Vitiligo Transplantatie van Blaardaken
Uitgangsvraag
Chirurgische behandeltechniek transplantatie van blaardaken bij vitiligo.
Aanbeveling
De transplantatie van blaardaken is een eenvoudige transplantatietechniek met een vrij hoog succespercentage (81%). Het is geschikt voor kleine laesies op alle lichaamslocaties, waaronder ook het gezicht. Het grootste voordeel is dat de kans op littekens op zowel de donor- als acceptorzone minimaal is. De ingreep is echter tijdrovend en wordt soms als onaangenaam ervaren door de patiënt.
Overwegingen
Bijwerkingen
In vijf van de acht studiesworden bijwerkingen beschreven. Men vermeldt ter plaatse van de donorzone: hyperpigmentatie (2/5 studies), infectie (1/5 studies). Men vermeldt ter plaatse van de acceptorzone: hyperpigmentatie (1/5 studies), infectie (1/5 studies).
Voordelen
De kans op littekens ter plaatse van acceptor- en donorzone is zeer beperkt, aangezien het bij deze techniek enkel een epidermale loslating betreft. Indien men over de nodige apparatuur beschikt is deze techniek eenvoudig toe te passen.
Nadelen
Voor de inductie van blaardaken dient men te beschikken over gespecialiseerde apparatuur, welke niet altijd in de routine polikliniek aanwezig is. Deze inductie kan 1 à 2 uur in beslag nemen en kan voor de patiënt belastend zijn. De oppervlakte die men per sessie kan behandelen is beperkt.
Onderbouwing
Conclusies
Niveau 2 |
Uit de geselecteerde studies blijkt de transplantatie van blaardaken ‘succesvol’ te zijn bij 81% van de patiënten. Onder de geïncludeerde studies bevindt zich slechts één placebogecontroleerde studie.
B Gupta19 C Oh,16 Kim,17 Gupta,18 Lim,20 Matsumura,21 Tawade,22 Hatchome,23 |
Samenvatting literatuur
Uitvoering
Hierbij induceert men door middel van negatieve druk (eventueel in combinatie met warmte) ‘trekblaren’, waarvan het blaardak wordt overgebracht naar de gedepigmenteerde acceptorzone. Het acceptorgebied dient men voor te bereiden (dermabrasie of eveneens blaren of met behulp van een verdampende laser) zodat het de gepigmenteerde blaardaken kan ontvangen.
Beschrijving gevonden studies
In totaalzijn acht studies geïncludeerd16-23 (zie kopje ‘Evidence tabellen’; blaardaken). Hieronder bevindt zich één vergelijkende studie. De follow-up varieert van 2 maanden tot 3 jaar. Het percentage recidieven wordt in vier studies vermeld en varieert van 0% tot 5%. De tevredenheid van de patiënten wordt in géén enkele studie beschreven.
Effectiviteit
Het succespercentage (>75% repigmentatie) varieert van 71% - 89%. Bij pooling van zeven studies (de eerste studie van Gupta 1999, refer 18, is niet meegenomen om eventuele dubbeltelling te voorkomen) hebben in totaal 142van de 175 patiënten een ‘succesvol’ resultaat. Dit is 81%.
Referenties
- 1 - Carnot P, Deflandre MC. Persistence de la pigmentation dans les greffes epidermique. C.R. Soc. de Biologie.1896: 6.
- 2 - Haxthausen H. Studies the pathogenesis of mophea, vitiligo and acrodermatitis atrophicans by means of transplantation experiments. Acta Derm Venereol 1947; 27: 352-67.
- 3 - Spencer GA, Tolmach JA. Exchange grafts in vitiligo. J Invest Dermatol1952; 19: 1-5.
- 4 - Behl PN. Treatment of vitiligo with homologous thin Thierschs skin grafts. Curr Med Pract 1964; 8: 218-21.
- 5 - Falabella R, Arrunategui A, Barona MI, Alzate A. The minigrafting test for vitiligo: detection of stable lesions for melanocyte transplantation. J Am Ac Dermatol 1995; 32: 228-32.
- 6 - Kahn A, Cohen F. Repigmentation in vitiligo patients. Dermatol Surg 1998; 24: 365-7.
- 7 - Olsson M, Juhlin L. Epidermal sheet grafts for repigmentation of vitiligo and piebaldism, with a review of surgical techniques. Acta Derm Venereol 1997; 77: 463-6.
- 8 - Kahn A, Cohen M. Vitiligo: treatment by dermabrasion and epithelial sheet grafting. J Am Acad Dermatol 1995; 33: 646-8.
- 9 - Argawal K, Argawal A. Vitiligo: repigmentation with dermabrasion and thin split-thickness skin grafting. Dermatol Surg 1995; 21: 295-300.
- 10 - Pai GS, Vinod V, Joshi A. Efficacy of erbium YAG laser-assisted autologous epidermal grafting in vitiligo. J Eur Acad Dermatol Venereol 2002; 16(6):604-6.
- 11 - Singh KG, Bajaj AK. Autologous miniature skin punch grafting in vitiligo. Ind J Dermatol Venereol Leprol 1995; 61: 77-80.
- 12 - Boersma B, Westerhof W, Bos J. Repigmentation in vitiligo vulgares by autologous minigrafting: results in nineteen patients. J Am Acad Dermatol 1995; 33: 990-5.
- 13 - Rathi MT, Singh AK. Punch grafting in the treatment of stable vitiligo. Ind J Dermatol Venereol Leprol 1994; 60: 188-92.
- 14 - Jha AK. Pandey SS, Shukla VK. Punch grafting in vitiligo. Indian J Dermatol Venereol Leprol 1992; 58: 328-30.
- 15 - Falabella R. Treatment of localized vitiligo by autologous minigrafting. Arch Dermatol 1988; 124: 1649-55.
- 16 - Oh CK, Cha JH, Lim JY, Jo JH, Kim SJ, Jang HS, et al. Treatment of vitiligo with suction epidermal grafting by the use of an ultrapulse CO2 laser with a computerized pattern generator. Dermatol Surg 2001; 27: 565-8.
- 17 - Kim H, Kang K. Epidermal grafts for treatment of stable and progressive vitiligo. J Am Acad Dermatol 1999; 40: 412-7.
- 18 - Gupta S, Shroff S, Gupta S. Modified technique of suction blistering for epidermal grafting in vitiligo. Int J Dermatol 1999; 38: 306-9.
- 19 - Gupta S, Jain VK, Saraswat PK. Suction blister epidermal grafting versus punch skin grafting in recalcitrant and stable vitiligo. Dermatol Surg 1999; 25: 955-8.
- 20 - Lim JT. Repigmentation of vitiligo with autologous blister-induced epidermal grafts. Ann Acad Med Singapore 1999; 28: 824-8.
- 21 - Matsumura Y, Furukawa F, Imamura S. Epidermal grafting for treatment of vitiligo - Associations among success rate, clinical type and autoantibodies. J Dermatol Treatment 1993; 4: 109-12.
- 22 - Tawade YV, Gokhale BB, Parakh A. Autologous grafts by suction blister technique in management of vitiligo. Indian J Dermatol Venereol Leprol 1991; 57: 91-3.
- 23 - Hatchome N, Kato T, Tagami H. Therapeutic success of epidermal grafting in generalized vitiligo is limited bythe Koebner phenomenon. J Am Acad Dermatol 1990; 22: 87-91.
- 24 - Geel N van, Ongenae K, Mil M de, Haeghen Y vander, Vervaet C, Naeyaert JM. Double-blind Placebo-Controled Study of Autologous Transplanted Epidermal Cell Suspensions for Repigmenting Vitiligo. Arch Dermatol. 2004;140:1203-8.
- 25 - van Geel et al; article submitted for publication 2005.
- 26 - Olsson M, Juhlin L. Leucoderma treated by transplantation of a basal cell layer enriched suspension. Brit J Dermatol 1998; 138: 644-8.
- 27 - Gauthier Y, Surleve-Bazeille J. Autologous grafting with noncultured melanocytes: a simplified method for treatment of depigmented lesions. J Am Acad Dermatol 1992; 26: 191-4.
- 28 - Whitton ME, Pinart M, Batchelor J, Leonardi-Bee J, González. Interventions for vitiligo Cochrane Database Syst Rev. 2015 Feb 24;2:CD003263. doi: 10.1002 / 14651858.CD003263.pub5 (Review)
Evidence tabellen
Blaardaken
Auteur |
Jaar |
RCT |
Blind |
Vergelijkend |
Transplantatie methode |
N patienten |
Type vitiligo |
Succes-percentage >75% repig. |
Recidieven |
Follow up duur |
Uitvallers |
Bijwerkingen beschreven |
Uitleg bijwerkingen |
Oh16 |
2001 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
11 |
GG3, GL8 |
10/11 88%* |
? |
4 mnd |
- |
+ |
Accep.zone: kleurverschil 1/34 entjes, hyperpigmentatie acceptorzone 2/34 |
Kim17 |
1999 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
40 |
GG19, GL21 |
29/40 73%23# (71%33#) |
2/2623#, 4/1433# |
3 mnd-2,5 jr |
- |
+ |
Acceptor- en donorzone: hyperpigmentatie ~5% |
Gupta18 |
1999 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
21 |
GG15, GL6 |
19/21 90%* |
? |
? |
- |
- |
- |
Gupta19 |
1999 |
- |
- |
+ |
Minigrafting (a) vs. blaardaken (b) |
b24 |
GG19, GL5 |
20/24 82% (b)222* |
? |
4-7 mnd |
4 |
+ |
(blaardaken) Accep.zone: kleurverschil 8% |
Lim20 |
1999 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
25 |
GG13, GL12 |
20/25 80%* |
niet in follow-up |
12-36 mnd |
- |
- |
- |
Matsumura21 |
1993 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
31 |
GG9, GL22 |
26/31 87%* |
2/31 |
2-16 mnd |
- |
- |
- |
Tawade22 |
1991 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
28 |
GG4, GL20 |
25/28 89%* |
niet in follow-up |
3 mnd |
- |
+ |
Accep./donorzone?: infectie 3/28 |
Hatchome23 |
1990 |
- |
- |
- |
Blaardaken |
16 |
GG11, GL7 |
12/16 75%* |
? |
10 mnd |
2 |
+ |
Donorzone: hyperpigmentatie |
|
|
|
|
|
|
|
|
totaal: 142/175= 81% |
|
|
|
GG = gegeneraliseerde vitiligo
GL = gelokaliseerde vitiligo
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 16-06-2016
Laatst geautoriseerd : 16-06-2016
Geplande herbeoordeling :
In 2005 is de eerste richtlijn Vitiligo opgesteld door een daartoe geïnstalleerde werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Deze richtlijn is in 2015-16 herzien, omdat de richtlijn uit 2005 op onderdelen was verouderd. Er is gekozen voor een gedeeltelijke herziening in de wetenschap dat er enkele nieuwe bevindingen in de literatuur waren verschenen (expert knowledge). De richtlijn is vervolgens vastgesteld in de algemene ledenvergadering. De richtlijn vertegenwoordigt de geldende professionele standaard ten tijde van de opstelling van de richtlijn. De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken.
Algemene gegevens
De richtlijn is tot stand gekomen met methodologische ondersteuning van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO) en met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'.
Doel en doelgroep
Uit de literatuur blijkt dat behalve psychologische en sociale begeleiding en adviezen tegen zonverbrandingen verschillende behandelingen aan de vitiligopatiënt kunnen worden aangeboden:
- Locale applicatie van corticosteroïden
- Belichting met ultraviolet licht
- (verdere) Depigmentatie
- Autologe transplantatie
- Combinatie van 2 of meer van bovenstaande behandelvormen.
Het doel van deze richtlijn is om de wetenschappelijke stand van zaken te presenteren met betrekking tot bovengenoemde therapieën. Verder is het doel een handvat te bieden aan de dermatoloog, zodat deze aan iedere individuele vitiligopatiënt in overleg met hem of haar, een op maat gesneden advies kan geven, variërend van niets doen via psychosociale begeleiding tot een van de andere hierboven genoemde therapie mogelijkheden.
Samenstelling werkgroep
Werkgroepleden modulaire herziening 2015 |
Vereniging |
Dhr. Dr. M.W. Bekkenk (voorzitter) |
NVDV |
Mw. Dr. N.A.C. van Geel |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Dhr. Dr. A. Wolkerstorfer |
NVDV |
Mw. Dr. C Vrijman |
NVDV |
Dhr. Dr. J.P.W. van der Veen |
NVDV |
Dhr. Dr. M.D. Njoo |
NVDV |
Dhr. Dr. J.J.E. van Everdingen |
Directeur NVDV |
Mw. Drs. L. Nieuweboer-Krobotová |
NVDV |
Mw. Drs. J.E. Lommerts |
NVDV |
Dhr. Dr. R. Speeckaert |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Dhr. P.A. Monteiro |
Voorzitter LVVP |
Mw. A. Goedbloed |
LVVP |
Mw. Drs. S.A.T. Karsch (secretaris) |
Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV |
Mw. Drs. E. Burkink (secretaris) |
Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV |
Werkgroepleden versie 2005 |
|
Dr. H.E. Menke, dermatoloog (voorzitter) |
St. Fransiscus Gasthuis, Rotterdam |
Dhr. Dr. J.J.E. van Everdingen |
Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, adjunct-directeur medisch specialistische kwaliteit, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht |
Mw. dr. N.A.C. van Geel |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Prof.dr. J.M.A.D. Naeyaert |
Universitair Ziekenhuis Gent |
Dr. M.D. Njoo |
Academisch Medisch Centrum, Amsterdam |
Dr. V. Sigurdsson |
Universitair Medisch Centrum, Utrecht |
Dr. W. Westerhof |
Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen, Amsterdam |
Drs. F. Meulenberg (secretaris) |
NVDV |
Inbreng patiëntenperspectief
Mening van de Landelijke Vereniging voor Vitiligo-Patiënten
Uit een groeiende behoefte aan informatie en lotgenotencontact is in januari 1990 de Landelijke Vereniging voor Vitiligo-Patiënten (LVVP) opgericht. De vereniging heeft zich ten doel gesteld de belangen van de vitiligopatiënt te behartigen in de meest ruime zin. Leden ontvangen informatie via de Nieuwsbrief, een eigen uitgave van de LVVP die vier keer per jaar uitkomt. Ook kunnen zij de lotgenotenbijeenkomsten en themabijeenkomsten bezoeken die regelmatig verspreid over het land worden georganiseerd. De vereniging heeft inmiddels ongeveer 2.000 leden in Nederland en Vlaanderen.
Onderdeel van de eerdergenoemde ruime doelstelling is het bevorderen van een goed begrip tussen patiënt en behandelend arts. Helaas is het vandaag de dag toch nog zo dat de meeste huisartsen, zichtbaar of niet, hun schouders ophalen bij het constateren van vitiligo. De patiënt krijgt in dat geval te horen dat verwijzing geen zin heeft en dat de dermatoloog vast dezelfde mening zal zijn toegedaan, ofwel: ‘leer er maar mee leven, er is niets aan te doen.’
Waarom is begrip, verwijzing en informatie waardevol?
Hier ligt een taak! Voor de LVVP én de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Iedere arts dient op de hoogte te zijn van de mogelijkheden zodat hij de patiënt in ieder geval doorverwijst naar de specialist. Dit is beter voor elke vitiligopatiënt, ongeacht of er uiteindelijk zal worden behandeld of niet. De huisarts neemt de patiënt serieus, geeft aan dat in alle gevallen van vermoeden van vitiligo hij doorverwijst, zodat een dermatoloog alle opties kan voorleggen aan de patiënt. De patiënt kan dan zelf de keus maken, maar dan onderbouwd, of hij er zó mee wil leven. De patiënt hoort de diagnose en zal dit op zich (moeten) laten inwerken. Hierna zal hij willen weten wat er aan te doen is. De dermatoloog zal op basis van het type, uitgebreidheid, beloop, etc. uitleggen welke mogelijkheden er zijn, wat dit van de patiënt vraagt (tijd, motivatie) en wat de kansen op recidief en positief resultaat zijn. De patiënt zou dan kunnen afhaken en beginnen met het accepteren van de situatie en de vitiligo ‘een plekje geven’.
Deze acceptatie zal ‘vollediger’ zijn, definitiever ook, dan wanneer de patiënt niet uitvoerig geïnformeerd zou zijn, bijvoorbeeld na afwijzing bij de huisarts. Het onbevredigde gevoel dat een patiënt, zonder eerst door iemand serieus te zijn voorgelicht, heeft, maakt dat hij zich jarenlang blijft afvragen of hij niet toch iets moet ondernemen om de vitiligo te gaan behandelen. Hij kan de situatie toch niet laten rusten, want hij weet niet wat er mogelijk geweest zou zijn.
Waarom is behandeling waardevol?
Een grote groep patiënten ervaart vitiligo als een aandoening die opvalt, ontsiert, onzekerheid geeft, lastig is omdat het snel verbrandt, onbegrip geeft en ongevraagd op zijn pad is gekomen; allemaal redenen waarom de patiënt er van af zou willen. De ene patiënt heeft daar wel meer (tijd, geld, ongemak) voor over dan de ander, wat ook nog beïnvloed wordt door de verwachtingen van een eventuele behandeling. Juist om de psychische gevolgen van deze zichtbare chronische aandoening te minimaliseren is het inzicht in het bovenstaande van belang. De buitenstaander (huisarts, dermatoloog, familie, vrienden en verdere omgeving) ofwel iedereen zonder vitiligo, zou begrip moeten hebben voor de impact van een huidaandoening als vitiligo. Dat is veel gevraagd, maar niet voor niets een doelstelling van de LVVP. Maar juist de persoon tot wie de vitiligopatiënt zich wendt met deze aandoening, de arts, zal hem in ieder geval serieus moeten nemen en begrip moeten tonen. Deze houding is cruciaal in de verwerking van de diagnose. De dermatoloog wordt gezien als iemand die moet begrijpen wat vitiligo met iemand doet. Als hij dat niet laat blijken kan de patiënt zich onbegrepen terugtrekken en zelfs in een sociaal isolement raken.
De LVVP wil er met klem op aandringen dat de patiënt recht heeft op volledige informatie. Iedere dermatoloog dient met de patiënt alle mogelijkheden vooraf te bespreken, alsmede de positieve én negatieve ervaringen en resultaten. Binnen die mogelijkheden en met die informatie is de keus aan de patiënt! Niet de arts of verzekeringsmaatschappij.
Het bestuur van de Landelijke Vereniging voor Vitiligo Patiënten
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Vraagstelling
Op grond van een analyse van de medische literatuur met betrekking tot therapiestudies heeft de werkgroep op pragmatische gronden vitiligopatiënten onderverdeeld in 2 groepen, te weten: patiënten met uitgebreide vitiligo (hierbij is meer dan 20 % van het huidoppervlak gedepigmenteerd) en patiënten met locale vitiligo (waarbij minder dan 20% van het huidoppervlak is gedepigmenteerd). De volgende vraagstellingen zijn geformuleerd:
- Wat is de effectiviteit van topicale corticosteroïden bij uitgebreide en locale vitiligo? (zie module: Niet chirurgische behandeltechnieken).
- Wat is de effectiviteit van UVB en van PUVA bij uitgebreide en locale vitiligo? (zie module: Niet chirurgische behandeltechnieken).
- Wat is de effectiviteit van depigmentatie therapie?(zie module: Niet chirurgische behandeltechnieken)
- Wat is de effectiviteit van chirurgische behandeling, dat wil zeggen diverse vormen van autologe transplantatie van pigmentcellen, bij uitgebreide en locale vitiligo? (zie module: Chirurgische behandeltechnieken).
De herziening werd geschreven aan de hand van de volgende uitgangsvragen:
- Zijn TIMS effectief? (zowel op korte als lange termijn)
- Wat zijn de bijwerkingen?
- Is de effectiviteit afhankelijk van de lokalisatie van de laesie?
- Wat is de plek van TIMS? Voor of na corticosteroïden (hoe verhoudt de effectiviteit zich)?
Werkwijze
De werkwijze van de werkgroep was als volgt: allereerst werd het onderwerp afgebakend door te omschrijven welke vormen van behandeling in de richtlijn zouden worden besproken. Vervolgens werden binnen de werkgroep de taken verdeeld. Een ieder nam een bepaald onderdeel op zich en verzamelde daarover gegevens via computersearches, deels verzorgd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en via eigen literatuuronderzoek. Daarbij werd zo veel mogelijk oorspronkelijke literatuur verzameld en beoordeeld aan de hand van tevoren opgestelde criteria.
De aanpassing van de tekst van de modules 'Chirurgische behandeltechnieken' is gebaseerd op een cochrane review uit 2015 en de Britse en Europese richtlijnen. De cochrane review beantwoordt de uitgangsvraag gesteld in die module. De werkgroep heeft de cochrane review kritisch beoordeeld en geen reden gevonden om deze te nuanceren.
Voor het aanpassen van de tekst van de module over diagnostiek is geen systematische search verricht en werden er geen evidence tabellen volgens de GRADE methode gemaakt. De tekst is gebaseerd op basis van literatuur uit de database Pubmed. Er is gebruikt gemaakt van prevalentie studies, reviews, een systematische review en mening van deskundigen.
De tekst van de module 'Niet chirurgische behandeltechnieken' werd geschreven op basis van literatuur uit de database PubMed, deze werd verkregen middels een systematische search, en de GRADE procedure
Wetenschappelijke bewijsvoering
De gevonden literatuur werd kritisch beoordeeld en ter vergadering besproken. Voor zover mogelijk werd gebruikgemaakt van gegevens uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Waar dit onvoldoende of afwezig was, werden de aanbevelingen gebaseerd op de ervaring of mening van de werkgroepleden. Er werd naar gestreefd de waarde van de literatuurgegevens transparant weer te geven. Hiervoor werd gebruikgemaakt van de indeling in tabel 1.
Tabel 1. Indeling van onderzoeksresultaten naar de mate van bewijskracht per gepubliceerde studie
A1 |
Systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van de afzonderlijke onderzoeken consistent zijn |
A2 |
Gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang en consistentie |
B |
Gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohort-onderzoek, patiënt-controle-onderzoek) |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
D |
Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Na bespreking in de werkgroep werden op basis van de beschikbare gegevens conclusies geformuleerd, die werden ingedeeld in verschillende niveaus, afhankelijk van de mate van bewijs van de beschikbare literatuur over het deelonderwerp (tabel 2).
Tabel 2. Niveau van de conclusie op basis van de literatuuranalyse
1 |
Gebaseerd op 1 systematische review (A1) of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
Gebaseerd op tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
Gebaseerd op 1 onderzoek van niveau A2 of B, of op onderzoek van niveau C |
4 |
Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Literatuurbeoordeling en effectiviteitsanalyse
Betreffende topicale steroïden en betreffende UVB en PUVA
Methode literatuursearch
Hierbij is gebruik gemaakt van het Medline - bestand van de National Library of Medicine en EMBASE (Elsevier Science B.V., Amsterdam), waarbij publicaties over klinische studies bij vitiligo zijn opgevraagd tot en met januari 2004. Als trefwoorden (zowel synoniemen als afgeleiden) zijn gebruikt ‘vitiligo’, ‘phototherapy’, ‘PUVA therapy’, ‘ultraviolet therapy’, ‘glucocorticosteroids synthetic’ and ‘anti-inflammatory agents’.
Andere bronnen zijn abstract boeken/bladen van symposia en congressen, proefschriften, tekstboeken, monografieën, review artikelen, editorials, letters to the editor, free communications en de referentielijsten van alle artikelen die zijn opgevraagd. Daarnaast zijn 21 internationale autoriteiten op het gebied van vitiligo en 9 farmaceutische industrieën gevraagd aanvullende literatuur te verschaffen over gepubliceerde en ongepubliceerde studies.
De studies zijn onderverdeeld in studies die behandelingen beschreven voor gelokaliseerde vitiligo en studies die behandelingen beschreven voor uitgebreide vitiligo. ‘Gelokaliseerde’ vitiligo is in de meeste gevonden studies omschreven als vitiligo waarbij minder dan 20% van het totale lichaamsoppervlakte is aangedaan.
In- en exclusiecriteria
Exclusiecriteria zijn dubbele publicaties, combinatiebehandelingen, studies over behandelingen met obsolete of ongebruikelijke doseringen, studies met minder dan 10 patiënten en studies met onvoldoende gegevens over effectiviteit. Er zijn criteria opgesteld voor het selecteren, beoordelen en wegen van de gevonden studies (zie de betreffende modules). Twee onafhankelijke onderzoekers hebben de studies hierop beoordeeld. Bij discrepantie werd een derde onderzoeker ingeschakeld. Het werd al snel duidelijk dat er nog maar weinig gerandomiseerde klinische trials (afgekort als RCT’s, randomized controlled trials) bij vitiligo zijn uitgevoerd. Daarom zijn ook niet vergelijkende studies met minder bewijskracht in de selectie opgenomen.
Beoordeling effectiviteit
Een behandeling wordt als een succes beschouwd wanneer meer dan 75% repigmentatie wordt waargenomen. Het arbitraire karakter van dit percentage - dat overigens aansluit bij de wereld literatuur - zou ook gelden voor ieder ander percentage. Bij de RCT’s is als effectmaat de odds ratio gebruikt (OR), omdat deze het meest geschikt was om studies te vergelijken met discrete uitkomstmaten. In deze analyse is de OR de verhouding tussen succesgevallen bij patiënten behandeld met het echte geneesmiddel en succesgevallen bij patiënten behandeld met de placebo. Wanneer de OR groter is dan 1 is de effectiviteit van het echte geneesmiddel significant groter dan die van de placebo.7 Waar mogelijk zijn de OR’s van verschillende studies over dezelfde behandelvorm met elkaar gecombineerd (dit heet ‘pooling’) waarbij gebruik is gemaakt van het ‘random-effects model’ volgens Dersimonian en Laird.8 Daarbij werden tevens 95% betrouwbaarheidsintervallen berekend. De voorkeur ging uit naar het random-effects model boven het fixed-effects model omdat verwacht werd dat zowel de studiepopulaties als de behandeluitkomsten van de studies statistisch heterogeen zouden zijn, ondanks het feit dat alle RCT’s voldeden aan de selectiecriteria. De berekeningen zijn gedaan met behulp van de software The Meta-Analyst voor MS-DOS (Joseph Lau, Boston, Massachusetts, USA, 1990-1997).9
Betreffende chirurgische therapieën
Aan de hand van een literatuuronderzoek (Medline en EMBASE) werden de resultaten van de verschillende technieken bekeken via de zoekwoorden ‘transplantation’, vitiligo, ‘surgical treatment’ en ‘grafting’. In totaal werden 27 studies geïncludeerd uit internationale tijdschriften (gepubliceerd tussen 1964 en 2004). Om een groot verlies in het aantal te includeren studies te voorkomen, werden de volgende exclusiecriteria gehanteerd:
- < 5 patiënten
- follow-up < 1 maand
- methodologische studies (studies waarin enkel de techniek wordt beschreven (geen studieresultaten)
- combinatietechnieken
- onvoldoende data over effectmaat
- dubbele publicaties
Beoordeling effectiviteit
Het percentage repigmentatie in alle studies werd beoordeeld voor de behandelde laesies. Een transplantatie werd als ‘succesvol’ beschouwd indien > 75% repigmentatie optrad. Indien de onderzoekers een andere effectmaat hanteerden, werd de definitie gebruikt zoals deze is vermeld onder aan de betreffende tabel.
Literatuurbeoordeling
De werkgroep heeft alle geselecteerde artikelen kritisch beoordeeld en gewogen en in ‘evidence-tabellen’ samengevat. Omwille van de vergelijkbaarheid zijn deze tabellen zoveel mogelijk geüniformeerd.
Autorisatie
Met het oog op een brede acceptatie van de richtlijn is deze in conceptvorm via de website van de NVDV voorgelegd aan de leden van deze Vereniging. Het commentaar van de dermatologen is in een vergadering van de werkgroep besproken en verwerkt. De definitieve versie is tenslotte voor bekrachtiging voorgelegd aan het bestuur en de ledenvergadering van de NVDV.