Vermoeden van ouderenmishandeling in het medisch-specialistische zorgdomein

Initiatief: NVKG Aantal modules: 18

Definitie van ouderenmishandeling

Uitgangsvraag

Wat is de definitie van ouderenmishandeling?

Aanbeveling

“Al het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid”.

 

Neem als zorgprofessional bij een vermoeden van ouderenmishandeling de biologische leeftijd meer in ogenschouw dan de kalenderleeftijd.

Overwegingen

Gehanteerde leeftijdsgrens

Ofschoon de gehanteerde leeftijdsgrens in de definitie van ouderenmishandeling in het actieplan Ouderen in veilige handen van het ministerie van VWS (2010/2011) het meest praktisch is voor de klinische praktijk, is deze zoals besproken ook arbitrair. De werkgroep adviseert bij een vermoeden van ouderenmishandeling derhalve de biologische leeftijd meer dan de kalenderleeftijd in ogenschouw te nemen.

 

Voor de screening op ouderenmishandeling heeft de werkgroep om praktische redenen gekozen om een leeftijdgrens van 70 jaar en ouder aan te houden. Redenen hiervoor worden nader toegelicht in de module Screening op ouderenmishandeling.

Onderbouwing

Bij de keuze voor een definitie van ouderenmishandeling is van belang de doelstelling van het gebruik van die definitie centraal te stellen. Voor deze richtlijn betreft dit de medisch-specialistische praktijk. Hier is behoefte aan een praktische en herkenbare definitie die bijdraagt aan signalering. De richtlijnwerkgroep heeft om die reden gekozen de definitie van ouderenmishandeling van de Nederlandse overheid te hanteren (actieplan Ouderen in veilige handen van het ministerie van VWS, 2011) bij het opstellen van de richtlijn. Deze definitie is bovendien algemeen geaccepteerd en wordt in vrijwel alle Nederlandse documentatie aangaande ouderenmishandeling toegepast.

Nederlandse definitie van ouderenmishandeling

De richtlijnwerkgroep heeft ervoor gekozen de Nederlandse definitie van ouderenmishandeling uit het actieplan ‘Ouderen in veilige handen 2011’ van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan te houden bij het opstellen van deze richtlijn. Deze definitie is gebaseerd op het prevalentieonderzoek van Comijs (1998) en is een verdere operationalisatie van de WHO-definitie van ouderenmishandeling.

 

Actieplan ouderen in veilige handen 2011:

De definitie van ouderenmishandeling luidt:

Al het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid”.

 

In deze definitie wordt de doelgroep ouderen gedefinieerd als 65 jaar en ouder. De interpersoonlijke relatie betreft een terugkerende persoonlijke of professionele relatie. Ten slotte wordt de term afhankelijkheid benoemd als noodzakelijke dimensie binnen de mishandelingsrelatie. Door het benoemen van deze afhankelijkheid wordt onderscheid gemaakt met volwassenengeweld in het algemeen.

 

Historie definitie van ouderenmishandeling

De definitie van ouderenmishandeling is in de loop der jaren geëvolueerd. In de jaren 70 werd de focus vooral gelegd op fysiek geweld jegens oudere vrouwen. Veel gebruikte termen waren ‘granny battering’ en ‘granny bashing’. Hierbij werd uitgegaan van een opzettelijk karakter van ouderenmishandeling (Mysyuk, 2013). Naarmate meer onderzoek naar mishandeling van ouderen plaatsvond, werd de definitie breder en gedetailleerder. Zo bleek er ook sprake te kunnen zijn van niet-intentionele mishandeling door bijvoorbeeld een overbelaste of incapabele mantelzorger. Tevens werd het nalaten van hulp of zorg ondergebracht in de definitie ouderenmishandeling. Met dit laatste werd de term verwaarlozing geïntroduceerd (Heath, 2009).

 

Er bestaat in de literatuur derhalve een groot aantal definities van ouderenmishandeling, die verschillende accenten leggen. Hieronder worden de twee internationaal meest gebruikte definities beschreven.

 

WHO 2002:

De definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO/WHO) luidt:

“A single, or repeated act, or lack of appropriate action, occurring within any relationship where there is an expectation of trust which causes harm or distress to an older person”.

 

Deze definitie stelt verschillende voorwaarden aan mishandeling, maar opvallend is dat daarin nadrukkelijk een relatie tussen slachtoffer en pleger is opgenomen. Daarnaast sluit de definitie willekeurig of crimineel gedrag tegen ouderen uit als ouderenmishandeling. De term ‘older person’ wordt in deze definitie niet nader uitgewerkt.

 

NRC 2003:

De definitie van de National Research Council (VS) luidt:

“(a) intentional actions that cause harm or create a serious risk of harm, whether or not intended, to a vulnerable elder by a caregiver or other person who stands in a trust relationship to the elder or (b) failure by a caregiver to satisfy the elder’s basic needs or to protect the elder from harm”

 

Hierin worden de condities van mishandeling beperkt tot het bewust handelen dat een ouder persoon kan schaden. Daarnaast stelt de NRC de interpersoonlijke relatie tussen slachtoffer en pleger centraal en verduidelijkt daarmee het verschil met crimineel gedrag en sociale fenomenen als leeftijdsdiscriminatie. Ten slotte wordt door de NRC wel gesproken over ouderen of mate van kwetsbaarheid, echter verduidelijkt de raad deze termen verder niet.

 

Behalve de verschillende definities van ouderenmishandeling worden er ook meerdere definities van de doelgroep ouderen in de literatuur gebruikt, of blijft deze onbesproken. De vaak gebruikte leeftijdgrens van 65 jaar en ouder is gebaseerd op de in het verleden gehanteerde pensioenleeftijd in Nederland. Het stellen van deze leeftijdsgrens is echter aan discussie onderhevig. Ten eerste is de pensioenleeftijd in Nederland aan het opschuiven. Ten tweede is naast een indeling op basis van levensfase of leeftijd, een indeling op basis van biologische kenmerken van veroudering denkbaar. Deze laat zich moeilijker vatten in een absolute leeftijdsgrens. Een maat die voor biologische veroudering kan worden gebruikt is het optreden van kwetsbaarheid (frailty). Kwetsbaarheid komt ook voor bij jonger volwassenen, zoals kwetsbaarheid ook relatief vaker wordt aangetroffen bij ouderen met een migrantenachtergrond (Gezondheidsmonitor Volwassenen GGD's, CBS en RIVM in de Zorgatlas, 2014). Bij veel groepen oudere migranten is namelijk sprake van een accumulatie van factoren die de kans op een slechtere gezondheid en dus kwetsbaarheid vergroten (Den Draak, 2011). Het is daarom belangrijk bij (een vermoeden van) ouderenmishandeling de biologische leeftijd in ogenschouw te nemen en minder strikt de kalenderleeftijd te hanteren.

In de database Medline (via OVID) is op 9 maart 2017 met relevante zoektermen gezocht naar studies over de achtergrond van ouderenmishandeling. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 3079 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: systematische reviews en overige studiedesigns gericht op ouderenmishandeling en/of mishandeling bij volwassenen. In eerste instantie werden 102 studies voorgeselecteerd op basis van de volgende selectiecriteria: klinische studies over mishandeling bij oudere patiënten (humaan). Vervolgens zijn door twee beoordelaars op basis van titel en abstract 13 studies geselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst werden vervolgens drie studies geëxcludeerd en zijn 10 studies definitief geselecteerd. De volgende studies zijn opgenomen in de literatuuranalyse: Mysyuk, 2012; Mysuk, 2016; Heath, 2009; Comijs, 1998; Yon, 2017; Dong, 2013; Johanessen, 2013; Dong, 2015; McCausland, 2016 en Pillemer, 2016.

 

Verder is in deze module gebruikt gemaakt van beleidstukken en rapporten van relevante instanties:

  1. Rapport Interculturele aspecten van ouderenmishandeling, Verwey-Jonker Instituut, 2010: https://www.verwey-jonker.nl/publicaties/2010/interculturele_aspecten_van_ouderenmishandeling, geraadpleegd op 21-10-2016.
  2. SCP-rapport Ouderenmishandeling in Nederland, 2015, https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2015/Ouderenmishandeling_in_Nederland, geraadpleegd op 21-10-2016.
  3. Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012: https://bronnen.zorggegevens.nl/Bron?naam=Gezondheidsmonitor-Volwassenen-en-Ouderen%2C-GGD%E2%80%99en%2C-CBS-en-RIVM, geraadpleegd op 15-02-2018).
  4. Gezondheidsmonitor Volwassenen en ouderen, 2016: https://bronnen.zorggegevens.nl/Bron?naam=Gezondheidsmonitor-Volwassenen-en-Ouderen%2C-GGD%E2%80%99en%2C-CBS-en-RIVM, geraadpleegd op 15-02-2018).
  5. Prevalentieonderzoek Aard en omvang ouderenmishandeling, Regioplan, mei 2018, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/05/17/aard-en-omvang-ouderenmishandeling, geraadpleegd 13-06-2018.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

In onderstaande kaders staat een korte samenvatting van de voor de uitgangsvragen gebruikte Nederlandse onderzoeken. Daarnaast wordt in deze module regelmatig gerefereerd aan het Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’, Ministerie van VWS, 30 maart 2011.

 

Tabel 1 Onderzoeken gebruikt in rapport Ouderenmishandeling in Nederland (Sociaal en Cultureel Planbureau 2015)

De gezondheidsmonitor Volwassenen 2012 en de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016

De Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012 en de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 zijn uitgevoerd door de GGD’s, CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en bevatten informatie over de gezondheid, sociale situatie en leefstijl van de Nederlandse bevolking van negentien jaar en ouder verkregen middels een grootschalige enquête.

 

In de Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012 werd aan ouderen (aselecte streekproef uit de gemeentelijke basisadministratie) die op 1 januari 2013 65 jaar of ouder waren, gevraagd of ze -in het afgelopen jaar, tot vijf jaar geleden of langer dan vijf jaar geleden- slachtoffer waren geweest van huiselijk geweld. De geweldsvormen waarnaar werd gevraagd zijn psychisch of emotioneel geweld, lichamelijk geweld, ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. Financiëel misbruik en verwaarlozing ontbraken.

 

In de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 werden specifiek vragen gesteld aan respondenten van 65 jaar en ouder over ouderenmishandeling. Het ging om nare gebeurtenissen in de thuissituatie aangedaan door gezinsleden, familieleden, (ex-) partners, huisvrienden, of door personen van wie de respondent afhankelijk is zoals een professionele hulpverlener of een mantelzorger. Het volgende werd voorgelegd: heeft iemand in de thuissituatie u de afgelopen 12 maanden:

 

Beledigd, getreiterd, gekleineerd of uitgescholden?

  • Geslagen, geschopt, geknepen of op een andere manier lichamelijk geweld aangedaan?
  • Niet willen helpen met uw persoonlijke verzorging (zoals helpen met wassen, aankleden of naar het toilet gaan) terwijl die persoon wist dat u hulp nodig had?
  • Financieel benadeeld (zoals geld of bezit afpakken of iets kopen op uw kosten zonder uw toestemming)?
  • Uw vrijheid beperkt of uw privacy geschonden (zoals door het achterhouden van uw post of door u te verbieden het huis uit te gaan of te telefoneren)?
  • Ongewenste seksuele opmerkingen gemaakt of aangeraakt zonder dat u dat wilde?

 

Meldingen Veilig Thuis verzameld door Movisie (2014)

Movisie verzamelde in samenwerking met het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO) tot voor kort jaarlijks alle vragen en meldingen van huiselijk geweld die bij Veilig Thuis binnenkwamen. Het SCP-rapport beschrijft de meldingen betreffende huiselijk geweld over 2012, 2013 en de eerste helft van 2014. Hierbij werd onder huiselijk geweld verstaan: psychisch of emotioneel geweld, lichamelijk geweld, ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. In 2014 is voor de eerste keer het aantal meldingen over ouderenmishandeling onderverdeeld in meldingen en adviesvragen. In voorgaande jaren werd dit onderscheid niet gemaakt door de Steunpunten Huiselijk Geweld (nu Veilig Thuis). Het geven van advies en het aannemen en onderzoeken van meldingen zijn twee wettelijke taken van Veilig Thuis.

 

In juni 2015 verscheen de factsheet ouderenmishandeling van Movisie. Hierin staan ook de meldingen en adviesvragen over de tweede helft van 2014 vermeld en vormen een toevoeging op het SCP-rapport 2015.

 

Barometeronderzoek (2013 & 2014)

Het Barometeronderzoek is een online-enquête van het Verwey-Jonker Instituut in de regio’s Gelderland-Zuid en Amsterdam waar aan zorgprofessionals en vrijwilligers in de ouderenzorg is gevraagd naar ervaringen met vormen van (vermoedelijke) ouderenmishandeling waarmee men in het afgelopen jaar te maken heeft gehad.

 

Meldingen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (2011 tot 2014)

In de periode 2011 tot 2014 registreerde de IGJ-meldingen van ouderenmishandeling door zorgprofessionals in zorginstellingen. In het SCP-rapport 2015 wordt alleen ingegaan op mishandeling door zorgprofessionals/leerlingen/vrijwilligers in intramurale instellingen, omdat het aantal meldingen over mishandeling in de thuiszorg te laag was.

NB bij navraag bij IGJ in juli zijn er na deze publicatie geen nieuwe cijfers bekend gemaakt van na 2014.

 

Tabel 2 Rapport Interculturele aspecten van ouderenmishandeling (Verwey Jonker instituut 2010)

Doelstelling van het onderzoek was meer inzicht te verschaffen in de specifieke problematiek met betrekking tot ouderenmishandeling en allochtonen.

Het onderzoek bestond uit vier onderdelen.

1. Een beknopt literatuuronderzoek waarin werd nagegaan wat al bekend was over de positie van ouderen in allochtone gezinssystemen, mantelzorg en ouderenmishandeling in allochtone gezinnen.

2. Interviews met

 - vertegenwoordigers van zelforganisaties en sleutelfiguren van de verschillende allochtone groeperingen in Amsterdam en diverse instanties die hulp bieden aan mensen bij (vragen over) mantelzorg of huiselijk geweld alsook enkele experts.

 - kwetsbare oudere allochtonen en (hun) mantelzorgers.

 Deze interviews hadden tot doel de onderzoeksresultaten te verdiepen door concrete casuïstiek, op het terrein van (overbelasting bij) mantelzorg, belemmeringen in de eigen leefsituatie of bij (de organisatie van) het Amsterdamse hulpaanbod.

3. Het derde onderdeel van het onderzoek bestond uit een expertmeeting over interculturele aspecten van ouderenmishandeling. Voor deze bijeenkomst zijn twee typen (landelijke en lokale) experts uitgenodigd: experts op het terrein van ouderenmishandeling/huiselijk geweld en experts op het terrein van allochtone ouderen. De expertmeeting had tot doel de resultaten uit het beknopte literatuuronderzoek en de interviews te valideren en aan te vullen en de perspectieven en expertise betreffende oudere allochtonen en ouderenmishandeling met elkaar in verband te brengen. De resultaten van de expertmeeting maken deel uit van de onderzoeksuitkomsten.

5. Het laatste deel van het onderzoek bestond uit het uitbrengen van een advies aan de gemeente, op basis van de uitkomsten van de bovengenoemde onderzoeksonderdelen.

 

NB In dit onderzoek wordt er gesproken over allochtone ouderen. Tegenwoordig gebruikt men de term persoon en in dit geval oudere met een (Westerse of niet-Westerse) migratieachtergrond (http://www.cbs.nl).

 

Tabel 3 Onderzoeken beschreven in proefschrift Elder mistreatment: Comijs (1999)

In dit proefschrift is verslag gedaan van een bevolkingsonderzoek naar de prevalentie (1994, N=1797), risico-indicatoren (1995, N=73) en de consequenties van ouderenmishandeling (1995). Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de populatie en data van de ‘Amsterdam Study of the Elderly” (Amstel). Het Amstel-onderzoek is een longitudinaal onderzoek naar de cognitieve veroudering van thuiswonende ouderen in Amsterdam (≥65 jaar oud). De gemiddelde leeftijd van de respondenten aan het bevolkingsonderzoek (N=1797) was 77,2 jaar (SD 5.5 jaar), in totaal 62,8% van de respondenten was vrouw. De gemiddelde MMSE-score betrof 27,1 voor de niet-slachtoffers en 27,4 voor de slachtoffers. Aan de ouderen werd gevraagd of zij een of meerdere van de 23 voorgelegde vormen van geweld en misbruik hadden meegemaakt. Dit betrof doorgemaakt fysiek of psychisch geweld, financieel misbruik of verwaarlozing vanaf de leeftijd van 65 jaar en ouder. Naar seksueel geweld werd niet gevraagd. Plegers van ouderenmishandeling betroffen zowel niet-professionele als professionele zorgverleners. Bij het interview werd gevraagd naar de frequentie van de mishandeling in het afgelopen jaar. Om de 1-jaars prevalentie te kunnen berekenen is derhalve besloten om bij de vormen verwaarlozing en verbale agressie (psychische mishandeling) aan de definitie toe te voegen dat deze vorm minstens 10x per jaar in het afgelopen jaar moest hebben plaatsgevonden. Bij lichamelijke mishandeling en financieel misbruik moest dit ten minste 1x in het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden.

 

Tabel 4 Onderzoeken beschreven in prevalentieonderzoek Aard en omvang ouderenmishandeling, Regioplan (mei 2018)

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft Regioplan opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de aard en omvang van ouderenmishandeling. Regioplan heeft het onderzoek in samenwerking met Avans Hogeschool (Lectoraat Veiligheid in afhankelijkheidsrelaties) en Leyden Academy on Vitality and Ageing in 2017 en 2018 uitgevoerd.

 

Het doel van dit onderzoek was tweeledig; het primaire doel was inzicht bieden in de actuele aard en omvang van ouderenmishandeling (op basis van onderzoek in drie Nederlandse gemeenten). Daarnaast moest het onderzoek kennis over ouderenmishandeling verdiepen en zo bijdragen aan het verbeteren van preventie- en interventiestrategieën.

 

Het onderzoek vond plaats in Rotterdam, Tilburg en Boxtel. Er zijn vooraf enkele kaders gesteld om het onderzoek af te bakenen: de ouderen die aan het onderzoek deelnamen waren (1) 65 jaar en ouder en (2) thuiswonend. In dit onderzoek werd onderscheid gemaakt tussen vijf vormen van ouderenmishandeling: verwaarlozing, psychische mishandeling waaronder schending van rechten, fysieke mishandeling, financiële benadeling en seksuele mishandeling. Om een zo goed mogelijk beeld te kunnen schetsen van de prevalentie is een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden toegepast, namelijk (1) een groot aantal face-to-face-interviews met een representatieve groep van 65-plussers in drie gemeenten van verschillende omvang, de zogenoemde interviewstudie en (2) een informantenstudie waarbij signalen van ouderenmishandeling door diverse beroepsgroepen in drie gemeenten werden geregistreerd, (3) registraties van Veilig Thuis (meldingen en adviezen in drie gemeenten) als aanvullende bron en (4) een literatuurstudie als referentiekader voor de interpretatie van de onderzoeksresultaten.

 

Interviewstudie:

Een willekeurige steekproef van 8896 65-plussers is per brief uitgenodigd voor het onderzoek. Ruim de helft van de genodigden (52,7%) meldde zich na ontvangst van de brief af. De overgebleven adressen zijn bezocht door interviewers. Uit deze huisbezoeken (N = 4199) zijn in totaal 1015 interviews voortgekomen (24,2% van alle huisbezoeken en 11,4% van de aangeschreven personen). De analyses zijn uitgevoerd met 1002 bruikbare interviews. Van de responsgroep was 47,4 procent vrouw en 52,6 procent man. De gemiddelde leeftijd was 74,8 jaar, met uiteenlopende leeftijden van 65 jaar tot 100 jaar. Respondenten waren relatief hoogopgeleid. Circa 90 procent had een Nederlandse achtergrond.

 

Informantenstudie:

Gedurende de informantenstudie (4 maanden) zijn vermoedens van ouderenmishandeling geregistreerd door informanten uit 16 beroepsgroepen, zoals thuiszorg, verpleging, vrijwilligerswerk en notariaat. De meeste signalen die geregistreerd werden, waren afkomstig van professionals werkzaam in de extramurale zorg.

  1. Comijs HC, Pot AM, Smit JH, et al. Elder abuse in the community: prevalence and consequences. J Am Geriatr Soc. 1998;46(7):885-8.PubMed PMID: 9670877.
  2. Comijs HC. 'Elder mistreatment: prevalence, risk indicators and consequences', PhD, Vrije Universiteit Amsterdam. 1999.
  3. den Draak M, de Klerk M. Oudere migranten, kennis en kennislacunes, SCP-rapport 2011, ISBN 978 90 377 05973
  4. Gezondheidsmonitor Volwassenen GGD'en, CBS en RIVM in de Zorgatlas. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas, 12 maart 2014.
  5. Heath H, Phair L. The concept of frailty and its significance in the consequences of care or neglect for older people: an analysis. Int J Older People Nurs. 2009;4(2):120-31. doi: 10.1111/j.1748-3743.2009.00165.x. PubMed PMID: 20925812.
  6. Johannesen M, LoGiudice D. Elder abuse: a systematic review of risk factors in community-dwelling elders. Age Ageing. 2013;42(3):292-8. doi:10.1093/ageing/afs195. Epub 2013 Jan 22. Review. PubMed PMID: 23343837.
  7. Mysyuk Y, Westendorp RG, Lindenberg J. Added value of elder abuse definitions: a review. Ageing Res Rev. 2013;12(1):50-7. doi: 10.1016/j.arr.2012.04.001. Epub 2012 Apr 25. Review. PubMed PMID: 22561470.
  8. Mysyuk Y, Westendorp RG, Lindenberg J. Older persons' definitions and explanations of elder abuse in the Netherlands. J Elder Abuse Negl. 2016;28(2):95-113. doi: 10.1080/08946566.2015.1136580. Epub 2016 Jan 5. PubMed PMID: 26731491.
  9. National Research Council (US) Panel to Review Risk and Prevalence of Elder Abuse and Neglect; Bonnie RJ, Wallace RB, editors. Elder Mistreatment: Abuse, Neglect, and Exploitation in an Aging America. Washington (DC): National Academies Press (US); 2003. PubMed PMID: 22812026.
  10. Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’, Ministerie van VWS, 30 maart 2011. Voortzetting Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ (2015-2017).
  11. World Health Organisation (WHO). Active Ageing: a policy framework WHO/NMH/NPH/02.8, 2002

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-07-2018

Laatst geautoriseerd  : 27-07-2018

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2022

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2021 bepaalt het bestuur van de NVKG of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVKG is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke en beroepsverenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling en huiselijk geweld
  • Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk
  • Landelijk Netwerk Veilig Thuis
  • Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen

Algemene gegevens

De autorisatie door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) is onder voorbehoud.

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (http://www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel van de richtlijn

Deze richtlijn geeft aanbevelingen voor de dagelijkse praktijk in de medisch- specialistische zorg betreffende het vroegtijdige signaleren van en handelen bij (een vermoeden van) ouderenmishandeling en het verbeteren van de organisatie en zorg voor deze patiënten.

 

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

  • definitie van ouderenmishandeling, vormen en risicofactoren;
  • signalering/diagnostiek en screening;
  • juridische aspecten en wet- en regelgeving;
  • organisatie van zorg.

 

Afbakening van de richtlijn

De richtlijn richt zich op het signaleren van ouderenmishandeling in het medisch-specialistische zorgdomein. De richtlijn sluit aan bij de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven en wet- en regelgeving de beste zorg is voor patiënten bij wie een vermoeden van ouderenmishandeling bestaat.

 

De richtlijn is bruikbaar voor alle zorgprofessionals werkzaam in het medisch-specialistisch zorgdomein die te maken krijgen met (een vermoeden van) ouderenmishandeling en biedt aanknopingspunten voor lokale protocollen en/of transmurale zorgafspraken.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante disciplines. De leden van de werk- en klankbordgroep zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte van augustus 2016 tot juli 2018 aan de totstandkoming van de richtlijn. Het klankbordgroeplid S. van Berben is medeauteur geweest op het onderdeel screening vanwege specifieke expertise.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Aan de werkgroep namen vertegenwoordigers vanuit de klinische geriatrie, spoedeisende hulp, spoedeisende hulp verpleegkunde, verpleegkundig specialisten geriatrie, psychiatrie, psychologie, en vertrouwensartsen deel.

 

Aan de klankbordgroep namen vertegenwoordigers vanuit verpleegkunde, aandachtsfunctionarissen, huisartsgeneeskunde, spoedeisende hulp, sociaal werkers, juristen, Veilig Thuis en onderzoekers deel. Deze groep heeft op gezette momenten commentaar gegeven op de conceptrichtlijn.

 

Werkgroep

  • Drs. M.E. van Houten, klinisch geriater, werkzaam in het OLVG West te Amsterdam en Spaarnegasthuis te Hoofddorp, NVKG (voorzitter)
  • Drs. B. Appels, klinisch neuropsycholoog, werkzaam in het Medisch Centrum Slotervaart te Amsterdam, NIP
  • W.M.E. Bil, MANP, verpleegkundig specialist klinische geriatrie, werkzaam in het Medisch Centrum Slotervaart te Amsterdam, V&VN
  • Drs. J.O. Daal, klinisch geriater, werkzaam in het Westfriesgasthuis te Hoorn, NVKG
  • Dr. H.W. Ham, spoedeisende hulp verpleegkundige werkzaam in het UMC Utrecht, en Hogeschool hoofddocent Acute Zorg, werkzaam bij de Hogeschool Utrecht, NVSHV
  • A. IJzermans, vertrouwensarts en forensisch arts, VVAK
  • Drs. A. van Kalles, AIOS klinische geriatrie, NVKG
  • Drs. B. van de Kerkhof-van Bon, spoedeisende hulp arts, werkzaam in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, NVSHA
  • Dr. G.G. Rosman-Meijer, vertrouwensarts en jeugdarts KNMG, VVAK en Landelijk Netwerk Veilig Thuis
  • Drs. E. Vleugel, Psychiater Kliniek Ouderen GGZ in Geest locatie Haarlem, NVvP

 

Klankbordgroep

  • Dr. S.A.A. Berben, associate lector acute intensieve zorg, werkzaam bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, bestuurslid NVSHV
  • J. van Bokhorst, AIOS spoedeisende hulp, NVSHA
  • D. van Delden MSc, casemanager Dementie Oosterhout en omgeving en coördinator Dementiepunt bij Thebe, V&VN
  • Drs. L. van Haastert-Jap, huisarts, NHG
  • Dr. mr. A. de Jong, adviseur gezondheidsrecht, KNMG
  • M. de Jong, aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling, werkzaam bij GZ Maatschappelijk werk, BPSW
  • M. van der Krans-Vlug, projectleider Ouderenmishandeling Veilig Thuis Utrecht, Voorzitter Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (deelname tot mei 2017)
  • Mr. E.H.G. Kwakman, landelijk officier van justitie, Huiselijk geweld en Zeden, werkzaam bij het Openbaar Ministerie
  • Dr. K. Landsbergen, hoofddocent, werkzaam bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (deelname tot juli 2017)
  • J. Vrolijk, aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling en huiselijk geweld, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis vakgroep Klinische geriatrie

 

Met ondersteuning van:

  • D. Dreesens, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • W. Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • M.E. Wessels, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

van Houten

1. Klinisch geriater, vanaf 15-09-2018 niet meer praktiserend.

2. Arts-docent masterfase interne geneeskunde OLVG-west en Spaarne gasthuis Hoofddorp.

3. Projectleider Interprofessioneel opleiden op de klnische geriatrie.

4. Lid stuurgroep 70+ portefeuille scholing.

1.Portefeuillehouder scholing stuurgroep kwetsbare ouderen OLVG, locatie west, valt binnen functie arts-docent.

2.Eigenaar van gerio-teaching per 01-05-2017

Op dit moment nog geen betaalde werkzaamheden. Doel bedrijf is onderwijs geven op gebied ouderengeneeskunde alsook adviseren op gebied implementatie senior vriendelijke projecten.

Geen

Geen

Daal

Klinisch geriater

In eigen ziekenhuis: lid werkgroep ouderenmishandeling, lid van commissie Appraisal en Assessment (voorzitter), lid DUO commissie, lid commissie OGTU (Orthopedisch lid projectgroep kwetsbare ouderen en heupfractuur, en opleider: semi artsen (co assistenten), verbredende co assistenten, verpleegkundig specialist.

Lid richtlijnontwikkeling NVKG.

Lid werkgroep spoedzorg in de regio, vanuit Traumanet AMC.

Allemaal niet betaalde functies.

Geen

 

Geen

 

IJzermans

Vertrouwensarts veilig thuis (full-time).

Forensisch arts (oproep/diensten 15uur/week)

Werkgroep forensisch medische expertise voor kinderen

Geen

 

Geen

Van de Kerkhof-van Bon

AIOS spoedeisende hulp geneeskunde bij opstarten richtlijn, nu spoedeisende hulp arts

Lid van sectie kindermishandeling en huiselijk geweld van de NVSHA (onbetaald).

klankbordlid van de richtlijn fracturen bij kinderen (onbetaald).

Bezig met het schrijven van een artikel over ouderenmishandeling en het beleid in EU

Geen

Vleugel

Psychiater Kliniek Ouderen GGZ in Geest locatie Haarlem

Penningmeester afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP, onbetaald

Geen

Geen

Van Kalles

AIOS klinische geriatrie

Geen

Geen

Geen

Appels

Klinisch neuropsycholoog MC Slotervaart

Richtlijnontwikkeling MCI (vacatiegeld)

Geen

Geen

Blom-Ham

Spoedeisende hulp verpleegkundige, Verpleegwetenschapper

Geen

Geen

Geen

Bil

Verpleegkundig specialist, afdeling klinisch geriatrie, MC Slotervaart/aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling

Gastdocent (on)betaald).

Hoofdredacteur Vakblad De Verpleegkundig Specialist (onbetaald).

Lid-beroepsgenoot Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (vacatiegelden).

Lid Congrescommissie Geriatriedagen namens V&VN (onbetaald).

Lid kerngroep Herziening richtijn probleemgedrag (Verenso) (vacatiegelden).

Lid klankbordgroep Ondersteuning Implementatie Actieplan Ouderen veilig 2015-2017 (Regioplan) in opdracht van Min. VWS (onkosten).

Lid klankbordgroep richtlijnherziening Artrose heup-knie (KNGF) (vacatiegelden).

Lid Landelijk Netwerk Klinische Geriatrie (V&VN) (onbetaald).

Lid Landelijk Netwerk Verpleegkundig Specialisten Klinische Geriatrie (V&VN) (onbetaald).

Lid werkgroep ontwikkeling kwaliteitskader intramurale spoedzorg (FMS/NIV) (vacatiegelden).

Geen

Geen

Berben

Senior ondezoeker 0,6 ftem Acute Zorgregio Oost, Radboudumc

Associate Lector Acute lntensieve Zorg 0,44 fte, Kenniscentrum Duurzame Zorg,

Hogeschoolvan Arnhem en Nijmegen,

1. Lid UMC Raad (bezoldigd).

Onbezoldigd:

2. Lid bestuurscommissie Richtlijnen V&VN.

3. Lid bestuur Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen.

4. Member Scientific Board European.

5. Academy of Nursing Science.

6. Lid Adviesraad Academic Network for Applied Public Health and Emergency Medicine (Anaphem).

7.Projectleider van RAAK-SIA gesubsidieerd ondezoeksproject naar de herkenning en

melding van ouderenmishandeling in de ambulancezorg en op de spoedeisende hulp.

8. E-learning ontwikkeld Ouderenmishandeling voor professionals in de acute intensieve zorg

(chauffeurs, verpleegkundigen, ambulance en SEH-verpleegkundigen, SEH-artsen).

Projectleider van RAAK-SIA gesubsidieerd ondezoeksproject naar de herkenning en

melding van ouderenmishandeling in de ambulancezorg en op de spoedeisende hulp.

E-learning ontwikkeld Ouderenmishandeling voor professionals in de acute intensieve zorg

(chauffeurs, verpleegkundigen, ambulance en SEH-verpleegkundigen, SEH-artsen)

Uitgesloten van besluit-vorming aangaande (aanbevelin-gen) training en nascholing

Rosman-Meijer

Vertrouwensarts

Jeugdarts KNMG

Bij Veilig thuis werk ik als vertrouwensarts en ben betrokken bij adviestrajecten, meldingen en onderzoeken waarbij er sprake is van een vemroeden van huiselijk geweld en kindermishandeling.

 

(onbetaald) bestuurslid (secretaris) VVAK, Vereniging VertrouwensArtsen Kindermishandeling en huiselijk geweld.

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Ten behoeve van het patiëntenperspectief heeft er periodiek overleg plaatsgevonden met de Patiëntenfederatie Nederland, UnieKBO en ANBO. Verder is er informatie ingewonnen bij Het Verwey-Jonker Instituut. Aangaande ouderen met een migrantenachtergrond hebben het NOOM (Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten) en Pharos documentatiemateriaal aangeleverd. Movisie heeft ervaring met het in kaart brengen van het slachtoffer- en plegersperspectief bij huiselijk geweld. Deze organisatie is behulpzaam geweest met het toelichten van de door hen gepubliceerde cijfers en heeft eveneens documentatiemateriaal aangeleverd.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(-module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten. De werkgroep heeft tevens (interne) indicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken (zie Indicatoren).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de deelnemers aan de invitational conference. Het verslag van de invitational is opgenomen als aanverwante product.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep ten minste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt-)relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen (Medline), systematische reviews (Medline, Cochrane Database), en (grijze) literatuur over ouderenmishandeling in binnen- en buitenland. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie/patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR – voor systematische reviews; Cochrane – voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; ACROBAT-NRS – voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk.

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werden er (interne) indicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt-)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt-) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’, Ministerie van VWS, 30 maart 2011. Voortzetting Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ (2015-2017).

Baker MW, LaCroix AZ, Wu C, et al. Mortality risk associated with physical and verbal abuse in women aged 50 to 79. J Am Geriatr Soc. 2009;57(10):1799-809. doi: 10.1111/j.1532-5415.2009.02429.x. Epub 2009 Aug 13. PubMed PMID: 19682130.

Begle AM, Strachan M, Cisler JM, et al. Elder mistreatment and emotional symptoms among older adults in a largely rural population: the South Carolina elder mistreatment study. J Interpers Violence. 2011;26(11):2321-32. doi: 10.1177/0886260510383037. Epub 2010 Sep 9. PubMed PMID: 20829233; PubMed Central PMCID: PMC3005541.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Comijs HC. 'Elder mistreatment: prevalence, risk indicators and consequences', PhD, Vrije Universiteit Amsterdam. 1999.

Comijs HC, Pot AM, Smit JH, et al. Elder abuse in the community:prevalence and consequences. J Am Geriatr Soc. 1998;46(7):885-8.PubMed PMID:9670877.

Dong XQ. Elder Abuse: Systematic Review and Implications for Practice. J Am Geriatr Soc. 2015;63(6):1214-38. doi: 10.1111/jgs.13454. Epub 2015 Jun 11. Review. PubMed PMID: 26096395.

Dong X, Simon MA. Elder abuse as a risk factor for hospitalization in older persons. JAMA Intern Med. 2013;173(10):911-7. doi: 10.1001/jamainternmed.2013.238. PubMed PMID: 23567991

Dong X, Simon M, Mendes de Leon C, et al. Elder self-neglect and abuse and mortality risk in a community-dwelling population. JAMA. 2009;302(5):517-26. doi: 10.1001/jama.2009.1109. PubMed PMID: 19654386; PubMed Central PMCID: PMC2965589.

Lachs MS, Williams CS, O'Brien S, et al. The mortality of elder mistreatment. JAMA. 1998;280(5):428-32. PubMed PMID: 9701077.

http://www.veiligezorgrelatie.nl/downloads/Leidraad%20Veilige%20zorgrelatie,%20uitgewerkt%20(april%202016).pdf.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html. 2012.

Mouton CP, Rodabough RJ, Rovi SL, et al. Psychosocial effects of physical and verbal abuse in postmenopausal women. Ann Fam Med. 2010;8(3):206-13. doi: 10.1370/afm.1095. PubMed PMID: 20458103; PubMed Central PMCID: PMC2866717.

Olofsson N, Lindqvist K, Danielsson I. Fear of crime and psychological and physical abuse associated with ill health in a Swedish population aged 65-84 years. Public Health. 2012;126(4):358-64. doi: 10.1016/j.puhe.2012.01.015. Epub 2012 Mar 2. PubMed PMID: 22386619.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Rijksoverheid ouderenmishandeling, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenmishandeling.

Schofield MJ, Powers JR, Loxton D. Mortality and disability outcomes of self-reported elder abuse: a 12-year prospective investigation. J Am Geriatr Soc. 2013;61(5):679-85. doi: 10.1111/jgs.12212. Epub 2013 Apr 16. PubMed PMID: 23590291.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Diagnostiek bij een vermoeden van OM