Behandeling met lokale corticosteroïden
Uitgangsvraag
Wat is de effectiviteit van topische corticosteroïden bij vitiligo?
Aanbeveling
Op basis van de cochrane review uit 2015 en expert opnion is de werkgroep van mening dat bij weinig uitgebreide non- segmentale vitiligo lokale corticosteroiden kunnen worden geprobeerd. Hoewel het stoppen van uitbreiding in de studies niet is meegenomen als analyse, is de werkgroep van mening dat stop van de uitbreiding kan worden bereikt.
Overwegingen
Atrofie was de meest voorkomende bijwerking bij patiënten behandeld met lokale corticosteroïden. Deze bijwerking trad meer op bij behandelding met klasse 4 corticosteroïden dan bij klasse 3 corticosteroïden. Andere minder vaak gemelde bijwerkingen waren telangiëctasieën, corticosteroïd-geïnduceerde acné and hypertrichose.
De werkzaamheid van corticosteroïden is niet zo groot. Ongeveer 33% van alle lokale vitiligolaesies zullen meer dan 75% repigmentatie verkrijgen. Kans op de bekende bijwerkingen blijft aanwezig.
Vitiligolaesies aan de acrale delen van het lichaam zoals de handen (met name dorsale zijde vingers) en voeten blijken slechts in geringe mate te reageren.
Prognostisch gunstige factoren zijn:
- pigmentatie van de haren in de laesionale huid
- relatief korte ontstaansduur
Addendum 2016
Het bovengenoemde is gebaseerd op literatuur tot en met 2004. In de huidige literatuur is effectiviteit van klasse 3 en 4 corticosteroiden aangetoond, hoewel de kans op forse repigmentatie klein is. Stoppen van de uitbreiding wordt in recente artikelen ook als een succesvolle behandeling gezien. 17
Onderbouwing
Conclusies
Niveau 2 |
Er zijn in de literatuur slechts 3 vergelijkende studies gevonden met betrekking tot klasse 3 en 2 met betrekking tot klasse 4 corticosteroïden. Al deze studies zijn methodologisch zo zwak dat dit geen bewijs van niveau A oplevert en dat hieraan dan ook geen harde conclusie kunnen worden verbonden. Het is de ervaring van de werkgroepleden dat lokale steroïden niet veel effect hebben, maar meestal wel de progressie van het proces tegengaan. Het succespercentage ligt rond de 33%, bij een follow-up duur variërend van 3-21 maanden.
B Bleehen,2 Clayton,3 Koopmans-van Dorp,9 Kandil,10 Njoo,11 Westerhof12 C Kumari,4 Geraldez,5 Acar,6 Liu,7 Khalid8,16 Kandil,13 Koga,14 Guozhu15 |
Samenvatting literatuur
Van de klasse 3 corticosteroïden zijn de volgende preparaten bestudeerd in diverse klinische trials:
- fluticasonpropionaat
- beta-methason-17-valeraat
- halometason
Ook betamethasondipropionaat wordt in Nederland bij vitiligo voorgeschreven. Effectiviteit en veiligheid van dit preparaat zijn echter bij deze aandoening nog nooit in een klinische trial onderzocht.
Klasse 4 corticosteroïden (clobetasolpropionaat) zijn ook goed onderzocht bij vitiligo maar hebben meer kans op bijwerkingen dan een klasse 3 corticosteroïd.
Klasse 1 (hydrocortisonacetaat) of 2 (triamcinolonacetonide) corticosteroïden zijn niet effectief gebleken.
Werking
De verklaring voor de gunstige werking van corticosteroïden bij vitiligo is nog onduidelijk. Mogelijk onderdrukken zij het ontstekingsproces dat in en rond actieve vitiligo laesies aanwezig is.
Kenmerken van de geïncludeerde studies (zie tabellen A, B en C onder het kopje ‘Evidence tabellen')
Klasse 3 corticosteroïden
Er zijn slechts 3 RCT’s gevonden, waarbij het middel betamethasonvaleraat 0,1% is bestudeerd.2-4 Alle drie zijn links-rechts-vergelijkende studies. Twee hiervan zijn niet gerandomiseerd; een studie is enkel geblindeerd en een in het geheel niet. In geen enkele studie is gemeld of het om opeenvolgende patiënten ging. Selectiebias is dus niet uit te sluiten. Het type vitiligo is in twee studies niet goed omschreven. De remissieduur is niet vermeld. Het is dus onduidelijk of de verkregen repigmentaties na stoppen van de studie zijn gebleven of weer verdwenen. Opvallend is dat na 1976 geen RCT meer is gepubliceerd. In de analyse zijn ook de resultaten meegenomen van 4 andere niet-RCT's, die ook voldeden aan onze selectiecriteria.5-8
Klasse 4 corticosteroïden
Hiervan werden slechts 2 RCT’s gevonden. Bij beide werd de effectiviteit van het middel clobetasolpropionaat 0,05% bestudeerd. Ook hier betreft het links-rechts vergelijkende studies. De wijze van randomisatie is in geen enkele studie gemeld. Ook is niet vermeld of het opeenvolgende patiënten betrof. Selectiebias is dus niet uit te sluiten. De remissieduur is niet vermeld. Het is dus onduidelijk of de verkregen repigmentaties na stoppen van de studies zijn gebleven of weer verdwenen. Ook hierbij valt op dat na 1977 geen RCT meer is uitgevoerd dan wel gepubliceerd. In de analyse zijn ook de resultaten meegenomen van 6 andere niet-RCT's, die ook voldeden aan onze selectiecriteria.
Combinatie lokale corticosteroïden met UVA
Uit de enige studie waarin corticosteroïden zijn vergeleken met de combinatie corticosteroïden plus UVA komt naar voren dat de combinatie in een hoger repigmentatie percentage resulteert dan het corticosteroïd alleen of UVA alleen12.
Effectiviteit
Repigmentatie
Een behandeling is in alle studies beschouwd als een succes wanneer meer dan 75% repigmentatie is waargenomen.
Analyse van de RCT’s (Tabel 1)
De gepoolde OR liet geen significant verschil zien tussen klasse 4 corticosteroïden (OR: 1,00; 95% BI: 0,16-6,21) en het placebomiddel. Klasse 3 corticosteroïden hadden een gepoolde OR van 14,32 (95% BI: 2,45-83,72) ten opzichte van de placebo. Dit is een statistisch significant effect, maar het totaal aantal succesgevallen ten opzichte van het totaal aantal patiënten (16/48 = 33%) is laag. De klinische relevantie is moeilijk te bepalen.
Tabel 1. Effectiviteit RCT’s: Therapieën voor lokale vitiligo met pooled OR's en 95% BI’s (random effects model)
Therapie |
Studie, jaar |
aantal pat. Actief + Placebo |
Actieve groep, aantal Responders/Totaal |
Placebogroep, aantal Responders/Totaal |
OR (95% BI) * |
Klasse 3 corticosteroïd |
Koopmans-van Dorp9 |
21 (L-R) |
9/21 |
0/21 |
32,68 (1,75–610,81) |
|
Kandil10 |
17 (L-R) |
6/17 |
0/17 |
19,78 (1,01–386,03) |
|
Bleehen2 |
10 (L-R) |
1/10 |
0/10 |
3,32 (0,12–91,60) |
|
Pooled random effects |
96 |
16/48 |
0/48 |
14,32 (2,45-83,72) |
Klasse 4 corticosteroïd |
Bleehen2 |
10 (L-R) |
0/10 |
0/10 |
1,00 (0,02-55,27) |
|
Clayton3 |
23 (L-R) |
2/23 |
2/23 |
1,00 (0,13-7,78) |
|
Pooled random effects |
66 |
2/33 |
2/33 |
1,00 (0,16-6,21) |
OR = odds ratio; BI, betrouwbaarheidinterval, L-R: links-rechts vergelijkende studie
* Als standaard optie, corrigeert de computer programma Meta-Analyst (Joseph Lau, Boston, MA, USA) een nulwaarde door 0,5
Analyse van RCT's en de niet-RCT's: patiëntenseries
Behandeling met klasse 4 corticosteroïden had een hoger gemiddeld percentage succesvol behandelde patiënten (51%; 95% BI: 45-56%) dan behandeling met klasse 3 corticosteroïden (47%, 95% BI: 41-53%). Wanneer men echter naar de betrouwbaarheidsintervallen kijkt bestaat er geen significant verschil tussen deze twee behandelingen. Deze succespercentages zijn matig te noemen.
Duur van repigmentaties
In geen enkele van de geselecteerde studie werd de duur van repigmentaties bestudeerd.
Patiëntsatisfactie
In geen enkele van de geselecteerde studie werd de mening gevraagd van de patiënt over het verkregen resultaat, in dit geval het behaalde percentage repigmentatie.
Kwaliteit van leven
In geen enkele van de geselecteerde studies werd het effect van de behandeling op de kwaliteit van leven bestudeerd.
Referenties
- 1 - Njoo MD, Bossuyt PMM, Westerhof W. Management of vitiligo. Results of a questionnaire among dermatologists in the Netherlands. Int J Dermatol 1999; 38: 856-72.
- 2 - Bleehen SS. The treatment of vitiligo with topical corticosteroids. Light and electronmicro¬scopic studies. Br J Dermatol 1976; 94 (Suppl 12): 43 50.
- 3 - Clayton R. A double blind trial of 0.05% clobetasol propionate in the treatment of vitiligo. Br J Dermatol 1977; 96: 71 3.
- 4 - Kumari J. Vitiligo treated with topical clobetasol propionate. Arch Dermatol 1984; 120: 631-5.
- 5 - Geraldez CB, Gutierrez GT. A clinical trial of clobetasol propionate in Filipino vitiligo patients. Clin Ther 1987; 9: 474-82.
- 6 - Acar MA, Akbaba M, Denli YG, Ozpoyraz M. The effectiveness of topical clobetasol propionate (0,05%) on vitiligo patients. Deri Hastaliklari Ve Frengi Arsivi 1990; 24: 23-7.
- 7 - Liu XQ, Shao CG, Jin PY, Wang HQ, Ye GY, Yawalkar S. Treatment of localized vitiligo with clobetasol cream. Int J Derm 1990; 29: 295-7.
- 8 - Khalid M, Mujtaba G. Response of segmental vitiligo to 0.05% clobetasol propionate cream. Int J Dermatol 1998; 37: 705-8.
- 9 - Koopmans van Dorp B, Goedhart van Dijjk B, Neering H, Dijk E, van. Treatment of vitiligo by local application of betamethasone 17 valerate in a dimethyl sulfoxide cream base. Dermatologica 1973; 146: 310 4.
- 10 - Kandil E. Treatment of vitiligo with 0.1% betamethasone 17 valerate in isopropyl alcohol a double blind trial. Br J Dermatol 1974; 91: 457 60.
- 11 - Njoo MD, Spuls Ph I, Bos JD, Westerhof W, Bossuyt PMM. Nonsurgical repigmentation therapies in vitiligo. Meta-analysis of the literature. Arch Dermatol 1998; 134: 1532-40.
- 12 - Westerhof W, Nieuweboer-Krobotova L, Mulder PG, Glazenburg EJ. Left-right comparison study of the combination of fluticasone propionate and UV-A vs. either fluticasone propionate or UV-A alone for the long-term treatment of vitiligo. Arch Dermatol 1999; 135: 1061-6.
- 13 - Kandil E. Vitiligo--response to 0.2 percent betamethasone 17-valerate in flexible collodion. Dermatologica 1970; 141: 277-81.
- 14 - Koga M. Vitiligo: a new classification and therapy. Br J Dermatol 1977; 97: 255-61.
- 15 - Guozhu H, Changgeng S, Ganyun Y. The therapeutic effect of sicorten ointment in patients with vitiligo. Br J Clin Pract 1985; 434-6.
- 16 - Khalid M, Mujtaba G, Haroon TS. Comparison of 0.05% clobetasol propionate cream and topical PUVASOL in childhood vitiligo. Int J Derm 1995; 34: 203-5.
- 17 - Westerhof W, Nieuweboer Krobotova L. Treatment of vitiligo with UV-B (311 nm) versus topical PUVA. Arch Dermatol 1997; 133: 1525 8.
- 18 - Hamzavi I, Jain H, McLean D, Shapiro J. Zeng H, Lui H. Parametric modelling for narrowband UVB-phototherapy for vitiligo using a novel quantitative tool. The Vitiligo Area Scoring Index. Arch Dermatol 2004; 140: 677-3.
- 19 - El Mofty A. A preliminary clinical report on the treatment of leukoderma with Ammi Majus Linn. J Royal Egypt Med Assoc 1948; 31: 651-5.
- 20 - Grimes PE. Psoralen photochemotherapy for vitiligo. Clin Dermatol 1997; 15: 921-6.
- 21 - Fitzpatrick TB. Mechanisms of phototherapy of vitiligo. Arch Dermatol 1997; 133: 1591-2.
- 22 - Njoo MD, Bos JD, Westerhof W. Treatment of generalized vitiligo in children with narrow-band (TL-01) UVB radiation therapy. J Am Acad Dermatol 2000; 42 : 245-53.
- 23 - Pathak MA, Mosher DB, Fitzpatrick TB. Safety and therapeutic effectiveness of 8 methoxypsoralen, 4,5,8 trimethylpsoralen, and psoralen in vitiligo. Natl Cancer Inst Monogr 1984; 66: 165 73.
- 24 - Lassus A, Halme K, Eskelinen A, Ranki A, Puska P, Salo O. Treatment of vitiligo with oral methoxsalen and UVA. Photo-Dermatology 1984; 1:170-3.
- 25 - Parrish JA, Fitzpatrick TB, Shea C, Pathak MA. Photochemotherapy of vitiligo. Use of orally administered psoralens and a high-intensity long-wave ultraviolet light system. Arch Dermatol 1976; 112: 1531-4.
- 26 - Ortonne JP, Sannwald C, Thivolet J. Oral photochemotherapy in vitiligo. Ann Dermatol Venereol 1978; 105: 617-24.
- 27 - Langner A, Wolska H, Fraczykowska M, Stapor V. Comparison of efficacy of 5-methoxypsoralen and 8-methoxypsoralen in photochemotherapy (PUVA). Przeglad Dermatologiczny 1991; 78: 21-5.
- 28 - El Mofty AM, El Sawalhy H, El Mofty M. Clinical study of a new preparation of 8-methoxypsoralen in photochemotherapy. Int J Derm 1994; 33: 588-92.
- 29 - Sahin S, Hindioglu U, Karaduman A. PUVA treatment of vitiligo: a retrospective study of Turkish patients. Int J Dermatol 1999; 38 : 542-5.
- 30 - Rodriguez MC, Farrando A, Kon F, Gatti CF. Psoralen plus ultraviolet A (PUVA) therapy for vitiligo. Report of 50 patients. Prensa Medica Argentina 2001; 88: 761-6.
- 31 - Diffey BL. Factors affecting the choice of a ceiling on the number of exposures with TL-01 ultraviolet B phototherapy. Br J Dermatol 2003; 149: 428-30.
- 32 - Proystowsky JH, Keen MS, Rabinowitz AD, Stevens AW, DeLeo VA. Present status of eyelid phototherapy. Clinical efficacy and transmittance of ultraviolet and visible radiation through human eyelids. J Am Acad Dermatol 1992; 26: 607-13.
- 33 - Elliot JA. Methoxsalen in the treatment of vitiligo. Arch Dermatol 1959; 79: 237-43.
- 34 - Kenney JA, Jr. Vitiligo treated by psoralens. A long-term follow-up study of the permanency of repigmentation. Arch Dermatol 1971; 103: 475-80.
- 35 - Theodoridis A, Tsambaos D, Sivenas C, Capetanakis J. Oral trimethylpsoralen in the treatment of vitiligo. Acta Dermatovener 1976; 56: 253-6.
- 36 - Köster W, Wiskemann A. Phototherapy with UV-B in vitiligo. Zeitschr Hautkr. 1990; 65: 1022-1024.
- 37 - Mosher DB, Parrish JA, Fitzpatrick TB. Monobenzylether of hydroquinone. A retrospective study of treatment of 18 vitiligo patients and a review of the literature. Br J Dermatol 1977; 97: 669-679.
- 38 - Thissen M, Westerhof W. Laser treatment for further depigmentation in vitiligo. Int J Dermatol 1997; 36: 386-8
- 39 - Njoo MD. Vodegel RM, Westerhof W. Depigmentation therapy in vitiligo universalis with topical methoxyphenol and the Q-switched ruby laser. J Am Acad Dermatol 2000; 42: 760-9.
- 41 - Passeron T, Ostovari N, Zakaria W, Fontas E, Larrouy JC, Lacour JP, Ortonne JP.Topical tacrolimus and the 308-nm excimer laser: a synergistic combination for the treatment of vitiligo. Arch Dermatol. 2004; 140(9): 1065-9
- 42 - Esposito M, Soda R, Costanzo A, Chimenti S. Treatment of vitiligo with the 308 nm excimer laser. Clin Exp Dermatol. 2004 29(2):133-7.
- 43 - Leone G, Iacovelli P, Paro Vidolin A, Picardo M. Monochromatic excimer light 308 nm in the treatment of vitiligo: a pilot study. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2003; 17(5): 531-7.
- 44 - Taneja A, Trehan M, Taylor CR. 308-nm excimer laser for the treatment of localized vitiligo. Int J Dermatol. 2003; 42(8): 658-62.
- 45 - Spencer JM, Nossa R, Ajmeri J. Treatment of vitiligo with the 308-nm excimer laser: a pilot study. J Am Acad Dermatol. 2002 ;46(5):727-31
- 46 - Silverberg NB, Lin P, Travis L, Farley-Li J, Mancini AJ, Wagner AM, Chamlin SL, Paller AS. Tacrolimus ointment promotes repigmentation of vitiligo in children: a review of 57 cases. . J Am Acad Dermatol. 2004; 51:760-6
- 47 - Travis LB, Weinberg JM, Silverberg NB.Successful treatment of vitiligo with 0.1% tacrolimus ointment. Arch Dermatol. 2003; 139:571-4
- 48 - Lepe V, Moncada B, Castanedo-Cazares JP, Torres-Alvarez MB, Ortiz CA, Torres-Rubalcava AB. A double-blind randomized trial of 0.1% tacrolimus vs 0.05% clobetasol for the treatment of childhood vitiligo. Arch Dermatol. 2003; 139:581-5
Evidence tabellen
Tabel A. Overzicht klasse 3 Corticosteroïden; alle geïncludeerde studies
Auteur |
jaar |
RCT*
|
wel/niet vergelijkend |
N pat. |
Type vitiligo |
Succes-percentage geneesmiddel |
Succes-percentage placebo (> 75% repigmentatie) |
duur therapie (maanden) |
Uitvallers (N /totaal) |
reden van uitval
|
Bijwerking beschreven |
Bleehen2 |
1976 |
R - B + |
L-R |
10 |
vulgaris |
1/10 = 10%
|
0/10 |
4-12 |
0 |
nvt |
Ja |
Koopmans9 |
1973 |
R - B - |
L-R |
21 |
? |
9/21=43% |
0/21 |
4 |
0 |
nvt |
Ja |
Kandil10 |
1974 |
R + B + |
L-R |
19 |
?, variabel |
6/17=35% |
0/17 |
4 |
2/19 |
? |
Ja |
Kandil13 |
1970 |
- |
- |
63 |
variabel |
28/50 = 56% |
nvt |
min. 3 |
13/63 |
geen effect of no show |
Ja |
Koga14 |
1977 |
- |
- |
95 |
variabel |
59/95 = 62% |
nvt |
2-21 |
0 |
nvt |
Nee |
Guozhu15 |
1985 |
- |
- |
42 |
focalis |
28/42 = 67% |
nvt |
2-4 |
0 |
nvt |
Ja |
*RCT = Randomised Clinical Trial
R = randomisering
B = blindering
L-R = links-rechts
Tabel B. Overzicht klasse 4 Corticosteroïden; alle geïncludeerde studies
Auteur |
jaar |
RCT* |
wel/niet vergelijkend |
N pat. |
Type vitiligo |
Succes-percentage geneesmiddel |
Succes-percentage placebo > 75% repigmentatie |
duur remissie |
duur therapie (maanden) |
Uitvallers (N /totaal) |
reden uitval |
Bijwerking beschreven |
Bleehen2 |
1976 |
R - B + |
L-R |
20 |
vulgaris |
0/10 = 0% |
0/10 |
nvt |
4-12 |
0 |
nvt |
Ja |
Clayton3 |
1977 |
R + B + |
L-R |
25 |
vulgaris |
2/23 = 9% |
2/23 |
? |
4 |
2/25 |
? |
Ja |
Kumari4 |
1984 |
- |
- |
114 |
lokaal |
73/114 = 64% |
nvt |
? |
max. 4 |
0 |
nvt |
Ja |
Geraldez5 |
1987 |
- |
- |
31 |
lokaal |
22/25 = 89% |
nvt |
? |
max. 6 |
6/31 |
no show |
Ja |
Acar6 |
1990 |
- |
- |
33 |
lokaal |
25/33 = 76% |
nvt |
? |
2 |
0 |
nvt |
Nee |
Liu7 |
1990 |
- |
- |
50 |
lokaal |
22/50 = 44% |
nvt |
? |
max. 8 |
0 |
nvt |
Ja |
Khalid8 |
1998 |
open |
- |
38 |
segmen-taal |
7/38 =18% |
nvt |
? |
max. 3 |
0 |
nvt |
Ja |
Khalid16 |
1995 |
- |
- |
25 |
vulgaris |
9/22 = 41% |
nvt |
? |
6 |
3/25 |
no show |
Ja |
*RCT = Randomised Clinical Trial
R = randomisering
B = blindering
L-R = links-rechts
Nvt = niet van toepassing
Tabel C. Overzicht klasse 3 Corticosteroïd plus UVA
Auteur |
jaar |
RCT* |
aard vergelijking |
Opeen-volgende patiënten
|
N pat. |
Type vitiligo |
Succespercentage geneesmiddel |
duur therapie (maanden) |
Uitvallers (N /totaal) |
Bijwerking beschreven |
Westerhof12 |
1999 |
R + B - |
FP groep:n =44 FP alleen vs FP + UVA
2. UVA groep: n= 52 UVA alleen vs FP+ UVA |
Ja |
96 |
vulgaris |
FP groep: n =44 FP alleen: 2/44 = 5% FP + UVA: 10/ 44 = 23%
UVA groep: n= 52 UVA alleen: 3/52 = 6% FP+ UVA 8/ 52 =15% |
9 |
0 |
Ja |
*RCT = Randomised Clinical Trial
R = randomisering
B = blindering
FP = fluticasonpropionaat creme
UVA = ultra violet A
Vs = versus
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 16-06-2016
Laatst geautoriseerd : 16-06-2016
Geplande herbeoordeling :
In 2005 is de eerste richtlijn Vitiligo opgesteld door een daartoe geïnstalleerde werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Deze richtlijn is in 2015-16 herzien, omdat de richtlijn uit 2005 op onderdelen was verouderd. Er is gekozen voor een gedeeltelijke herziening in de wetenschap dat er enkele nieuwe bevindingen in de literatuur waren verschenen (expert knowledge). De richtlijn is vervolgens vastgesteld in de algemene ledenvergadering. De richtlijn vertegenwoordigt de geldende professionele standaard ten tijde van de opstelling van de richtlijn. De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken.
Algemene gegevens
De richtlijn is tot stand gekomen met methodologische ondersteuning van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO) en met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'.
Doel en doelgroep
Uit de literatuur blijkt dat behalve psychologische en sociale begeleiding en adviezen tegen zonverbrandingen verschillende behandelingen aan de vitiligopatiënt kunnen worden aangeboden:
- Locale applicatie van corticosteroïden
- Belichting met ultraviolet licht
- (verdere) Depigmentatie
- Autologe transplantatie
- Combinatie van 2 of meer van bovenstaande behandelvormen.
Het doel van deze richtlijn is om de wetenschappelijke stand van zaken te presenteren met betrekking tot bovengenoemde therapieën. Verder is het doel een handvat te bieden aan de dermatoloog, zodat deze aan iedere individuele vitiligopatiënt in overleg met hem of haar, een op maat gesneden advies kan geven, variërend van niets doen via psychosociale begeleiding tot een van de andere hierboven genoemde therapie mogelijkheden.
Samenstelling werkgroep
Werkgroepleden modulaire herziening 2015 |
Vereniging |
Dhr. Dr. M.W. Bekkenk (voorzitter) |
NVDV |
Mw. Dr. N.A.C. van Geel |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Dhr. Dr. A. Wolkerstorfer |
NVDV |
Mw. Dr. C Vrijman |
NVDV |
Dhr. Dr. J.P.W. van der Veen |
NVDV |
Dhr. Dr. M.D. Njoo |
NVDV |
Dhr. Dr. J.J.E. van Everdingen |
Directeur NVDV |
Mw. Drs. L. Nieuweboer-Krobotová |
NVDV |
Mw. Drs. J.E. Lommerts |
NVDV |
Dhr. Dr. R. Speeckaert |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Dhr. P.A. Monteiro |
Voorzitter LVVP |
Mw. A. Goedbloed |
LVVP |
Mw. Drs. S.A.T. Karsch (secretaris) |
Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV |
Mw. Drs. E. Burkink (secretaris) |
Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV |
Werkgroepleden versie 2005 |
|
Dr. H.E. Menke, dermatoloog (voorzitter) |
St. Fransiscus Gasthuis, Rotterdam |
Dhr. Dr. J.J.E. van Everdingen |
Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, adjunct-directeur medisch specialistische kwaliteit, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht |
Mw. dr. N.A.C. van Geel |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Prof.dr. J.M.A.D. Naeyaert |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Dr. M.D. Njoo |
Academisch Medisch Centrum, Amsterdam |
Dr. V. Sigurdsson |
Universitair Medisch Centrum, Utrecht |
Dr. W. Westerhof |
Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen, Amsterdam |
Drs. F. Meulenberg (secretaris) |
NVDV |
Inbreng patiëntenperspectief
Mening van de Landelijke Vereniging voor Vitiligo-Patiënten
Uit een groeiende behoefte aan informatie en lotgenotencontact is in januari 1990 de Landelijke Vereniging voor Vitiligo-Patiënten (LVVP) opgericht. De vereniging heeft zich ten doel gesteld de belangen van de vitiligopatiënt te behartigen in de meest ruime zin. Leden ontvangen informatie via de Nieuwsbrief, een eigen uitgave van de LVVP die vier keer per jaar uitkomt. Ook kunnen zij de lotgenotenbijeenkomsten en themabijeenkomsten bezoeken die regelmatig verspreid over het land worden georganiseerd. De vereniging heeft inmiddels ongeveer 2.000 leden in Nederland en Vlaanderen.
Onderdeel van de eerdergenoemde ruime doelstelling is het bevorderen van een goed begrip tussen patiënt en behandelend arts. Helaas is het vandaag de dag toch nog zo dat de meeste huisartsen, zichtbaar of niet, hun schouders ophalen bij het constateren van vitiligo. De patiënt krijgt in dat geval te horen dat verwijzing geen zin heeft en dat de dermatoloog vast dezelfde mening zal zijn toegedaan, ofwel: ‘leer er maar mee leven, er is niets aan te doen.’
Waarom is begrip, verwijzing en informatie waardevol?
Hier ligt een taak! Voor de LVVP én de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Iedere arts dient op de hoogte te zijn van de mogelijkheden zodat hij de patiënt in ieder geval doorverwijst naar de specialist. Dit is beter voor elke vitiligopatiënt, ongeacht of er uiteindelijk zal worden behandeld of niet. De huisarts neemt de patiënt serieus, geeft aan dat in alle gevallen van vermoeden van vitiligo hij doorverwijst, zodat een dermatoloog alle opties kan voorleggen aan de patiënt. De patiënt kan dan zelf de keus maken, maar dan onderbouwd, of hij er zó mee wil leven. De patiënt hoort de diagnose en zal dit op zich (moeten) laten inwerken. Hierna zal hij willen weten wat er aan te doen is. De dermatoloog zal op basis van het type, uitgebreidheid, beloop, etc. uitleggen welke mogelijkheden er zijn, wat dit van de patiënt vraagt (tijd, motivatie) en wat de kansen op recidief en positief resultaat zijn. De patiënt zou dan kunnen afhaken en beginnen met het accepteren van de situatie en de vitiligo ‘een plekje geven’.
Deze acceptatie zal ‘vollediger’ zijn, definitiever ook, dan wanneer de patiënt niet uitvoerig geïnformeerd zou zijn, bijvoorbeeld na afwijzing bij de huisarts. Het onbevredigde gevoel dat een patiënt, zonder eerst door iemand serieus te zijn voorgelicht, heeft, maakt dat hij zich jarenlang blijft afvragen of hij niet toch iets moet ondernemen om de vitiligo te gaan behandelen. Hij kan de situatie toch niet laten rusten, want hij weet niet wat er mogelijk geweest zou zijn.
Waarom is behandeling waardevol?
Een grote groep patiënten ervaart vitiligo als een aandoening die opvalt, ontsiert, onzekerheid geeft, lastig is omdat het snel verbrandt, onbegrip geeft en ongevraagd op zijn pad is gekomen; allemaal redenen waarom de patiënt er van af zou willen. De ene patiënt heeft daar wel meer (tijd, geld, ongemak) voor over dan de ander, wat ook nog beïnvloed wordt door de verwachtingen van een eventuele behandeling. Juist om de psychische gevolgen van deze zichtbare chronische aandoening te minimaliseren is het inzicht in het bovenstaande van belang. De buitenstaander (huisarts, dermatoloog, familie, vrienden en verdere omgeving) ofwel iedereen zonder vitiligo, zou begrip moeten hebben voor de impact van een huidaandoening als vitiligo. Dat is veel gevraagd, maar niet voor niets een doelstelling van de LVVP. Maar juist de persoon tot wie de vitiligopatiënt zich wendt met deze aandoening, de arts, zal hem in ieder geval serieus moeten nemen en begrip moeten tonen. Deze houding is cruciaal in de verwerking van de diagnose. De dermatoloog wordt gezien als iemand die moet begrijpen wat vitiligo met iemand doet. Als hij dat niet laat blijken kan de patiënt zich onbegrepen terugtrekken en zelfs in een sociaal isolement raken.
De LVVP wil er met klem op aandringen dat de patiënt recht heeft op volledige informatie. Iedere dermatoloog dient met de patiënt alle mogelijkheden vooraf te bespreken, alsmede de positieve én negatieve ervaringen en resultaten. Binnen die mogelijkheden en met die informatie is de keus aan de patiënt! Niet de arts of verzekeringsmaatschappij.
Het bestuur van de Landelijke Vereniging voor Vitiligo Patiënten
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Vraagstelling
Op grond van een analyse van de medische literatuur met betrekking tot therapiestudies heeft de werkgroep op pragmatische gronden vitiligopatiënten onderverdeeld in 2 groepen, te weten: patiënten met uitgebreide vitiligo (hierbij is meer dan 20 % van het huidoppervlak gedepigmenteerd) en patiënten met locale vitiligo (waarbij minder dan 20% van het huidoppervlak is gedepigmenteerd). De volgende vraagstellingen zijn geformuleerd:
- Wat is de effectiviteit van topicale corticosteroïden bij uitgebreide en locale vitiligo? (zie module: Niet chirurgische behandeltechnieken).
- Wat is de effectiviteit van UVB en van PUVA bij uitgebreide en locale vitiligo? (zie module: Niet chirurgische behandeltechnieken).
- Wat is de effectiviteit van depigmentatie therapie?(zie module: Niet chirurgische behandeltechnieken)
- Wat is de effectiviteit van chirurgische behandeling, dat wil zeggen diverse vormen van autologe transplantatie van pigmentcellen, bij uitgebreide en locale vitiligo? (zie module: Chirurgische behandeltechnieken).
De herziening werd geschreven aan de hand van de volgende uitgangsvragen:
- Zijn TIMS effectief? (zowel op korte als lange termijn)
- Wat zijn de bijwerkingen?
- Is de effectiviteit afhankelijk van de lokalisatie van de laesie?
- Wat is de plek van TIMS? Voor of na corticosteroïden (hoe verhoudt de effectiviteit zich)?
Werkwijze
De werkwijze van de werkgroep was als volgt: allereerst werd het onderwerp afgebakend door te omschrijven welke vormen van behandeling in de richtlijn zouden worden besproken. Vervolgens werden binnen de werkgroep de taken verdeeld. Een ieder nam een bepaald onderdeel op zich en verzamelde daarover gegevens via computersearches, deels verzorgd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en via eigen literatuuronderzoek. Daarbij werd zo veel mogelijk oorspronkelijke literatuur verzameld en beoordeeld aan de hand van tevoren opgestelde criteria.
De aanpassing van de tekst van de modules 'Chirurgische behandeltechnieken' is gebaseerd op een cochrane review uit 2015 en de Britse en Europese richtlijnen. De cochrane review beantwoordt de uitgangsvraag gesteld in die module. De werkgroep heeft de cochrane review kritisch beoordeeld en geen reden gevonden om deze te nuanceren.
Voor het aanpassen van de tekst van de module over diagnostiek is geen systematische search verricht en werden er geen evidence tabellen volgens de GRADE methode gemaakt. De tekst is gebaseerd op basis van literatuur uit de database Pubmed. Er is gebruikt gemaakt van prevalentie studies, reviews, een systematische review en mening van deskundigen.
De tekst van de module 'Niet chirurgische behandeltechnieken' werd geschreven op basis van literatuur uit de database PubMed, deze werd verkregen middels een systematische search, en de GRADE procedure
Wetenschappelijke bewijsvoering
De gevonden literatuur werd kritisch beoordeeld en ter vergadering besproken. Voor zover mogelijk werd gebruikgemaakt van gegevens uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Waar dit onvoldoende of afwezig was, werden de aanbevelingen gebaseerd op de ervaring of mening van de werkgroepleden. Er werd naar gestreefd de waarde van de literatuurgegevens transparant weer te geven. Hiervoor werd gebruikgemaakt van de indeling in tabel 1.
Tabel 1. Indeling van onderzoeksresultaten naar de mate van bewijskracht per gepubliceerde studie
A1 |
Systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van de afzonderlijke onderzoeken consistent zijn |
A2 |
Gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang en consistentie |
B |
Gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohort-onderzoek, patiënt-controle-onderzoek) |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
D |
Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Na bespreking in de werkgroep werden op basis van de beschikbare gegevens conclusies geformuleerd, die werden ingedeeld in verschillende niveaus, afhankelijk van de mate van bewijs van de beschikbare literatuur over het deelonderwerp (tabel 2).
Tabel 2. Niveau van de conclusie op basis van de literatuuranalyse
1 |
Gebaseerd op 1 systematische review (A1) of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
Gebaseerd op tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
Gebaseerd op 1 onderzoek van niveau A2 of B, of op onderzoek van niveau C |
4 |
Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Literatuurbeoordeling en effectiviteitsanalyse
Betreffende topicale steroïden en betreffende UVB en PUVA
Methode literatuursearch
Hierbij is gebruik gemaakt van het Medline - bestand van de National Library of Medicine en EMBASE (Elsevier Science B.V., Amsterdam), waarbij publicaties over klinische studies bij vitiligo zijn opgevraagd tot en met januari 2004. Als trefwoorden (zowel synoniemen als afgeleiden) zijn gebruikt ‘vitiligo’, ‘phototherapy’, ‘PUVA therapy’, ‘ultraviolet therapy’, ‘glucocorticosteroids synthetic’ and ‘anti-inflammatory agents’.
Andere bronnen zijn abstract boeken/bladen van symposia en congressen, proefschriften, tekstboeken, monografieën, review artikelen, editorials, letters to the editor, free communications en de referentielijsten van alle artikelen die zijn opgevraagd. Daarnaast zijn 21 internationale autoriteiten op het gebied van vitiligo en 9 farmaceutische industrieën gevraagd aanvullende literatuur te verschaffen over gepubliceerde en ongepubliceerde studies.
De studies zijn onderverdeeld in studies die behandelingen beschreven voor gelokaliseerde vitiligo en studies die behandelingen beschreven voor uitgebreide vitiligo. ‘Gelokaliseerde’ vitiligo is in de meeste gevonden studies omschreven als vitiligo waarbij minder dan 20% van het totale lichaamsoppervlakte is aangedaan.
In- en exclusiecriteria
Exclusiecriteria zijn dubbele publicaties, combinatiebehandelingen, studies over behandelingen met obsolete of ongebruikelijke doseringen, studies met minder dan 10 patiënten en studies met onvoldoende gegevens over effectiviteit. Er zijn criteria opgesteld voor het selecteren, beoordelen en wegen van de gevonden studies (zie de betreffende modules). Twee onafhankelijke onderzoekers hebben de studies hierop beoordeeld. Bij discrepantie werd een derde onderzoeker ingeschakeld. Het werd al snel duidelijk dat er nog maar weinig gerandomiseerde klinische trials (afgekort als RCT’s, randomized controlled trials) bij vitiligo zijn uitgevoerd. Daarom zijn ook niet vergelijkende studies met minder bewijskracht in de selectie opgenomen.
Beoordeling effectiviteit
Een behandeling wordt als een succes beschouwd wanneer meer dan 75% repigmentatie wordt waargenomen. Het arbitraire karakter van dit percentage - dat overigens aansluit bij de wereld literatuur - zou ook gelden voor ieder ander percentage. Bij de RCT’s is als effectmaat de odds ratio gebruikt (OR), omdat deze het meest geschikt was om studies te vergelijken met discrete uitkomstmaten. In deze analyse is de OR de verhouding tussen succesgevallen bij patiënten behandeld met het echte geneesmiddel en succesgevallen bij patiënten behandeld met de placebo. Wanneer de OR groter is dan 1 is de effectiviteit van het echte geneesmiddel significant groter dan die van de placebo.7 Waar mogelijk zijn de OR’s van verschillende studies over dezelfde behandelvorm met elkaar gecombineerd (dit heet ‘pooling’) waarbij gebruik is gemaakt van het ‘random-effects model’ volgens Dersimonian en Laird.8 Daarbij werden tevens 95% betrouwbaarheidsintervallen berekend. De voorkeur ging uit naar het random-effects model boven het fixed-effects model omdat verwacht werd dat zowel de studiepopulaties als de behandeluitkomsten van de studies statistisch heterogeen zouden zijn, ondanks het feit dat alle RCT’s voldeden aan de selectiecriteria. De berekeningen zijn gedaan met behulp van de software The Meta-Analyst voor MS-DOS (Joseph Lau, Boston, Massachusetts, USA, 1990-1997).9
Betreffende chirurgische therapieën
Aan de hand van een literatuuronderzoek (Medline en EMBASE) werden de resultaten van de verschillende technieken bekeken via de zoekwoorden ‘transplantation’, vitiligo, ‘surgical treatment’ en ‘grafting’. In totaal werden 27 studies geïncludeerd uit internationale tijdschriften (gepubliceerd tussen 1964 en 2004). Om een groot verlies in het aantal te includeren studies te voorkomen, werden de volgende exclusiecriteria gehanteerd:
- < 5 patiënten
- follow-up < 1 maand
- methodologische studies (studies waarin enkel de techniek wordt beschreven (geen studieresultaten)
- combinatietechnieken
- onvoldoende data over effectmaat
- dubbele publicaties
Beoordeling effectiviteit
Het percentage repigmentatie in alle studies werd beoordeeld voor de behandelde laesies. Een transplantatie werd als ‘succesvol’ beschouwd indien > 75% repigmentatie optrad. Indien de onderzoekers een andere effectmaat hanteerden, werd de definitie gebruikt zoals deze is vermeld onder aan de betreffende tabel.
Literatuurbeoordeling
De werkgroep heeft alle geselecteerde artikelen kritisch beoordeeld en gewogen en in ‘evidence-tabellen’ samengevat. Omwille van de vergelijkbaarheid zijn deze tabellen zoveel mogelijk geüniformeerd.
Autorisatie
Met het oog op een brede acceptatie van de richtlijn is deze in conceptvorm via de website van de NVDV voorgelegd aan de leden van deze Vereniging. Het commentaar van de dermatologen is in een vergadering van de werkgroep besproken en verwerkt. De definitieve versie is tenslotte voor bekrachtiging voorgelegd aan het bestuur en de ledenvergadering van de NVDV.