Diepe veneuze ziekte - PTA en stenting
Uitgangsvraag
Behandeling diep veneuze obstructie (chronisch)
- PTA en stenting
Aanbeveling
Bij de behandeling van patiënten met een centraal veneuze obstructie kan men niet volstaan met ballondilatatie alleen. Er dient ook altijd gestent te worden.
Geobjectiveerde en klinische relevante centraal veneuze obstructie kan in aanmerking komen voor een interventie met een self expandable stent, met een voldoende grote diameter die bovendien het gehele pathologische traject overbrugt.
Overwegingen
Sinds enkele jaren is behandeling van diep veneuze obstructie mogelijk door het plaatsen van stents. Stentplaatsing is een veilige therapie met lage mortaliteit en morbiditeit. Desobstructieve interventies distaal van de lies, Vena femoralis communis, (vena femoralis, vena femoralis profunda en vena saphena magna) zijn vooralsnog niet geïndiceerd. Wel zijn klepreconstructies in het been in zeer selecte gevallen te overwegen.
Onderbouwing
Achtergrond
De invasieve behandeling van veneuze obstructie berust op rekanalisatie met aansluitend het plaatsen van een stent in het gerekanaliseerde vernauwde vene segment. Stents zijn metalen gaaswerken die in samengevouwen toestand op een katheter zijn gemonteerd en door het bloedvat heen tot op de plek van de obstructie worden gebracht. Hier worden zij ontplooid tot op de gewenste diameter. Het relatief stevige metalen vlechtwerk van de stent stut de binnenzijde van de vaatwand en voorkomt het terugveren hiervan.
Hoewel in het arteriële systeem in bepaalde gevallen kan worden volstaan met slechts ballondilatatie, moet in het veneuze systeem altijd aanvullend gestent worden om terugvering van de vaatwand te voorkomen. In venen wordt veelal gebruik gemaakt van flexibele self-expandable stents. De stent is zo gefabriceerd dat de stent bij lichaamstemperatuur zijn voorgeprogrammeerde diameter aanneemt.
Conclusies
Niveau 3 |
Ballondilatatie alléén, bij patiënten met centraal veneuze obstructie, leidt tot reobstructie. Stenting levert bij deze patiënten goede klinische uitkomsten voor zowel primaire als secundaire obstructie met behoud van patency. Primaire obstructie heeft hierbij betere patencies dan secundaire.
C Alhadad, 2011; Alhalbouni, 2012; Hartung, 2009; Kurklinsky, 2012; Meng, 2011; Nayak, 2012; Nazarian,1996; Neglen, 2007; Oguzkurt, 2008; O'Sullivan, 2000; Raju, 2006; Rosales, 2010; Titus, 2011; Ye K, 2012; De Wolf, 2013 |
Samenvatting literatuur
Er zijn zestien artikelen geselecteerd met betrekking tot PTA en stenting [9-24]. Vijftien artikelen zijn van niet-vergelijkende aard, waarbij er slechts vier van prospectieve aard zijn. De methodologie is over het algemeen matig inzichtelijk en follow-up is wisselend van twee maanden tot 144 maanden. Vaak is er geen Kaplan-Meier analyse uitgevoerd, echter de grotere studies met langere follow-up hebben allen wel een dergelijke analyse uitgevoerd. Mogelijke confounding factoren met betrekking tot klinische uitkomst zijn vaak niet uit te sluiten, daar er regelmatig aanvullende behandelingen van het oppervlakkige systeem zijn gedaan. Één studie is een retrospectief, vergelijkend onderzoek [10]. Deze studie heeft een groot aandeel C6 patiënten, met name bij de interventiegroep, met korte, slecht inzichtelijke follow-up. Verder is er een mogelijke selectiebias, daar de in- en exclusiecriteria maar matig beschreven zijn en het niet inzichtelijk is waarom patiënten in de interventie- of controlegroep zijn geplaatst.
In zeven studies met in totaal 426 benen was er sprake van zowel primaire als secundaire pathologie [10-12,16,19,22].Technisch succes werd bereikt in 87-100% van de gevallen waarbij er een gemiddelde duur van 45 maanden (4-120 maanden) was waarop patency (openheid van een bloedvat) werd bepaald. Primary patency* lag hierbij rond de 78% (59-94%), assisted-primary patency** rond de 83% (63-90%) en secondary patency*** rond de 93% (72-100%). Ulcusgenezing varieerde van 47-100% [10-12,17,22] met 8-17% recidief [11,17]. 81-97% van de patiënten gaf klinische verbetering aan [27,30] 48% vertoonde pijnreductie aan en 61% vertoonde oedeemreductie [20].
In vier studies met in totaal 1000 benen werd er specifiek naar primaire obstructie gekeken [13,14,17,23]. Technisch succes werd bereikt in 96-100% van de gevallen, met een follow-up van 59 maanden (6-72 maanden). Primary patency* was gemiddeld 85% (79-99%) en assisted-primary** en secondary patency*** waren 100%. Ulcusgenezing varieerde van 82-85% [14,23] met 5-8% recidief [14,17]. Er was statistisch significante verbetering op alle punten van de CIVIQ score [17] en in de VAS en quality of life scores [17,23]. Oedeem nam in 32-89% van de gevallen af [14,17,23] en hyperpigmentatie verbeterde in 87% [14].
In zes studies met in totaal ongeveer 921 benen werd er specifiek naar secundaire (post thrombotische) obstructie gekeken [9,15,17,18,20,21]. Technisch succes werd in 93-100% van de gevallen bereikt met een gemiddelde follow-up van 46 maanden (2-72 maanden). Primary patency* was gemiddeld 57% (50-80%), assisted-primary patency** 80% (76-82%) en secondary patency*** 86% (82-90%). Ulcusgenezing varieerde van 63-67% [15,20] met 0-8% recidief [17,20]. Er was statistisch significante verbetering op alle punten van de CIVIQ score [17] en in de VAS [17] en VCSS [21] scores. Oedeem nam in 32-51% van de gevallen af [15,17,20].
* primary patency: het bloedvat is open zonder extra interventie;
** assisted-primary patency: het bloedvat is open, maar er was tussentijdse interventie nodig om het bloedvat open te houden;
*** secondary patency: het bloedvat is open, maar er was tussentijdse interventie nodig om een occlusie van het bloedvat te behandelen
Referenties
- 1 - Arnoldussen CW, de Graaf R, Wittens CH, de Haan MW. Value of magnetic resonance venography and computed tomographic venography in lower extremity chronic venous disease. Phlebology. 2013;28 Suppl 1:169-75
- 2 - Arnoldussen CW, Toonder I, Wittens CH. A novel scoring system for lower-extremity venous pathology analysed using magnetic resonance venography and Duplex ultrasound. Phlebology. 2012 Mar;27 Suppl 1:163-70
- 3 - DePalma RG, Kowallek DL, Barcia TC, Cafferata HT. Target selection for surgical intervention in severe chronic venous insufficiency: comparison of Duplex scanning and phlebography. J Vasc Surg. 2000;32[5]:913-20
- 4 - Labropoulos N, Borge M, Pierce K, Pappas PJ. Criteria for defining significant central vein stenosis with Duplex ultrasound. J Vasc Surg. 2007;46(1):101-7
- 5 - Labropoulos N, Gasparis AP, Pefanis D, Leon LR, Tassiopoulos AK. Secondary chronic venous disease progresses faster than primary. J Vasc Surg. 2009;49(3):704-10
- 6 - Magnusson M, Kalebo P, Lukes P, Sivertsson R, Risberg B. Colour Doppler ultrasound in diagnosing venous insufficiency. A comparison to descending phlebography. Eur J Vasc.Endovasc.Surg 1995, 9[4], 437-443.
- 7 - Meissner M, Eklof B, Coleridge Smith P, Dalsing MC, DePalma RG, Gliviczki P, Moneta G, Neglen P, ODonnell T, Partsch H, Raju S. Secondary chronic venous disorders. J Vasc Surg. 2007;46;68S-83S
- 8 - Wittens CH, Bukkems SF, Toonder IT. Abdominal wall venous collaterals: the latent clinical sign for central chronic venous obstruction. Circulation. 2010 Nov 16;122(20):2089-90.
- 9 - Alhadad A, Kolbel T, Herbst A, Holst J, Alhadad H, Gottsater A. Iliocaval vein stenting: Long term survey of postthrombotic symptoms and working capacity. Journal of thrombosis and thrombolysis. 2011 ;31 (2):211-6. Epub 2010 / 07 / 20.
- 10 - Alhalbouni S, Hingorani A, Shiferson A, Gopal K, Jung D, Novak D, et al. Iliac-femoral venous stenting for lower extremity venous stasis symptoms. Annals of vascular surgery. 2012;26(2):185- 9. Epub 2011 / 10 / 25.
- 11 - Hartung O, Loundou AD, Barthelemy P, Arnoux D, Boufi M, Alimi YS. Endovascular management of chronic disabling ilio-caval obstructive lesions: long-term results. European journal of vascular and endovascular surgery : the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2009;38(1):118-24. Epub 2009 / 04 / 10.
- 12 - Kurklinsky AK, Bjarnason H, Friese JL, Wysokinski WE, McBane RD, Misselt A, et al. Outcomes of venoplasty with stent placement for chronic thrombosis of the iliac and femoral veins: single- center experience. Journal of vascular and interventional radiology : JVIR. 2012;23(8):1009-15. Epub 2012 / 06 / 16.
- 13 - Lou WS, Gu JP, He X, Chen L, Su HB, Chen GP, et al. Endovascular treatment for iliac vein compression syndrome: a comparison between the presence and absence of secondary thrombosis. Korean journal of radiology : official journal of the Korean Radiological Society. 2009;10(2):135-43. Epub 2009 / 03 / 10.
- 14 - Meng QY, Li XQ, Qian AM, Sang HF, Rong JJ, Zhu LW. Endovascular treatment of iliac vein compression syndrome. Chinese medical journal. 2011 ;124(20):3281-4. Epub 2011 / 11 / 18.
- 15 - Nayak L, Hildebolt CF, Vedantham S. Postthrombotic syndrome: feasibility of a strategy of imaging-guided endovascular intervention. Journal of vascular and interventional radiology : JVIR. 2012;23(9):1165-73. Epub 2012 / 07 / 31.
- 16 - Nazarian GK, Austin WR, Wegryn SA, Bjarnason H, Stackhouse DJ, Castaneda-Zuniga WR, et al. Venous recanalization by metallic stents after failure of balloon angioplasty or surgery: four-year experience. Cardiovascular and interventional radiology. 1996;19(4):227-33. Epub 1996 / 07 / 01.
- 17 - Neglen P, Hollis KC, Olivier J, Raju S. Stenting of the venous outflow in chronic venous disease: long-term stent-related outcome, clinical, and hemodynamic result. Journal of vascular surgery. 2007;46(5):979-90. Epub 2007 / 11 / 06.
- 18 - Oguzkurt L, Tercan F, Ozkan U, Gulcan O. Iliac vein compression syndrome: outcome of endovascular treatment with long-term follow-up. European journal of radiology. 2008;68(3):487- 92. Epub 2007 / 09 / 29.
- 19 - O'Sullivan GJ, Semba CP, Bittner CA, Kee ST, Razavi MK, Sze DY, et al. Endovascular management of iliac vein compression (May-Thurner) syndrome. Journal of vascular and interventional radiology: JVIR. 2000; 11 (7):823-36. Epub 2000 / 08 / 06.
- 20 - Raju S, Hollis K, Neglen P. Obstructive lesions of the inferior vena cava: clinical features and endovenous treatment. Journal of vascular surgery. 2006;44(4):820-7. Epub 2006 / 08 / 24.
- 21 - Rosales A, Sandbaek G, Jorgensen JJ. Stenting for chronic post-thrombotic vena cava and iliofemoral venous occlusions: mid-term patency and clinical outcome. European journal of vascular and endovascular surgery: the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2010;40(2):234-40. Epub 2010 / 06 / 24.
- 22 - Titus JM, Moise MA, Bena J, Lyden SP, Clair DG. Iliofemoral stenting for venous occlusive disease. Journal of vascular surgery. 2011;53(3):706-12. Epub 2010 / 12 / 07.
- 23 - Ye K, Lu X, Li W, Huang Y, Huang X, Lu M, et al. Long-term outcomes of stent placement for symptomatic nonthrombotic iliac vein compression lesions in chronic venous disease. Journal of vascular and interventional radiology : JVIR. 2012;23(4):497-502. Epub 2012 / 02 / 22.
- 24 - de Wolf MAF AC, Grommes J, Hsien SG, Nelemans PJ, de Haan MW, de Graaf R, Wittens CHA. Minimally invasive treatment of chronic iliofemoral venous occlusive disease. Journal of vascular surgery. 2013. (accepted for publication)
- 25 - Garg N, Gloviczki P, Karimi KM, Duncan AA, Bjarnason H, Kalra M, et al. Factors affecting outcome of open and hybrid reconstructions for nonmalignant obstruction of iliofemoral veins and inferior vena cava. Journal of vascular surgery. 2011;53(2):383-93. Epub 2010 / 12 / 15.
- 26 - Jost CJ, Gloviczki P, Cherry KJ, Jr., McKusick MA, Harmsen WS, Jenkins GD, et al. Surgical reconstruction of iliofemoral veins and the inferior vena cava for nonmalignant occlusive disease. Journal of vascular surgery. 2001;33(2):320-7; discussion 7-8. Epub 2001 / 02 / 15.
- 27 - Belcaro G, Nicolaides AN, Ricci A, Laurora G, Errichi BM, Christopoulos D, et al. External femoral vein valvuloplasty with limited anterior plication (LAP): a 10-year randomized, follow-up study. Angiology. 1999;50(7):531-6. Epub 1999 / 08 / 04.
- 28 - Cheatle TR, Perrin M. Venous valve repair: early results in fifty-two cases. Journal of vascular surgery. 1994;19(3):404-13. Epub 1994 / 03 / 01.
- 29 - Chen CJ, Guo SG, Luo D, Huang YQ. Full-valve annuloplasty in treatment of primary deep venous valvular incompetence of the lower extremities. Chinese medical journal. 1992;105(3):256-9. Epub 1992 / 03 / 01.
- 30 - Eriksson I, Almgren B. Influence of the profunda femoris vein on venous hemodynamics of the limb. Experience from thirty-one deep vein valve reconstructions. Journal of vascular surgery. 1986;4(4):390-5. Epub 1986 / 10 / 01.
- 31 - Garcia-Rinaldi R, Soltero E, Gaviria J, Sosa J, Tucker P. Implantation of cryopreserved allograft pulmonary monocusp patch to treat nonthrombotic femoral vein incompetence. Texas Heart Institute journal / from the Texas Heart Institute of St Luke's Episcopal Hospital, Texas Children's Hospital. 2002;29(2):92-9. Epub 2002 / 06 / 22.
- 32 - Komai H, Juri M. Deep venous external valvuloplasty using a rigid angioscope. Surgery today. 2010;40(6):538-42. Epub 2010 / 05 / 25.
- 33 - Lane RJ, Cuzzilla ML, McMahon CG. Intermediate to long-term results of repairing incompetent multiple deep venous valves using external valvular stenting. ANZ journal of surgery. 2003;73(5):267-74. Epub 2003 / 05 / 20.
- 34 - Lane RJ, Graiche JA, Coroneos JC, Cuzzilla ML. Long-term comparison of external valvular stenting and stripping of varicose veins. ANZ journal of surgery. 2003;73(8):605-9. Epub 2003 / 07 / 31.
- 35 - Lehtola A, Oinonen A, Sugano N, Alback A, Lepantalo M. Deep venous reconstructions: long-term outcome in patients with primary or post-thrombotic deep venous incompetence. European journal of vascular and endovascular surgery : the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2008;35(4):487-93. Epub 2007 / 11 / 07.
- 36 - Lugli M, Guerzoni S, Garofalo M, Smedile G, Maleti O. Neovalve construction in deep venous incompetence. Journal of vascular surgery. 2009;49(1):156-62, 62 e1-2; discussion 62. Epub 2008 / 10 / 24.
- 37 - Makarova NP, Lurie F, Hmelniker SM. Does surgical correction of the superficial femoral vein valve change the course of varicose disease? Journal of vascular surgery. 2001;33(2):361-8.Epub 2001 / 02 / 15.
- 38 - Masuda EM, Kistner RL. Long-term results of venous valve reconstruction: a four- to twenty-one- year follow-up. Journal of vascular surgery. 1994;19(3):391-403. Epub 1994 / 03 / 01.
- 39 - Perrin M, Hiltbrand B, Bayon JM. Results of valvuloplasty in patients presenting deep venous insufficiency and recurring ulceration. Annals of vascular surgery. 1999;13(5):524-32. Epub 1999 / 08 / 31.
- 40 - Raju S, Fredericks RK, Neglen PN, Bass JD. Durability of venous valve reconstruction techniques for "primary" and postthrombotic reflux. Journal of vascular surgery. 1996;23(2):357-66; discussion 66-7. Epub 1996 / 02 / 01.
- 41 - Raju S, Hardy JD. Technical options in venous valve reconstruction. American journal of surgery. 1997;173(4):301-7. Epub 1997 / 04 / 01.
- 42 - Raju S, Berry MA, Neglen P. Transcommissural valvuloplasty: technique and results. Journal of vascular surgery. 2000;32(5):969-76. Epub 2000 / 10 / 29.
- 43 - Raju S, Darcey R, Neglen P. Unexpected major role for venous stenting in deep reflux disease. Journal of vascular surgery. 2010;51(2):401-8; discussion 8. Epub 2009 / 12 / 17.
- 44 - Rosales A, Jorgensen JJ, Slagsvold CE, Stranden E, Risum O, Kroese AJ. Venous valve reconstruction in patients with secondary chronic venous insufficiency. European journal of vascular and endovascular surgery: the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2008;36(4):466-72. Epub 2008 / 08 / 05.
- 45 - Sottiurai VS. Surgical correction of recurrent venous ulcer. The Journal of cardiovascular surgery. 1991 ;32(1):104-9. Epub 1991 / 01 / 01.
- 46 - Taheri SA, Heffner R, Budd T, Pollack LH. Five years' experience with vein valve transplant. World journal of surgery. 1986;10(6):935-7. Epub 1986 / 12 / 01.
- 47 - Tripathi R, Sieunarine K, Abbas M, Durrani N. Deep venous valve reconstruction for non-healing leg ulcers: techniques and results. ANZ journal of surgery. 2004;74(1-2):34-9. Epub 2004 / 01 / 17.
- 48 - Us M, Basaran M, Sanioglu S, Ogus NT, Ozbek C, Yildirim T, et al. The use of external banding increases the durability of transcommissural external deep venous valve repair. European journal of vascular and endovascular surgery: the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2007;33(4):494-501. Epub 2007 / 01 / 24.
- 49 - Wang SM, Hu ZJ, Li SQ, Huang XL, Ye CS. Effect of external valvuloplasty of the deep vein in the treatment of chronic venous insufficiency of the lower extremity. Journal of vascular surgery. 2006;44(6):1296-300. Epub 2006 / 12 / 06.
- 50 - Hardy SC, Riding G, Abidia A. Surgery for deep venous incompetence. Cochrane Database Syst Rev. 2004(3):CD001097. Epub 2004 / 07 / 22.
Evidence tabellen
Behandeling diep veneuze obstructie
Legenda kolom 'Effectiviteit':
Mpat = Moment patency; Ppat = Primary patency; APpat = Assisted primary patency; Spat = Secondary Patency UHeal = Ulcusgenezing; URec = Recidief ulcus
Auteur jaartal |
Mate van bewijs |
Type onder zoek |
Populatie |
In- en exclusie criteria |
Interventie groep |
Con trole- groep |
Outcome |
Etio- logie |
Follow up (mndn) |
Effectiviteit |
Overige resultaten |
Opmerkingen / conclusie |
|||
Alhada d 2011 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
114pt (44 acute DVT, 70 chronisch veneuze occlusie); slechts 57 patiënten follow-up met beeldvorming |
Inclusie: minstens 1 geoccludeerd veneus segment; |
PTA & stenting |
Geen |
Incidentie PTS, werklooshe id |
Secun dair |
75 |
99% technisch succes; Mpat 75; Ppat 47 / 57; Spat 4 / 10 geoccludeerde pten nieuwe ingreep |
59% PTS vrij in acute DVT groep, 13% PTS vrij in chronisch veneuze occlusie groep - 3% werkloos in acute DVT groep en 0% werkloos in chronisch veneuze occlusie groep (landelijk gemiddelde werkloos 8.3%) |
Slechte, niet gevalideerde uitkomstmaten, geen consequente follow- up (slechts 57 patiënten ontvingen follow-up dmv beeldvorming (onbekende verdeling tussen groepen), slechte in- en exclusiecriteria, 63% van patiënten had thrombofilie |
|||
Alhalbo uni 2012 |
B |
retrospec tief, vergelijke nd |
53 pt 56 benen (29 stenting, 27 conserva tief) |
Inclusie: symptomen van veneuze stase |
PTA & stenting met evt. VSM / perforator ablatie |
Compress ietherapie met evt VSM / perforator ablatie |
Ulcusgene zing, patency |
Primair ,secun dair |
4 |
Mpat 4; Ppat 93%; Spat 100%; CDT vooraf 0%; UHeal 11 / 19 (58%) |
|
Veel C6 patiënten (mn in stentgroep), korte follow-up, follow-up voor patency niet inzichtelijk, in- en exclusie slecht beschreven, reden voor conservatieve therapie ipv interventie onduidelijk --> mogelijke selectiebias, 11 benen met ulcera zonder follow-up (3 in stent groep, 8 in conservatieve groep) |
|||
De Wolf 2013 |
[Article in press] |
||||||||||||||
Garg 2011 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
60pt 68benen (52 bypass, 12 hybride) |
Inclusie: OK voor niet- maligne obstructie van iliofemoraal- traject of VCI Exclusie: veneuze reconstructie voor geïsoleerde klepinsufficiëntie, acuut veneus letsel, maligne oorzaak, endoflebectomie en patch angioplasty voor korte obstructie |
Bypass of Hybride reconstructi e (endoflebe ctomie en patch angioplasty met stenting) |
Geen |
Patency, klinische symptomen |
Congen itaal, primair, secun dair |
41 |
89% technisch succes; Mpat 120; Ppat 33%; APPat 41%; Spat 53%; CDT vooraf 0% |
|
Relatief goede in- en exclusiecriteria, eerdere ingrepen matig inzichtelijk (31% een eerder gefaalde endovasculaire procedure), ongelijke verdeling bypass vs hybride reconstructie, verzameling van verschillende soorten bypass, Kaplan-Meijer analyse met CI uitgevoerd (echter veel langere follow-up dan mediane follow-up studie), klinische outcome vaag beschreven en niet volgens gevalideerd scoringssysteem |
|||
Auteur jaartal |
Mate van bewijs |
Type onder zoek |
Populatie |
In- en exclusie criteria |
Interventie groep |
Con trole- groep |
Outcome |
Etio- logie |
Follow up (mndn) |
Effectiviteit |
Overige resultaten |
Opmerkingen / conclusie |
|||
Hartung 2009 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
89pt 96 benen |
Inclusie: Chronische symptomatische niet- maligne iliocavale leasies |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, venous disability score |
Congen itaal, primair, secun dair |
144 |
98% technisch succes; Mpat 120; Ppat 83%; APPat 89%; Spat 93%; DST vooraf 0%; UHeal 100%; URec 17% |
Mediaan VDS afname van 2 preoperatief naar 1 postoperatief (geen P waarde gegeven) |
Mogelijk sterke confounding doordat tegelijk met interventie secundaire ingrepen aan het veneuze systeem zijn uitgevoerd in 13 patienten, standard error kaplan- meijer analyse niet vermeld |
|||
Jost 2001 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
42pt 42benen |
Inclusie: Veneuze reconstructie voor niet-maligne iliofemorale of VCI occlusie |
Verschillen de soorten bypass (in 20 gevallen + AV-fistel) |
Geen |
Patency |
Congen itaal, primair, secun dair |
31 |
Mpat 36; Ppat 54%; Spat 62%; CDT vooraf 0%; |
AV-fistel geassocieerd met hogere graft loss (p=0.010) |
Groot deel van de patiënten had al eerdere veneuze ingreep gehad (12, 2 ook al bypass), Kaplan- Meijer analyse met CI voor patency, goed inzichtelijke follow-up, in- en exclusiecriteria slecht omschreven, onoverzichtelijke resultaten mbt clinical outcome, verzameling van verschillende soorten bypass |
|||
Kurklins ky 2012 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
89pt 91benen |
Inclusie: Succesvolle rekanalisatie van iliofemorale obstructie Exclusie: VCI aangedaan, abdominale / bekken vene compressie door tumor, eerdere stentplaatsing, hybride ingrepen, geen follow-up data voorhanden |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, symptoom reductie, stain- gauge plethysmog rafie |
meeste secun dair |
36 |
100% technisch succes; Mpat 36; Ppat 71%; APPat 90%; Spat 95%; CDT vooraf 0%; UHeal 47%; |
Pijnreductie 58% (43%- 72%));oedeem 61% (48%-72%); Strain- gauge plethysmography liet geen verbetering zien in veneuze incompetentie en milde verbetering in veneuze obstructie. |
Methodologie helder beschreven in tegenstelling tot de meeste andere studies |
|||
Lou 2009 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
125pt 125benen |
Inclusie: IVCS (>50% stenose vd VIC gepaard met significante collateralen, bewezen middels Duplex, MRV, CT of venografie); Exclusie: Maligniteit, recent trauma onderste extremiteiten, recente operatie (muv strip VSM), oestrogeentherapie |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, efective case (>50% patency rate en kliniek gescoord als excellent, good of moderate) |
Primair, secun dair |
10 |
97% technisch succes; Ppat 92.6% (zonder DVT), 82.8% (DVT<2wkn), 50% (DVT>2wkn); CDT vooraf 42% |
Effective case 96.3% / 96.6% / 81.8%, patency oude DVT groep lager dan jong / geen DVT (p=0.013) |
Grote loss-to-follow-up (47pt), klinische uitkomst niet volgens gevalideerde score, type patency niet gespecificeerd en geen Kaplan-Meijer analyse gerapporteerd, in-e en exclusie redelijk goed beschreven |
|||
Meng 2011 |
C |
prospecti ef, nietvergelijke nd |
296 pt / benen (231 met follow-up data) |
Inclusie: MTS met 1. Symptomatolo gie passend bij iliacaal obstructie, 2. >60% iliacaal stenose op venografie + bekken collateralen 3. >1,5mmHg druk verschil tussen VCI en VIE |
PTA, stenting & stripping |
Geen |
Patency, symptoom reductie |
MTS, onduide lijk of DVT in VG |
46 |
96% technisch succes; Mpat 60; overall patency 94%; CDT vooraf 0%; UHeal 85%; URec 5% |
Varices verdwenen bij 99% van de patienten, oedeem bij 84%, bij 87% verbeterde de hyperpigmentatie |
PTA zonder stenting in 13 casus, secundaire "sapheneuze" ligatie en strip (onduidelijk welke vat, VSM of VSP) in 170 casus |
|||
Nayak 2012 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
40pt 45benen |
Inclusie: Endovasulaire behandeling voor PTS, ouder dan 18 jaar, follow-up data voorhanden |
PTA, stenting & EVLA |
Geen |
Symptoom afname |
Secund air |
2 |
96% technisch succes; 4pten stentoccusie; CDT vooraf 0%; UHeal 67% |
Reductie aantal patienten met pijn in het been: 85,5% vs 35,0% (P <.01). Reductie aantal patienten met zwelling van het been: 90%vs50% (P <.01). CEAP score significant verbeterd. |
in 12 benen ook EVLA uitgevoerd |
|||
Nazaria n 1996 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
55pt 56benen |
Inclusie: resterende obstructie na onsuccesvolle chirurgische bypass angioplastiek; Excl: veneuze occlu sies niet met guide wire te passeren |
PTA & stenting |
Geen |
Patency |
Primair, secun dair, malignit eit |
48 |
98% technisch succ; Mpat 48; Ppat 59%; APPat 63%; Spat 72%; CDT vooraf 45% |
|
In 3 gevallen AVF aangelegd, standard error kaplan-meijer analyse niet vermeld |
|||
Neglén2 007 |
C |
prospecti ef, nietvergelijke nd |
870 pt 982 benen |
Inclusie: iliofemoraal obstructie; Exclusie: benen behandeld met trombolyse |
PTA + stenting |
Geen |
patency, ulcus genezing, QoL, relief of pain, inclusief VAS pijn score, and swelling |
Primair, secun dair |
72 |
Mpat 72; primair / secundair: Ppat 79% / 57%; APPat 100% / 80%; Spat 100% / 86%; CDT vooraf 0%; UHeal 58%; URec 8% |
Statistisch signficiante verbetering op alle punten van de CIVIQ score; Ernstige pijn aan het been (visual analogue score >5) en zwelling (grade 3) verminderden van 54% en 44% naar 11% and 18% poststent, respectievelijk. Complete relief of pain 62% en zwelling 32%. |
Intention to treat onduidelijk |
|||
Oguzku rt 2008 |
C |
prospecti ef, niet- |
36pt 36benen |
Inclusie: Iliofemoraal DVT tgv IVCS (>50% |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, klinische |
Secun dair |
18 |
94% technisch succes; Mpat |
58% resolutie van klachten en 36% |
Prospectief met goede in- en exclusiecriteria, |
|||
|
|
vergelijke nd |
|
lumenreductie), bewezen op Duplex; Exclusie: DVT slechts distaal van SFJ; contra-indicatie voor anticoagulantia, tPA, of contrastvloeistof |
|
|
veranderin g in symptomen |
|
|
48; Ppat 80%; Spat 82%; CDT vooraf 3- 56% |
verbetering van klachten |
geen gevalideerde klinische score gebruikt, Kaplan-Meijer analyse gebruikt, onduidelijk hoe de verdeling CDT / manuele aspiratiethrombectomie was, verder goed inzichtelijk en reproduceerbaar onderzoek |
|||
O'Sulliv an 2000 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
39pt 39 benen |
Inclusie: Symptomatische trombose / obstructie links iliacaal; Exclusie: centrale lijn via VF links (VG), chronische VCI of bilaterale iliacale trombose, maligniteit, radiotherapie in het bekken (VG), nierfalen, hemofilie, zwanger, recente grote operatie, <1 jaar na CVA |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, niet gevalideerd e QoL survey telefonisch |
MTS+ acute DVT (n=19), MTS+ chron outflow obstruct ie (n=20) |
31 |
87% technisch succes; Mpat 12; 94% overall patency; CDT vooraf 79% |
97% van patienten gaven klinische verbetering aan bij navraag |
Angiojet gebruikt in 4 casus |
|||
Raju 2006 |
C |
prospecti ef, nietvergelijke nd |
97pt 99benen |
Inclusie: VCI obstructie, waarvoor stenting |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, pijn, oedeem |
Secun dair |
11 |
93% technisch succes; Mpat 24; Ppat 58%; APpat82%; UHeal 63%; URec 0% |
74% pijnvrij, 51% oedeemvrij |
Kaplan-Meier; Slechte in / exclusiecriteria, geen gevalideerde scoringssystemen; Aantal pten voorafgaand CDT niet inzichtelijk, 12 pten gelijktijdig VSM ablatie, 82% infra-renaal, 14% supra-renaal onder diafragma, 4% tot in thorax; |
|||
Rosales 2010 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
34pt 34benen |
Inclusie: CTV / venografie bewezen obstructie, CVI dusdanig dat patiënt niet meer kan functioneren op werk of andere fysieke activiteiten; Exclusie: Extensie van posttrombotische occlusie tot poplitianiveau |
PTA & stenting |
Geen |
VCSS, patency |
Secun dair |
33 |
94% technisch succes; Mpat 24; Ppat 67%; APPat 76%; Spat 90%; CDT vooraf 0% |
VCSS van 9 naar 1 bij C3 (p=0.0001) en van 21 naar 7 bij C6 (p=0.0002) |
Slechts C3 en C6 patiënten, in- en exclusie matig beschreven, selectieve selectie van resultaten (geen specifieke details over genezing ulcera en hemodynamische parameters die wel gemeten zijn), helft vd patiënten thrombofilie (geen verschil in patency by Kaplan- Meijer analyse), 2 aanleggen AV-fistel, 1 venoplasty |
|||
Titus 2011 |
C |
retrospec tief, nietvergelijke nd |
36pt 40 benen |
Inclusie: iliofemoraal obstructie |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, ulcus genezing, telefonisch gevraagd of klachten verbeterd zijn |
Primair & Secun dair |
24 |
100% technisch succes; Mpat 24; Ppat 78%; APpat 83%; Spat 95%; CDT vooraf 53%; UHeal 100% |
83% van patienten melde dat klachten verbeterd zijn, 7% geen verbetering, 10% verergering van klachten na stenting |
1 ulcus in populatie, standard error kaplan- meijer analyse niet vermeld |
|||
Auteur jaartal |
Mate van bewijs |
Type onder zoek |
Populatie |
In- en exclusie criteria |
Interventie groep |
Con trole- groep |
Outcome |
Etio- logie |
Follow up (mndn) |
Effectiviteit |
Overige resultaten |
Opmerkingen / conclusie |
|||
Ye 2012 |
C |
retrospec tief, niet- vergelijke nd |
205pt 224benen |
Inclusie: Tekenen CVD linker been bij status na EVLA en / of veneuze claudicatio; Exclusie: AVM, DVT, PTS, maligniteit, retroperitoneale fibrose, radiotherapie in het bekken (Vg), actieve bloeding, nierfalen, pt niet financiële middelen voor stentplaatsing |
PTA & stenting |
Geen |
Patency, VAS pijn score, 3 punts score voor oedeem, ulcus genezing, QoL vragenlijst (onduidelijk welke) |
MTS met in 59% reflux |
48 |
100% technisch succes; Mpat 48; Ppat 99%; APPat 100%; CDT vooraf 0%; UHeal 82% |
VAS pijnscore afname van 4,3 naar 0,4 (P <.01). Oedeem "relief rate" was 89,1%). Geen verschil in therapeutisch effect tussen patienten met en zonder reflux pre-operatief. De meeste patienten verbeterden op alle punten van de QoL vragenlijst. |
EVLA in 117 patienten (132 benen). Onduidelijk waar het verschil in aantal patienten en benen vandaan komt |
|||
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2014
Laatst geautoriseerd : 01-01-2014
Geplande herbeoordeling :
Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is afgesproken één keer per jaar de literatuur te bekijken om nieuwe ontwikkelingen te volgen. Bij essentiële ontwikkelingen kan besloten worden om een gehele richtlijnwerkgroep bij elkaar te roepen en tussentijdse elektronische amendementen te maken en deze onder de verschillende beroepsgroepen te verspreiden. Tevens zullen de hoofdstukken ‘Bekkenvarices’ en ‘Recidief varices na operatie’ in de nabije toekomst nog worden herzien, aangezien deze teksten nog dateren uit 2007. In de huidige richtlijn zijn er geen multidisciplinaire indicatoren ontwikkeld. De ontwikkeling van indicatoren is een aandachtspunt bij een toekomstige herziening van de richtlijn.
Algemene gegevens
Autorisatie
De richtlijn is geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie(NVDV)
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)
- Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
- Nederlandse Vereniging voor Radiodiagnostiek
- Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek
- Verpleegkundig Specialisten Vaatchirurgie Nederland
- Verenso Vereniging van specialisten in ouderengeneeskunde
- Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
- Nederlandse Organisatie Voor Wondprofessionals
- V&VN Wondconsulenten
- Nederlandse Vereniging van Orthopaedisten en Bandagisten (Orthobanda)
- Vereniging voor Aanmeters van Therapeutische Elastische Kousen (VATEK)
De richtlijn is geautoriseerd door (beoogd):
- Hart & Vaatgroep
- ZN.
Innovatie
In het veld van veneuze pathologie is er sterke behoefte aan persisterende innovatie. Om innovatie te stimuleren en faciliteren is het voorstel (conform een reeds via Achmea lopende afspraak) nieuwe ontwikkelingen te bekostigen in trial verband conform de bestaande DOT’s, mits een METC dit onderzoek goedgekeurd heeft. Naast deze klinische kosten zijn er aanvullende kosten aan de desbetreffende trial gerelateerd, die dan via een unrestricted grant worden vergoed. Dit laatste om bias als gevolg van inmenging van de industrie te voorkomen. Op deze wijze bestaat er een goede mogelijkheid om onder gecontroleerde omstandigheden een nieuw product te testen. Mocht uit een dergelijke studie geconcludeerd worden dat het nieuwe product een aanvulling is op het bestaande therapeutische arsenaal, dan kan de therapie aansluitend in een herziening van de richtlijnen opgenomen worden en daarmee vergoed worden als standard care.
Advies voor onderzoek
Er is een gebrek aan goed uitgevoerde studies met lange (> 5 jaar) follow-up voor de behandeling van patiënten met veneuze problematiek. Het verrichten van dergelijke studies die gericht zijn op het aantonen van de effectiviteit van behandeling zijn aan te bevelen. Mogelijk gaan in de toekomst ook registratiesystemen uitkomst bieden om deze data te verkrijgen. De beroepsverenigingen zijn van plan op korte termijn registratiesystemen op dit gebied op te zetten.
Doel en doelgroep
Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming, gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over de begeleiding en behandeling van patiënten met varices, diepe veneuze ziekte en ulcus cruris.
De financiering van deze richtlijn is tot stand gekomen met gelden die de NVDV en de NVvH uit hun SKMS-programma’s hebben vrijgemaakt. De uitgangsvragen zijn daarmede vooral gericht op de effectiviteit van de verschillende interventies. Aan de samenwerking met de eerste lijn (verwijscriteria voor eerste naar tweede lijn en vice versa) en de organisatie van zorg (bv welke zorg hoort bij welke zorgverlener thuis) is in deze herziening geen extra aandacht geschonken. Dit zou bij een volgende herziening of in de vorm van een separaat project kunnen worden aangepakt.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroepen, waartoe behoren: dermatologen, chirurgen, specialisten ouderengeneeskunde, vaatlaboranten, huisartsen, verpleegkundigen en bandagisten. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn beschikbaar.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging van de bij veneuze pathologie betrokken disciplines. De werkgroep is opgesplitst in twee werkroepen: werkgroep “vances en diepe veneuze ziekte” en de werkgroep ‘ulcus cruris venosum en compressietherapie’. Bij het samenstellen van de werkgroepen is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkgroepleden. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel werkgroeplid ontving gunsten met het doel de richtlijn te beïnvloeden.
Dr. K.P. de Roos |
Voorzitter, namens Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Prof.dr. C.H.A. Wittens |
Voorzitter, namens Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Drs. C.A.M. Eggen |
Ondersteuner / secretaris namens bureau Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. J.J.E. van Everdingen |
Directeur bureau Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. R.R. van den Bos |
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Drs. M.T.W. Gaastra |
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. A. Sommer |
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. Th.A.A. van den Broek |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Dr. W.B. van Gent |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Dr. J.A. Lawson |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Drs. F. Catarinella |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Prof.dr. M.W. de Haan |
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) |
Dr. C. Arnoldussen |
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) |
Dr. Tj. Wiersma |
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
Mw. T. Kramer |
Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek (VNIVD) |
Dhr. I. Toonder |
Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek (VNIVD) |
Mw. M. Orsini |
Verpleegkundig Specialisten Vaatchirurgie Nederland (VSVN) |
Inbreng patiëntenperspectief
Aan de start van het richtlijntraject zijn de Hart&Vaatgroep en de NPCF (Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie) uitgenodigd voor deelname aan de Invitational Conference, vertegenwoordigers van de Hart&Vaatgroep waren bij deze bijeenkomst aanwezig. De Hart&Vaatgroep is tevens uitgenodigd voor participatie in de werkgroepen. Zij heeft besloten van actieve deelname af te zien en gaf de voorkeur aan een schriftelijke te reactie in de commentaarfase. De Hart&Vaatgroep heeft haar fiat gegeven aan de inhoud van de richtlijn.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder alle bij varices betrokken beroepsgroepen. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn gepubliceerd en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht aan worden besteed. Daarnaast wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht via de betrokken patiëntenverenigingen.
Werkwijze
Deze overkoepelende richtlijn bestaat uit 4 onderdelen, te weten: varices, diep veneuze ziekte, ulcus cruris venosum en compressietherapie.
- De richtlijn ‘Varices’ 2013 betreft een herziening van de CBO-richtlijn ‘Varices’ uit 2007. In deze herziening zijn de hoofdstukken ‘Bekkenvarices’ en ‘Recidief varices na operatie’ nu niet meegenomen. De tekst in deze hoofdstukken bestaat aldus nog uit oude richtlijntekst.
- De richtlijn ‘Diep veneuze ziekte’ is een geheel nieuwe richtlijn.
- De richtlijn ulcus cruris venosum is een update van de CBO-richtlijn uit 2005,
- De richtlijn compressietherapie is een geheel nieuwe richtlijn en richt zich op de indicaties voor compressietherapie bij veneuze pathologie. In de loop van 2015 zal nog een overkoepelende richtlijn compressietherapie verschijnen met daarin ook andere indicaties voor compressietherapie en meer praktische aspecten van deze behandeling.
Aan de start van het richtlijntraject heeft een Invitational Conference plaatsgevonden (dd 11.07.2012), waarbij de aanwezige stakeholderspartijen zijn gehoord over ervaren knelpunten en aandachtspunten voor de te ontwikkelen richtlijn. Na deze bijeenkomst zijn de uitgangsvragen voor de richtlijn vastgesteld, afgestemd op het beschikbare budget vrijgemaakt uit gelden van de NVDV en NVvH.
Voor de Invitational Conference waren tevens de koepels van de industrie, de verzekeraars en de patiënten uitgenodigd. Zij zijn in de commentaarfase aan het einde van het traject wederom geconsulteerd.
De werkgroep heeft gedurende een jaar aan een concept-richtlijntekst gewerkt. In de eerste vergadering werden knelpunten en wensen ten aanzien van de richtlijn geïnventariseerd. De werkgroep formuleerde aan de hand hiervan de in de richtlijn vermelde uitgangsvragen. Deze werden op het bureau van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venerologie (NVDV) uitgewerkt tot een PICO-zoekvraag. Via systematische zoekopdrachten en reference checking is bruikbare literatuur verzameld, met hulp van een informatiespecialist werkzaam bij het CBO. Deze literatuur is ingeladen in Reference Manager en ontdubbeld. De ondersteuners op het bureau van de NVDV en promovendi uit het MUMC hebben de literatuur beoordeeld op inhoud en kwaliteit. Vervolgens zijn er teksten geschreven, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt. Deze teksten, op basis van de evidencetabellen uit de literatuur, zijn tijdens een tweedaagse vergadering besproken en van nuances en aanbevelingen voorzien. Na verdere discussie binnen de gehele richtlijnwerkgroep is de tekst verder afgestemd.
De uiteindelijke tekst werd in april 2013 aan alle betrokken wetenschappelijke verenigingen aangeboden. Men is in staat gesteld om via websites van de betrokken verenigingen commentaar op de richtlijn te geven. De commentaren zijn in de definitieve versie van de richtlijn verwerkt.
Wetenschappelijke bewijsvoering
De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek.
Relevante artikelen zijn gezocht door het verrichten van systematische zoekacties tot november 2012 in de Cochrane Library, Pubmed en bij een selectie van zoekvragen ook in EMBASE. Er is niet beperkt op tijdschrift, wel werd er een limiet gesteld aan de publicatiedatum. Deze limiet is verschillend voor de verscheidene uitgangsvragen (voor varices herziening van uitgangsvragen vanaf 2000, nieuwe uitgangsvragen vanaf 1990, behandeling stamvarices vanaf 2005; voor diep veneuze ziekte search vanaf 1985; voor ulcus cruris search vanaf 2002 en voor literatuur vóór 2002 werd gebruikgemaakt van de reeds eerder opgezochte literatuur).
Algemeen werden de volgende selectiecriteria opgesteld (soms afhankelijk van uitgangsvraag):
taal |
Engels, Nederlands, Frans, Duits |
populatie |
alle leeftijden, beide geslachten; C1-C6 veneuze etiologie (exclusie van andere etiologie, arterieel vaatlijden (enkel/arm index <0,7), diabetespatiënten |
level of evidence |
literatuurselectie volgens piramide van bewijs (EBRO-methode). Vanwege het veelal ontbreken van randomized clinical trials is er voor de meeste zoekacties niet beperkt op de fundamentele opzet van de studie |
grootte van de studies |
bij vergelijkend onderzoek min 15 patiënten per onderzoeksarm, bij observationeel onderzoek minimaal 30 patiënten (als er betere studies zijn; als alleen kleine studies zijn gedaan mogen ze wel worden meegenomen) |
uitkomstmaten |
venous closure rates, recurrent varicose veins, symptomen (VCSS), bijwerkingen / complicaties, pijn, kwaliteit van leven, genezing ulcus (tijd tot genezing, reductie wondoppervlak) |
De zoekacties zijn met behulp van de PICO-systematiek opgebouwd. Dit houdt in dat voor elke uitgangsvraag een zoekvraag is geformuleerd waarbij zoveel mogelijk deze structuur is gehanteerd: Patiënt - Interventie - Controle - Outcome. De zoekvragen hebben de P als gemeenschappelijk onderdeel, de overige onderdelen van de PICO zijn geformuleerd op basis van de uitgangsvraag. De exacte zoekacties zijn weergegeven in bijlage 1.
Van de geselecteerde referenties op basis van titel en / of abstract werd de full-tekst aangevraagd. Op basis van full-tekst artikelen is vervolgens verder geselecteerd en zijn artikelen zonder informatie over de betreffende uitgangsvraag geëxcludeerd. De overgebleven artikelen zijn full-tekst beoordeeld op kwaliteit en inhoud.
Voor de richtlijn compressietherapie is als leidraad voor de literatuursearch gebruikgemaakt van een gezamenlijk richtlijndocument van de Amerikaanse ‘Society for Vascular Surgery (SVS)’ en ‘the American Venous Forum (AVF)’ [Gloviczki 2011], aangevuld met recente literatuur.
Methode van literatuurbeoordeling
De kwaliteit van de artikelen is hierbij gegradeerd waarbij de indeling in tabel 1 is gebruikt (EBRO- methode). Per deelonderwerp is vervolgens een evidence tabel opgesteld, volgens van tevoren opgesteld format (zie evidence tabellen in de modules ).
Tabel 1: Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht
Voor artikelen betreffende: interventie (preventie of therapie) A1 systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau bevatten, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn A2 gerandomiseerd, vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) van voldoende omvang en consistentie B gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiënt-controle-onderzoek) C niet-vergelijkend onderzoek D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Tabel 1 (vervolg): Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht
Voor artikelen betreffende: diagnostiek A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde, goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de goudstandaard moeten onafhankelijk zijn beoordeeld Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd C niet-vergelijkend onderzoek D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.
Niveau van bewijs van de conclusies een systematische review (A1) of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2 tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B een onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
De beschrijving en beoordeling van de artikelen staan in de verschillende teksten onder het kopje ‘Wetenschappelijke onderbouwing’. De literatuur is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het relevante bewijs is weergegeven.
Totstandkoming van de aanbevelingen
Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties of kosten. Deze aspecten worden besproken na de conclusie(s). Hierin wordt de conclusie op basis van de literatuur geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroep vergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn.