Signalen en vragen bij vermoeden OM
Uitgangsvraag
Welke signalen en vragen zijn van belang bij de diagnostiek bij een vermoeden van ouderenmishandeling?
Aanbeveling
Wees als professional in de medisch-specialistische zorg op de hoogte van mogelijke aanwijzingen (risicofactoren, signalen, gevolgen) voor ouderenmishandeling.
Wees als professional in de medisch-specialistische zorg alert op signalen van psychische mishandeling aangezien deze vorm van ouderenmishandeling vaak lastig te detecteren is door het ontbreken van fysieke uitingsvormen.
Wees als professional in de medisch-specialistische zorg alert op financieel misbruik bij het ontbreken van medisch noodzakelijke (hulp)middelen.
Bevraag als professional in de medisch-specialistische zorg bij een vermoeden op verwaarlozing de mantelzorger over zijn kennis omtrent de benodigde zorg voor de oudere en hoe adequaat deze zorg is vormgegeven.
Wees als professional in de medisch-specialistische zorg alert op signalen van overbelasting en ontsporing van de mantelzorger.
Overwegingen
Bij het in kaart brengen van signalen voor de diagnostiek van ouderenmishandeling is een systeemgerichte benadering in de anamnese van grote meerwaarde. Het is van belang om goed door te vragen naar het netwerk en de mantelzorg. Informatie van collega-zorgprofessionals, zoals de behandelend huisarts of specialist ouderengeneeskunde, kan bijdragen aan de diagnostiek van ouderenmishandeling aangezien niet alle beschreven signalen zichtbaar zullen zijn voor de professional in de medisch-specialistische zorg. Het is belangrijk om goed te noteren van wie welke informatie is verkregen omdat dit niet altijd door de arts zelf te toetsen valt.
In geval van een vermoeden op ouderenmishandeling is in beginsel toestemming van de patiënt of diens wettelijk vertegenwoordiger vereist om informatie te delen. Een uitzondering op dit laatste vormen andere bij de behandelingsovereenkomst betrokken zorgverleners. De huisarts/specialist ouderengeneeskunde maakt in de medisch- specialistische zorg geen onderdeel uit van de behandelingsovereenkomst, zodat in beginsel toestemming vereist is voor het delen van informatie tussen professionals in de medisch specialistische zorg en de huisarts/specialist ouderengeneeskunde. Omdat de meeste mensen hiermee instemmen en om de situatie werkbaar te houden kan waar het de algemene patiëntenzorg betreft, worden uitgegaan van impliciete toestemming van de patiënt voor het delen van informatie met de huisarts/specialist ouderengeneeskunde. Voor informatie betreffende (een vermoeden van) ouderenmishandeling is het echter raadzaam expliciet toestemming te vragen. Als de patiënt hier expliciet bezwaar tegen maakt dient dit gerespecteerd te worden.
Ook is gesproken over het fenomeen ontspoorde mantelzorg en de noodzaak hier alert op te zijn. In het recent gepubliceerde Prevalentie onderzoek Aard en omvang van ouderenmishandeling van Regioplan (2018) gaven de onderzoekers aan dat er binnen de informantenstudie met name over ouderenmishandeling in een context van ontspoorde mantelzorg (onmacht, onvermogen, overbelasting bij pleger) werd gerapporteerd.
Het is voor patiënten en hun mantelzorgers die een verhoogd risico hebben op het ontstaan van ouderenmishandeling, maar waar nog geen sprake is van mishandeling van belang ze te wijzen op mantelzorgondersteuning in hun woonplaats en de rol van de huisarts. Men is vaak onvoldoende op de hoogte van de mogelijkheden om hulp te kunnen vragen als de zorg (te) zwaar wordt.
In de Zakkaart zijn de mogelijke signalen van ouderenmishandeling samengevat in een handzaam overzicht. Dit schema beoogt niet compleet te zijn maar een handreiking te bieden voor de klinische praktijk.
Onderbouwing
Conclusies
Ouderenmishandeling in de medisch-specialistische zorg kan worden herkend aan bepaalde, voor elke vorm van ouderenmishandeling, specifieke maar soms ook overlappende signalen. Niet alle ouderen laten dezelfde signalen zien of in dezelfde mate. Signalen kunnen nader worden geëxploreerd in een aanvullende anamnese, waarvoor in deze module handreikingen zijn gegeven. Daarnaast is besproken dat zorgprofessionals zich bewust dienen te zijn van het fenomeen van ontspoorde mantelzorg. Hierbij is het als zorgprofessional van belang om te beseffen dat goede zorg vaak sluipenderwijs omslaat in verwaarlozing, verkeerde behandeling of zelfs mishandeling en dat opzet of moedwil in het algemeen ontbreekt.
Samenvatting literatuur
Hieronder wordt een overzicht gegeven van mogelijke signalen en relevante vragen aangaande signalering van de verschillende vormen van ouderenmishandeling. Onderstaande tabellen zijn allen gebaseerd op geïncludeerde literatuur en beogen niet uitputtend te zijn. Het is bij het in kaart brengen van signalen van belang dat de zorgprofessional zorgvuldig beschrijft wat hij ziet en hoort, onderscheidt maakt tussen feiten en veronderstellingen, en de informatiebron vermeldt.
Met het woord “iemand” in de onderstaande vragen worden in principe personen bedoeld die in een terugkerende persoonlijke relatie met de oudere staan en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid. Uiteraard kunnen deze vragen in aangepaste vorm ook worden gebruikt voor het uitvragen van ouderenmishandeling door personen die in een terugkerende professionele relatie staan tot de oudere.
Lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik
Onderstaand overzicht bevat mogelijke signalen en relevante vragen bij een vermoeden van lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik. Het is hierbij van belang te beseffen dat bij het beoordelen van signalen eventueel aanwezige comorbiditeit de interpretatie van bevindingen bemoeilijkt. Denk bijvoorbeeld aan toegebrachte fracturen die ten onrechte aan bij de patient eveneens aanwezige osteoporose worden toegeschreven, alsook spontane bloeduitstortingen bij een kwetsbare huid. Bij letsel is het daarnaast van groot belang dat de zorgprofessional voldoende kennis heeft van kenmerken die geassocieerd zijn met toegebracht letsel. De moduls ‘Letselgerelateerde kenmerken bij ouderen’ en ‘Beoordeling/verslaglegging van letsel bij OM’ gaan hier verder op in. Dan komt ook de correcte handelswijze bij beoordeling en verslaglegging van het letsel aan de orde.
Tabel 1
Mogelijke signalen lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik |
Mogelijke relevante vragen lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik |
Lichamelijke mishandeling:
|
Lichamelijke mishandeling:
|
Seksueel misbruik:
|
Seksueel misbruik:
|
Psychische mishandeling
Het opmerken van signalen bij psychische mishandeling is soms erg lastig, zeker als de zorgprofessional de patient niet goed kent en niet kan inschatten of bepaald gedrag voor deze persoon in die specifieke situatie mogelijk afwijkend is.
In de tabel 2 zijn een aantal mogelijke signalen, en daarbij relevante vragen, van psychische mishandeling samengevat.
Tabel 2
Mogelijke signalen psychische mishandeling |
Mogelijke relevante vragen psychische mishandeling |
|
|
Financieel misbruik
Bij het plegen van financieel misbruik spelen over het algemeen een drietal motieven een rol. Bij het eerste motief verkeert de pleger in financiële nood, bij het tweede motief is er sprake van hebzucht. Het derde motief heet vermeend recht op aanspraak. In dat geval meent de pleger dat hij/zij recht heeft op datgene wat hij/zij wegneemt. Ouderen weten vaak niet dat er financieel misbruik van ze wordt gemaakt en daarnaast zijn ouderen met bijvoorbeeld een dementie vaak ook niet meer in staat om financieel misbruik op te merken, zeker als er ook sprake is van bedlegerigheid en isolatie van de buitenwereld. Als een oudere wel beseft dat er financieel misbruik van hem/haar wordt gemaakt dan hoeft dat niet te betekenen dat de oudere wil dat er actie wordt ondernomen. Bijvoorbeeld uit schaamte of angst voor de gevolgen van bekendmaking (Movisie, Factsheet III: financiële uitbuiting en financieel misbruik van ouderen, 2009).
Binnen de medisch-specialistische setting zal de zorgprofessional indirect met financieel misbruik te maken kunnen krijgen. Misbruik van het PGB door de informele zorgverlener kan aanleiding geven tot verwaarlozing met somatische problematiek tot gevolg. Ook kan de zorgprofessional te maken krijgen met de gevolgen van financieel misbruik doordat een patiënt bij een gebrek aan financiële en medische hulpmiddelen onvoldoende goede (medische) zorg ontvangt en daar problemen van ondervindt. Wees als zorgprofessional ook alert als er geen herhaalrecepten worden aangevraagd of als de oudere non-compliance vertoont ten aanzien van de inname van voorgeschreven medicatie, vooral als er een informele zorgverlener hierop zou moeten toezien. Het tegengaan van financieel misbruik maakte een belangrijk deel uit van het actieplan Ouderen in Veilige Handen dat sinds 2011 bestaat. De Brede Alliantie Veilig financieel ouder worden is onderdeel van het vervolg op dat actieplan, zie:
In de tabel 3 zijn een aantal mogelijke signalen, en daarbij relevante vragen, van financieel misbruik samengevat.
Tabel 3
Mogelijke signalen financieel misbruik |
Mogelijke relevante vragen financieel misbruik |
|
|
Verwaarlozing
Verwaarlozing kan opzettelijk plaatsvinden maar kan ook voortkomen uit beperkingen bij de mantelzorger/informele zorgverlener, zoals kwetsbaarheid, cognitieve beperkingen, psychiatrische aandoeningen of beperkte gezondheidsvaardigheden (zie ook ontspoorde mantelzorg). Bevraag bij een vermoeden op verwaarlozing daarom de mantelzorger over zijn kennis omtrent de benodigde zorg voor de oudere en hoe adequaat deze zorg is vormgegeven. In het geval van een verhoogde kwetsbaarheid bij de oudere zal het nalaten van standaardzorg vaak een negatieve spiraal van achteruitgang in gang zetten dan wel versterken en daarom is het van groot belang alert te zijn op deze vorm van ouderenmishandeling.
In de tabel 4 zijn een aantal mogelijke signalen, en daarbij relevante vragen, van verwaarlozing samengevat.
Tabel 4
Mogelijke signalen verwaarlozing |
Mogelijke relevante vragen verwaarlozing |
|
|
Overbelasting en ontsporing van de mantelzorger
Naast de hierboven genoemde signalen van de verschillende vormen van ouderenmishandeling is het tevens van belang alert te zijn op signalen van overbelasting en ontsporing bij de mantelzorger. Als deze de zorg voor hun naaste niet meer aankunnen, neemt het risico op ‘ontspoord’ gedrag dat schadelijk of mishandelend is voor de zorgontvanger, bedoeld of onbedoeld, toe.
Er zijn verschillende oorzaken voor het ontsporen van mantelzorg. De belangrijkste twee zijn: Overbelasting, onmacht of compassiemoeheid en Onkunde of onwetendheid.
- Overbelasting is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van ontspoorde mantelzorg: het niet meer aankunnen van de zorg. Mantelzorg kost tijd en kan ook psychisch en lichamelijk zwaar zijn, wat kan leiden tot stress en uitputting. Daarnaast kunnen onmachtgevoelens ten gevolge van gedragsverandering en -problemen bij de patiënt hieraan bijdragen. Compassiemoeheid is een bijzondere vorm van overbelasting. Men spreekt hiervan wanneer iemand het niet meer kan opbrengen voor een ander te zorgen, naar iemands problemen te luisteren of empathie op te brengen. Dit kan ontstaan wanneer de zorgvrager de zorg regelmatig tegenwerkt of agressief reageert. Ook langer bestaande problematiek zoals relatieproblemen of verslavingen kunnen de compassie van de mantelzorger uitputten. Tot slot is het van belang dat men zich bewust is van de spanning en invloed die een afhankelijkheidsrelatie kan geven aan de mantelzorger. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een mantelzorger die afhankelijk is van de ouder om in de woning te kunnen blijven wonen.
- Als er sprake is van onkunde of onwetendheid mist de mantelzorger de juiste kennis of vaardigheden om goede zorg te verlenen waardoor de zorg kan ontsporen. Mantelzorgers hebben doorgaans geen opleiding in de verzorging en zijn daarom niet altijd goed op de hoogte van ziektebeelden, medicatie of verzorgingstechnieken. Hierdoor kunnen ze de ander onbewust verkeerd behandelen.
Over de omvang van ontspoorde mantelzorg is helaas nagenoeg niets bekend. Als het al tot een melding komt bij ouderenmishandeling, worden niet alle achtergronden geregistreerd, bijvoorbeeld of het gaat om ontspoorde mantelzorg (Publicatie Movisie, Ontspoorde mantelzorg, Een verkenning naar de aanpak bij ouderen, april 2015).
Samenvattend is er dus sprake van ontspoorde mantelzorg als een mantelzorger door overbelasting, onwetendheid, onkunde of onmacht onbedoeld over de grenzen van de verzorgde heengaat, inadequate zorg levert, verwaarloost of op andere manier schade toebrengt. Goede zorg slaat sluipenderwijs om in verwaarlozing, verkeerde behandeling of zelfs mishandeling. Een kenmerk van ontspoorde mantelzorg is het ontbreken van opzet of moedwil.
In de tabel 5 zijn een aantal mogelijke signalen, en daarbij relevante vragen, van overbelasting dan wel ontsporing bij de mantelzorger samengevat.
Tabel 5
Signalen van overbelasting bij de mantelzorger |
Signalen van ontsporing van de mantelzorger |
|
|
Bewerking onderdeel signalen uit Handleiding ouderenmishandeling mei 2017, Samen Veilig Midden-Nederland, Utrecht, mei 2017 |
De verwachting is dat de druk op mantelzorgers door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen toeneemt. Door de (dubbele) vergrijzing zijn steeds meer mensen afhankelijk van de zorg van anderen en lopen daardoor een groter risico om slachtoffer te worden van ontspoorde mantelzorg. Bovendien ligt in overheidsbeleid steeds meer de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. De trend in Nederland is dus dat men voor zorg eerst in eigen kring een oplossing zoekt, bijvoorbeeld door het inschakelen van een familielid of buur (mantelzorg). Dit laatste wordt versterkt door het feit dat steeds meer mensen met een intensieve hulpvraag thuis worden verzorgd, zogenoemde extramuralisering (Factsheet ontspoorde mantelzorg, Movisie 2013; Verkenning Aanpak Ontspoorde mantelzorg, Movisie, 2015). Als zorgprofessional in de medisch-specialistische zorg is het van belang om alert te zijn op de mogelijkheid van ontspoorde mantelzorg. Overleg en samenwerking met de huisarts/specialist ouderengeneeskunde is hierbij van groot belang. Hiervoor is in beginsel altijd toestemming van de patiënt vereist.
Voor verdere informatie over het onderwerp ontspoorde mantelzorg zie ook de medio 2018 gepubliceerde handreiking: “als mantelzorg uit de hand loopt”, Basisaanpak ontspoorde mantelzorg: handreiking voor professionals en gemeenten - handreiking - Van Regioplan.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van de volgende brondocumenten toegespitst op de Nederlandse situatie:
- https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenmishandeling/nieuws/2015/06/15/ouderen-beter-beschermd-tegen-financiele-uitbuiting.
- https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2015/06/15/ontspoorde-mantelzorg/ontspoorde-mantelzorg.pdf.
- Movisie Factsheet ontspoorde mantelzorg. 2013, https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/publication-attachment/Factsheet%20ontspoorde%20mantelzorg%20%5BMOV-695455-1.1%5D.pdf geraadpleegd online op 19/11/2017.
- Movisie. Factsheet III: financiële uitbuiting en financieel misbruik van ouderen. 2009, http://aanpak-ouderenmishandeling.nl/doc/Factsheet-financieel-misbruik-en-uitbuiting-ouderen.pdf geraadpleegd online op 19/11/2017.
- Movisie. Verkenning Aanpak Ontspoorde mantelzorg. 2015, https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/publication-attachment/ontspoorde-mantelzorg%20%5BMOV-10696610-1.0%5D.pdf geraadpleegd online op 19/11/2017.
- Publicatie ouderen Veilig thuis, een beschrijving van de nieuwe werkwijze rondom ouderenmishandeling. Veilig thuis Utrecht. 2015, geraadpleegd online op 15-02-2018, document niet meer beschikbaar online op 15-07-2018.
- Handleiding ouderenmishandeling mei 2017, Samen Veilig Midden-Nederland, Utrecht, mei 2017, geraadpleegd online 15-02-2018.
- Regioplan, prevalentie onderzoek Aard en omvang van ouderenmishandeling 2018, geraadpleegd juli 2018.
-
“Als mantelzorg uit de hand loopt”, Basisaanpak ontspoorde mantelzorg: handreiking voor professionals en gemeenten - handreiking - Van Regioplan. (Katrien de Vaan, Frank Kriek) © 2018 Regioplan, in opdracht van het ministerie van VWS Hogeschool van Amsterdam, lectoraat community care (Rick Kwekkeboom) Amsterdam, 18 juli 2018 Publicatienummer: 16067
Daarnaast is ook gebruik gemaakt van de volgende twee reviews verkregen vanuit de oriënterende search uitgevoerd aan het begin van het richtlijntraject:
- Lachs MS, Pillemer KA. Elder Abuse. N Engl J Med. 2015;373(20):1947-56. doi: 10.1056/NEJMra1404688. Review. PubMed PMID: 26559573.
- Du Mont J, Macdonald S, Kosa D, Elliot S, Spencer C, Yaffe M. Development of acomprehensive hospital-based elder abuse intervention: an initial systematic scoping review. PLoS One. 2015 May 4;10(5):e0125105. doi: 10.1371/journal.pone.0125105. eCollection 2015. Review. PubMed PMID: 25938414.
Referenties
- Cohen M, Halevi-Levin S, Gagin R, et al. Development of a screening tool for identifying elderly people at risk of abuse by their caregivers. J Aging Health. 2006;18(5):660-85. PubMed PMID: 16980634.
- Du Mont J, Macdonald S, Kosa D, et al. Development of acomprehensive hospital-based elder abuse intervention: an initial systematic scoping review. PLoS One. 2015;10(5):e0125105. doi: 10.1371/journal.pone.0125105. eCollection 2015. Review. PubMed PMID: 25938414.
- https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenmishandeling/nieuws/2015/06/15/ouderen-beter-beschermd-tegen-financiele-uitbuiting.
- https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2015/06/15/ontspoorde-mantelzorg/ontspoorde-mantelzorg.pdf.
- Lachs MS, Pillemer KA. Elder Abuse. N Engl J Med. 2015;373(20):1947-56. doi: 10.1056/NEJMra1404688. Review. PubMed PMID: 26559573.
- Movisie. Factsheet ontspoorde mantelzorg. 2003; geraadpleegd online op 19/11/2017.
- Movisie. Factsheet III: financiële uitbuiting en financieel misbruik van ouderen. 2009; geraadpleegd online op 19/11/2017.
- Movisie. Verkenning Aanpak Ontspoorde mantelzorg. 2015; geraadpleegd online op 19/11/2017.
- Regioplan (2018), Als mantelzorg uit de hand loopt, Basisaanpak ontspoorde mantelzorg: handreiking voor professionals en gemeenten. Publicatienummer: 16067. Amsterdam
- Regioplan (2018), prevalentie onderzoek Aard en omvang van ouderenmishandeling https://www.movisie.nl/sites/default/files/alfresco_files/Signalenkaart-Ontspoorde-Mantelzorg%20%5BMOV-458810-1.1%5D.pdf, 2003 geraadpleegd online op 26/11/2017.
- Samen Veilig Midden-Nederland (2017), Handleiding ouderenmishandeling mei 2017, Utrecht.
- Veilig thuis (2015) Publicatie ouderen Veilig thuis, een beschrijving van de nieuwe werkwijze rondom ouderenmishandeling. Utrecht, geraadpleegd online op 15-02-2018.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 27-07-2018
Laatst geautoriseerd : 27-07-2018
Geplande herbeoordeling : 01-01-2022
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2021 bepaalt het bestuur van de NVKG of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De NVKG is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke en beroepsverenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De autorisatie door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) is onder voorbehoud.
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (http://www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel van de richtlijn
Deze richtlijn geeft aanbevelingen voor de dagelijkse praktijk in de medisch- specialistische zorg betreffende het vroegtijdige signaleren van en handelen bij (een vermoeden van) ouderenmishandeling en het verbeteren van de organisatie en zorg voor deze patiënten.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
- definitie van ouderenmishandeling, vormen en risicofactoren;
- signalering/diagnostiek en screening;
- juridische aspecten en wet- en regelgeving;
- organisatie van zorg.
Afbakening van de richtlijn
De richtlijn richt zich op het signaleren van ouderenmishandeling in het medisch-specialistische zorgdomein. De richtlijn sluit aan bij de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.
Beoogde gebruikers van de richtlijn
Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven en wet- en regelgeving de beste zorg is voor patiënten bij wie een vermoeden van ouderenmishandeling bestaat.
De richtlijn is bruikbaar voor alle zorgprofessionals werkzaam in het medisch-specialistisch zorgdomein die te maken krijgen met (een vermoeden van) ouderenmishandeling en biedt aanknopingspunten voor lokale protocollen en/of transmurale zorgafspraken.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante disciplines. De leden van de werk- en klankbordgroep zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte van augustus 2016 tot juli 2018 aan de totstandkoming van de richtlijn. Het klankbordgroeplid S. van Berben is medeauteur geweest op het onderdeel screening vanwege specifieke expertise.
De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Aan de werkgroep namen vertegenwoordigers vanuit de klinische geriatrie, spoedeisende hulp, spoedeisende hulp verpleegkunde, verpleegkundig specialisten geriatrie, psychiatrie, psychologie, en vertrouwensartsen deel.
Aan de klankbordgroep namen vertegenwoordigers vanuit verpleegkunde, aandachtsfunctionarissen, huisartsgeneeskunde, spoedeisende hulp, sociaal werkers, juristen, Veilig Thuis en onderzoekers deel. Deze groep heeft op gezette momenten commentaar gegeven op de conceptrichtlijn.
Werkgroep
- Drs. M.E. van Houten, klinisch geriater, werkzaam in het OLVG West te Amsterdam en Spaarnegasthuis te Hoofddorp, NVKG (voorzitter)
- Drs. B. Appels, klinisch neuropsycholoog, werkzaam in het Medisch Centrum Slotervaart te Amsterdam, NIP
- W.M.E. Bil, MANP, verpleegkundig specialist klinische geriatrie, werkzaam in het Medisch Centrum Slotervaart te Amsterdam, V&VN
- Drs. J.O. Daal, klinisch geriater, werkzaam in het Westfriesgasthuis te Hoorn, NVKG
- Dr. H.W. Ham, spoedeisende hulp verpleegkundige werkzaam in het UMC Utrecht, en Hogeschool hoofddocent Acute Zorg, werkzaam bij de Hogeschool Utrecht, NVSHV
- A. IJzermans, vertrouwensarts en forensisch arts, VVAK
- Drs. A. van Kalles, AIOS klinische geriatrie, NVKG
- Drs. B. van de Kerkhof-van Bon, spoedeisende hulp arts, werkzaam in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, NVSHA
- Dr. G.G. Rosman-Meijer, vertrouwensarts en jeugdarts KNMG, VVAK en Landelijk Netwerk Veilig Thuis
- Drs. E. Vleugel, Psychiater Kliniek Ouderen GGZ in Geest locatie Haarlem, NVvP
Klankbordgroep
- Dr. S.A.A. Berben, associate lector acute intensieve zorg, werkzaam bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, bestuurslid NVSHV
- J. van Bokhorst, AIOS spoedeisende hulp, NVSHA
- D. van Delden MSc, casemanager Dementie Oosterhout en omgeving en coördinator Dementiepunt bij Thebe, V&VN
- Drs. L. van Haastert-Jap, huisarts, NHG
- Dr. mr. A. de Jong, adviseur gezondheidsrecht, KNMG
- M. de Jong, aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling, werkzaam bij GZ Maatschappelijk werk, BPSW
- M. van der Krans-Vlug, projectleider Ouderenmishandeling Veilig Thuis Utrecht, Voorzitter Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (deelname tot mei 2017)
- Mr. E.H.G. Kwakman, landelijk officier van justitie, Huiselijk geweld en Zeden, werkzaam bij het Openbaar Ministerie
- Dr. K. Landsbergen, hoofddocent, werkzaam bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (deelname tot juli 2017)
- J. Vrolijk, aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling en huiselijk geweld, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis vakgroep Klinische geriatrie
Met ondersteuning van:
- D. Dreesens, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- W. Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- M.E. Wessels, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
van Houten |
1. Klinisch geriater, vanaf 15-09-2018 niet meer praktiserend. 2. Arts-docent masterfase interne geneeskunde OLVG-west en Spaarne gasthuis Hoofddorp. 3. Projectleider Interprofessioneel opleiden op de klnische geriatrie. 4. Lid stuurgroep 70+ portefeuille scholing. |
1.Portefeuillehouder scholing stuurgroep kwetsbare ouderen OLVG, locatie west, valt binnen functie arts-docent. 2.Eigenaar van gerio-teaching per 01-05-2017 Op dit moment nog geen betaalde werkzaamheden. Doel bedrijf is onderwijs geven op gebied ouderengeneeskunde alsook adviseren op gebied implementatie senior vriendelijke projecten. |
Geen |
Geen |
Daal |
Klinisch geriater |
In eigen ziekenhuis: lid werkgroep ouderenmishandeling, lid van commissie Appraisal en Assessment (voorzitter), lid DUO commissie, lid commissie OGTU (Orthopedisch lid projectgroep kwetsbare ouderen en heupfractuur, en opleider: semi artsen (co assistenten), verbredende co assistenten, verpleegkundig specialist. Lid richtlijnontwikkeling NVKG. Lid werkgroep spoedzorg in de regio, vanuit Traumanet AMC. Allemaal niet betaalde functies. |
Geen
|
Geen
|
IJzermans |
Vertrouwensarts veilig thuis (full-time). Forensisch arts (oproep/diensten 15uur/week) |
Werkgroep forensisch medische expertise voor kinderen |
Geen
|
Geen |
Van de Kerkhof-van Bon |
AIOS spoedeisende hulp geneeskunde bij opstarten richtlijn, nu spoedeisende hulp arts |
Lid van sectie kindermishandeling en huiselijk geweld van de NVSHA (onbetaald). klankbordlid van de richtlijn fracturen bij kinderen (onbetaald). |
Bezig met het schrijven van een artikel over ouderenmishandeling en het beleid in EU |
Geen |
Vleugel |
Psychiater Kliniek Ouderen GGZ in Geest locatie Haarlem |
Penningmeester afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP, onbetaald |
Geen |
Geen |
Van Kalles |
AIOS klinische geriatrie |
Geen |
Geen |
Geen |
Appels |
Klinisch neuropsycholoog MC Slotervaart |
Richtlijnontwikkeling MCI (vacatiegeld) |
Geen |
Geen |
Blom-Ham |
Spoedeisende hulp verpleegkundige, Verpleegwetenschapper |
Geen |
Geen |
Geen |
Bil |
Verpleegkundig specialist, afdeling klinisch geriatrie, MC Slotervaart/aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling |
Gastdocent (on)betaald). Hoofdredacteur Vakblad De Verpleegkundig Specialist (onbetaald). Lid-beroepsgenoot Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (vacatiegelden). Lid Congrescommissie Geriatriedagen namens V&VN (onbetaald). Lid kerngroep Herziening richtijn probleemgedrag (Verenso) (vacatiegelden). Lid klankbordgroep Ondersteuning Implementatie Actieplan Ouderen veilig 2015-2017 (Regioplan) in opdracht van Min. VWS (onkosten). Lid klankbordgroep richtlijnherziening Artrose heup-knie (KNGF) (vacatiegelden). Lid Landelijk Netwerk Klinische Geriatrie (V&VN) (onbetaald). Lid Landelijk Netwerk Verpleegkundig Specialisten Klinische Geriatrie (V&VN) (onbetaald). Lid werkgroep ontwikkeling kwaliteitskader intramurale spoedzorg (FMS/NIV) (vacatiegelden). |
Geen |
Geen |
Berben |
Senior ondezoeker 0,6 ftem Acute Zorgregio Oost, Radboudumc Associate Lector Acute lntensieve Zorg 0,44 fte, Kenniscentrum Duurzame Zorg, Hogeschoolvan Arnhem en Nijmegen, |
1. Lid UMC Raad (bezoldigd). Onbezoldigd: 2. Lid bestuurscommissie Richtlijnen V&VN. 3. Lid bestuur Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen. 4. Member Scientific Board European. 5. Academy of Nursing Science. 6. Lid Adviesraad Academic Network for Applied Public Health and Emergency Medicine (Anaphem). 7.Projectleider van RAAK-SIA gesubsidieerd ondezoeksproject naar de herkenning en melding van ouderenmishandeling in de ambulancezorg en op de spoedeisende hulp. 8. E-learning ontwikkeld Ouderenmishandeling voor professionals in de acute intensieve zorg (chauffeurs, verpleegkundigen, ambulance en SEH-verpleegkundigen, SEH-artsen). |
Projectleider van RAAK-SIA gesubsidieerd ondezoeksproject naar de herkenning en melding van ouderenmishandeling in de ambulancezorg en op de spoedeisende hulp. E-learning ontwikkeld Ouderenmishandeling voor professionals in de acute intensieve zorg (chauffeurs, verpleegkundigen, ambulance en SEH-verpleegkundigen, SEH-artsen) |
Uitgesloten van besluit-vorming aangaande (aanbevelin-gen) training en nascholing |
Rosman-Meijer |
Vertrouwensarts Jeugdarts KNMG |
Bij Veilig thuis werk ik als vertrouwensarts en ben betrokken bij adviestrajecten, meldingen en onderzoeken waarbij er sprake is van een vemroeden van huiselijk geweld en kindermishandeling.
(onbetaald) bestuurslid (secretaris) VVAK, Vereniging VertrouwensArtsen Kindermishandeling en huiselijk geweld. |
Geen |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Ten behoeve van het patiëntenperspectief heeft er periodiek overleg plaatsgevonden met de Patiëntenfederatie Nederland, UnieKBO en ANBO. Verder is er informatie ingewonnen bij Het Verwey-Jonker Instituut. Aangaande ouderen met een migrantenachtergrond hebben het NOOM (Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten) en Pharos documentatiemateriaal aangeleverd. Movisie heeft ervaring met het in kaart brengen van het slachtoffer- en plegersperspectief bij huiselijk geweld. Deze organisatie is behulpzaam geweest met het toelichten van de door hen gepubliceerde cijfers en heeft eveneens documentatiemateriaal aangeleverd.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(-module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten. De werkgroep heeft tevens (interne) indicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken (zie Indicatoren).
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de deelnemers aan de invitational conference. Het verslag van de invitational is opgenomen als aanverwante product.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep ten minste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt-)relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen (Medline), systematische reviews (Medline, Cochrane Database), en (grijze) literatuur over ouderenmishandeling in binnen- en buitenland. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie/patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR – voor systematische reviews; Cochrane – voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; ACROBAT-NRS – voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk.
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werden er (interne) indicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt-)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt-) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’, Ministerie van VWS, 30 maart 2011. Voortzetting Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ (2015-2017).
Baker MW, LaCroix AZ, Wu C, et al. Mortality risk associated with physical and verbal abuse in women aged 50 to 79. J Am Geriatr Soc. 2009;57(10):1799-809. doi: 10.1111/j.1532-5415.2009.02429.x. Epub 2009 Aug 13. PubMed PMID: 19682130.
Begle AM, Strachan M, Cisler JM, et al. Elder mistreatment and emotional symptoms among older adults in a largely rural population: the South Carolina elder mistreatment study. J Interpers Violence. 2011;26(11):2321-32. doi: 10.1177/0886260510383037. Epub 2010 Sep 9. PubMed PMID: 20829233; PubMed Central PMCID: PMC3005541.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Comijs HC. 'Elder mistreatment: prevalence, risk indicators and consequences', PhD, Vrije Universiteit Amsterdam. 1999.
Comijs HC, Pot AM, Smit JH, et al. Elder abuse in the community:prevalence and consequences. J Am Geriatr Soc. 1998;46(7):885-8.PubMed PMID:9670877.
Dong XQ. Elder Abuse: Systematic Review and Implications for Practice. J Am Geriatr Soc. 2015;63(6):1214-38. doi: 10.1111/jgs.13454. Epub 2015 Jun 11. Review. PubMed PMID: 26096395.
Dong X, Simon MA. Elder abuse as a risk factor for hospitalization in older persons. JAMA Intern Med. 2013;173(10):911-7. doi: 10.1001/jamainternmed.2013.238. PubMed PMID: 23567991
Dong X, Simon M, Mendes de Leon C, et al. Elder self-neglect and abuse and mortality risk in a community-dwelling population. JAMA. 2009;302(5):517-26. doi: 10.1001/jama.2009.1109. PubMed PMID: 19654386; PubMed Central PMCID: PMC2965589.
Lachs MS, Williams CS, O'Brien S, et al. The mortality of elder mistreatment. JAMA. 1998;280(5):428-32. PubMed PMID: 9701077.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html. 2012.
Mouton CP, Rodabough RJ, Rovi SL, et al. Psychosocial effects of physical and verbal abuse in postmenopausal women. Ann Fam Med. 2010;8(3):206-13. doi: 10.1370/afm.1095. PubMed PMID: 20458103; PubMed Central PMCID: PMC2866717.
Olofsson N, Lindqvist K, Danielsson I. Fear of crime and psychological and physical abuse associated with ill health in a Swedish population aged 65-84 years. Public Health. 2012;126(4):358-64. doi: 10.1016/j.puhe.2012.01.015. Epub 2012 Mar 2. PubMed PMID: 22386619.
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Rijksoverheid ouderenmishandeling, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenmishandeling.
Schofield MJ, Powers JR, Loxton D. Mortality and disability outcomes of self-reported elder abuse: a 12-year prospective investigation. J Am Geriatr Soc. 2013;61(5):679-85. doi: 10.1111/jgs.12212. Epub 2013 Apr 16. PubMed PMID: 23590291.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.