melatonine vermindert mogelijk niet de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Rodrigues, 2016)

 

Laag

GRADE

Rotigotine(pleister) vermindert mogelijk de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Pierantozzi, 2016)

 

Laag

GRADE

Rivastigmine(pleister) vermindert mogelijk REM-slaap gedragstoornissen bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Rodrigues, 2016)

 

Laag

GRADE

Lichttherapie vermindert mogelijk de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

 

Bronnen: (Videnovic, 2017)

 

Laag

GRADE

Cognitieve gedragstherapie in vergelijking met instructie om slaap hygiëne te verbeteren, vermindert mogelijk niet de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson..

 

Bronnen: (Patel, 2017)

 

Laag

GRADE

Het is onduidelijk of cognitieve gedragstherapie gecombineerd met lichttherapie de nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson vermindert.

 

Bronnen: (Rios Romenets, 2013)

Medicamenteuze interventies

Slaperigheid gedurende de dag

De systematische review van Rodrigues (2016) beschrijft de effectiviteit en veiligheid van medicamenteuze behandelingen voor slaperigheid gedurende de dag bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Rodrigues (2016) dekt de literatuur tot december 2014 en heeft alleen gerandomiseerd onderzoek geïncludeerd waarin medicamenteuze interventies werden vergeleken met controle of placebo interventies. In totaal werden vier studies geïncludeerd die zich richtten op slaperigheid gedurende de dag (n=137) (Ondo, 2005; Adler, 2003; Hogle, 2002; Postuma, 2012). In totaal werden twee medicamenten onderzocht: modafinil (Ondo, 2005; Adler, 2003; Hogle, 2002) en cafeïne (Postuma, 2012). Alle vier de RCT’s zijn placebo-gecontroleerd en dubbelblind uitgevoerd. Een strikt inclusiecriterium was een klinische diagnose voor slaperigheid gedurende de dag volgens de Epworth Sleepiness Scale (ESS). Aanvullend is de studie van Büchele (2018) geïncludeerd. Deze studie is gepubliceerd na de systematische zoekactie van Rodrigues (2016). Büchele (2018) onderzocht het effect van natriumoxybaat op slaperigheid overdag. In alle studies werd de verandering in ESS-score geselecteerd als primaire uitkomstmaat en bijwerkingen werden gerapporteerd.

 

Cafeïne versus placebo (Rodrigues, 2016)

In de systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) wordt één studie samengevat die het effect van cafeïne op slaperigheid overdag onderzocht (Postuma, 2012). Na zes weken gebruik van 200-400 mg cafeïne per dag scoorden deelnemers in de cafeïnegroep gemiddeld 1,71 punten lager op de ESS dan deelnemers in de placebogroep, gemiddelde verschil is -1,71 (95%BI -3,57 tot 0,13), ten gunste van de cafeïnegroep. Er werd geen verschil in bijwerkingen gevonden tussen beide groepen.

 

Doxepine versus placebo (Rodrigues, 2016)

In de systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) wordt één studie samengevat die het effect van doxepine op slaperigheid overdag onderzocht (Rios Romenets, 2013). Na zes weken gebruik van doxepine (10mg, eenmaal daags in de avond ingenomen) scoorden deelnemers gemiddeld 1,0 punt hoger op de ESS dan deelnemers in de placebogroep, gemiddelde verschil = 1,0 (95% BI −2,15 tot 4,15), ten gunste van de placebogroep. Drie van de zes doxepine gebruikers rapporteerden bijwerkingen (vermoeidheid, misselijkheid, en duizeligheid.

 

Modafinil versus placebo (Rodrigues, 2016)

In de systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) worden drie studies samengevat die het effect van modafinil op slaperigheid overdag onderzochten (Adler 2003; Hogl 2002; Ondo 2005). De resultaten van deze studies werden samengevat in een meta-analyse. Gebruikers van modafinil scoorden gemiddeld 2,24 punten lager op de ESS dan deelnemers die een placebo kregen, gepoolde gemiddelde verschil =-2,24 (95% BI -3,90 tot -0,57), ten gunste van de modafinilgroep. Negentien van de 41 modafinil gebruikers, en 10 van de 40 deelnemers in de placebogroep rapporteerden bijwerkingen. Alle gerapporteerde bijwerkingen waren mild, en leidde niet tot het stoppen van medicatiegebruik.

 

Natriumoxybaat versus placebo (Büchele 2018)

Eén studie onderzocht het effect van natriumoxybaat op slaperigheid overdag (Büchele 2018). Na zes weken gebruik van natriumoxybaat (ingenomen op het moment van slapen gaan, en 2,5 tot 4 uur na het slapen gaan) scoorden deelnemers gemiddeld 4,2 punten lager op de ESS dan deelnemers die een placebo gebruikten, gemiddelde verschil = -4,2 (95% BI −5,3 tot −3,0), ten gunste van de natiumoxybaatgroep. Twaalf van de 12 natriumoxybaat gebruikers, en 5 van de 12 deelnemers in de placebogroep rapporteerden bijwerkingen. De meeste gerapporteerde bijwerkingen waren mild.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaten ESS-score en bijwerkingen startte op hoog gezien de gecontroleerde studieopzet en is met één niveau verlaagd vanwege imprecisie (te geringe studieomvang) en met één niveau vanwege beperkingen in onderzoeksopzet (risico op bias). De bewijskracht is ‘Laag’.

 

Nachtelijke slaapproblematiek

De systematische review van Rodrigues (2016) beschrijft de effectiviteit en veiligheid van medicamenteuze behandelingen voor nachtelijke slaapproblematiek bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Rodrigues (2016) dekt de literatuur tot december 2014 en includeert alleen gerandomiseerd onderzoek waarin medicamenteuze interventies werden vergeleken met controle of placebo interventies. In totaal werden zes studies geïncludeerd (n=201) die zich richtten op nachtelijke slaapproblematiek. Alle zes de RCT’s zijn placebo-gecontroleerd en dubbelblind uitgevoerd. Vijf studies onderzochten het effect van medicatie op insomnia (n=189) (Comella, 2005; Dowling, 2005; Menza, 2010; Pan, 2013; Rios Romenets, 2013) en één studie onderzocht het effect van medicatie op REM-slaapproblematiek (n=12) (Di Giacopo, 2012). Alle studies onderzochten een ander medicament. De volgende medicamenten werden onderzocht voor insomnia: pergolide (Comella, 2005), melatonine (Dowling, 2005), eszopiclone (Menza, 2010), doxepine (Rios Romenets, 2013) en Yang-Xue-Qing-Nao granulaten (Pan, 2013). De studies over pergolide (Comella, 2005) en Yang-Xue-Qing-Nao granulaten (Pan, 2013) worden niet meegenomen in de literatuuranalyse omdat deze niet gebruikelijk zijn voor de Nederlandse klinische praktijk. Het effect van rivastigmine werd onderzocht op REM-slaapproblematiek (Di Giacopo, 2012). In aanvulling op de systematische review van Rodrigues (2016) zijn twee recente studies geselecteerd, gepubliceerd na december 2014, die het effect van medicamenteuze interventies onderzochten op nachtelijke slaapproblematiek (Büchele, 2018; Pierantozzi, 2016). Büchele (2018) onderzocht het effect van het medicament natriumoxybaat en Pierantozzi (2016) onderzocht rotigotine. Beide studies zijn gerandomiseerd, placebogecontroleerd en dubbelblind uitgevoerd. In alle studies werd de verandering in slaapscore geselecteerd als primaire uitkomstmaat en bijwerkingen werden gerapporteerd.

 

Doxepine versus placebo (Rodrigues, 2016)

In de systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) wordt één studie samengevat die het effect van doxepine op insomnie onderzocht (Rios Romenets, 2013). Na zes weken gebruik van doxepine (10mg, eenmaal daags in de avond ingenomen) scoorden deelnemers gemiddeld 7,0 punten lager op de Insomnia Severity Index (ISI) dan deelnemers die placebotherapie kregen, gemiddelde verschil = -7,0 (95% BI −12,3 tot −1,7), ten gunste van de doxepinegroep. Gebruikers van doxepine scoorden gemiddeld 9,5 punten hoger op de Parkinson Disease Sleep Scale (PDSS) dan deelnemers die placebotherapie kregen, gemiddelde verschil =9,5 (95% BI -8,61 tot 27,61), ten gunste van de doxepinegroep, en 0,1 punt lager op de PSQI, gemiddelde verschil = −0,1 (95% BI −4,10 tot 4,30), ten gunste van de doxepinegroep. Drie van de zes doxepinegebruikers rapporteerden bijwerkingen (vermoeidheid, misselijkheid, en duizeligheid).

 

Eszopiclone versus placebo (Rodrigues, 2016)

In de systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) wordt één studie samengevat die het effect van eszopiclone op insomnie onderzocht (Menza 2010). Na zes weken gebruik van eszopiclone (2 tot 3 mg, eenmaal daags voor bedtijd) scoorden deelnemers gemiddeld hetzelfde op de Sleep Impairment Index (SII) als deelnemers die placebo gebruikten, gemiddelde verschil =0 (95% BI −1,8 tot 1,8), geen verschil tussen beide groepen. Vijf van de 15 eszopiclone gebruikers, en 4 van de 15 deelnemers in de placebogroep rapporteerden bijwerkingen.

 

Melatonine versus placebo (Rodrigues, 2016)

In de systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) wordt één studie beschreven die het effect van 5mg melatonine en het effect van 50mg melatonine op nachtelijke slaapproblematiek onderzocht (Dowling 2005). De systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) vat alleen de resultaten van de 50mg melatoninegroep samen. De behandeling met 50mg melatonine (eenmaal daags een half uur voor bedtijd) in vergelijking met placebo leidde tot een statistisch significante toename van de slaaptijd (10 minuten, p<0,05), echter de werkgroep acht dit verschil niet klinisch relevant. Er werden geen bijwerkingen gerapporteerd in de melatoninegroep.

 

Natriumoxybaat versus placebo (Büchele, 2018)

Eén studie onderzocht het effect van natriumoxybaat op nachtelijke slaapproblematiek (Büchele, 2018). Na zes weken gebruik van natriumoxybaat (ingenomen op het moment van slapen gaan, en 2,5 tot 4 uur na het slapen gaan) scoorden deelnemers gemiddeld 2 punten lager op de PDSS dan deelnemers in de placebogroep, gemiddelde verschil =-2,0 (95% BI −2,8 tot -1,2), ten gunste van de placebogroep (Büchele, 2018). Twaalf van de 12 natriumoxybaat gebruikers, en vijf van de 12 deelnemers in de placebogroep rapporteerden bijwerkingen. De meeste gerapporteerde bijwerkingen waren mild.

 

Rotigotine (Pierantozzi, 2016)

Eén studie onderzocht het effect van rotigotine pleisters (getitreerd tot een dosering van gemiddeld 9,14mg (SD=1,85) op nachtelijke slaapproblematiek (Pierantozzi, 2016). Gebruikers van een rotigotinepleister scoorden gemiddeld 20,29 punten hoger op de PDSS, gemiddelde verschil = 20,29 (95% BI 14,42 tot 26,16), ten gunste van de rotigotinegroep en 4,57 punten lager op de PSQI, gemiddelde verschil = −4,57 (95% BI −5,81 tot −3,33), ten gunste van de rotigotinegroep dan deelnemers in de placebogroep. De studie rapporteerde geen resultaten voor bijwerkingen.

 

Rivastigmine versus placebo (Rodrigues, 2016)

De systematische literatuurstudie van Rodrigues (2016) beschrijft één studie die het effect van rivastigminepleisters op REM-slaapgedragstoornissen onderzocht (Di Giacopo, 2012). Het gebruik van een rivastigminepleister (4,6 mg per dag) leidde tot een statistisch significante afname van het aantal episodes van REM-slaapgedragstoornissen in vergelijking met placebo (p=0,027). Twee deelnemers in de rivastigminegroep rapporteerden bijwerkingen (orthostatische hypotensie en asthenie).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaten ISI, PDSS, SII, PDSS, slaaptijd, aantal episodes REM-slaapstoornis en bijwerkingen startte op hoog gezien de gecontroleerde studieopzet en is met één niveau verlaagd vanwege imprecisie (te geringe studieomvang) en met één niveau vanwege beperkingen in onderzoeksopzet (risico op bias). De bewijskracht is ‘Laag’.

 

Niet-medicamenteuze interventies

Naast de medicamenteuze interventies zijn ook studies geïncludeerd die het effect van niet-medicamenteuze interventies hebben onderzocht op slaperigheid gedurende de dag en nachtelijke slaapproblematiek. Uit de literatuurzoekactie zijn drie RCT’s naar voren gekomen (Videnovic, 2017; Patel, 2017; Rios Romenets, 2013). Videnovic (2017) onderzocht het effect van lichttherapie op slaperigheid gedurende de dag in 31 patiënten met de ziekte van Parkinson met slaperigheid gedurende dag volgens de ESS. Patiënten werden gerandomiseerd verdeeld over twee groepen, de ene groep kreeg dagelijks lichttherapie (n=16) en de andere groep kreeg een placebo-interventie waarbij rood gedimd licht werd getoond (n=15). Patiënten in beide groepen kregen tweemaal daags therapie voor een periode van twee weken (één uur ’s ochtends tussen 9.00u en 11.00u; en één uur ’s middags tussen 17.00u en 19.00u). De belangrijkste uitkomsten waren de verandering in ESS-score en gerapporteerde bijwerkingen. Patel (2017) onderzocht het effect van cognitieve gedragstherapie op nachtelijke slaapproblematiek (insomnia) in patiënten met de ziekte van Parkinson met insomnia volgens de Insomnia Severity Index (ISI). In totaal werden 14 patiënten gerandomiseerd verdeeld over twee behandelgroepen, de ene groep kreeg cognitieve gedragstherapie (n=8) en de andere groep een educatieprogramma waarin standaard advies werd gegeven over slaaphygiëne (n=6). Patiënten gerandomiseerd in de cognitieve gedragstherapiegroep kregen voor een periode van zes weken, dagelijks, online, individuele, interactieve gedragstherapie gericht op het aanleren van een ander slaapgedrag. Patiënten die het educatieprogramma volgden werden geïnformeerd over slaaphygiëne en kregen reminders voor het opvolgen van hygiënische slaapgedrag. De belangrijkste uitkomst was de verandering in ESS-score. Rios Romenets (2013) onderzocht ook het effect van cognitieve gedragstherapie op insomnia in patiënten met de ziekte van Parkinson. In totaal werden patiënten gerandomiseerd verdeeld over twee groepen, de ene groep kreeg voor een periode van zes weken cognitieve gedragstherapie in combinatie met lichttherapie (n=6) en de andere groep kreeg een placebo-interventie (n=6). Patiënten met insomnia volgens de SCOPA-sleep score kwamen in aanmerking voor participatie. Patiënten volgden zes weken lang, één keer per week, een groepstraining van anderhalf uur en kregen daarnaast dagelijks 30 minuten lichttherapie De belangrijkste uitkomsten waren de ESS-score en de gerapporteerde bijwerkingen.

 

Niet-medicamenteuze interventies voor slaperigheid gedurende de dag

Lichttherapie versus placebo (Videnovic, 2017)

Eén studie onderzocht het effect van lichttherapie op slaperigheid overdag (Videnovic, 2017). Na twee weken lichttherapie scoorden deelnemers gemiddeld 2,5 punten lager op de ESS dan deelnemers die de controletherapie kregen, gemiddelde verschil = -2,5 (95%BI −5,4 tot 0,4), ten gunste van de lichttherapiegroep. Twee van de 16 patiënten in de lichttherapiegroep (hoofdpijn en slaperigheid), en één van de 15 patiënten in de controlegroep (prikkelende ogen) rapporteerden bijwerkingen.

 

Cognitieve gedragstherapie versus slaaphygiëne (Patel, 2017)

Eén studie onderzocht het effect van cognitieve gedragstherapie op slaperigheid overdag (Patel, 2017). Na acht weken scoorden de patiënten in de cognitieve gedragstherapiegroep gemiddeld 1,4 punten hoger op de ESS dan deelnemers die algemene instructies kregen om de slaaphygiëne te verbeteren (gemiddelde verschil = 1,44 (95%BI -2,54 tot 5,34), ten gunste van de slaaphygiëne adviesgroep (Patel 2017). De studie rapporteerden geen resultaten voor mogelijk bijwerkingen.

 

Cognitieve gedragstherapie met lichttherapie versus placebo (Rios Romenets, 2013)

Eén studie onderzocht het effect van cognitieve gedragstherapie gecombineerd met lichttherapie op slaperigheid overdag (Rios Romenets, 2013). Na zes weken scoorden de deelnemers met de combinatietherapie gemiddeld 1 punt hoger op de ESS dan deelnemers in de controlegroep, gemiddelde verschil = 1,0 (95% BI -3,9 tot 5,9), ten gunste van de controlegroep. Eén deelnemer in de interventiegroep rapporteerde een bijwerking als gevolg van lichttherapie (niet ernstige brandwond op voorhoofd, door contact met de lichtbron).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaten ESS-score en bijwerkingen startte op hoog niveau, gezien de gecontroleerde studieopzet en is met één niveau verlaagd vanwege imprecisie (te geringe studieomvang) en met één niveau vanwege beperkingen in de onderzoeksopzet (risico op bias). De bewijskracht is ‘Laag’.

 

Niet-medicamenteuze interventies voor nachtelijke slaapproblematiek

Lichttherapie versus placebo (Videnovic, 2017)

Eén studie onderzocht het effect van lichttherapie op nachtelijke slaapproblematiek (Videnovic, 2017). Na twee weken lichttherapie scoorden deelnemers gemiddeld 7,7 punten hoger op de PDSS dan deelnemers in de controlegroep, gemiddelde verschil = 7,70 (95%BI -5,09 tot 20,49), ten gunste van de lichttherapiegroep, en 1,08 punten lager op de Parkinson Sleep Quality Index (PSQI), gemiddelde verschil = −1,08 (95% BI −3,83 tot 1,67), ten gunste van de lichttherapiegroep. Twee van de 16 patiënten in de lichttherapiegroep (hoofdpijn en slaperigheid), en 1 van de 15 deelnemers in de controlegroep (prikkelende ogen) rapporteerden bijwerkingen.

 

Cognitieve gedragstherapie versus slaaphygiëne (Patel, 2007)

Eén studie onderzocht het effect van cognitieve gedragstherapie op nachtelijke slaapproblemen (Patel, 2017). Patiënten volgden zes weken lang een online interactief programma. Na acht weken scoorden de deelnemers gemiddeld 1 punt lager op de ISI dan deelnemers die algemene instructies kregen om de slaaphygiëne te verbeteren (gemiddelde verschil = -1,00 (95%BI -4,97 tot 2,97), geen verschil tussen beide groepen. De studie rapporteerden geen resultaten voor mogelijk bijwerkingen.

 

Cognitieve gedragstherapie met lichttherapie versus placebo (Rios Romenets, 2013)

Eén studie onderzocht het effect van cognitieve gedragstherapie gecombineerd met slaapadvies en lichttherapie op nachtelijke slaapproblematiek (Rios Romenets, 2013). Na zes weken scoorden de deelnemers gemiddeld 0,3 punten hoger op de PDSS dan deelnemers die controletherapie kregen, gemiddelde verschil = 0,3 (95% BI -9,98 tot 10,58) en 0,9 punten lager op de PSQI, gemiddelde verschil = −0,9 (95% BI −5,88 tot 4,08), geen verschil tussen beide groepen. Deelnemers scoorden gemiddeld 5,8 punten lager op de ISI dan deelnemers die controletherapie kregen (gemiddelde verschil = -5,8 (95% BI −10,16 tot −1,44), ten gunste van de cognitieve gedrags- en lichttherapiegroep. Eén deelnemer in de interventiegroep rapporteerde een bijwerking als gevolg van lichttherapie (niet ernstige brandwond op voorhoofd, door contact met de lichtbron).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaten PSQI, ISI, PDSS en bijwerkingen startte op hoog gezien de gecontroleerde studieopzet en is met één niveau verlaagd vanwege imprecisie (te geringe studieomvang) en met één niveau vanwege beperkingen in onderzoeksopzet (risico op bias). De bewijskracht is ‘Laag’.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvragen:

Wat zijn de (on)gunstige effecten van medicamenteuze of niet-medicamenteuze behandeling van slaapklachten bij patiënten met de ziekte van Parkinson?

 

P: patiënten met de ziekte van Parkinson en slaapklachten;

I: medicateuze behandeling; niet-medicamenteuze behandeling;

C: placebo, andersoortige behandelingen (waiting list /care as usual);

O: slaperigheid gedurende de dag, nachtelijke slaapproblematiek.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte de verandering in slaperigheid overdag en nachtelijke slaapproblematiek gemeten met gevalideerde vragenlijsten, bijvoorbeeld de ‘Epworth Sleepiness Scale’ (ESS) of de ‘Pittsburgh Sleep Quality Index’ (PSQI), en het optreden van ernstige bijwerkingen voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaten. De werkgroep hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) is op 30 juli 2018 gezocht naar studies die het effect van medicatie en/of niet-medicamenteuze behandeling voor slaapproblematiek bij Parkinsonpatiënten onderzochten. Omdat een recent gepubliceerde systematische literatuurstudie (Rodrigues 2016) de literatuur heeft doorzocht tot december 2014, zijn studies geselecteerd die zijn gepubliceerd na 2014. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende criteria: gerandomiseerde studies of systematische literatuurstudies van gerandomiseerde studies, Parkinsonpatiënten met slaperigheid overdag of nachtelijke slaapproblematiek (vastgesteld met een gevalideerd meetinstrument), vergelijking van medicamenteuze en/of niet-medicamenteuze interventies met gebruikelijke zorg of placebo. De literatuurzoekactie leverde 274 treffers op. Op basis van titel en abstract werden 43 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden 35 studies uitgesloten (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en acht studies (Büchele 2018; Di Giacopo 2012; Menza 2010; Patel 2017; Pierantozzi 2016; Rios Romenets 2013; Rodrigues 2016; Videnovic 2017) geselecteerd voor de literatuur analyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk of bias tabellen.

  1. Adler CH, Caviness JN, Hentz JG, Lind M, Tiede J. Randomized trial of modafinil for treating subjective daytime sleepiness in patients with Parkinson's disease. Mov Disord. 2003 Mar;18(3):287-93. PubMed PMID: 12621632.
  2. Büchele F, Hackius M, Schreglmann SR, Omlor W, Werth E, Maric A, Imbach LL, Hägele-Link S, Waldvogel D, Baumann CR. Sodium Oxybate for Excessive Daytime Sleepiness and Sleep Disturbance in Parkinson Disease: A Randomized Clinical Trial. JAMA Neurol. 2018 Jan 1;75(1):114-118. doi: 10.1001/jamaneurol.2017.3171. PubMed PMID: 29114733; PubMed Central PMCID: PMC5833497.
  3. Comella CL, Morrissey M, Janko K. Nocturnal activity with nighttime pergolide in Parkinson disease: a controlled study using actigraphy. Neurology. 2005 Apr 26;64(8):1450-1. PubMed PMID: 15851743.
  4. Di Giacopo R, Fasano A, Quaranta D, Della Marca G, Bove F, Bentivoglio AR. Rivastigmine as alternative treatment for refractory REM behavior disorder in Parkinson's disease. Mov Disord. 2012 Apr;27(4):559-61. doi: 10.1002/mds.24909. Epub 2012 Jan 30. PubMed PMID: 22290743.
  5. Dowling GA, Mastick J, Colling E, Carter JH, Singer CM, Aminoff MJ. Melatonin for sleep disturbances in Parkinson's disease. Sleep Med. 2005 Sep;6(5):459-66. PubMed PMID: 16084125.
  6. Högl B, Saletu M, Brandauer E, Glatzl S, Frauscher B, Seppi K, Ulmer H, Wenning G, Poewe W. Modafinil for the treatment of daytime sleepiness in Parkinson's disease: a double-blind, randomized, crossover, placebo-controlled polygraphic trial. Sleep. 2002 Dec;25(8):905-9. PubMed PMID: 12489899.
  7. Menza M, Dobkin RD, Marin H, Gara M, Bienfait K, Dicke A, Comella CL, Cantor C, Hyer L. Treatment of insomnia in Parkinson's disease: a controlled trial of eszopiclone and placebo. Mov Disord. 2010 Aug 15;25(11):1708-14. doi: 10.1002/mds.23168. PubMed PMID: 20589875; PubMed Central PMCID: PMC2928867.
  8. Ondo WG, Fayle R, Atassi F, Jankovic J. Modafinil for daytime somnolence in Parkinson's disease: double blind, placebo controlled parallel trial. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2005 Dec;76(12):1636-9. PubMed PMID: 16291885; PubMed Central PMCID: PMC1739456.
  9. Patel S, Kon SSC, Nolan CM, Barker RE, Simonds AK, Morrell MJ, Man WD. The Epworth Sleepiness Scale: Minimum Clinically Important Difference in Obstructive Sleep Apnea. Am J Respir Crit Care Med. 2018 Apr 1;197(7):961-963. doi: 10.1164/rccm.201704-0672LE. PubMed PMID: 28961021; PubMed Central PMCID: PMC6020404.
  10. Patel S, Ojo O, Genc G, Oravivattanakul S, Huo Y, Rasameesoraj T, Wang L, Bena J, Drerup M, Foldvary-Schaefer N, Ahmed A, Fernandez HH. A Computerized Cognitive behavioral therapy Randomized, Controlled, pilot trial for insomnia in Parkinson Disease (ACCORD-PD). J Clin Mov Disord. 2017 Aug 21;4:16. doi: 10.1186/s40734-017-0062-2. eCollection 2017. PubMed PMID: 28852567; PubMed Central PMCID: PMC5568719.
  11. Pierantozzi M, Placidi F, Liguori C, Albanese M, Imbriani P, Marciani MG, Mercuri NB, Stanzione P, Stefani A. Rotigotine may improve sleep architecture in Parkinson's disease: a double-blind, randomized, placebo-controlled polysomnographic study. Sleep Med. 2016 May;21:140-4. doi: 10.1016/j.sleep.2016.01.016. Epub 2016 Feb 17. PubMed PMID: 27448485.
  12. Rios Romenets S, Creti L, Fichten C, Bailes S, Libman E, Pelletier A, Postuma RB. Doxepin and cognitive behavioural therapy for insomnia in patients with Parkinson's disease -- a randomized study. Parkinsonism Relat Disord. 2013 Jul;19(7):670-5. doi: 10.1016/j.parkreldis.2013.03.003. Epub 2013 Apr 2. PubMed PMID: 23561946.
  13. Rodrigues TM, Castro Caldas A, Ferreira JJ. Pharmacological interventions for daytime sleepiness and sleep disorders in Parkinson's disease: Systematic review and meta-analysis. Parkinsonism Relat Disord. 2016 Jun;27:25-34. doi:10.1016/j.parkreldis.2016.03.002. Epub 2016 Mar 4. Review. PubMed PMID: 27010071.
  14. Videnovic A, Klerman EB, Wang W, Marconi A, Kuhta T, Zee PC. Timed Light Therapy for Sleep and Daytime Sleepiness Associated With Parkinson Disease: A Randomized Clinical Trial. JAMA Neurol. 2017 Apr 1;74(4):411-418. doi: 10.1001/jamaneurol.2016.5192. PubMed PMID: 28241159; PubMed Central PMCID: PMC5470356.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 14-10-2020

Laatst geautoriseerd  : 14-10-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk vijf jaar na de autorisatiedatum besluit het bestuur van de NVN om de richtlijn te updaten. In principe zullen de modules jaarlijks beoordeeld worden of deze nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVN is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Naast de ontwikkelde modules, is een aantal onderwerpen niet uitgewerkt in de huidige richtlijn. De werkgroep adviseert om deze op korte termijn alsnog te ontwikkelen omdat hier in de praktijk vraag naar is, te weten:

  • urogenitale stoornissen;
  • seksuele gezondheid;
  • interacties tussen medicijnen ;
  • visusstoornissen;
  • orthostatische hypotensie;
  • mond- en keelklachten;
  • obstipatie.

 

Tabel 1 Geldigheid en onderhoud richtlijnmodules

Module

Regiehou-der(s)

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Diagnostiek

NVN

NVN

Nieuwe inzichten, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling de Novo patiënt

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling van motorische klachten en responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Geavanceerde therapieën voor responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling houdingsproblematiek bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling valrisico bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Dopamine dysregulatie-stoornis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Angststoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVvP, NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Apathie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Depressie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Wanen en hallucinaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NIP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Pijnklachten bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Coping met de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, V&VN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Werk en arbeidsongeschiktheid

NVN

NVAB

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Rijgeschiktheid

NVN, VRA

NVN, VRA

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Mantelzorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medicinale cannabis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Mucuna Pruriens bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vitamine B12 of D-suppletie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Multidisciplinaire revalidatieprogramma’s bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Palliatieve zorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Advance care planning

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medische symptoombehandeling in de stervensfase

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

eHealth bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Veranderingen in zorg

Netwerkzorg, casemanagement en verwijscriteria

NVN, VRA

NVN, ParkinsonNet

Veranderingen in zorg

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Parkinson Vereniging

Algemene gegevens

Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Parkinson Vereniging (PV)
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Ergotherapie Nederland (EN)
  • Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)
  • ParkinsonNet, beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW)
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVvS)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM)
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)
  • ParkinsonNet

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Doel van deze herziening is om een richtlijn te verkrijgen waarin de meeste recente (para)medische kennis omtrent de zorg voor patiënten met ziekte van Parkinson wordt meegenomen.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson te maken hebben.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. T. (Teus) van Laar (voorzitter), neuroloog, NVN
  • Dr. A.J.W. (Agnita) Boon, neuroloog, NVN
  • Dr. J.I. (Jorrit) Hoff, neuroloog, NVN
  • Dr. M.L. (Mark) Kuijf, neuroloog, NVN
  • Dr. A.G. (Alexander) Munts, neuroloog, NVN
  • Dr. B. (Bart) Post, neuroloog, NVN
  • Dr. G. (Gerrit) Tissingh, neuroloog, NVN (tot ..)
  • Dr. F.J. (Erik) Slim, vicevoorzitter, revalidatiearts, VRA
  • Drs. W.J. (Willem) Oudegeest, , revalidatiearts, VRA
  • Drs. S.P. (Susan) Meuleman, revalidatiearts, VRA
  • Prof. dr. O.A. (Odile) van den Heuvel, psychiater, NVvP
  • Prof. dr. A.F.G. (Albert) Leentjens, psychiater, NVvP
  • Dr. G. (Bert) Ziere, klinisch geriater, NVKG
  • Drs. H.J. (Hannie) Scheper, specialist Ouderengeneeskunde, Verenso
  • Dr. A.L. (Abram) Rutgers, huisarts, NHG
  • Dr. A.A. (Annelien) Duits, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • H.H. (Herma) Lennaerts – Kats MSc, Parkinsonverpleegkundige, V&VN, ParkinsonNet
  • T. (Tiny) van Wieren-Beerda MSc, verpleegkundig specialist parkinson, V&VN
  • Drs. M.M. (Masja) van het Hoofd, beleidsmedewerker, Parkinson Vereniging
  • Drs. K.C. (Kaie) Klaassen, patiënt-onderzoeker, Parkinson Vereniging
  • Drs. M. (Marianne) Luinstra, ziekenhuisapotheker, NVZA
  • Dr. M. (Marlies) van Nimwegen, fysiotherapeut (niet praktiserend), KNGF, ParkinsonNet
  • Dr. I.H.W.M. (Ingrid) Sturkenboom, ergotherapeut, EN, ParkinsonNet
  • K. (Karin) Overbeek-Dekker, diëtist, NVD, ParkinsonNet
  • Dr. M. (Marten) Munneke, ParkinsonNet

 

Klankbordgroep

  • Dr. J.G. (Hanneke) Kalf, logopedist, NVLF, ParkinsonNet
  • K. (Klaas) Kooistra MSc, apotheker, KNMP
  • P.R.I. (Paul) Rabsztyn, verpleegkundig seksuoloog SH (seksuologische hulpverlening) &VPO (voorlichting preventie en onderwijs), NVvS
  • Dr. F.J.A. (Anton) Meijer, Neuro- en hoofd-hals radioloog, NVvR
  • Prof. Dr. Y. (Yasin) Temel, neurochirurg, NVvN
  • Drs. J.P. (Jacqueline) Janssen, Bedrijfsarts, klinisch arbeidsgeneeskundige, NVAB
  • M. (Marlinda) Bakker, Geriatrisch maatschappelijk werker, BPSW
  • Drs. A.L.A.J. (Danny) Hommel, specialist ouderengeneeskunde, Verenso
  • Drs. H. (Hajo) Jongepier, huisarts, NHG

 

Met ondersteuning van

  • Dr. W.J. (Wouter) Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. ir. N.L. (Nikita) van der Zwaluw, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. L. (Linda) Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Guiterrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • S. (Sonja) Wouters, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door twee afgevaardigden van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Parkinson Vereniging.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door stakeholderpartijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn ziekte van Parkinson (NVN, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). De zekerheid van het bewijs wordt beïnvloed door beperkingen in studieopzet- of uitvoering (risk of bias), imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De formulering van de conclusies hangt af van de bewijskracht. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Netwerkzorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten in de bijlagen).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënten) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Volgende:
Psychosociale en maatschappelijke aspecten