Speekselverlies bij de ziekte van Parkinson
Voor de aanbevelingen in dit deel van de richtlijn is geen systematisch literatuuronderzoek gedaan, omdat uit de ervaring van de werkgroep bleek dat voor deze onderwerpen geen gerandomiseerde klinische onderzoeken over de behandeling voorhanden waren. De uitgangspunten voor het hieronder beschreven medisch en paramedisch handelen zijn daarom gebaseerd op consensus (good clinical practice). In enkele gevallen wordt deze consensus ondersteund door literatuur die door experts vanuit de werkgroep is aangedragen.
Autonome disfunctie komt veel voor bij patiënten met de ziekte van Parkinson doordat de catecholaminerge neuronen van het autonome zenuwstelsel degenereren als onderdeel van het neurodegeneratief proces bij de ziekte van Parkinson. Daarnaast kan ook de Parkinsonmedicatie autonome bijwerkingen veroorzaken.
Hoewel geen systematisch literatuuronderzoek naar de behandeling van autonome disfunctie bij de ziekte van Parkinson voorhanden is, worden toch enkele conceptaanbevelingen gedaan:
Speekselverlies
Uit onderzoek blijkt dat speekselverlies voorkomt bij 30 tot 73% van de patiënten met de ziekte van Parkinson. 399-401 Onderzoek naar de speekselproductie bij patienten met de ziekte van Parkinson laat zien dat deze eerder is afgenomen dan toegenomen. 402,403 Speekselverlies bij de ziekte van Parkinson wordt waarschijnlijk veroorzaakt door hypokinesie van het slikken, dus een gebrekkige speekselbeheersing in combinatie met een voorovergebogen houding en onvoldoende sluiting van de mond. 400,404
Uitgangspunt voor goed (medisch of paramedisch) handelen
- Verwijzing naar een logopedist voor beoordeling van de ernst van het speekselverlies.
- en het zoeken naar beinvloedbare factoren.
- Advies over en het uitproberen van gedragsbeinvloedende behandelingstechnieken voor het regelmatig doorslikken van speeksel door de logopedist.
- Het sublinguaal toedienen van tweemaal daags 1% atropine oogdruppels. 405
- Bij ernstiger klachten die niet door logopedische interventies zijn te verlichten, is het een overweging de speekselklieren te injecteren met botulineneurotoxine (A of B) 404 of de speekselklieren te behandelen met radiotherapie. 406
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 14-10-2020
Laatst geautoriseerd : 14-10-2020
Uiterlijk in 2015 bepaalt de bepaalt de Centrale Werkgroep of deze richtlijn nog actueel is. De frequentie van aanpassing van de richtlijn hangt in belangrijke mate af van de snelheid van nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot de ZvP en de klinische relevantie ervan. De beoordeling of de richtlijn gewijzigd of bijgesteld moet worden kan plaatsvinden op basis van onder andere de volgende gegevens: commentaar van gebruikers op de richtlijn;
- nieuwe wetenschappelijke inzichten; hiervoor moet idealiter jaarlijks een oriënterende literatuurzoektocht worden uitgevoerd, maar hiervoor ontbreekt vooralsnog de benodigde infrastructuur;
- veranderingen in de huidige praktijk;
- veranderingen in beschikbare middelen;
- uitbreiding of inkrimping van de afbakening van de richtlijn, bijvoorbeeld door nieuwe belangrijke knelpunten in de zorgverlening of het verdwijnen van de noodzaak over een bepaald aspect aanbevelingen te doen;
- nieuwe wetgeving;
- veranderingen in de vergoeding van diagnostiek en behandeling;
- nieuwe visitatiegegevens (medical-audit-gegevens);
- terugkoppeling van meetresultaten met vooraf door de werkgroep geformuleerde indicatoren.
Nieuwe evidentie wordt wederom beoordeeld op de wijze zoals omschreven in deze richtlijn. Wijzigingen die verandering van de inhoud van aanbevelingen geven (herzieningen), worden ter autorisatie aan de houders van de richtlijn voorgelegd. Wijzigingen die niet tot veranderingen van de inhoud van de aanbevelingen leiden (bijstellingen), worden niet ter autorisatie aan de houders van de richtlijn voorgelegd. Het gaat hier bijvoorbeeld om extra literatuuronderbouwingen. Een door de initiatiefnemer aangewezen werkgroep voert de bijstellingen in de richtlijn door.
Algemene gegevens
Deze nieuwe richtlijn heeft tot doel patienten met de ziekte van Parkinson in alle fasen van de ziekte optimaal te laten functioneren. In de richtlijn wordt aangegeven hoe dit kan worden bereikt. Centraal staan een tijdige en accurate diagnostiek, een op de individuele patient afgestemde behandeling en een optimaal georganiseerd zorgnetwerk, met daarin een centrale rol voor de patient. De richtlijn is in eerste instantie bedoeld voor zorgverleners uit alle medische en nietmedische beroepsgroepen die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patienten met de ziekte van Parkinson. Bovendien is de richtlijn informatief voor patienten en hun naaste omgeving, voor overige zorgverleners (bijvoorbeeld tandartsen), voor zorgverzekeraars, voor de farmaceutische industrie, voor gezondheidseconomen en voor beleidsmakers.
Vanaf deze plaats wil ik alle vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen heel hartelijk bedanken voor hun geweldige inzet in de afgelopen jaren, en vooral ook voor de bijzonder prettige samenwerking. In het bijzonder wil ik Peter Hoogendoorn bedanken, die namens de patienten een onschatbare bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze richtlijn. Het eindproduct mag er zijn. Het is een levend voorbeeld dat complexe multidisciplinaire samenwerking wel degelijk heel goed mogelijk is!
Met vriendelijke groet, namens de centrale werkgroep,
Prof. dr. Bastiaan R. Bloem, voorzitter
multidisciplinaire richtlijn Ziekte van parkinson
Medewerking en autorisatie
De volgende verenigingen hebben medewerking verleend aan de totstandkoming van de
richtlijn en hebben deze geautoriseerd (in alfabetische volgorde):
- Beroepsvereniging van Specialisten ouderengeneeskunde (voorheen verpleeghuisarts)
- en Sociaal Geriaters (Verenso, voorheen NVVA)
- Koninklijke Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Apothekers (KNMP)
- Centraal Begeleidingsorgaan/Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg (CBO)
- (autorisatie niet van toepassing)
- Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging (LEVV)
- Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)*
- Nederlands Instituut van Psychologen, sectie neuropsychologie (NIP)
- Nederlandse Vereniging van Dietisten
- Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie (NVE)
- Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
- Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)
- Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie (NVVN)
- Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)
- Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
- Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
- Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA)
- Nederlandse Vereniging voor Seksuologie (NVVS)
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
- Parkinson Vereniging
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, afdeling Neuro & Revalidatie
- (V&VN, N&R)
*Alleen van toepassing op de algemene aanbevelingen en de specifiek voor de huisarts bedoelde aanbevelingen. Het NHGontwikkelt een NHG-Standaard Parkinson die is afgeleid van deze multidisciplinaire richtlijn en ter autorisatie zal worden voorgelegd aan de Autorisatie Commissie van het NHG.
Initiatief
Richtlijnconsortium Nederland – Werkgroep Parkinson
- Bas Bloem, voorzitter Werkgroep Parkinson
- Teus van Barneveld, CBO
- Erik Buskens, NVTAG
- Lex Goudswaard, NHG
- Else Poot, LEVV
- Hub Wollersheim, KWAZO
- Richtlijnconsortium Nederland
- Ton van Balkom, voorzitter Werkgroep Angst & Depressie
- Teus van Barneveld, CBO
- Bas Bloem, voorzitter Werkgroep Parkinson
- Joke van den Bogert, VIKC
- Herry in den Bosch, LEVV
- Erik Buskens, NVTAG
- Aart Eliens, V&VN,
- Liselot van Erven, NVvC
- Jannes van Everdingen, voorzitter
- Eva Fischer, Trimbos
- Lex Goudswaard, NHG
- Bart Jeroen Heesen, Orde
- Lourens Henkelman, Trimbos
- Marleen Hermens, NVvP
- Arno Hoes, voorzitter Werkgroep Hartfalen
- Carel Hulshof, NVAB
- Peter Niesink, NVvP
- Else Poot, LEVV
- Ivo van Schaik, NVvN
- Atie Schipaanboord, NPFC
- Martine Versluijs, NPFC
- Cees van Vliet, NVAB
- Hub Wollersheim, KWAZO
- Philip van der Wees, KNGF
Doel en doelgroep
Doel
De multidisciplinaire richtlijn heeft tot doel patienten met de ZvP in alle fasen van de ziekte optimaal te laten functioneren. Dit kan worden bereikt door tijdige en accurate diagnostiek, een op de individuele patient afgestemde behandeling en een optimaal georganiseerd zorgnetwerk, met daarin een centrale rol voor de patient. De therapie bestaat uit de behandeling van zowel de motorische als de niet-motorische symptomen en kan bestaan uit medicamenteuze, neurochirurgische en niet-medische interventies. Om deze doelstellingen te bereiken zijn twee concrete subdoelstellingen geformuleerd. De eerste concrete subdoelstelling van de toegekende subsidie was het realiseren van de volgende producten:
- een volledige en up-to-date multidisciplinaire richtlijn voor de ZvP, met zorginhoudelijke aanbevelingen; hierin is onderscheid gemaakt tussen op evidentie gebaseerde aanbevelingen voor de klinische praktijk (Hoofdstuk 2 van de richtlijn) en op expertopinie gebaseerde aanbevelingen voor de klinische praktijk (Hoofdstuk 3 van de richtlijn);
- een transmurale netwerkbeschrijving met samenwerkingsafspraken (onder meer taken, verantwoordelijkheden en verwijsindicaties) en aanbevelingen voor de organisatie van zorg rondom Parkinsonpatienten (Hoofdstuk 4 van de richtlijn);
- een set van interne kwaliteitsindicatoren (Hoofdstuk 5 van de richtlijn);
- een integraal verslag van de focusgroepbijeenkomsten, inclusief een knelpuntenanalyse;
- een implementatieplan en implementatiestrategieen;
- een economische evaluatie waarvan de resultaten in de richtlijn zijn verwerkt (Bijlage A);
- een kennisleemteanalyse (Bijlage B).
Een tweede concrete subdoelstelling was een zo e fficient mogelijke inrichting van het ontwikkelproces. Hierbij was de werkgroep vrij om een eigen methodiek te kiezen.door de werkgroep toegepaste innovatieve aspecten van het beoogde ontwikkelproces waren:
- meer aandacht voor het patientenperspectief en de relevantie voor de patient;
- naast aanbevelingen ten aanzien van het monodisciplinaire handelen ook aanbevelingen over interdisciplinaire afstemming;
- verbreding van de bij de richtlijnontwikkeling betrokken actoren door ook bijvoorbeeld de zorgverzekeraars bij het project te betrekken;
- knelpuntenanalyse ter bevordering van de implementatie van de richtlijn;
- expliciete aandacht voor implementatie van de richtlijn en de ontwikkeling van ‘implementatiegereedschappen (tools)’, waaronder een set van indicatoren;
- expliciete aandacht voor ketenzorg en ketenlogistiek;
- versnelling en verkorting van het ontwikkelproces tot een duur van maximaal 12 maanden;
- een vernieuwende samenwerkingsconstructie tussen klinische experts op het gebied van de ZvP met deskundigen op het gebied van richtlijnontwikkeling, kwaliteit van zorg en economische evaluatie.
Doelgroep
De richtlijn is in eerste instantie bedoeld voor zorgverleners van alle medische en niet-medische beroepsgroepen die zijn betrokken bij de diagnostiek, behandeling enbegeleiding van patienten met de ZvP. Deze beroepsgroepen worden beschreven in de transmurale netwerkbeschrijving van deze richtlijn (Hoofdstuk 4). Tevens is de werkgroep van mening dat de richtlijn informatief en nuttig is voor patienten, (patientenverenigingen), hun partner, overige zorgverleners (bijvoorbeeld de tandarts), evenals voor zorgverzekeraars, de farmaceutische industrie, gezondheidseconomen en beleidsmakers.
Samenstelling werkgroep
Leden van de centrale werkgroep (werklocatie), met vermelding van eventuele
aanvullende deelname aan subwerkgroepen (in alfabetische volgorde):
• Dr. ir. Hans de Beer (CBO): voorzitter subwerkgroepen Evidentie, Indicatoren en
Kennisleemteanalyse;
• Dr. Henk Berendse (VUmc, Neurologie): namens de NVN;
• Prof. dr. Bastiaan Bloem (UMC St Radboud, Neurologie): algemeen voorzitter, lid
subwerkgroepen Redactie en Kennisleemteanalyse; namens de NVN;
• Mw. dr. Margriet Bouma (NHG), lid subwerkgroep Indicatoren, namens het NHG;
• Prof. dr. Mark van Buchem (LUMC, Neuroradiologie): namens de NVvR;
• Prof. dr. Erik Buskens (UMCG, Medical Technology Assessment (MTA)): voorzitter
subwerkgroep Economische Evaluatie;
• Mw. drs. Ine Cox-Claessens (Zorggroep Zuid-Gelderland Stichting Arcus): adviseur
subwerkgroep Indicatoren, namens Verenso;
• Mw. Laura Daeter (AMC, Neurologie): lid subwerkgroep Indicatoren, namens de V&VN,
N&R
• Mw. Heleen Dicke (UMC St Radboud, Dietetiek ): namens de NVD;
• Drs. Willem Draijer (NHG): namens het NHG (vervanger van Drs. Henk Folmer);
• Dr. Talitha Feenstra (UMCG, MTA): lid subwerkgroep Economische evaluatie;
• Drs. Sander Flikweert † (NHG): lid subwerkgroep Transmurale Netwerkbeschrijving,
namens het NHG;
• Drs. Henk Folmer (NHG): namens het NHG (vervanger van Drs. Sander Flikweert);
• Drs. Woet Gianotten: namens de NVVS;
• Drs. Peter Hoogendoorn: lid subwerkgroep Indicatoren, namens de Parkinson
Vereniging;
• Dr. Ad Hovestadt (Meander Medisch Centrum, Neurologie): lid subwerkgroep
Indicatoren, namens de NVN;
• Mw. dr. Marlies Hulscher (UMC St Radboud, IQ Healthcare): lid subwerkgroep
Transmurale Netwerkbeschrijving, lid subwerkgroep Implementatie, expert
implementatie;
• Dr. Ben Jansen (TweeSteden Ziekenhuis, Neurologie): namens de NVN;
• Mw. drs. Hanneke Kalf (UMC St Radboud, Paramedische Disciplines): namens de NVLF;
• Mw. dr. Samyra Keus (LUMC, Fysiotherapie; UMC St Radboud, Neurologie): algemeen
secretaris 2009-2010, voorzitter subwerkgroep Transmurale Netwerkbeschrijving,
lid subwerkgroepen Indicatoren en Redactie, namens het KNGF;
• Dr. Ton Kuijpers (CBO), lid subwerkgroepen Evidentie en Indicatoren;
• Dr. Teus van Laar (UMCG, Neurologie): voorzitter subwerkgroep Redactie, lid
subwerkgroepen Transmurale Netwerkbeschrijving en Kennisleemteanalyse; namens
de NVN;
• Dr. Albert Leentjens (Maastricht UMC+, Psychiatrie): namens de NVvP;
• Drs. Bertil Lenderink (Elisabeth Ziekenhuis, ZAMB): namens de NVZA;
• Dr. Ron Meijer (RC Groot Klimmendaal): namens de VRA;
• Dr. Marten Munneke (UMC St Radboud, Neurologie): algemeen secretaris 2006-
2010;
• Mw. drs. Else Poot (LEVV): voorzitter subwerkgroep Implementatie, lid subwerkgroepen
Indicatoren en Kennisleemteanalyse;
namens het LEVV;
• Mw. dr. Monique Samson (UMCU, Geriatrie): namens de NVKG;
• Prof. dr. Ben Schmand (AMC, Neurologie; UVA, Psychonomie): namens het NIP,
sectie neuropsychologie;
• Dr. Rick Schuurman (AMC, Neurochirugie): namens de NVVN;
• Mw. dr. Harriet Smeding (AMC, Neurologie): namens het NIP, sectie neuropsychologie;
• Mw. Ingrid Sturkenboom (UMC St Radboud, Revalidatie): namens EN;
• Mw. drs. Monique Verduijn (NHG): namens het NHG;
• Mw. dr. Jean Vriezen (NHG): lid subwerkgroep Transmurale Netwerkbeschrijving,
namens het NHG;
• Mw. Hermien ten Wolde (Zorggroep Groningen): namens de NVMW;
• Dr. Bert Ziere (Erasmus MC, Havenziekenhuis, Geriatrie): namens de NVKG
(vervanger van Mw. dr. Monique Samson).
Overige betrokkenen bij de subwerkgroep Redactie (geen leden centrale werkgroep):
• Mw. drs. Willemijn Aarden (UMC St Radboud, Neurologie): secretaris;
• Mw. dr. Rianne Esselink (UMC St Radboud, Neurologie): lid;
• Mw. dr. Carla Verstappen (UMC St Radboud, Neurologie): lid.
Overige betrokkenen bij de subwerkgroep Indicatoren (geen leden centrale
werkgroep):
• Ir. Teus van Barneveld (CBO): Centraal begeleidingsteam;
• Mw. drs. Nicoline Beersen (CBO): Centraal begeleidingsteam;
• Mw. drs. Joyce van Croonenborg (CBO): Centraal begeleidingsteam ;
• Drs. Gerrit Salemink (Achmea Zorg / Zorgverzekaars Nederland): lid.
Overige betrokkenen bij de subwerkgroep Implementatie (geen leden centrale
werkgroep):
• Mw. Gerda Holleman (LEVV): lid.
Deelnemers aan de focusgroepen:
• Drs. Ruud Aalbersberg (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
• Dr. ir. Hans de Beer (CBO), notulen Focusgroep Diagnostiek; eindverslag;
• Cor Berman-Klein Obbink (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
• Dr. Henk Berendse (neuroloog), Focusgroep Diagnostiek en Focusgroep
Medicamenteuze Therapie en Chirurgie;
• Mw. Toos de Boer-Fleischer (huisarts), Focusgroep Diagnostiek;
• Prof. dr. Mark van Buchem (radioloog), Focusgroep Diagnostiek;
• Mw. drs. Ine Cox-Claessens (specialist ouderengeneeskunde), Focusgroep Intramurale
zorg;
• Jules Cronenberg (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
• Croonenborg, Mw. drs. Joyce van (CBO), notulen Focusgroep Medicamenteuze
Therapie en Chirurgie;
• Mw. Heleen Dicke (dietist), Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Drs. Willem Draijer (huisarts) , Focusgroep Medicamenteuze Therapie en Chirurgie;
• Mw. Jolanda van Elsacker-Gons (ergotherapeut), Focusgroep Intramurale zorg;
• Mw. dr. Elske Faber (NHG), notulen Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Drs. Sander Flikweert † (huisarts), Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Dr. Woet Gianotten (medisch seksuoloog), Focusgroep Niet-medicamenteuze
Behandeling;
• Drs. Cees de Goede (fysiotherapeut), Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Mw. drs. Aafke de Groot (specialist ouderengeneeskunde), Focusgroep Intramurale zorg;
• Mw. Thea de Haan (Parkinsonverpleegkundige), Focusgroep Intramurale zorg;
• Mw. Marianne van Haaren (fysiotherapeut), Focusgroep Intramurale zorg;
• Mw. Josje Hilgers (parkinsonverpleegkundige), Focusgroep Diagnostiek;
• Drs. Peter Hoogendoorn (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
eindverslag;
• Dr. Ad Hovestadt (neuroloog), Focusgroep Diagnostiek en Focusgroep Thuiszorg;
• Mw. Jolique Huibers (Parkinsonverpleegkundige), Focusgroep Medicamenteuze
Therapie en Chirurgie;
• Dr. Ben Jansen (neuroloog), Focusgroep Diagnostiek;
• Mw. drs. Hanneke Kalf (logopedist), Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Dr. Pieter van der Kam (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
• Mw. Marianne Knuit (Parkinsonverpleegkundige), Focusgroep Thuiszorg;
• Mw. Francis de Kreek-Rueck (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
• Mw. Nel van Kruining (verpleegkundige), Focusgroep Thuiszorg;
• Drs. Gijs Kuijpers (revalidatiearts), Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Dr. Teus van Laar (neuroloog), Focusgroep Medicamenteuze Therapie en Chirurgie
en Focusgroep Niet-medicamenteuze Behandeling;
• Dr. Albert Leentjens (psychiater), Focusgroep Medicamenteuze Therapie en Chirurgie;
• Drs. Bertil Lenderink (apotheker), Focusgroep Medicamenteuze Therapie en Chirurgie;
• Mw. Marja Lodel (Parkinsonverpleegkundige) , Focusgroep Thuiszorg;
• Mw. Peggy Loffeld (logopedist), Focusgroep Intramurale zorg;
• Mw. drs. Loes Meijer (huisarts), Focusgroep Diagnostiek en Focusgroep Intramurale
zorg;
• Dr. Ron Meijer (revalidatiearts), Focusgroep Intramurale zorg;
• Dr. Marten Munneke (Parkinson Centrum Nijmegen, ParC), begeleiding Focusgroep
Patientenperspectief; eindverslag;
• Mw. drs. Else Poot (LEVV), begeleiding Focusgroep Diagnostiek, Focusgroep
Niet-medicamenteuze Behandeling, Focusgroep Medicamenteuze Therapie en
Chirurgie, Focusgroep Thuiszorg , Focusgroep Intramurale zorg en Focusgroep
Patientenperspectief; eindverslag;
• Mw. ir. Claudia Schroder-Baars (LEVV), notulen Focusgroep Thuiszorg en
Focusgroep Intramurale zorg;
• Dr. Rick Schuurman (neurochirurg) , Focusgroep Medicamenteuze Therapie en
Chirurgie
• Mw. dr. Harriet Smeding (neuropsycholoog), Focusgroep Medicamenteuze Therapie
en Chirurgie;
• Mw. drs. Mona van de Steeg (CBO), moderator Focusgroep Diagnostiek, Focusgroep
Medicamenteuze Therapie en Chirurgie en Focusgroep Intramurale zorg; eindverslag;
• Mw. drs. Ingrid Sturkenboom (ergotherapeut), Focusgroep Niet-medicamenteuze
Behandeling en Focusgroep Thuiszorg;
• Mw. Hella Tulp (parkinsonverpleegkundige), Focusgroep Niet-medicamenteuze
Behandeling;
• Mw. Gisela Veldkamp (Parkinson Vereniging), notulen Focusgroep Patientenperspectief;
• Mw. dr. Jean Vriezen (NHG), moderator Focusgroep Niet-medicamenteuze
Behandeling, Focusgroep Thuiszorg en Focusgroep Patientenperspectief; eindverslag;
• Mw. drs. Gerda van der Weele (huisarts), Focusgroep Thuiszorg;
• Mw. Hermien ten Wolde (maatschappelijk werk), Focusgroep Thuiszorg;
• Theo Wolff (Parkinson Vereniging), Focusgroep Patientenperspectief;
• Dr. Bert Ziere (klinisch geriater), Focusgroep Diagnostiek en Focusgroep
Medicamenteuze Therapie en Chirurgie en Focusgroep Intramurale zorg.
Belangenverklaringen
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.
Inbreng patiëntenperspectief
Patienten hebben deelgenomen in de werkgroep en in een focusgroep.
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door stakeholderpartijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn ziekte van Parkinson (NVN, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). De zekerheid van het bewijs wordt beïnvloed door beperkingen in studieopzet- of uitvoering (risk of bias), imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk* |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De formulering van de conclusies hangt af van de bewijskracht. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Netwerkzorg.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten in de bijlagen).
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënten) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.
Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.