Unilateraal lymfkliermetastasae bij vulvacarcinoom
Uitgangsvraag
Leidt bestraling van beide liezen, in geval van een lieskliermetastase bij een patiënte met vulvacarcinoom tot een betere uitkomst dan wanneer alleen de aangedane lies wordt bestraald?
Aanbeveling
Bestraal, in geval van een lieskliermetastase bij een patiënte met vulvacarcinoom, alleen de aangedane lies mits de contralaterale lies adequaat gestadieerd is.
Overwegingen
De werkgroep heeft de literatuur en de verschillende richtlijnen bestudeerd en moet concluderen dat er geen beschikbare studies zijn en dat alle richtlijnen authority-based zijn. In hoeverre de kwaliteit van leven ten gevolge van radiotherapie na aanvankelijke chirurgische behandeling van de liesklieren vermindert, is onvoldoende onderzocht. Het is aannemelijk dat beiderzijds RT meer impact heeft dan enkelzijdige RT.
De werkgroep adviseert om waar mogelijk patiënten binnen studies te behandelen. Voor een zeldzame tumor als het vulvacarcinoom zou het aanbeveling verdienen om prospectief te registreren welke behandelkeuzes worden gemaakt met onderbouwing. Door dit geïndividualiseerde beleid voor te stellen, bij voorkeur uitgaande van een vergelijkbare behandeling als bij een chirurgisch behandelde lies zonder aangetoonde metastases, met in acht nemen van de conditie en wensen van de patiënt.
Onderbouwing
Achtergrond
De indicatie adjuvante radiotherapie bij lymfkliermetastasen bij vrouwen met vulvacarcinoom wordt gesteld indien er twee of meer positieve lymfklieren zijn, dan wel wanneer er sprake is van een lieskliermetastase met extracapsulaire groei. Het maakt bij de indicatiestelling voor adjuvante radiotherapie niet uit of er twee lymfkliermetastasen in één lies worden gevonden, of beiderzijds één metastase. Dit beleid is gebaseerd op historische data uit tijd dat beiderzijds een IFL (inguinofemorale lymfadenectomie) werd verricht en de liezen en het bekken beiderzijds werden bestraald, waarbij ook veelvuldig de vulva werd mee bestraald.
Conclusies
Zeer laag GRADE |
De kans op lieskliermetastase in een adequaat gestageerde (negatieve SN (sentinel node) of negatieve IFL) contralaterale lies bij patiënten met vulvacarcinoom en een unilaterale lieskliermetastase, is laag.
Bron Jackson 2006 |
Samenvatting literatuur
Beschrijving studie
Slechts één artikel gaf minimaal bruikbare informatie, de studie van Jackson et al. 2006. Dit betreft een retrospectieve single center studie bij 39 patiënten die een bilaterale IFL hadden ondergaan en bij wie enkelzijdige kliermetastasen waren gediagnosticeerd. Er waren 27 patiënten met een indicatie voor adjuvante radiotherapie. Van hen werden drie patiënten beiderzijds bestraald en vier patiënten kregen geen radiotherapie in verband met een slechte performance status. Twintig patiënten kregen radiotherapie alleen op de lies met de lymfkliermetastase. Van deze 20 evalueerbare patiënten (allen met een mediane tumor) werden geen recidieven gezien in de niet bestraalde lies.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht van de literatuur werd beoordeeld als zeer laag omdat het een observationele studie betreft en er geen reden is de bewijskracht te verhogen.
Zoeken en selecteren
De uitgangsvraag is als volgt gesteld;
Bij vrouwen met vulvacarcinoom én unilaterale lymfekliermetastasen met een indicatie voor adjuvante RT, leidt unilaterale RT tot een gelijke overleving, progressievrije overleving en kwaliteit van leven als bilaterale RT?
Om deze uitgangsvraag te beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht met de volgende PICO als zoekvraag:
P Vrouwen met vulvacarcinoom en unilaterale lymfekliermetastasen met indicatie voor adjuvante RT
I Unilaterale RT
C Bilaterale RT
O Algehele overleving, kwaliteit van leven, progressievrije overleving
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten.
Zoeken en selecteren (Methode)
Op 1 oktober 2019 werd in Pubmed gezocht. De literatuurzoekactie leverde 396 titels op. Na screening titels op relevantie bleven 96 artikelen over. Na lezing van titels en abstracts bleven nog 31 titels over; deze zouden mogelijk data kunnen bevatten over enkel versus dubbelzijdige RT en/of locatie van regionale recidieven na radiotherapie. Slechts één van deze 31 artikelen bevatte details over de radiotherapie doelvolumina en locatie van de recidieven, disease-free en overall survival.
Resultaten
Er is één studie geïncludeerd.
Referenties
- 1 - Jackson KS, Fankam EF, Das N, Naik R, Lopes AD, Godfrey KA, Hatem MH, Branson AN, Taylor WT. Unilateral groin and pelvic irradiation for unilaterally node-positive women with vulval carcinoma. Int J Gynecol Cancer. 2006 Jan-Feb;16(1):283-7.
Evidence tabellen
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Vorbeck 2019 |
Cohortstudie waarbij geen resultaten van studiepopulatie te extraheren zijn. |
Meelapkij 2018 |
Cohortstudie waarbij geen resultaten van studiepopulatie te extraheren zijn. |
Vd Velden 2019 |
Ingezonden brief. |
Xanthopoulos 2018 |
Redelijk groot cohort, waarbij geen resultaten van studiepopulatie te extraheren zijn. |
Wu 2018 |
Geen gegevens uni vs bilateraal. |
Rydzewski 2018 |
Redelijk groot goed omschreven cohort, waarbij de uitkomst niet gerelateerd kan worden aan de (keuze) van de behandeling. |
Oonk 2017 |
Europese richtlijn, expert opinion. |
Laliscia 2016 |
Cohortstudie van patiënten met vulvacarcinoom (primair / recidief) die bestraald zijn. |
Greer 2016 |
Amerikaanse richtlijn, geen advies uni vs bilateraal bestralen. |
Snurkowski 2016 |
Review literatuur |
Gill 2015 |
Vergelijk RT vs CRT |
Mahner 2015 |
Niet onze studiepopulatie |
Mahner 2013 |
Review literatuur |
Woelber 2012 |
Niet onze studiepopulatie |
Wernicke 2010 |
Commentaar op een artikel, niet relevant |
Kunos 2009 |
Niet onze studiepopulatie |
Fons 2009 |
Nederlandse studie, onvoldoende studiepopulatie uitgewerkt |
Woelber 2009 |
Niet onze studiepopulatie |
Thomas 2006 |
Niet onze studiepopulatie |
Parthasarathy 2006 |
Niet onze studiepopulatie |
Tombilini 2005 |
Niet onze studiepopulatie |
Vd Velden 2005 |
Commentaar op een artikel, niet relevant |
Katz 2003 |
Niet onze studiepopulatie |
Perez 1998 |
Onduidelijke beschrijving studiepopulatie |
Leiserowitz 1997 |
Niet onze studiepopulatie |
Manavi 1997 |
Niet onze studiepopulatie |
Mariani 1993 |
Niet onze studiepopulatie |
Keys 1993 |
Review |
Homesley 1986 |
Niet onze studiepopulatie |
Simonsen 1984 |
Niet onze studiepopulatie |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-12-2021
Laatst geautoriseerd : 30-12-2021
Geplande herbeoordeling : 01-01-2027
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijnmodules is een gynaecologische centrum verantwoordelijk. Voor de richtlijn vulvacarcinoom is UMCG verantwoordelijk (rapport revisie gynaecologische oncologische richtlijnen april 2018).
UMCG zal minimaal tweejaarlijks de richtlijn toetsen aan de hand van nieuwe ontwikkelingen. Mochten er nieuwe ontwikkelingen zijn die vragen om revisie van de richtlijn zal dit eerst worden getoetst bij de CRGO (Commissie Richtlijnen Gynaecologische Oncologie), commissie kwaliteitsdocumenten en de pijler oncologie van de NVOG.
Herbeoordeling van deze tekst moet uiterlijk twee jaar na publicatie plaatsvinden door de NVOG.
Module1 |
Regiehouder(s)2 |
Jaar van autorisatie |
Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn3 |
Frequentie van beoordeling op actualiteit4 |
Wie houdt er toezicht op actualiteit5 |
Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling6 |
Adjuvante Behandeling |
UMCG |
2021 |
2023 |
2 jaarlijks |
CRGO |
Literatuur of nieuwe inzichten |
1 Naam van de module
2 Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)
3 Maximaal na vijf jaar
4 (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar
5 regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft
6 Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doelstelling
Een richtlijn is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk.
Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met een vulvacarcinoom.
Samenstelling werkgroep
M.H.M. Oonk (voorzitter) |
gynaecoloog-oncoloog |
UMCG, Groningen |
J.C. Beukema |
radiotherapeut |
UMCG, Groningen |
C.L. Creutzberg |
Radiotherapeut-oncoloog |
LUMC, Leiden |
H.C. van Doorn |
gynaecoloog |
Erasmus, Rotterdam |
E.B.L. van Dorst |
gynaecoloog-oncoloog |
UMCU, Utrecht |
N. te Grootenhuis |
(basis)arts/aios/anios |
UMCG, Groningen |
D.F.M. de Haas - Kock |
Radiotherapeut-oncoloog |
Maastro, Maastricht |
H. Hollema |
patholoog |
UMCG, Groningen |
J.A. de Hullu |
gynaecoloog-oncoloog |
RadboudMC, Nijmegen |
A. van der Kolk |
Patiëntenvertegenwoording |
Stichting Olijf |
K.E. Kortekaas |
(basis)arts/aios/anios |
LUMC, Leiden |
J.M. Kosterman |
verpleegkundig specialist |
UMCU, Utrecht |
M.I.E. van Poelgeest |
gynaecoloog-oncoloog |
LUMC, Leiden |
A.K.L. Reyners |
internist-oncoloog |
UMCG, Groningen |
E. E Schaake |
Radiotherapeut-oncoloog |
Avl/NKI Amsterdam |
B.F.M. Slangen |
gynaecoloog-oncoloog |
MUMC, Maastricht |
H.J.M.A.A. Zijlmans |
gynaecoloog -oncoloog |
Avl/NKI Amsterdam |
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund S. Verboort (senior-adviseur), O. van der Hel (adviseur methodologie) en H. Hamelers (secretaresse), namens IKNL.
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van IKNL. De belangenformulieren zijn besproken binnen de betreffende werkgroep en de NVOG sectie Kwaliteitsdocumenten, indien van toepassing. Geen van de belangen heeft tot een eventuele actie geleid.
Inbreng patiëntenperspectief
Met de Stichting Olijf heeft gedurende het ontwikkelproces contact plaatsgevonden over het patiëntperspectief. De conceptrichtlijn is voor commentaar en autorisatie voorgelegd aan Stichting Olijf en Patiëntenfederatie Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de modules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
Werkwijze
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit.
Knelpuntenanalyse
Het gynaecologisch centrum (UMCG) inventariseerde de knelpunten bij de leden van de expertgroep.
Deze knelpunten zijn allemaal uitgezocht door de leden van de expertgroep.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpunten zijn door de expertgroep de definitieve uitgangsvragen vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de expertgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen.
In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De leden van de expertgroep selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden.
De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn opvraagbaar.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) -tabellen. De Cochrane ROB-tool werd gebruikt, dit is een gevalideerd instrument dat wordt aanbevolen door de Cochrane Collaboration.
Daarnaast heeft Olga van der Hel (adviseur methodologie, IKNL) advies gegeven bij de methodologie.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
worden toegevoegd. |
Matig |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De leden van de expertgroep maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de expertgroep, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep.
Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)-organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.